Tweede Blad Bloemendaaisch Weekblad van Zaterdag 5 September 1925. 3ABY-G0EDEREN SI EN FANTASIE- ESSTRAAT 1 AN 35 JD VAN TUINEN AN TENNISBANEN .THOEDEN Laatste Berichten Burgerlijke Stand. Onderwijs. Boeken en Tijdschriften. Landbouw- en Veeteelt. Hollandsche Zomer. Van alles wat. Voor de kinderen. OPPENHEIMER. die Wurzel aller m Uebel. Sept. 45 uur's mid- 112 uur's morgens. 811 Sept. 2.304 l von der Entstehung der Wirtschaftsgesell- Stoa und Epikur, das iturrecht der Neuzeit, Hobbes), der Wirt- das Gesetz der ur- nulation. istand, die Gemein- r der Wanderung und itaat und die Klassen, inische Entwicklung, ?leichheit, die soziolo- iien Theorieën, Smith, Mill, die historische ilzins-theorieën. 3 Theorie. Die Mono- von den freien Kolo- Jrsprung des Kapita- r Entwicklung. Das Der Yersuch in Ba il is een buitengoed, an een bekend ingeze- ;e met de toepassing n prof. O. een proef van het »E LANDDAG oopsgezinde Gemeen- der Gemeente uit, bij i die 10 September atfs logies en i voor Doopsgezinden re gasten (mannel. of zoo spoedig mogelijk taande adressen estraat 10, Haarlem k 32, Haarlem erhoutlaan 2, Heemstede ~£IJN, Bid. Straatw. 150, Overveen MENLAAL - Tel. 22242 15 - COMESTIBLES - HJNE VLEESCHWAREN DE ETALAGE RTEN HEESTERS zij kwam uit een klein g genaamd." rfanters stilstaan om te ikten niet langer op het happig op het verhaal. den vrijen loop en hij leven in te leggen. Hij ijl hij voortging; nieuwe zich ongezocht voor zijn nakende bijzonderheden, k heel niet aan gedacht ouwen van den vorigen eerd. Hij bemerkte, dat ide en dat gaf hem een ing. Hij ging voort: „En in de zijgang na wat hebben, en het was er behalve misschien een van het rijtuig, maar lers op de gordijnen niet iet achter welk daarvan loot zich bevindt. En ik keert de dikke han- >m en steekt zijn been rede gevallen. De tocht- n, er vloog door den tocht buiten en een meisje twaalf trad het vertrek iertje van de buren van hooge stemmetje zei: (Wordt Vervolgd.) SCHAPPIJHET MIDDEN Bloemendaal. Bevallen: J. Klerk-Paap, d. Getrouwd: A. A. Goemans en W. Ruigrok; G H. van de Klashorst en M C. Verbeek; M. J. F. de Jong en M C. Homburg. Overleden: W. Grootenboer, 64 j. Nederlandsch Schoolmuseum te Amsterdam. In de afgeloopen maand Augustus no teerde deze instelling 240 bezoeken en 29 aanwinsten. Het September-nummer van Ons Eigen Tijdschrift der firma Van Houten te Weesp is weder zeer fraai van uitboeting. Mooi geïllustreerd is een artikel: Onze Appels, van onzen vroegeren plaatsgenoot, den heer R- Tepe. Henri van Booven schrijft een en ander bij een zestal foto's van den nieuw-opgebouwden burg De Sijpestein te Nieuw-Loosdrecht. Mérkwaardig zijn verder twee groote foto's van Canadeesche natuur monumenten, toegelicht door F. S. Bosman. De kunstbijlage is een goed gelukte weer gave van een ets van WenckebachDe haven te Leerdam. Melkgebreken, door bacteriën veroorzaakt De bacteriën, die, zooals wij reeds eerder gezien hebben, een belaDgrijke rol spelen in de zuivel bereiding, kunnen het den zuivelbereider lastig genoeg maken, hetgeen nader zal blijken. Melkgebreken dragen meestal hun naam naar de verschijnselen, waardoor zij zich kenmerken. Die namen laten veelal aan duidelijkheid niets te wenschen. Zoogenaamde blauwe melk kwam vroeger dikwijls voor. Het blauw worden doet zich vol gens Heim aldus voor, dat de melk na eenigen tijd aan de oppervlakte eerst kleine, dangrootere blauwe vlekken vertoont, die zich uitbreiden en weldra de oppervlakte grootendeels of geheel bedekken, terwijl de melk ook zuur wordt. Heeft eenmaal zwakke blauwkleuring plaats gehad, dan wordt in betrekkelijk korten tijd, d.w.z. binnen enkele uren de melk over haar geheele opper vlakte en ter diepte van eenige m.M. blauw. De bacteriën van blauwe melk zijn korte, aan het einde afgeronde staafjes met een levendige