Tweede Blad
Bloemendaaisch Weekblad
van Zaterdag 5 September 1925.
3ABY-G0EDEREN
SI EN FANTASIE-
ESSTRAAT 1
AN 35
JD VAN TUINEN
AN TENNISBANEN
.THOEDEN
Laatste Berichten
Burgerlijke Stand.
Onderwijs.
Boeken en Tijdschriften.
Landbouw- en Veeteelt.
Hollandsche Zomer.
Van alles wat.
Voor de kinderen.
OPPENHEIMER.
die Wurzel aller
m Uebel.
Sept. 45 uur's mid-
112 uur's morgens.
811 Sept. 2.304
l von der Entstehung
der Wirtschaftsgesell-
Stoa und Epikur, das
iturrecht der Neuzeit,
Hobbes), der Wirt-
das Gesetz der ur-
nulation.
istand, die Gemein-
r der Wanderung und
itaat und die Klassen,
inische Entwicklung,
?leichheit, die soziolo-
iien Theorieën, Smith,
Mill, die historische
ilzins-theorieën.
3 Theorie. Die Mono-
von den freien Kolo-
Jrsprung des Kapita-
r Entwicklung. Das
Der Yersuch in Ba
il is een buitengoed,
an een bekend ingeze-
;e met de toepassing
n prof. O. een proef
van het
»E LANDDAG
oopsgezinde Gemeen-
der Gemeente uit, bij
i die 10 September
atfs logies en
i voor Doopsgezinden
re gasten (mannel. of
zoo spoedig mogelijk
taande adressen
estraat 10, Haarlem
k 32, Haarlem
erhoutlaan 2, Heemstede
~£IJN, Bid. Straatw. 150,
Overveen
MENLAAL - Tel. 22242
15
- COMESTIBLES -
HJNE VLEESCHWAREN
DE ETALAGE
RTEN HEESTERS
zij kwam uit een klein
g genaamd."
rfanters stilstaan om te
ikten niet langer op het
happig op het verhaal.
den vrijen loop en hij
leven in te leggen. Hij
ijl hij voortging; nieuwe
zich ongezocht voor zijn
nakende bijzonderheden,
k heel niet aan gedacht
ouwen van den vorigen
eerd. Hij bemerkte, dat
ide en dat gaf hem een
ing. Hij ging voort: „En
in de zijgang na wat
hebben, en het was er
behalve misschien een
van het rijtuig, maar
lers op de gordijnen niet
iet achter welk daarvan
loot zich bevindt. En
ik keert de dikke han-
>m en steekt zijn been
rede gevallen. De tocht-
n, er vloog door den tocht
buiten en een meisje
twaalf trad het vertrek
iertje van de buren van
hooge stemmetje zei:
(Wordt Vervolgd.)
SCHAPPIJHET MIDDEN
Bloemendaal.
Bevallen: J. Klerk-Paap, d.
Getrouwd: A. A. Goemans en W. Ruigrok;
G H. van de Klashorst en M C. Verbeek; M. J.
F. de Jong en M C. Homburg.
Overleden: W. Grootenboer, 64 j.
Nederlandsch Schoolmuseum te
Amsterdam.
In de afgeloopen maand Augustus no
teerde deze instelling 240 bezoeken en 29
aanwinsten.
Het September-nummer van Ons Eigen
Tijdschrift der firma Van Houten te Weesp
is weder zeer fraai van uitboeting. Mooi
geïllustreerd is een artikel: Onze Appels,
van onzen vroegeren plaatsgenoot, den
heer R- Tepe. Henri van Booven schrijft
een en ander bij een zestal foto's van den
nieuw-opgebouwden burg De Sijpestein te
Nieuw-Loosdrecht. Mérkwaardig zijn verder
twee groote foto's van Canadeesche natuur
monumenten, toegelicht door F. S. Bosman.
De kunstbijlage is een goed gelukte weer
gave van een ets van WenckebachDe
haven te Leerdam.
