AUG. OEPKES
Prins Hlaurilslaan 9a
Wijn- en Bierhandel
WIJNEN
Kunsthandel F. H. SMIT
WAARSCHUWING
Kodak's en Films
F*. C. CASSEE
BL0EMENDAAL
FA. B. A. RIPPING C°.
VERGULDERIJ
HAARLEM
SCH I LDERIJEN
TEEKENINGEN, FACSIMILES
LIJSTENMAKERIJ
Brieven van een winkelier
in ruste.
FOTOGRAAF
11589
IOVERVEEN
Kerknieuws.
Behoud.
Handelsberichten.
Zonder MONTA N. R V. WANDEL
SCHOENEN gaat men toch niet op
reis? Of lange wandeltochten te
ondernemen Alsvorens voorzien te
zijn van de
echte MONTA N. R. V. SCHOENEN
alleen bij L. FABER Zn. - KI. Houtstraat 10
L FABER, Zn, KI. Houtstraat 10, HAARLEM
SCHOENENMAGAZIJN - OPGERICHT 1898
De auto.
ONTWIKKELEN EN AFDRUKKEN
Gr. Markt 23a HAARLEM
Telefoon 10744
ORTHOPAEDIE
W. IJSSELMUIDEN
HAARLEM -- TEL. 13534
BLOEMEND A A LSCHEWEO 48
KLEVERLAAN No. 139
TELEFOON No. 2.2.4.4.4
GENEVER
LIKEUREN
EN LIMONADES
VAN DE
AMSTERDAM
GROOTE HOUTSTRAAT 69
Uitgave Kunsthandel F. H. SMIT
Doorloopend Tentoonstelling in de Kunstzalen
In voorraad groote collectie Graphische
Kunst naar bekende meesters
Isographieën v. Meurs naar teekenlngen
door v. Gogh, Stemle, Maris, Latour
Mauve en van anderen
Uitgever der leesportefeuille
van Beeldende Kunst
Speciale inrichting voor het
restaureeren van schilderijen
en prenten
VICTORIA-BRON
Van de nieuwe verschijningen aan het firmament
moet de laatste, de Indische heer Weiter (Koloniën)
niet de minste zijn. De heer Welter, die alsr.k.
zich waarschijnlijk zal kenmerken door een zekere
gemakkelijkheid in den omgang waardoor vele
katholieke landgenooten zich van vele anderen
onderscheiden, wordt ten zeerste geroemd; hij zal
zich zegt „De Preangerbode" geen Minister van
Koloniën, maar van Nederlandsch-Indië (laat ons
zeggen van Groot-Nederland in Indië) gevoelen;
zijn glorie zal het zijn land en volk vooruit te
brengen; de West-Java-editie van „De Indische
Courant" zegt dat het bestuur aan geen betere
handen kon worden toevertrouwd en deze be
noeming in Indië zelf van alle zijden met gejuich
begroet is.
Toevallig staat in het zelfde blad, dat deze
Indische berichten in het moederland verder ver
breidt, de laatste Indische brief van den heer
Elout, den hoefijzer-correspondent van het „Handels
blad", die gedurende eenige maanden Oost-Indië
bereisd heeft en daarin bij alle Nederlanders vóór
alles bepleit: eerbied voor het Oostersche wezen.
Het zal in September en later belangrijk zijn de
behandelingen van het onder zijn nieuwe hoofd
gestelde Departement van Koloniën te toetsen aan
de belangrijke beschouwingen van genoemden
correspondent en omgekeerd die beschouwingen
aan de opvattingen van het Ministerie. De belang
stelling van Nederland in Nederlandsch-Indië is dag
aan dag groeiende.
IV
Vinkhuizen, 25 Juli 1925
M'n beste Jongen!
Veertig jaren heeft je vader achter de toonbank
gestaan, er is geen onderdeel van ons vak, of ik
ken het en toch moet mij gisteravond, op de
sociëteit, een schoolmeester nog een lesje geven,
't Kwam zoo. Wij zaten te praten over het dezer
dagen te Assen gehouden Middenstandscongres.
