en
HUMOR IN WOORD EN BEELD
Nabetrachting.
Laatste Berichten
Plaatselijk Nieuws.
Voor de kinderen.
Tooneel.
les vanaf
f 1.55
SCHOOLLAARZEN
L FABER, S Zn, KI. Houtstraat 10, HAARLEM
kan gebeuren, maar 't valt mij op dat er
door den Burgeemeester verschil wordt
gemaakt; bij de opening van het r.k.
Lyceum, bij die der r.k. school op Den
nenoord was de Burgemeester niet, wel
bij die van het Kennemer Lyceum; de
bevolking maakt haar gevolgtrekkingen
en vraagt zijn wij minder dan anderen?
De Burgemeester zegt, de verlichtings-
quaestie is in de vergadering van B. en
W. behandeld.
Nadat de heer Van Kessel zeide, den
burgemeester wel eenigen tijd te gunnen
voor de beantwoording zijner vragen, zegt
de burgemeester antwoord toe. Er wordt
besloten a.s. Donderdag 2 uur wederom
te vergaderen, dan zal, op aansporing van
den heer De Waal Malefijt tevens een
ambtenaar van den Burg. Stand worden
benoemd. Men gaat uiteen.
De Raad heeft in zijn besloten ver
gadering blijkbaar onder den indruk van
het bedanken van den heer Laan, die van
het vitten en hakketakken genoeg heeft,
getracht de strijdbijlen te begraven. Oogen-
schjjnljjk is hij in zijn Donderdagsche on
volledigheid daarin geslaagd, althans voor-
loopigimmers aan het eind.der vergadering
opende de heer Van Kessel het perspectief
voor een heel wat geduchter en voor het
welzijn der gemeente dus gevaarlijker strijd
door den Burgemeester te verwijten, dat
deze de roomsch-katholieke feestelijkheden
blijkbaar links laat liggen.
Het bleek niet, of de heer Van Kessel
aldus optrad voor zijne geheele fractie.
De heeren Luden en De Waal Malefijt
schilderden in hevige kleuren de nadeelen
der eenigszins grootsch fopgezette uit
breidingsplannen het deed ons vreemd
aan niemand toch zal de Ned. Spoorwegen
er van verdenken het algemeen belang te
dienen, wie in eenige qualiteit wel eens
met de hooge heeren der directie onder
handeld heeft weet dat zij ferme zakenlui
zijn die echter ten behoeve van hunne
aandeelhouders als lijfspreuk hebben, eerst
ik, dan ik, daarna mijn personeel dat is
mijn derde ik en als er wat overblijft dan
het publiek. Wij zagen hoe IJmuiden lang
verstoken is gebleven van behoorlijke trein
verbindingen alsof er niemand woonde, eerst
toen de Ned. Spoorwegen de concurrentie
der autobussen in haar kas gevoelden, kon
den er ineens 10 doorgaande treinen komen.
Wjj kennen het getob omtrent Haarlem's
station, de verkeerde ligging van de spoor
weghaven aldaar, de voor de scheepvaart
nadeelige spoorbrug.
Wat de Ned. Spoorwegen zullen zeggen
van nieuwe viaducten enz. weten we voor
uit, zooals we van een plaats waar 18e
eeuwsche regenten regeeren weten, hoe
zij b.v. zouden reageeren op een streven
van gemeentewege autobussen te laten
loopenmen kan nu eenmaal niet met
z\jn beenen in 3 eeuwen tegelijk staan.
Door geen der raadsleden is er ook op
gewezen dat verbetering der groote verkeers
wegen blijkens de troonrede actieve re-
geeringspolitiek is.
Terecht heeft dan ook de heer Yan Kessel
er op gewezen dat Ged. Staten in deze
de nieuwe leidsels gereed zullen houden.
Trouwens welk een figuur maakt sedert
jaren onze gemeente vergeleken bij Heem
stede, dat reeds lang geleden de baan dei-
moderne gemeentepolitiek is ingeslagen
Moet Bloemendaal, bij hetwelk Heemstede
vergeleken destijds niets was, steeds in de
verkeerde richting verder teruggedrongen
worden En welk een sterk wapen geeft
men Haarlem in de hand inzake annexatie
als hier kleine dorpspolitiek wordt bedreven!
Onze tijd is te groot daarvoor en onze ge
meente te klein om het ongestraft te doen.
Ons spoorwegen- en kanalennet is door de
kleine politiek der 19e eeuwers bedorven,
zullen wij nu meehelpen, dat inzake de
gewone verkeerswegen, terwijl aan de auto
en geen ander vervoermiddel de toekomst
is, eenzelfde fout wordt begaan? Het ge
zond verstand beware onze vroede vaderen
voor zoo'n grooten misslag.