Melkgebreken, door bacteriën
veroorzaakt
De bacteriën, die, zooals wij reeds eerder gezien
hebben, een belaDgrijke rol spelen in de zuivel
bereiding, kunnen het den zuivelbereider lastig
genoeg maken, hetgeen nader zal blijken.
Melkgebreken dragen meestal hun naam naar
de verschijnselen, waardoor zij zich kenmerken.
Die namen laten veelal aan duidelijkheid niets te
wenschen. Zoogenaamde blauwe melk kwam vroeger
dikwijls voor. Het blauw worden doet zich vol
gens Heim aldus voor, dat de melk na eenigen
tijd aan de oppervlakte eerst kleine, dangrootere
blauwe vlekken vertoont, die zich uitbreiden en
weldra de oppervlakte grootendeels of geheel
bedekken, terwijl de melk ook zuur wordt. Heeft
eenmaal zwakke blauwkleuring plaats gehad, dan
wordt in betrekkelijk korten tijd, d.w.z. binnen
enkele uren de melk over haar geheele opper
vlakte en ter diepte van eenige m.M. blauw. De
bacteriën van blauwe melk zijn korte, aan het
einde afgeronde staafjes met een levendige eigen
beweging; ze zijn zeer gevoelig voor hooge tem
peraturen en worden in 10 min. bij 55 C., in 5
min, bij 75° C. en in 1 min. bij 80° C. gedoodbij
37 C. houdt de vorming van kleurstof op. Door
vrij langdurige inwerking van heet water worden
ze gedood. Het blauw worden der melk komt
sporadisch, maar enkele malen ook epidemisch
voor.
In het laatste geval schuilt de oorzaak soms
bij een koe en kan de schade tot geringen om
vang worden teruggebracht door de melk van
die koe af te zonderen. Als bestrijdingsmiddel
geldt zorgvuldig wasschen van den uier met ver
dund azijnzuur. Het gebrek wordt veroorzaakt
door infectie van buiten en gebrek aan zindelijk
heid; in met zorg zuiver gehouden stallen komt
het niet voor.
De melkgebreken, die zich door kleuring der
melk verraden (soms komt tengevolge van een
bepaalde bacteriënwerking roode, gele of groene
melk voor), zijn zeer belangwekkend en leerrijk.
In de groote inrichtingen vreest men ze niet
meer, maar in kleine, ouderwetsche bedrijven
bieden zij dikwijls hardnekkig weerstand aan de
bekende bestrijdingsmiddelen.
Sedert de invoering der centrifuges komt ge
kleurde melk zelden meer voor, hoewel de bacte
riën, ook wanneer ze haar aanwezigheid niet door
kleuring van melk of room verraden, kunnen
medewerken tot het ontstaan van botergebreken.
Slijmige of draderige melk, die in hooge mate
besmettelijk is, wordt volgens Schmidt te Mühl-
heim veroorzaakt door kleine, ronde, sterk licht-
brekende lichaampjes, waarvan men bij de sterkste
vergrooting kan waarnemen, dat ze een eigen
beweging hebben. De gunstigste temperatuur voor
de z.g.n. kogelbacteriën, die dit gebrek veroor
zaken, ligt tnsschen 30 en 40 C.bij 30 C'
sterven ze.
In het Noorden van het Scandinavische schier
eiland wordt de melk opzettelijk „lang" gemaakt
en onder den naam van tattemyölk in den handel
gebracht. Van den last van slijmige melk kan
men afkomen door verhitting der melk tot 70° C.
en uiterste zindelijkheid.
Onder „Zotte melkstremming" verstaat men het
vrijwillig stremmen van melk of room zonder
zuurvorming. Dit gebrek komt alleen des zomers
voor. Men meent de oorzaak gevonden te hebben in
boterzuurbacillen. Het gebrek kan voorkomen of
genezen worden door de melk snel te verwerken
en bij lage temperatuur te bewaren. Steeds kwam
dit gebrek voor op boerderijen, waar men den
room volgens de oude methode verwerkte. Men
werd de kwaal meester door de melk onmiddel
lijk na het melken sterk af te koelen en dadelijk
met 5 °/o zuivere karnemelk van een andere boerde
rij aan te zuren. Hiermede ging ontsmetten van
melkkelder en melkgereedschap gepaard.