eigen beweging; ze zijn zeer gevoelig voor hooge tem peraturen en worden in 10 min. bij 55 C., in 5 min, bij 75° C. en in 1 min. bij 80° C. gedoodbij 37 C. houdt de vorming van kleurstof op. Door vrij langdurige inwerking van heet water worden ze gedood. Het blauw worden der melk komt sporadisch, maar enkele malen ook epidemisch voor. In het laatste geval schuilt de oorzaak soms bij een koe en kan de schade tot geringen om vang worden teruggebracht door de melk van die koe af te zonderen. Als bestrijdingsmiddel geldt zorgvuldig wasschen van den uier met ver dund azijnzuur. Het gebrek wordt veroorzaakt door infectie van buiten en gebrek aan zindelijk heid; in met zorg zuiver gehouden stallen komt het niet voor. De melkgebreken, die zich door kleuring der melk verraden (soms komt tengevolge van een bepaalde bacteriënwerking roode, gele of groene melk voor), zijn zeer belangwekkend en leerrijk. In de groote inrichtingen vreest men ze niet meer, maar in kleine, ouderwetsche bedrijven bieden zij dikwijls hardnekkig weerstand aan de bekende bestrijdingsmiddelen. Sedert de invoering der centrifuges komt ge kleurde melk zelden meer voor, hoewel de bacte riën, ook wanneer ze haar aanwezigheid niet door kleuring van melk of room verraden, kunnen medewerken tot het ontstaan van botergebreken. Slijmige of draderige melk, die in hooge mate besmettelijk is, wordt volgens Schmidt te Mühl- heim veroorzaakt door kleine, ronde, sterk licht- brekende lichaampjes, waarvan men bij de sterkste vergrooting kan waarnemen, dat ze een eigen beweging hebben. De gunstigste temperatuur voor de z.g.n. kogelbacteriën, die dit gebrek veroor zaken, ligt tnsschen 30 en 40 C.bij 30 C' sterven ze. In het Noorden van het Scandinavische schier eiland wordt de melk opzettelijk „lang" gemaakt en onder den naam van tattemyölk in den handel gebracht. Van den last van slijmige melk kan men afkomen door verhitting der melk tot 70° C. en uiterste zindelijkheid. Onder „Zotte melkstremming" verstaat men het vrijwillig stremmen van melk of room zonder zuurvorming. Dit gebrek komt alleen des zomers voor. Men meent de oorzaak gevonden te hebben in boterzuurbacillen. Het gebrek kan voorkomen of genezen worden door de melk snel te verwerken en bij lage temperatuur te bewaren. Steeds kwam dit gebrek voor op boerderijen, waar men den room volgens de oude methode verwerkte. Men werd de kwaal meester door de melk onmiddel lijk na het melken sterk af te koelen en dadelijk met 5 °/o zuivere karnemelk van een andere boerde rij aan te zuren. Hiermede ging ontsmetten van melkkelder en melkgereedschap gepaard. Als melk niet „boteren" wi), is dit veelal een gevolg van onzindelijkheid of bij voeging van biest- melk. Het gebrek doet zich bijna altijd voor na het geven van bedorven vetrijk voeder. Tot de melk, die niet boteren wil, behoort ook de melk met een zeepachtigen smaak, die bij het karnen schuimt. Een bittere smaak bij melk kan zeer verschil lende oorzaken hebben, die niet altijd iets met bacteriën hebben uit te staan. Zoo smaakt de melk van oudmelksche koeien dikwijls bitter Ook is bittere smaak volgens velen soms het gevolg van het voederen van bittersmakend voedsel, zooals paardebloemen en gerstestroo. Melk, die boter met een knollensmaak geeft, krijt t soms dien smaak door de met knollenreuk bezwangerde stallucht, niet door het voederen van rapen aan de koeien. De onaangenaam riekende gassen en walgelijk smakende producten van stinkende melk worden gevormd onder den invloed van rottingsbacteriën, die uit den mest, de stal lucht, vuil drinkwater e.d. in de melk komen. Soms is de oorzaak te zoeken in een onzindelijke ruimte, waarin de melk „behandeld" wordt, voordat zij als consumptiemelk naar de klanten gaat. Het komt ook wel voor dat melk een zeepsmaak heeft. De bacterie, die dit