De brandweer kan weldra aan 't werk.
Met Ir. Brunings aan het hoofd zal ze
nu deugdelijk kunnen exerceerenmoge
ze zoo weinig mogelijk noodig zijn; het
stallen van de groote spuit in Bloemen
daal is met het oog op het groote gebou
wencomplex van het gesticht met den on-
uitsprekelijken naam nog zoo kwaad niet
maar de heer Nuijens deed een goed werk
door voor een kleine motorspuit in Vogelen
zang te pleiten. Het deed goed den heer Prin-
cenberg te hooren toen hij den heer Nujj-
ens in andere woorden toevoegde: geen
parochie-politiek. Dat kan beiden te pas
komen, als onverhoopt de heer Van Kessel
door mocht gaan met gemeente-politiek
ter sprake te brengen in verband met
godsdienstige afscheidingen die doorgaans
door de zich afscheidenden zelf worden
gepropageerd.
Wij gelooven intusschen met den heer
De Waal Malefijt dat een raadslid niet
raag volstaan met vertrouwen te hebben
in een Commissie; elk raadslid is een zelf
standige persoonlijkheid, die alleen aan zijn
geweten en aan zijne kiezers verantwoor
ding schuldig is.
Vreemd doet het aan het bureau van
het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht
dat in een bruin geteerd houten gebouw
is gevestigd in den Raad steeds te hooren
aanduiden als de groene tentde tent draagt
een andere kleur, men meent toch niet, dat
de heeren De Jong, Krimp en Van Es de
kleur der hoop dragen? Wij wenschen
hun de innerlijke hoop toe, dat de raads
leden met hunne malle betiteling ophou
den of een kleur krijgen, wanneer ze hen
tegenkomen.
Bij de behandeling der bouwaanvrage
van den heer Meeuwig bleek weer dat al
leen kennis tot macht leidt; noch de heer
Van Kessel verleden week, noch de heer
Schulz deze week waren van het feitelijk
verloop der zaak geheel op de hoogtedat
de heer Meeuwig zijne zaak niet gediend
heeft door ze zelf zonder kennis der wet
te behandelen heeft ook hij niet aan iemand
anders te wijten, dan zich zelf; om de
doeltreffende behandeling van soortgelijke
zaken hebben de burgers zich tot rechts
geleerden te wenden, wier schoonste
werkkring ligt in hun adviseurschap, waar
mede zij wegen aanwijzen om processen
te voorkomen. Bij schrijver dezes mag na
deze woorden de heer M. niet aankloppen,
maar dat er nog een weg is om hem of
die hem steunen te helpen ligt voor de hand.
De Raad had te weinig belangstelling
voor de vochtige speelplaats der M.U.L.O.
school; wij kennen dezen misstand en houden
niet van kinderen in de klas met natte
voeten.
Bij de firma Teeuwissen (v.h. Lambooy),
Korte Kleverlaan, haalde een jongen dure
sigaretten merk Simon Arts voor rekening
van „mijnheer Van Vliet" aan den Zijlweg
te Overveen. 't Laatste bleek fictie, het
eerste dus oplichting. Hetzelfde kwam voor
bij 'n winkelier te Haarlem. Voorzichtig
heid worde onze nijvere leveranciers van
rookgerei aanbevolen.
Woensdagmiddag vernielde een rijdende
vrachtauto van den Haarlemschen Steen
kolenhandel het hek van de nieuwe schooi
in Aerdenhout.
Eenigen tijd geleden was ingebroken in
het paviljoeft van den heer Hofslag aan
het begin van den Zeeweg; daar de be-
geerige geen inbrekerswerktuigen had is
er niets van waarde vermist; later kreeg
het paviljoen van den heer Dijkstra aan
het eind van den Zeeweg zulk een bezoe
king; daar werd chocolade, sigaren enz.
weggenomen. Een zwerver, v. S. geheeten,
werd door Van der Werff in de Schapen
duinen gesignaleerd, zqn signalement en
naam kwamen aan den dag en met behulp
daarvan en van de chocolade-papiertjes, in
het nachtverblijf van den zwerver in de
Schapenduinen gevonden" kon de recher
cheur Togtema concludeeren, wie waar
schijnlijk de dader der diefstallen was.
Jl. Zondag liep hij vanzelf in de val.