Een der heeren was van meening, dat er tegen
woordig te veel gecongresd werd, wat ik niet ont
kennen wilde. Al dat gepraat brengt geen goederen
in den winkel en geld in de la, maar de omstan
digheden hebben toch ook den winkelier gedwongen
zich te organiseeren en onderling afspraken te
maken, bijvoorbeeld betreffende verkoopprijzen.
Daar heb je, in sommige vakken, net kwaad
van de beunhazerij. Dit moet uitgeroeid worden.
De schoolmeester was het met mij eens.
„Maar, meneer Looier, jullie mopperen nu zoo
over die beunhazen, weten jullie ook wel, waar
dat woord „beunhaas" vandaan komt?"
Daar zat ik! De heeren hadden schik, toen zij
zagen dat ik het niet wist en niet anders zou
antwoorden, dan, dat het mij, als winkelier niets
kon schelen waar beunhazen vandaan kwamen,
maar wel, dat ze weer weg gingen.
De schoolmeester was gelukkig. Dat zag ik aan
zijn manier van doen. Hij zei niets; wachtte af
tot iemand hem zou vragen, of hij het dan wel
wist. Gelukkig zorgde de notaris er voor, dat de
man, die dag in dag uit kinderen moet leeren,
nu ook eens voor groote menschen mocht op
treden. „Nu, meneer Lijnstra, zeg u het maar,
want meneer Looier weet het niet."
Toen kwam de schoolmeester met z'n verhaal,
dat ik je, in het kort, zal weergeven.
Zeven honderd jaren geleden ging iemand, die
een vak kende den boer op, werk te zoeken. Was
er op een boerderij iets voor hem te doen, dan
kwam hij voor den tijd, dat hij werkte, bij de
familie in huis. Was zijn karwei afgeloopen, dan
ontving hij een stuk vleesch, of wat anders als
belooning mee naar zijn huis. Geld kenden de
menschen toen nog niet. Langzamerhand kwam
er meer werk. De boeren deden minder, bepaalden
zich meer tot het eigenlijke boerenwerk. Het werd
toen wel zoo eenvoudig, dat de handwerklui bij
elkander gingen wonen en de boeren naar zich
toe lieten komen. Zoo ontstond de markt en
langzamerhand ook de winkel. De handwerkslui
wachtten niet meer tot zij een bestelling kregen
maar werkten op voorraad. De stadsmenschen
regelden hun werk onderling tot in de kleinste
bizonderheden. Er mochten bepaalde hoeveelheden
gemaakt worden en niet meer; de prijzen werden
vastgesteld en niemand mocht daarvan afwijken.
En zoo meer. Alles werd gedaan om te zorgen,
dat de stadsmensch een behoorlijke boterham
verdiende. Niet de een veel en de andere weinig.
Lieden van een en het zelfde vak sloten zich aan
een in gilden.
Het gilde-reglement was bindend voor alle
broeders. Doch ziet, er waren lieden, die zich niet
aan de gilden stoorden en kalm bleven trekken
van de eene boerderij naar de andere. Menschen,
die een klein stukje land bezaten en hun vrijen
tijd gebruikten om er wat bij te verdienen. Zij
werk ten goedkooper dan de gildebroeders, maar.
gaven ook geen garantie op hun werk. Deze lieden
nu, noemde men beunhazen.
Niet zelden trokken de gildebroeders er op uit
om een beunhaas te vangen. Wanneer zij wisten
dat er bij een boer zoo'n prijsbederver aan
het werk was, trokken zij er op uit en zoowel
de boer als de beunhaas werden ter verantwoording
geroepen.
Volgens den schoolmeester heeft men de beun
hazen niet kunnen uitroeien, de gilden moesten
tevreden zijn, wanneer het kwaad zooveel mogelijk
beperkt bleef.
Ik heb over dat verhaal van den schoolmeester
eens nagedacht. En het wil mij voorkomen, dat
wij in onze dagen weer precies zoo handelen als
onze voorouders van zeven honderd jaren geleden.