veroorzaakt, is in het Oosten van Gelderland gevonden op bedorven stroo. Deze melk laat een slijmig bezinkel achter.' Het gebrek kan bestreden worden door pasteuri- satie. Gistende melk kenmerkt zich door een sterke gasontwikkeling, vooral als ze aan de melkgistings- proef onderworpen wordt. Duclaux vond als oor zaak een gistzwam, waarvan men vaststelde dat zij de melksuiker direct in alcohol kon omzetten. Melk met pathogene of ziekteverwekkende bacteriën. De tuberculose, die onder menschen en die ren sterk verspreid is, wordt veroorzaakt door de werkzaamheid Yan een 111 1882 door Koeh aangewezen bacil. Het gevaar, aan het gebruik der melk van tuberculeuze koeien verbonden, hangt af van den grond der ziekte en van de omstandigheid of zij al dan niet aan uiertuberculose lijden. Oorspron kelijk is er in kwaliteit eii kwantiteit der melk weinig verandering te bespeuren; slechts bij uiertuberculose in hoogen graad worden tuberkelbacillen in de melk gevon den. Reeds Koch heeft erop gewezen, dat door de melk van aan parelziekte lijdende koeien de ziekte op andere dieren en op den mensch kan worden overgebracht. Een aan tuber culose lijdende moeder of min kan door haar melk de tuberculose op haar kind of voed sterkind overplanten. Het gevaar voor besmetting door melk van tuberculeuze koeien is vooral groot, omdat de ziekte zich in een weinig gevorderd sta dium niet verraadt. De tuberkelbacillen zijn betrekkelijk ge makkelijk te verdelgen. Door het koken der melk kan men zich Voor besmetting vrij waren. Daar men in den regel niet weet, of de melk van gezonde dan wel van tuberculeuze koeien afkomstig is, is het aan te raden alle melk, voor het gebruik als zoodanig be stemd, zonder uitzondering te koken. De Engelsche Arts Power, was in 1879 de eerste, die met zekerheid de verbreiding der diphtheritis door melk aannam. De epidemie trad in huizen, waar men de melk van een bepaalde melkerij ontving, 13 maal zoo hevig op als in andere. In 1886 heerschte een epi demie te Trimley, waarbij meer dan 70 per sonen aangetast werden en 15 stieren. Ze trof 30 familiën, die alle melk gekocht had den van een inrichting, welke als een der zindelijkste bekend stond. Van het verbreiden van roodvonk door melk zijn eveneens gevallen bekend. Het Engelsche gerecht veroordeelde in 1883 een melkboer te Dundee, die een knaap, welke aan roodvonk leed, in de melkkamer liet slapen, tengevolge waarvan 17 personen door het gebruik van melk eveneens roodvonk kregen. Bouchardat sprak reeds in 1882 over het gevaar, verbonden aan het gebruik van melk afkomstig uit inrichtingen, waar typhus heerscht. Hij beschrijft de typhus-epidemie, in 1870 te Islington (Londen) uitgebroken, als de eerste, waarvan de oorzaak aan het gebruik van melk toegeschreven werd. Bij de Londensche epidemie van 30 Juni tot 8 Sept. 1882 werden 327 huizen door de •ziekte bezocht, waaronder er 92 waren, die melk van dezelfde inrichtingen kochten. In 15 van deze 92 woningen kregen 28 personen de gevreesde ziekte. Van de ondergeschikten der bedoelde melkerij werden binnen 18 dagen 8 personen aangetast. Als oorsprong van den typhus beschouwde men een boerderij met 21 koeien, welker melk geïnfecteerd werd door typhusbacillen uit water, dat veront reinigd werd door faecaliën uit een beerput. Als gevolg van de in 1893 te Hamburg heerschende cfeoZcro-epidemie werd ook na gegaan, of melk misschien de oorzaak van de verbreiding dezer verschrikkelijke ziekte kon zijn. Daar men de bacil kent, waren deze onderzoekingen zeer belangwekkend. Kita- sato bracht cholera-bacillen in versche melk en kon aantoonen, dat zij zich bij ongeveer 18° daar'in vermeerderden en ongeveer drie dagen leefden. In kokende melk stierven ze spoedig. De melk van aan mond- en klauwzeer lij dende koeien vertoont, bij normale melk