In werkmanskleeren kwam hij den viersprong
in Aerdenhout over voorzien van een ge
deelte gestolen goed; hij doet of hij den
weg niet weet en vraagt voor den schijn
aan den aldaar geposteerden agent den
weg naar Vogelenzang, waar nog altijd
een boer is die zwervers toestaat in 't hooi
te slapen, v. S. werd meegenomen en be
kende gemoedelijk alles. Geen werk, geen
onderdak, opgevoed door een stiefvadef, die
hem opgesloten hield, zoodat de strafrechter
er bij te pas kwam, door de reclasseering
weggestuurd omdat hij „nog nooit iets ge
daan had", ziedaar eenige momenten
uit dit onverzorgde leven. Hevige angsten
tegenover dezen schipbreukeling behoeven
wij niet te koesteren. De reclasseering kan
nu haar nuttig werk beginnen.
Gewaarschuwd wordt dat de rijwieldieven
wederom aan het- werk zijn. Men zette zijn
rijwiel niet onbeheerd weg, zelfs niet in
ongesloten bewaarplaatsen.
De combinatie Haarlemsche Orkest Ver-
eeniging (Haarlemsch Muziekcorps) is uit
eengespat, na veel gehakketak en droevig
gedobber op de baren van geldzorgen en
gemis aan onderlinge waardeering. Ook
onze gemeente mist daardoor nieuwe mu
zikale mogelijkheden; blijkbaar hield de
energie van vader Koolhoven het geval
bijeen. Haarlem heeft in, dit cultuurgeval
zijn aanzien niet opgehouden.
De opvoering was goed verzorgd en Musch,
die overal iets belangrijks weet te geven,
slaagde er bijna in dit geval aannemelijk
te maken.
Het publiek was na het eerste bedrijf
opgetogenook na het tweede bedrijf
kwam het nog enthousiast losdoch lang
zamerhand kwam van een meeleven-met
een kijken-naar wat op het tooneel ge
beurde.
In ieder geval is het stuk de moeite
van het Schouwburgbezoek waard.
Op Donderdag 1 October a.s. zal mevrouw
Gusta de Vos—-Poolman ook in den Stads
schouwburg haar veertigjarigen tooneel-
arbeid herdenken. Opgevoerd wordt dan:
„Om het Kind", tooneelspel in vier be
drijven van A. SteinLandesmann, ver
taald door Edmond Visser. Het stuk is
belangeloos afgestaan door Dr. Willem
Royaards, onder wiens directie het stuk
in 1917 een groot succes had, en waarin
mevrouw De Vos dezelfde rol vervulde die
zij nu voor haar jubileum gekozen heeft.
De regie is van Jan C. de Vos Jr.
De echtgenoot van de nog altijd lief
tallige Gusta Poolman, de heer Jan C. de
Vos, is reeds 70 jaar; heerlijk zou het
voor hem zijn, als zijne echtgenoote zich
iets meer aan het huiselijk leven kon
wijden. Er heeft zich een comité gevormd
met het doel het 40-jarig jubileum der
populaire actrice daaraan dienstbaar te
maken.
We gaan dus 1 October in grooten ge
tale op naar den stadsschouwburg in
Haarlem.
Daartoe welwillend in staat gesteld door
den directeur, den heer Carel van Hees,
zullen wij op dien avond het genoegen
hebben aan de Schouwburgbezoekers voor
een civiel prijsje aan te bieden het portret
in cabinet-formaat van mevr. de Vos-
Poolman in haar rol in het blijspel „Dicky",
dat een paar jaar geleden werd opgevoerd,
waar zij vloeiend en lachend den advocaat
Clarke (Van Hees) vraagt om toch maar
een delicate zaak voor haar in orde te
maken; beide staan in gemoedscontact
naast elkaar, elk eene andere, maar samen
elkaar begrijpende figuren, de half strenge,
reeds half overwonnen kop van den advo
caat naast de vragende, reeds half zege
vierende vrouw, een karaktervol tooneeltje.
De opbrengst der foto's wordt door ons
voor het jubileum bestemd.
IV
De springer bond het eene been van zijn
oor los en met één sprong was hij uit het
gezicht verdwenen, was hij de bron van het
levens- en gezondheidswater aangekomen
en had er volop van geschept.
Hij was echter moe geworden en hij dacht
bij zichzelf: „Ik heb nog tijd genoeg, in twee
stappen ben ik terug en 't duurt nog wei
een half uur, voordat deze hongerige tafel
gasten zich van tafel verwijderen. Ik wil een
beetje rusten in de schaduw bij het houten
bronrad."
Maar zoodra nij zat sliep hij in.
De tafelgasten begonnen hier en daar reeds
op te houden met eten, sommigen wilden
reeds van de bankeii opstaan en nog steeds
was de springer niet terug.
De domme zat meer dood dan levend.
„Alles is verloren", dacht hij.