Wij kennen ook weer onze prijsbedervers en
nemen maatregelen tegen hen. Jij weet toch, hoe
de sigarenwinkeliers een overeenkomst hebben
met fabrikanten voor de uitsluiting van beun
hazen? Iemand, die een sigarenwinkel wil op
richten, moet eerst een overeenkomst teekenen,
dat hij zich houden zal aan de vastgestelde prijzen,
daar hij anders van de groote fabrikanten geen
tabak, sigaren en sigaretten kan betrekken. Ja,
misschien komt het nog zoo ver, dat het iemand
verboden kan worden een sigarenwinkel te openen,
dat men het bedrijf zoogenaamd sluit. Ik wil er
niets van zeggen. Ieder is vrij in ons land
Wanneer fabrikanten niet willen leveren aan
Is verhuisd naar
bij het Kennemer Lyceum
NIEUW TELEFOONNUMMER
iemand, kan niemand hen dit beletten. Maar aan
den anderen kant bestaat de kans, dat men door
al die bepalingen het winkelbedrijf te stroef maakt.
Prijslijsten zijn heel mooi, maar ongestraft kan
men een prijs niet te lang hoog houden
Zoo dacht de schoolmeester er trouwens ook
over. Hij zei, dat ook vroeger de gilden in verval
zijn geraakt toen het stelsel te stroef werd en
niet genoeg gelegenheid bood aan ondernemende
leden om zich omhoog te werken. Dat wij op het
oogenblik pogen allerlei middeleeuwsche verhou
dingen te herstellen, is begrijpelijk.
Door den oorlog zijn allerlei abnormalen toe
standen ontstaan, toestanden die voordeel opleveren
aan de eene en nadeelen aan de andere groep.
Door organisatie tracht de eerste groep de be
haalde voordeelen te behouden, de andere, de
verliezen weg te werken.
Zoo lang de abnormale toestanden voortbestaan
zullen de organisaties onmisbaar zijn, maar zoodra
het goederenverkeer weer normaal is en ieder al
zijn krachten kan inspannen met kans op succes,
zullen heel wat bepalingen, die nu gemaakt wor
den, als hinderlijke belemmeringen ondervonden
worden. In de eerste plaats door hen, die ze in
het leven riepen.
Ik voor mij geloof, dat de beunhazen op den
duur van zelf zullen verdwijnen. Maar hiermede
is niet gezegd, dat er nu niet tegen moet worden
opgetreden. Als dit niet gebeurd, zou het kwaad
nog erger worden!
Hiermede, m'n iongen, eindig ik voor ditmaal
mijn weekpraatje.
Wees gegroet door je
Vader
P.S. je moeder is dezer dagen van kruidenier
veranderd. In den winkel, waar zij eerst haar
waren kocht, heeft ze een kat in de etalage gezien.
De winkelier vond het niet erg. „'t Beest vindt
het zoo lekker in 't zonnetje", had-ie gezegd. Nu
je begrijpt wat moeder dacht!
Naar men weet is de z.g. quaestie-Geelker-
ken in de wereld gekomen, doordat een lid
der Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid, naar
aanleiding van een preek van ds. G. over
Gen. 3, een klacht indiende bij de classis-
Amsterdam; een klacht waarvan de inhoud
door den ganschen kerkeraad van Amster
dam juist werd gewraakt, doch op welke de
classis-Amsterdam toch inging. Een en an
der liep na ruim een jaar uit op de bekende
vragen van een classicale commissie.