vergeleken, belangrijke afwijkingen. Naar mate de ziekte heviger wordt, is de melk- opbrengst kleiner. Heerscht de ziekte in lich ten graad, dan is de melk nog bruikbaar, mits gekookt. Het gevaar van besmetting is zeer groot, als men afgeroomde melk voedert, vooral omdat het jonge fokvee veeleer aan mond en klauwzeer sterft dan de volwassen dieren. Gebruikt de menseh melk van aan rnond: en klauwzeer lijdende koeien, dan krijgt hij dikwijls blaasjes op de mondslijmhuid, die pas na 2 a 3 weken genezen zijn. Lijdt een koe aan miltvuur, dan daalt meestal de melkopbrengst plotseling en be langrijk. Sedert de ontdekking van de milt vuurbacil, was men in de gelegenheid te onderzoeken, of de ziekte door melk van aan miltvuur lijdende koeien verbreid kon wor den. De onderzoekingen leerden dat die melk voor mensch en dier schadelijk kan zijn. Melk van koeien, welke aan besmettelijke longziekte lijden, zou bij den mensch bra king verwekken. De vraag, of melk van longzieke koeien, deze ziekte op den menseh kan overbrengen, is nog niet afdoende be antwoord. De bacterie, welke de nierziekte, waarbij de koeien uit de melk geraken, veroorzaakt, is door Adametz nader onderzocht. De variëtei ten zijn o.m. van elkaar te onderscheiden door de geschiktheid der kógelbacteriën om korte of lange ketens te vormen. Deze strep- tococeen bezitten de eigenschap de melk onder levendige gasontwikkeling in gisting te brengen. J. De zonnige zomers zijn zeldzaam, En worden nog zeldzamer steeds; Als wij ons een zomer herinneren, Dan voelen we 't regenen reeds. Een enkele hitteperiode, Zóó heet, dat 't ondragelijk is, Geeft aan onzen Hollandschen zomer, Een klein likje zomervernis. We maken ons plannen voor morgen, Van uitgaan met pic-nic in 't gras; En stappen we 's ochtends de deur uit We trappen direct in een plas. We boffen met onze vacantie Heel jammerlijk nooit ongeveer; 't Is óf juist een hittegolf-tijdperk, Of stroomende regen valt neer. 'k Beloofde verlêe-jaar m'n meisje, Ik meen hier mijn dienstmeisje mee, - Zoodra zij het weer mooi ervoor vond, Een dagje vacantie aan zee. Ze vroeg er pas om in September, Omdat ze toen bang werd misschien, Dat 't anders wel winter zou wezen Voordat ze de zee had gezjen. De winters zijn vaak nog méér zomersch, Dan 't zomertje zelf is geweest. Dies moesten we 's zomers maar werken, Dan vieren we 's winters maar feest. Als nu onze kwak'lige winter, Meer zon geeft en 't water wat spaart, Dan lijkt het hier net de Provence, En is 't „France du Sud" niets meer waard. Toch is dit geklaag en gejammer, Wel wat te zwartgallig en zwaar, En 't is zeker ook geen waardeering Voor 't zomersche mooi van dit jaar. Als alles blijft zooals het nu gaat, (We kloppen dit gauw maar weer af)1) Dan zijn we heel blij en tevreden Met wat '25 ons gaf. Welja, we zijn blij met een zomer Als'deze, mits 't doorgaat zoo 't ging; De zomer rehabiliteert zich: Van nu af „the Sun is the King". Willy van Leyden Even later had hij het tijdige met het eeuwige verwisseld, maar gedurende ver scheidene dagen was bovenstaande ge beurtenis het onderwerp van den dag bij de gesprekken op straat, in winkels en eafé's enz. De reclame was goed inge slagen, maar getuigde niet van eenige fijngevoeligheid. Noot van den zetter: Heeft niet geholpen! Uithangborden. Een paar eeuwen geleden hield men veel van uithangborden en gevelsteenen, waar op een of ander tafereel werd afgebeeld, in den regel verband houdend met het be roep of bedrijf van den bewoner. Zoq was voor een luifel te Schagen een boer geschilderd, schreiende hij zijn ster vende koe. En daaronder stond het vol gende gedicht: „In de Bedrukte Boer. Zie hoe die arme duivel krijt, Omdat zijn koe op sterven leyt, Ik wed, hij wis zijn wijf wel voor de koe zou geven, 't Wijf doet maar kwaad, de koe geeft melk om van te leven". Een