Als melk niet „boteren" wi), is dit veelal een
gevolg van onzindelijkheid of bij voeging van biest-
melk. Het gebrek doet zich bijna altijd voor na
het geven van bedorven vetrijk voeder. Tot de
melk, die niet boteren wil, behoort ook de melk
met een zeepachtigen smaak, die bij het karnen
schuimt.
Een bittere smaak bij melk kan zeer verschil
lende oorzaken hebben, die niet altijd iets met
bacteriën hebben uit te staan. Zoo smaakt de
melk van oudmelksche koeien dikwijls bitter
Ook is bittere smaak volgens velen soms
het gevolg van het voederen van bittersmakend
voedsel, zooals paardebloemen en gerstestroo.
Melk, die boter met een knollensmaak geeft,
krijt t soms dien smaak door de met knollenreuk
bezwangerde stallucht, niet door het voederen van
rapen aan de koeien. De onaangenaam riekende
gassen en walgelijk smakende producten van
stinkende melk worden gevormd onder den invloed
van rottingsbacteriën, die uit den mest, de stal
lucht, vuil drinkwater e.d. in de melk komen.
Soms is de oorzaak te zoeken in een onzindelijke
ruimte, waarin de melk „behandeld" wordt, voordat
zij als consumptiemelk naar de klanten gaat.
Het komt ook wel voor dat melk een zeepsmaak
heeft. De bacterie, die dit veroorzaakt, is in het
Oosten van Gelderland gevonden op bedorven
stroo. Deze melk laat een slijmig bezinkel achter.'
Het gebrek kan bestreden worden door pasteuri-
satie. Gistende melk kenmerkt zich door een sterke
gasontwikkeling, vooral als ze aan de melkgistings-
proef onderworpen wordt. Duclaux vond als oor
zaak een gistzwam, waarvan men vaststelde dat
zij de melksuiker direct in alcohol kon omzetten.
Melk met pathogene of ziekteverwekkende
bacteriën.
De tuberculose, die onder menschen en die
ren sterk verspreid is, wordt veroorzaakt
door de werkzaamheid Yan een 111 1882 door
Koeh aangewezen bacil. Het gevaar, aan het
gebruik der melk van tuberculeuze koeien
verbonden, hangt af van den grond der
ziekte en van de omstandigheid of zij al dan
niet aan uiertuberculose lijden. Oorspron
kelijk is er in kwaliteit eii kwantiteit der
melk weinig verandering te bespeuren;
slechts bij uiertuberculose in hoogen graad
worden tuberkelbacillen in de melk gevon
den.
Reeds Koch heeft erop gewezen, dat door
de melk van aan parelziekte lijdende koeien
de ziekte op andere dieren en op den mensch
kan worden overgebracht. Een aan tuber
culose lijdende moeder of min kan door haar
melk de tuberculose op haar kind of voed
sterkind overplanten.
Het gevaar voor besmetting door melk van
tuberculeuze koeien is vooral groot, omdat
de ziekte zich in een weinig gevorderd sta
dium niet verraadt.
De tuberkelbacillen zijn betrekkelijk ge
makkelijk te verdelgen. Door het koken der
melk kan men zich Voor besmetting vrij
waren.
Daar men in den regel niet weet, of de
melk van gezonde dan wel van tuberculeuze
koeien afkomstig is, is het aan te raden alle
melk, voor het gebruik als zoodanig be
stemd, zonder uitzondering te koken.
De Engelsche Arts Power, was in 1879 de
eerste, die met zekerheid de verbreiding der
diphtheritis door melk aannam. De epidemie
trad in huizen, waar men de melk van een
bepaalde melkerij ontving, 13 maal zoo hevig
op als in andere. In 1886 heerschte een epi
demie te Trimley, waarbij meer dan 70 per
sonen aangetast werden en 15 stieren. Ze
trof 30 familiën, die alle melk gekocht had
den van een inrichting, welke als een der
zindelijkste bekend stond.