Vatten we die vragen en haar beantwoor
ding volgens de brochure van ds. G. samen,
dan blijkt:
a. dat de classicale onderzoekingsvragen
veel verder gaan, dan in de Gereformeerde
kerken een kerkelijke vergadering vragen
mag. Een kerkeraad, classis of synode im
mers, mag naar Geref. Kerkrecht wel „ei-
schen nadere verklaring van gevoelen over
eenige artikelen der belijdenis, van den Ca
techismus of van de Verklaring der Natio
nale Synode", heeft echter niet het recht
om „onderscheidene vragen van dogmati-
schen en exegetischen aard" daar boven uit
te stellen. Toch deed de classis dit. Ds. Geel
kerken, op deze formeele fout wijzende en er
tegen protesteerende, geeft niettemin, gedach
tig aan 't woord: „zoo wie u dwingt ééne
mijl te gaan, ga met hem twee mijlen"
(Matth. 5 41) op de gestelde vragen thans
een omschreven antwoord.
b. Op de eerste vraag, inhoudende of hij
Genesis 3 opvat als openbaring aangaande
gebeurtenissen, die „metterdaad alzoo hebben
plaats gehad", antwoordt ds. G.: ja, ik vat
Gen. 3 op als openbaring van „gebeurtenis
sen, die metterdaad alzoo hebben plaats ge
had".
Hieraan voegt ds. G. echter, op den naderen
aandrang in de vragen 2, 3 en 4 geoefend, toe
dat hij Genesis 1, 2 en 3 met dr. A. Kuyper
Sr. niet opvat als een codex, of register met
notarieele opteekening. Mèt dr. A. Kuyper
Sr. herhaalt ds. G. dat „het volstrekte gemis
aan mechanische, notarieele precisiteit
geheel de Openbaring kenmerkt" en elke me
thode van Schriftbeschouwing en Schriftge-
bruik, die den Bijbel verlaagt tot een „co
dex", een „concordans" of een „register" vol
komen terecht door dr. A. Kuyper Sr. vol
strekt verwerpelijk is genoemd.
c. Niettemin nader ingaande op gevraagde
bijzonderheden (vraag 6 der classis) aangaan
de het proefgebod, aangaande den boom der
kennis des goeds en des kwaads, aangaande
de slang en haar werkelijk spreken en aan
gaande den boom des levens, verklaart ds.
G. dat hij „er niet aan denkt" op één dezer
punten ontkennend te antwoorden, doch an
derzijds aan de classis te verstaan te geven
heeft, dat vermoedelijk de eenig ware uit
legging aangaande al deze punten nog niet
is gevonden, dat ook hij zich inspant „den
zin van genoemde mededeelingen al zuiver
der te vatten" en dat hij acht, dat de werke
lijkheid in Genesis 3 ons geopenbaard, in
haar beschrijving en in haar volheid „ons
intellectueeel begrijpen ten eenenmale te bo
ven gaat."
Wat is dus nu het verschil tusschen ds.
Geelkerken en zijn onderzoekers?
Dit, dat dr. Geelkerken bij de moeilijke
eerste bladzijden der Heilige Schrift wèl de
traditioneele opvatting der „letterlijke" ver
klaring voorstaat, maar tegelijk daarbij met
nadruk zegt, dat aangaande de détails dezer
wordingsgeschiedenis van aarde en mensch-
heid de eenig juiste uitlegging nog niet is
gevonden.
De classis-Amsterdam aan den anderen
kant, tracht ds. G. te nopen, zich uit te spre
ken aangaande de détails van Genesis 13,
en leeft dus blijkbaar in den argwaan, dat
ds. G. eigenlijk de traditioneele „letterlijke"
opvatting der betrokken hoofdstukken inwen
dig verwerpt. Eü daarbij gaat de classis zelfs
zoo ver om aan ds. G. te vragen „of de boom
des levens eveneens een werkelijke, door God
zelf aangeduide boom is geweest". Nu is het,
traditioneel-gereformeerd gesproken, natuur
lijk mogelijk, dat dit een „letterlijke" boom
is geweest, doch een gereformeerd theoloog
die dat w i s tis er nog nooit geweest. En dus
kan ds. G. het ook moeielijk weten. De boom
des levens komt in de „Openbaring van Joh."
terug. Dan is deze boom des levens op de
nieuwe aarde en is de toegang tot de vruch
ten van dezen boom allen gezaligden ontslo
ten.
Yat de classis-Amsterdam 't dus zóó pp,
dat eenmaal in den hemel althans één „let
terlijke" boom zal staan?