Middelburgsche smid had op zijn uithangbord een hamer laten schilderen, en onder die afbeelding stond: „Den hamer is 't beginsel van alle wercken". Maar de smid had een varken gekocht, terwijl hij niet in staat was het beestje te betalen. En wat deed toen de verkooper, die zijn centen maar niet ontving? Hij schreef stilletjes onder het regeltje: „En als de smid geld had, betaalde hij zijn vereken". Op tal van uithangborden, meest ten plattenlande, zag men voor een paar eeu wen de volgende voorstelling: Een predikant, met de woorden: „Ik bid voor U". Een advocaat, met de woorden: „Ik pleit voor U". Een soldaat, met de woorden: „Ik vecht voor U". Een boer, of ook wel een boer met een hen, met de woorden: En of jij bidt of vecht of pleit, Ik ben de hen, die d' eieren leyt. Weer op een ander uithangbord waren een visscher, een akkerman, een weiman (jager), een smid en een juffrouw ge schilderd, met het opschrift: de vier ele menten. En onder die afbeeldingen las men: Visscher: Ik zoek 't in 't water. Akkerman: Ik zoek 't in de aarde. Weiman: Ik zoek 't in de lucht. Smid: Ik zoek 't in 't vier. Juffer: Ach du narren alle vier, Wat dij zoekst is immers hier. De Parapluie. Omstreeks het midden van de achttien de eeuw kende men in Europa nog nage noeg geen parapluie. En zooals het meer gaat met iets nieuws, het heeft moeite gekost het gebruik van dit toch zoo nut tige voorwerp ingang te doen vinden. Het was een Londenaar, een zekere Hanway, die het gebruik van een para pluie in China had leeren kennen. Hij vond 't voorwerp dermate practisch, dat hij er zich daar ook een aanschafte, en het ding als curiositeit meevoerde naar zijn vaderland. De Chineesche regenscherm belandde op een afgelegen hoekje van den zolder en scheen ceheel vergeten, tot op een re- genachtigen dag de heer Hanway nood zakelijk de straat op moest en de para pluie hem in de gedachte kwam. Hij bedacht zich niet lang en liep weldra in de Londensche straten met het bescher mend dak van de Chineesche parapluie hoven zijp hoofd. Maar nu had je de poppen aan het dan sen. Al spoedig had hij een joelende me nigte achter zich. De menschen. hingen uit de ramen om den „zonderling" na te kij ken en uit te jouwen. Hij werd algemeen voor stapelgek verklaard. Hanway liet zich evenwel niet afschrik ken'. In 't vervolg kon men hem met re genweer steeds met zijn parapluie op in de Londensche straten zien wandelen. Het duurde niet lang, of men nam maar wei nig notitie meer van hem. Zelfs zochten zijn vrienden en kennissen al spoedig be schutting bij hem onder de groote para pluie. Nu was het pleit gewonnen. Een paar jaar later was het practische voorwerp ingeburgerd, het had zich een plaatsje veroverd ónder het Londensche publiek. Die slimme Chineezen. De Chineezen meenen zoo slim te zijn, dat ze denken zelfs hun Goden om den tuin te kunnen leiden. Een zendeling-arts, die in China's binnenlanden gewerkt heeft, deelt daarvan een merkwaardig staaltje mee. Er komen in China nogal eens pokken epidemieën voor. Om zijn kinderen tegen de pokken te beschermen, neemt de ach terlijke Chinees niet zijn toevlucht tot vac cinatie, maar probeert met een slimmig heidje dén „pokkengod" te misleiden. In China is het gewoonte de kinderen aan de muurzijde van het groote familiebed te laten slapen. Bij heerschende pokken epidemieën, als het gevaar voor besmet ting dus zeer groot is, gaat papa naar zijn idee zeer gewiekst te werk. Hij legt zijn kroost aan de voorzijde van het bed te slapen, de „pokkengod" kan de klein tjes dan lekker niet vinden. Over reclame. De Amerikaansche reclame is wel vaak heel vernuftig uitgedacht, maar niet altijd even kieskeurig, soms zelfs bepaald weer zinwekkend, zooals uit onderstaande blijkt: Een hoedenfabrikant bood aan de aan staande weduwe van een ter dood ver oordeelde