Van het verbreiden van roodvonk door
melk zijn eveneens gevallen bekend. Het
Engelsche gerecht veroordeelde in 1883 een
melkboer te Dundee, die een knaap, welke
aan roodvonk leed, in de melkkamer liet
slapen, tengevolge waarvan 17 personen door
het gebruik van melk eveneens roodvonk
kregen.
Bouchardat sprak reeds in 1882 over het
gevaar, verbonden aan het gebruik van melk
afkomstig uit inrichtingen, waar typhus
heerscht. Hij beschrijft de typhus-epidemie,
in 1870 te Islington (Londen) uitgebroken,
als de eerste, waarvan de oorzaak aan het
gebruik van melk toegeschreven werd.
Bij de Londensche epidemie van 30 Juni
tot 8 Sept. 1882 werden 327 huizen door de
•ziekte bezocht, waaronder er 92 waren, die
melk van dezelfde inrichtingen kochten. In
15 van deze 92 woningen kregen 28 personen
de gevreesde ziekte. Van de ondergeschikten
der bedoelde melkerij werden binnen 18 dagen
8 personen aangetast. Als oorsprong van den
typhus beschouwde men een boerderij met
21 koeien, welker melk geïnfecteerd werd
door typhusbacillen uit water, dat veront
reinigd werd door faecaliën uit een beerput.
Als gevolg van de in 1893 te Hamburg
heerschende cfeoZcro-epidemie werd ook na
gegaan, of melk misschien de oorzaak van
de verbreiding dezer verschrikkelijke ziekte
kon zijn. Daar men de bacil kent, waren deze
onderzoekingen zeer belangwekkend. Kita-
sato bracht cholera-bacillen in versche melk
en kon aantoonen, dat zij zich bij ongeveer
18° daar'in vermeerderden en ongeveer drie
dagen leefden. In kokende melk stierven ze
spoedig.
De melk van aan mond- en klauwzeer lij
dende koeien vertoont, bij normale melk
vergeleken, belangrijke afwijkingen. Naar
mate de ziekte heviger wordt, is de melk-
opbrengst kleiner. Heerscht de ziekte in lich
ten graad, dan is de melk nog bruikbaar,
mits gekookt.
Het gevaar van besmetting is zeer groot,
als men afgeroomde melk voedert, vooral
omdat het jonge fokvee veeleer aan mond
en klauwzeer sterft dan de volwassen dieren.
Gebruikt de menseh melk van aan rnond:
en klauwzeer lijdende koeien, dan krijgt hij
dikwijls blaasjes op de mondslijmhuid, die
pas na 2 a 3 weken genezen zijn.
Lijdt een koe aan miltvuur, dan daalt
meestal de melkopbrengst plotseling en be
langrijk. Sedert de ontdekking van de milt
vuurbacil, was men in de gelegenheid te
onderzoeken, of de ziekte door melk van aan
miltvuur lijdende koeien verbreid kon wor
den. De onderzoekingen leerden dat die melk
voor mensch en dier schadelijk kan zijn.
Melk van koeien, welke aan besmettelijke
longziekte lijden, zou bij den mensch bra
king verwekken. De vraag, of melk van
longzieke koeien, deze ziekte op den menseh
kan overbrengen, is nog niet afdoende be
antwoord.
De bacterie, welke de nierziekte, waarbij de
koeien uit de melk geraken, veroorzaakt, is
door Adametz nader onderzocht. De variëtei
ten zijn o.m. van elkaar te onderscheiden
door de geschiktheid der kógelbacteriën om
korte of lange ketens te vormen. Deze strep-
tococeen bezitten de eigenschap de melk
onder levendige gasontwikkeling in gisting
te brengen.
J.
De zonnige zomers zijn zeldzaam,
En worden nog zeldzamer steeds;
Als wij ons een zomer herinneren,
Dan voelen we 't regenen reeds.
Een enkele hitteperiode,
Zóó heet, dat 't ondragelijk is,
Geeft aan onzen Hollandschen zomer,
Een klein likje zomervernis.
We maken ons plannen voor morgen,
Van uitgaan met pic-nic in 't gras;
En stappen we 's ochtends de deur uit
We trappen direct in een plas.