Men kan nieuwsgierig zijn naar den clas
sicalen theoloog, die dat aantoont. Maar. bij
de groote Geref. theologen vindt men iets
dergelijks nergens. Integendeel, juist onder
al dezen vond men bescheidenheid, inzonder
heid aangaande de eerste en de laatste blad
zijden der Schrift. En deze bescheidenheid
is juist aangaande deze machtige bladzijden
het meeste vereischt.
Resultaat is, datl een werkelijk verschil
tusschen ds. Geelkerken en zijn bestrijders
nog niet is gevonden, en de heele aanval op
ds. Geelkerken alleen loopt over „vermeend"
en „mogelijkerwijs te onderstellen geschil
len".
Op deze wijze moet natuurlijk het debat
hopeloos vastloopen.
Maar verheffend is het niet. Elke strijd,
waarbij men eerst aanvalt en dan pas ach
teraf de goede gronden en bewijzen moet
gaan zoeken om de rechtmatigheid van den
aanval te construeeren, draagt haar veroor
deeling in zichzelve.
„Alg. Hbld."
Ingezetenen en vreemdenGij allen die in deze
zomersche dagen langs de malsche weien, tusschen
kruivend boomengroen onze landwegen betreedt,
genietende van bloemen in tuinen en parken, en
die van af het Kopje begroet dat machtig natuur
monument: de duinen tusschen Zeeweg en Noord
zeekanaal gij allen, Nederlanders of vreemdelingen,
trekt een korte poos u met elkander terug in uw
zitkamer, op het terras voor uw hotel, of rondom
uw tuintafel en luistert even. Wij hebben iets tot u
te zeggen. Van welke streek der aarde gij hier
heen gekomen zijt, hebt gij ooit ter wereld iets
gezien dat grootscher en machtiger was en ter
zelfder tijd liefelijker en fijner dan datzelfde natuur
monument, nog vrijwel ongerept, tot nu toe nog
althans, voor onzen blik ons aller eigendom, de
duinenreeks tusschen 't Kopje en de Noordzee,
Zeeweg en IJ muiden?
Ze zijn afgesloten, die terreinen. Ge hebt er
alleen van op een afstand uw oog op kunnen
vestigen; maar ziet ge niet dien weelderigenloop
van lijnen, waarmede de mollige duinen zelf aan
duiden hoe ze tot stand gekomen zijn, door be-
zinking en stuiving naar binnen van het zand
op blootgekomen zandbanken, bij vlagen als golven,
waardoor het heele duingebied de formatie heeft
gekregen als van een bestorven zee? Kent ge de
helm niet, die sterke plant, die met haar eindeloos
en verwikkeld wortelnet als het ware een ge
raamte vormt, waaraan het zand vasthoudt en
waartusschen de honderden andere fijnere planten-
vormen zich voortborduren? Kent gij de ook nu
nog weelderig begroeide plek, waar voorheen de
wilde eenden neerstreken, het voormalige duin
moeras met de eendenkooi, dat nog een paradijs
is om duinroos en heel die geurige flora van
struiken en boomen, mossen en grassen, waar
tusschen de gentiaan groeit, waar de teunisbloem
optoortst en een zilt en mild banket van geuren
des ochtends de velddieren verkwikt en verheugt?
Zeker, ze zijn afgesloten die duinen, en slechts
bevoorrechten worden er toegelaten. Dat moet wel,
anders waren in korten tijd de bloote plekken
stuifzand aan de bovenhand en zou weldra van
eenigen plantengroei geen sprake meer zijn. Maar
ook gij kunt op uw tijd tot de bevoorrechten
behooren, en zoo niet gij, dan toch uw kinderen
of kleinkinderen. Mits gij medewerkt tot behoud
van dit natuurmonument. Reeds zuigen aan drie
kanten geweldige krachten, door den mensch ge
wekt, dit duingebied droog, ja zij zouden het al
lang leeg hebben gezogen, als niet de natuur
telkens voor een vloed van regenwater zorgde,
waardoor althans een gedeelte van het bekken
weer wordt gevuld. Ten Zuiden trekken de diep-
boringen en diepe grachten der Amsterdamsche
waterleiding, ten Noorden het Noordzeekanaal en
ten Oosten wordt de trek van het naar den Haar
lemmermeerpolder vloeiende water nog versterkt
door de bronnen der Haarlemsche waterleiding,
die zich evenwijdig aan de Westgrens der duinen
door hunne laatste binnenwaartsche rijen uitstrek
ken.