een bedrag van 125 dollar, in dien haar man in zijn laatste woorden vóór de voltrekking van het vonnis zijn fabrikaat wilde aanprijzen. De veroordeelde gunde zijn vrouw gaar ne het toegezegde sommetje en vroeg even voor de executie verlof om nog iets te mogen zeggen. Toen hem dit toegestaan was, sprak hij met vaste stem: Al wat ik nog te zeggen heb is, dat de beste hoed, die in Amerika voor twee dollar te koop is, verkrijgbaar is bij Mrhoedenfa brikant, No. 140 street. Draadloozp telegrafie. Een Griek zat tegenover een Israëliet op te scheppen over de vroegere grootheid van Griekenland. „Men gaat tegenwoordig prat", zei hij, „op den grooten vooruitgang. Men be weert, dat de nieuwste uitvindingen ook werkelijk nieuw zijn. Maar laatst heeft men bij opgravingen in de huurt van Athene op een diepte van ruim twintig meter een langen draad gevonden". „En wat zou dat beteekenen?" vroeg de Israëliet. „Wel", was het antwoord, „daaruit blijkt, dat voor 2000 jaar de telegrafie in Griekenland reeds bekend was, terwijl men meent, dat de telegrafie iets van de laatste eeuw is". „O", zei toen de Israëliet, bedoel je dat? Maar dan kan ik je nog een ander staaltje vertellen. Bjj ons in Palestina heeft men laatst wel 1000 M. diep gegraven en men vond heelemaal niets". Hier kon de Griek geen touw aan vast knoopen. En toen hij vroeg, wat daarmee te bewijzen viel, was het antwoord: „Wel, dat is nogal duidelijk. Het is een bewjjs, dat in Palestina reeds voor 2000 jaar de draadlooze telegrafie bestond". SPROKKELS. Het beste middel voor dikke dames, om van overtollige molligheid af te komen, is volgens een Amerikaanschen dokter: boksen. De giraffe heeft een tong van meer dan een halven meter lengte. Er zijn machines om flesschen te bla zen. Drie jongens zijn er slechts noodig om zoo'n machine, die per dag 15000 fles schen vervaardigt, te bedienen. Op de Parijsche straten gebeuren eiken dag een kleine 200 ongelukken. Miss Millicent Woodward, de houdster van het wereldrecord typewriten, behaalt een snelheid van 173 woorden per minuut en kan dit gedurende een uur achter el kander volhouden. Tikfouten maakt zij nooit. Zy verdient het hoogste salaris, dat ooit aan een typiste is betaald, n.l. duizend gulden per maand. Een slak zou veertien dagen noodig hebben, om zonder ophouden voortkrui- pende, een mijl af te leggen. De hel, die nog steeds iederen avond in Lincoln's Inn wordt geluid, om het slui tingsuur aan te kondigen, werd in 1596 uit Calais aangebracht. Een volwassen struisvogel bereikt een gewicht van ongeveer 75 K.G. Gedurende de jaren van den wereld oorlog is de totale sterfte aan tuberculose met 8 procent gestegen. „Giaur" is een Turksche scheldnaam voor ongel oovi ge en beteekent christen hond. Het vliegende schip. I. (Sommigen van jullie hebben het sprookje van „Tafeltje, dek je" al eerder gehoord. Nu, dat vind ik erg knap. Maar 't verhaal, dat nu volgt, zal naar ik vermoed nog aan nie mand van jullie bekend zijn. Ik las het een poos geleden' in een verzameling van oude Russische sprookjes. Het heet, zooals hier boven staat: „Het vliegende schip"). Daar waren eens een man en een vrouw, die drie zoons hadden. Twee ervan waren verstandig en slim, een was dom. De slimmen werden verwend door hun ouders. Hun moeder gaf hun iedere week een jchoon hemd en iederen dag kregen zij zoo veel eten dat ze genoeg hadden. De domme werd echter door iedereen uitgelachen, hij lag op de kachel in de schuur in een zwart vuil hemd en zonder kousen en broek. Als men hem iets eetbaars gaf, dan at hij, kreeg hij niets dan leed hij honger. Op zekeren dag werd het heelq land door bekend gemaakt, dat de keizer alle inwoners van zijn rijk uitnoodigde om bij hem te ko men aan een feestmaal en dat hij, die in een schip tot hem zou komen dat kon vliegen, de dochter van den keizer