We boffen met onze vacantie
Heel jammerlijk nooit ongeveer;
't Is óf juist een hittegolf-tijdperk,
Of stroomende regen valt neer.
'k Beloofde verlêe-jaar m'n meisje,
Ik meen hier mijn dienstmeisje mee, -
Zoodra zij het weer mooi ervoor vond,
Een dagje vacantie aan zee.
Ze vroeg er pas om in September,
Omdat ze toen bang werd misschien,
Dat 't anders wel winter zou wezen
Voordat ze de zee had gezjen.
De winters zijn vaak nog méér zomersch,
Dan 't zomertje zelf is geweest.
Dies moesten we 's zomers maar werken,
Dan vieren we 's winters maar feest.
Als nu onze kwak'lige winter,
Meer zon geeft en 't water wat spaart,
Dan lijkt het hier net de Provence,
En is 't „France du Sud" niets meer waard.
Toch is dit geklaag en gejammer,
Wel wat te zwartgallig en zwaar,
En 't is zeker ook geen waardeering
Voor 't zomersche mooi van dit jaar.
Als alles blijft zooals het nu gaat,
(We kloppen dit gauw maar weer af)1)
Dan zijn we heel blij en tevreden
Met wat '25 ons gaf.
Welja, we zijn blij met een zomer
Als'deze, mits 't doorgaat zoo 't ging;
De zomer rehabiliteert zich:
Van nu af „the Sun is the King".
Willy van Leyden
Even later had hij het tijdige met het
eeuwige verwisseld, maar gedurende ver
scheidene dagen was bovenstaande ge
beurtenis het onderwerp van den dag bij
de gesprekken op straat, in winkels en
eafé's enz. De reclame was goed inge
slagen, maar getuigde niet van eenige
fijngevoeligheid.
Noot van den zetter: Heeft niet geholpen!
Uithangborden.
Een paar eeuwen geleden hield men veel
van uithangborden en gevelsteenen, waar
op een of ander tafereel werd afgebeeld,
in den regel verband houdend met het be
roep of bedrijf van den bewoner.
Zoq was voor een luifel te Schagen een
boer geschilderd, schreiende hij zijn ster
vende koe. En daaronder stond het vol
gende gedicht:
„In de Bedrukte Boer.
Zie hoe die arme duivel krijt,
Omdat zijn koe op sterven leyt,
Ik wed, hij wis zijn wijf wel voor de koe
zou geven,
't Wijf doet maar kwaad, de koe geeft
melk om van te leven".
Een Middelburgsche smid had op zijn
uithangbord een hamer laten schilderen,
en onder die afbeelding stond:
„Den hamer is 't beginsel van alle
wercken".
Maar de smid had een varken gekocht,
terwijl hij niet in staat was het beestje te
betalen. En wat deed toen de verkooper,
die zijn centen maar niet ontving? Hij
schreef stilletjes onder het regeltje:
„En als de smid geld had, betaalde
hij zijn vereken".
Op tal van uithangborden, meest ten
plattenlande, zag men voor een paar eeu
wen de volgende voorstelling:
Een predikant, met de woorden:
„Ik bid voor U".
Een advocaat, met de woorden:
„Ik pleit voor U".
Een soldaat, met de woorden:
„Ik vecht voor U".
Een boer, of ook wel een boer met een
hen, met de woorden:
En of jij bidt of vecht of pleit,
Ik ben de hen, die d' eieren leyt.
Weer op een ander uithangbord waren
een visscher, een akkerman, een weiman
(jager), een smid en een juffrouw ge
schilderd, met het opschrift: de vier ele
menten. En onder die afbeeldingen las
men:
Visscher: Ik zoek 't in 't water.
Akkerman: Ik zoek 't in de aarde.
Weiman: Ik zoek 't in de lucht.
Smid: Ik zoek 't in 't vier.
Juffer: Ach du narren alle vier,
Wat dij zoekst is immers hier.
De Parapluie.