Reeds is de tijd, dat in de duinen met goed
gevolg aardappelen konden geteeld worden, voorbij.
Het peil van het grondwater ligt reeds te diep
voor den algemeenen plantengroei heeft dit feit tot
gevolg, dat eenig duinterrein nauwelijks tot plei-
zierterrein is ingericht, of het wordt een woestenij.
Dan ontfermt in vredesnaam de huizenbouwer zich
over den grond, het is zoo gezond om te wonen
op zand, maar de toekomst verbergt er voor hem
en voor u het beeld van een dorre, droge stad,
vol stof en hitte, zoo iets als de kommen van
Zandvoort en van IJmuiden, des zomers te heet en
des winters te koud, zonder schaduw of luwte, door
den mensch die naar gematigdheid en groen en
boschlucht en plantengeur verlangt, zoo spoedig
mogelijk ontvlucht.
Alvorens de zomer verstrijkt en gij weder van
hier gaat, vreemdeling, of u in uw huis weder
terugtrekt, ingezetene, doen wij een beroep op
u. Bestijg nog eens 't Kopje. Zie naar de zee. En
besef van hoe groote waarde het natuurmonument
is, dat voor u ligt. En in het komende najaar en
den komenden winter werkt dan elk, in eigen'
openbaren of besloten kring mede tot behoud van
dit kostbaar stuk natuurleven voor Nederland en
allen, die ons land bezoekenen dat, het spreekt
van zelf, behouden worden kan als allen, die het
eenmaal gadesloegen, hun invloed, hun belang
stelling, hun liefde, overal waar het pas geeft, in
die richting laten gelden.
Reclame.
F. Stappers, Haarlem. Automobielen.
Er wordt veel geliefhebberd in het auto
mobielvak en de goeden niet te na gespro
ken, zijn er vele handelaren die van de tech
niek van het vak niet afweten. De handelaar
i ntomob'r'en behoort wel in de eerste
plaats vakman op het gebied van motoren
te zijn en dat wordt men niet zoader behoor
lijke opleiding en veel ondervinding.
Wij hadden dezer dagen een onderhoud met
den heer P. Stappers, die ons tijdens de be
zichtiging van eenige zijner fraaie wagens
het een en ander uit zijn leven vertelde.
De heer Stappers is wat men noemt'n „self
made man". Als 14-jarige knaap gaf hij ge
volg aan zijn neiging om in het machinevak
te worden opgeleid. Hij begon zijn loopbaan
als bankwerkersleerling in de bekende rij-
tuigfabriek van Gebrs. Kimman te Haarlem.