tot vrouw zou krij gen. Toen zij dat hoorden, werden de slimme broers blij, en zij zeiden tegen elkander: „Wij moeten ook naar dat feest, wie weet of we er niet gelukkig zullen worden." Opgewekt vroegen ze aan vader en moeder: „Wij willen graag ook naar den keizer gaan, lukt het ons niet het vliegende schip te bou wen, welnu, wij verliezen er niets bij, maar misschien valt ons ook een groot geluk te beurt. Mogen wij gaan?" Hun vader zag er tegen op zijn slimme zonen te moeten missen en hun moeder smeekte hun toch bij hen te blijven. Maar 't hielp allemaal niets. „Wij gaan", zeiden ze, „en daarmee is 't uit. Zegen ons en geef ons mee wat ge missen kunt." De oude menschen konden er zich niet tegen verzetten. Zij zegenden hun slimme kin deren en de moeder gaf hun groote versch gebakken wittebrooden, braadde een kapoen, gaf hun het beste vruchtenvat uit den kel der en daarmee gingen zij op reis. De domme evenwel had op de kachel alles gehoord en hij begon ook te vragen: „Laat mij ook gaan waar mijn broers zijn heen getrokken". „Wat krijg jij nu in je hoofd, domoor", zeide zijn moeder, „de wolven zullen je on derweg opeten." „Ach neen"(i zei hij, „dat geloof ik niet. Waarom zouden de wolven mij kwaad doen? Laat mij toch gaan". Zijn ouders begonnen eerst hem uit te lachen, toen begonnen ze hem te beschim pen. Maar het hielp niets. Wat ze ook zeiden, ze konden den domme zoo niet van zijn voornemen afbrengen en ten slotte, want hij wilde niet gaan buiten de toestemming zij ner ouders, spraken ze: „Welnu dan, ga! Maar je hoeft nooit meer bij ons terug te komen en je moogt niemand vertellen dat je een kind van ons bent". Zijn vader gaf hem een ouden zak met een homp hard, zwaar-beschimmeld roggebrood en zijn moeder gaf hem een flesch water uit de sloot mee en beiden brachten hem tot op den weg en lieten hem toen weggaan, hem in zijn lompen nakijkend. Hij liep en zwierf. Onderweg trof hij een ouden man. Hij kreeg aanstonds medelijden met hem. 't Was een grijsaard, zijn baard was wit en reikte tot zijn gordel. „Goeden dag, grootvadertje," zei hij. „Goeden dag, mijn zoon", was het antwoord. „Waar gaat de reis heen, oude?" „Ik zwerf de wereld door en help de men schen uit hun nood. Waarheen gaat gij!" „Ik ga naar het feest van den keizer". „Kunt ge dan een schip bouwen dat vlie gen kan?" „Neen, dat kan ik niet". „Maar waarom ga je er dan heen?" „Dat weet God alleen. Ik voelde dat ik gaan moest en mijn ouders vonden het goed en gaven mij eten en drinken mee op reis." „Je ouders!" zei de grijaard en zijn groote witte baard trilde. „Ga zitten als je wilt, rust een beetje uit en laten we samen iets gebruiken. Je zak zal wel goed gevuld zijn". Toen schaamde de domme zoon zich dat hij met het zwarte beschimmelde brood voor den dag moest komen en met het slootwater. Maar hij besloot alle schuld op zich te ne men en te zeggen dat hij er zoo slecht voor gezorgd had. „Indien n voor lief wilt nemen wat ik nog over heb, wil ik het u gaarne voorzetten," zeide hij, „maar ik ben bang dat het u niet meevallen zal". „Dat hindert niet", sprak de oude, „geef maar wat je hebt". De domme haalde het uit den zak te voor schijn. Maar.... zijn zwarte beschimmelde korsten waren veranderd in het fijnste witte brood, zooals hij zijn Jeven lang nog niet had gezien of geproefd, 't Zag er uit alsof het van de tafel kwam van een grooten heer. „Nu", sprak de oude, „hoe zit het? Moe ten we eten zonder een druppel er bij? Ge wilt het toch niet voor je zelf alleen hou den?" De jongen schrok bij die gedachte. .„God beware mij, Grootvader, ik zal u geven wat ik heb; maar onderweg is de kostelijke drank van mijn moeder door mijn zorgeloosheid troebel geworden" en hij haalde de flesch slootwater te voorschijn. Maarde flesch

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 5