Omstreeks het midden van de achttien
de eeuw kende men in Europa nog nage
noeg geen parapluie. En zooals het meer
gaat met iets nieuws, het heeft moeite
gekost het gebruik van dit toch zoo nut
tige voorwerp ingang te doen vinden.
Het was een Londenaar, een zekere
Hanway, die het gebruik van een para
pluie in China had leeren kennen. Hij
vond 't voorwerp dermate practisch, dat
hij er zich daar ook een aanschafte, en
het ding als curiositeit meevoerde naar
zijn vaderland.
De Chineesche regenscherm belandde
op een afgelegen hoekje van den zolder
en scheen ceheel vergeten, tot op een re-
genachtigen dag de heer Hanway nood
zakelijk de straat op moest en de para
pluie hem in de gedachte kwam. Hij
bedacht zich niet lang en liep weldra in
de Londensche straten met het bescher
mend dak van de Chineesche parapluie
hoven zijp hoofd.
Maar nu had je de poppen aan het dan
sen. Al spoedig had hij een joelende me
nigte achter zich. De menschen. hingen uit
de ramen om den „zonderling" na te kij
ken en uit te jouwen. Hij werd algemeen
voor stapelgek verklaard.
Hanway liet zich evenwel niet afschrik
ken'. In 't vervolg kon men hem met re
genweer steeds met zijn parapluie op in
de Londensche straten zien wandelen. Het
duurde niet lang, of men nam maar wei
nig notitie meer van hem. Zelfs zochten
zijn vrienden en kennissen al spoedig be
schutting bij hem onder de groote para
pluie.
Nu was het pleit gewonnen.
Een paar jaar later was het practische
voorwerp ingeburgerd, het had zich een
plaatsje veroverd ónder het Londensche
publiek.
Die slimme Chineezen.
De Chineezen meenen zoo slim te zijn,
dat ze denken zelfs hun Goden om den
tuin te kunnen leiden. Een zendeling-arts,
die in China's binnenlanden gewerkt
heeft, deelt daarvan een merkwaardig
staaltje mee.
Er komen in China nogal eens pokken
epidemieën voor. Om zijn kinderen tegen
de pokken te beschermen, neemt de ach
terlijke Chinees niet zijn toevlucht tot vac
cinatie, maar probeert met een slimmig
heidje dén „pokkengod" te misleiden. In
China is het gewoonte de kinderen aan
de muurzijde van het groote familiebed
te laten slapen. Bij heerschende pokken
epidemieën, als het gevaar voor besmet
ting dus zeer groot is, gaat papa naar
zijn idee zeer gewiekst te werk. Hij legt
zijn kroost aan de voorzijde van het bed
te slapen, de „pokkengod" kan de klein
tjes dan lekker niet vinden.
Over reclame.
De Amerikaansche reclame is wel vaak
heel vernuftig uitgedacht, maar niet altijd
even kieskeurig, soms zelfs bepaald weer
zinwekkend, zooals uit onderstaande
blijkt:
Een hoedenfabrikant bood aan de aan
staande weduwe van een ter dood ver
oordeelde een bedrag van 125 dollar, in
dien haar man in zijn laatste woorden
vóór de voltrekking van het vonnis zijn
fabrikaat wilde aanprijzen.
De veroordeelde gunde zijn vrouw gaar
ne het toegezegde sommetje en vroeg even
voor de executie verlof om nog iets te
mogen zeggen. Toen hem dit toegestaan
was, sprak hij met vaste stem: Al wat ik
nog te zeggen heb is, dat de beste hoed,
die in Amerika voor twee dollar te koop
is, verkrijgbaar is bij Mrhoedenfa
brikant, No. 140 street.
Draadloozp telegrafie.
Een Griek zat tegenover een Israëliet
op te scheppen over de vroegere grootheid
van Griekenland.
„Men gaat tegenwoordig prat", zei hij,
„op den grooten vooruitgang. Men be
weert, dat de nieuwste uitvindingen ook
werkelijk nieuw zijn. Maar laatst heeft
men bij opgravingen in de huurt van
Athene op een diepte van ruim twintig
meter een langen draad gevonden".
„En wat zou dat beteekenen?" vroeg de
Israëliet.