In 1902, op 18-jarigen leeftijd, ging de heer
Stappers naar een machinefabriek te Am
sterdam, waar hij gelegenheid vond zich te
bekwamen in de constructie van stoomma
chines. In deze fabriek werd kort na de
komst van den heer Stappers met het bou
wen van motoren begonnen en aangezien
de heer Stappers als bij intuïtie voelde, dat
het motorvak het vak der toekomst /.ou
worden, wist hij van de directie gedaan te
krijgen, dat hij in de afdeeling motoren te
werk werd gesteld. Na eenige jareu praktisch
te hebben gewerkt, vertrok de heer Stappers
uit Amsterdam om achtereenvolgens in fa
brieken te Arnhem, Nijmegen en Antwerpen
te gaan werken, waar hij gelegenheid vond
zich op de hoogte te stelieu van verschillen
de motor-systemen. In 1907 werd de heer
Stappers tot chef benoemd bij de Mij. Dar-
racq te Amsterdam. In 1911 ontving hij een
aanbod van de firma Kimman te Haarlem,
bij wie hij zijn eerste opleiding genoten had,
om, in verband met de opening van haar af
deeling reparatie van automobielen, als chef
dier afdeeling op te treden. De heer Stap
pers nam dit aanbod aan. Gedurende drie
jaren is de heer Stappers als chef bij de firma
Kimman werkzaam geweest en hij heeft als
zoodanig er zeer veel toe bijgedragen de
automobielzaken der firma Kimman te
grondvesten. De verstandhouding tusschen
de firma Kimman en den heer Stappers was
steeds van vriendschappelijken aard, want
in latere jaren deed de firma Kimman in
lastige gevallen met motoren, meermalen een
beroep op de ondervinding van haar vroe-
geren chef. Komisch is het antwoord, dat de
heer Kimman eens aan een zijner klanten
gaf op diens vraag waar Stappers in het
automobielvak gewerkt had. Het antwoord
luidde: „Mijnheer, vraagt u liever waar hij
niet gewerkt heeft, want dan kan ik uw
vraag vlugger beantwoorden, hij heeft zoo
ongeveer overal gewerkt."
De heer Stappers volvoerde de plannen die
hij reeds lang in zich omdroeg, n.l. om zich
te vestigen, maar waarvan de oorlogsjaren
hem hadden teruggehouden. In 1920 waagde
hij den stap en vestigde zich met een
collega in het perceel Lange Annastraat. Na
4 jaren werd de combinatie verbroken en
vestigde de heer Stappers zich zelfstandig
aan de Gedempte Oudegracht No. 40, in het
perceel uitkomende aan de Zuiderstraat,
waar zich de ruime garage bevindt met uit
stekend ingerichte werkplaats. De kennis en
de veeljarige ondervinding, waarover de heer
Stappers beschikt en de hulpmiddelen, die
hij tot zijn beschikking heeft, waarborgen
vakkundige reparatie van automobielen en
motorrijwielen. Ook voor koopers van auto's,
motorrijwielen en alles wat daarmede in ver
band staat, geeft het vertrouwen dat deze
handelaar met kennis van zaken kan advi-
seeren. Bij het aanschaffen van een automo
biel heeft men in de eerste plaats het oor
deel van een deskundige noodig en dat de
heer Stappers dat is, kan wel blijken uit het
boekje dat wij hier van hem hebben open
gedaan.
welke verkrijgbaar zijn in hoog, laag, Bruin en Zwart
Let goed op adres en No. 10, wil men
verzekerd zijn de echte MONTA N. R.V. te
ontvangen, daar er een mindere soort in
den handel wordt aangeboden
Beleefd aanbevelend
TELEFOON 2896
De autorijders zullen met genoegen vernemen,
dat de straten der stad Amersfoort, die deel uit
maken van de groote verkeerswegen tusschen
Utrecht, Arnhem, Zwolle en Apeldoorn, voortaan
goed berijdbaar zijn. De Utr. Straat is nieuw ge
plaveid, de Arnhemsche Straat en de Langestraat
zijn beasfalteerd.
Concurreerend Adres
voor alle soort Ortho-
paedisch schoenwerk
speciale Inrichting voor
schoenen naar maat
PRANKENSTR. 13
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiimiiiiiiiii
imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIUlll
TELEFOON 10404
68. MARKT, HAARLEM - GEORG REENS
De wetenschappelijke onderzoekingen van den
laatsten tijd hebben uitgemaakt, dat de genees
krachtige uitwerking van vele bronnen voor
een groot deel geweten moeten worden aan
haar radiumgehalte. Het tafelwater uit de
Oberlahnstein
staat daarin bovenaan. Het is aangenaam en
verfrisschend en door zijn hoog radiumgehalte
buitengewoon heilzaam en gezond. Victoria-
Water is de tafeldrank bij uitnemendheid. Voor
huishoudelijk gebruik bijzonder aanbevolen in
heele Literschroefflesschen, inhoudsprijs 32 cent.