„Wel", was het antwoord, „daaruit
blijkt, dat voor 2000 jaar de telegrafie in
Griekenland reeds bekend was, terwijl
men meent, dat de telegrafie iets van de
laatste eeuw is".
„O", zei toen de Israëliet, bedoel je dat?
Maar dan kan ik je nog een ander staaltje
vertellen. Bjj ons in Palestina heeft men
laatst wel 1000 M. diep gegraven en men
vond heelemaal niets".
Hier kon de Griek geen touw aan vast
knoopen. En toen hij vroeg, wat daarmee
te bewijzen viel, was het antwoord: „Wel,
dat is nogal duidelijk. Het is een bewjjs,
dat in Palestina reeds voor 2000 jaar de
draadlooze telegrafie bestond".
SPROKKELS.
Het beste middel voor dikke dames, om
van overtollige molligheid af te komen,
is volgens een Amerikaanschen dokter:
boksen.
De giraffe heeft een tong van meer dan
een halven meter lengte.
Er zijn machines om flesschen te bla
zen. Drie jongens zijn er slechts noodig
om zoo'n machine, die per dag 15000 fles
schen vervaardigt, te bedienen.
Op de Parijsche straten gebeuren eiken
dag een kleine 200 ongelukken.
Miss Millicent Woodward, de houdster
van het wereldrecord typewriten, behaalt
een snelheid van 173 woorden per minuut
en kan dit gedurende een uur achter el
kander volhouden. Tikfouten maakt zij
nooit. Zy verdient het hoogste salaris,
dat ooit aan een typiste is betaald, n.l.
duizend gulden per maand.
Een slak zou veertien dagen noodig
hebben, om zonder ophouden voortkrui-
pende, een mijl af te leggen.
De hel, die nog steeds iederen avond in
Lincoln's Inn wordt geluid, om het slui
tingsuur aan te kondigen, werd in 1596
uit Calais aangebracht.
Een volwassen struisvogel bereikt een
gewicht van ongeveer 75 K.G.
Gedurende de jaren van den wereld
oorlog is de totale sterfte aan tuberculose
met 8 procent gestegen.
„Giaur" is een Turksche scheldnaam
voor ongel oovi ge en beteekent christen
hond.
Het vliegende schip.
I.
(Sommigen van jullie hebben het sprookje
van „Tafeltje, dek je" al eerder gehoord. Nu,
dat vind ik erg knap. Maar 't verhaal, dat
nu volgt, zal naar ik vermoed nog aan nie
mand van jullie bekend zijn. Ik las het een
poos geleden' in een verzameling van oude
Russische sprookjes. Het heet, zooals hier
boven staat: „Het vliegende schip").
Daar waren eens een man en een vrouw,
die drie zoons hadden. Twee ervan waren
verstandig en slim, een was dom.
De slimmen werden verwend door hun
ouders. Hun moeder gaf hun iedere week een
jchoon hemd en iederen dag kregen zij zoo
veel eten dat ze genoeg hadden. De domme
werd echter door iedereen uitgelachen, hij
lag op de kachel in de schuur in een zwart
vuil hemd en zonder kousen en broek. Als
men hem iets eetbaars gaf, dan at hij, kreeg
hij niets dan leed hij honger.
Op zekeren dag werd het heelq land door
bekend gemaakt, dat de keizer alle inwoners
van zijn rijk uitnoodigde om bij hem te ko
men aan een feestmaal en dat hij, die in
een schip tot hem zou komen dat kon vliegen,
de dochter van den keizer tot vrouw zou krij
gen.
Toen zij dat hoorden, werden de slimme
broers blij, en zij zeiden tegen elkander: „Wij
moeten ook naar dat feest, wie weet of we
er niet gelukkig zullen worden."
Opgewekt vroegen ze aan vader en moeder:
„Wij willen graag ook naar den keizer gaan,
lukt het ons niet het vliegende schip te bou
wen, welnu, wij verliezen er niets bij, maar
misschien valt ons ook een groot geluk te
beurt. Mogen wij gaan?"
Hun vader zag er tegen op zijn slimme
zonen te moeten missen en hun moeder
smeekte hun toch bij hen te blijven. Maar
't hielp allemaal niets. „Wij gaan", zeiden
ze, „en daarmee is 't uit. Zegen ons en geef
ons mee wat ge missen kunt."
De oude menschen konden er zich niet
tegen verzetten. Zij zegenden hun slimme kin
deren en de moeder gaf hun groote versch
gebakken wittebrooden, braadde een kapoen,
gaf hun het beste vruchtenvat uit den kel
der en daarmee gingen zij op reis.
De domme evenwel had op de kachel alles
gehoord en hij begon ook te vragen: „Laat
mij ook gaan waar mijn broers zijn heen
getrokken".
„Wat krijg jij nu in je hoofd, domoor",
zeide zijn moeder, „de wolven zullen je on
derweg opeten."
„Ach neen"(i zei hij, „dat geloof ik niet.
Waarom zouden de wolven mij kwaad doen?
Laat mij toch gaan".
Zijn ouders begonnen eerst hem uit te
lachen, toen begonnen ze hem te beschim
pen. Maar het hielp niets. Wat ze ook zeiden,
ze konden den domme zoo niet van zijn
voornemen afbrengen en ten slotte, want hij
wilde niet gaan buiten de toestemming zij
ner ouders, spraken ze: „Welnu dan, ga!
Maar je hoeft nooit meer bij ons terug te
komen en je moogt niemand vertellen dat je
een kind van ons bent".
Zijn vader gaf hem een ouden zak met een
homp hard, zwaar-beschimmeld roggebrood
en zijn moeder gaf hem een flesch water
uit de sloot mee en beiden brachten hem tot
op den weg en lieten hem toen weggaan, hem
in zijn lompen nakijkend.
Hij liep en zwierf.
Onderweg trof hij een ouden man. Hij
kreeg aanstonds medelijden met hem. 't Was
een grijsaard, zijn baard was wit en reikte
tot zijn gordel.
„Goeden dag, grootvadertje," zei hij.
„Goeden dag, mijn zoon", was het antwoord.
„Waar gaat de reis heen, oude?"
„Ik zwerf de wereld door en help de men
schen uit hun nood. Waarheen gaat gij!"
„Ik ga naar het feest van den keizer".
„Kunt ge dan een schip bouwen dat vlie
gen kan?"
„Neen, dat kan ik niet".
„Maar waarom ga je er dan heen?"
„Dat weet God alleen. Ik voelde dat ik
gaan moest en mijn ouders vonden het goed
en gaven mij eten en drinken mee op reis."
„Je ouders!" zei de grijaard en zijn groote
witte baard trilde. „Ga zitten als je wilt,
rust een beetje uit en laten we samen iets
gebruiken. Je zak zal wel goed gevuld zijn".
Toen schaamde de domme zoon zich dat
hij met het zwarte beschimmelde brood voor
den dag moest komen en met het slootwater.
Maar hij besloot alle schuld op zich te ne
men en te zeggen dat hij er zoo slecht voor
gezorgd had. „Indien n voor lief wilt nemen
wat ik nog over heb, wil ik het u gaarne
voorzetten," zeide hij, „maar ik ben bang dat
het u niet meevallen zal".
„Dat hindert niet", sprak de oude, „geef
maar wat je hebt".
De domme haalde het uit den zak te voor
schijn. Maar.... zijn zwarte beschimmelde
korsten waren veranderd in het fijnste witte
brood, zooals hij zijn Jeven lang nog niet had
gezien of geproefd, 't Zag er uit alsof het
van de tafel kwam van een grooten heer.
„Nu", sprak de oude, „hoe zit het? Moe
ten we eten zonder een druppel er bij? Ge
wilt het toch niet voor je zelf alleen hou
den?"
De jongen schrok bij die gedachte. .„God
beware mij, Grootvader, ik zal u geven wat
ik heb; maar onderweg is de kostelijke drank
van mijn moeder door mijn zorgeloosheid
troebel geworden" en hij haalde de flesch
slootwater te voorschijn. Maarde flesch