Maar de luisteraar legde zijn oor op de
aarde en sprak: „Wees niet boos, de luiaard
slaapt bij het rad van de bron".
we doen,
„hoe kan
oompje! jammer-
men hem wakker
De Nar.
Het Schouwtooneel heeft j.l. Dinsdag in
den Stadsschouwburg gegeven „De Nar",
van Kees Meekel.
Wat wilde de schrijver geven, in hoever
slaagde hij en hoe was de opvoering als
zoodanig
De schrijver is jong en heeft blijkbaar
een voorliefde voor Shakespeariaansch dra
ma scherpe karakter-tegenstellingen en
sterke driften moeten daar leiden tot groote
conflicten. Een en ander heeft Meekel
willen leggen in een heerschzuchtige ko
ningin, naar de kroon gestoken door een
dito hertog, die bovendien valsch is. Hij
neemt zijn aanvallige en desniettemin on
bevangen dochter mee naar het hof om
daar te intrigeerentwee hovelingen vangen
de intriganten op, zij moeten hun vorstin
dienen, maar jagen eigen belang nade
nar is in dit troepje het sprekend geweten
van alleneen monnik zorgt voor de
tegenstelling met den loslippigen beroeps
zot. Nar en hertogsdochter krijgen elkander
lief en in hare armen stervend aan het
eind van een reeks daden, die strekten
tot redding van het meisje, spreekt de nar
het groote woord „liefde" uit.
Dit gegeven is voor dezen schrijver te
zwaar gebleken, al moet erkend worden
dat zijn taal duidelijk is en welluidend.
Wat moeten
de de domme,
maken?"
Toen zei de schutter: ,,'n kleinigheid, ik
zal hem wel even wekken" en tegelijk spande
hij den boog en de pijl vloog krakend in het
hout dat vlak bij het oor van den slaper
versplinterde. De springer ontwaakte met
schrik, nam een grooten stap en stond op 't
zelfde oogenblik op 't plein bij den keizer en
vóórdat iemand van tafel was weggegaan
stond het water voor den keizer.
Wat moest deze nu doen?
Hij gaf den domoor een nieuwe taak en
hij zei tot zijn lakei: „Ga naar den boer en
zeg hem, wanneer hij en zijn makkers in één
maaltijd zes paar gebraden ossen en al het
brood uit veertig ovens op-eet, dan krijgt
hij mijn dochter tot vrouw, maar eten zij het
niet ojp, dan wordt zijn hoofd afgeslagen".
De luisteraar had het gesprek gehoord en
zei het den domme.
„Wat moet ik nu beginnen, want ik kan
nog niet een enkel brood achter elkaar op
eten. 'k Heb nog nooit een heel brood ge
had", jammerde de ongelukkige. Hij begon
te ween en. Toen zeide de eter: „Schrei niet,
neefje, ik zal wel eten voor ons allemaal en
het zal voor mijn doen nog maar een hapje
zijn".
De lakei kwam en deed zijn boodschap.
De domme antwoordde: ,,'t Is goed, laat het
eten maar op tafel zetten".
Toen werden er twaalf dikke ossen gebra
den en werden veertig ovens vol groote broo-
den gebakken. Maar toen de eter eenmaal
begon te eten bleef er geen kruimel brood
over en geen vezeltje vleesch aan een botje
en, nóg zei hij: „Ach, wat was dit een klein
portie, geef me nog zoo'n hapje als 't u be
lieft!"
Toen zag de keizer dat de domme alles kon.
Een nieuwe taak verzon hij. Zij moesten,
beval hij den lakei, veertig vaten water, ieder
vat van veertig emmers inhoud, opdrinken
en bovendien nog veertig even groote vaten
wijn. Kan hij dat niet, dan is hij een kind
des doods.
De luisteraar had het al weer verstaan en
deelde het oogenblikkelijk den domme mee,
die opnieuw begon te weenen toen hij alles
hoorde.
„Wees toch niet verdrietig, neef", sprak de
drinker, „ik drink dit immers alleen wel op,
gij lieden moogt er eerst van proeven wat
ge wilt."
Toen werden er veertig vaten water, van
veertig emmers ieder, op het hofplein gerold
en toen nog eens veertig vaten wijn.
Maar nadat allen een teugje gedronken
hadden, begon op 't laatst de drinker en hij
liet geen drogen druppel over. Hij lekte zich
zijn mond af en zei spottend: ,,'t Is de moeite
niet waard, ik wilde dat ik nog een teugje
had, om mijn dorst te lesschen".
De keizer begreep wel, dat hij met dezen
zonderling, die temidden van zijn verwon
derlijke helpers, toch maar een boerenkinkel
bleef in des keizers oogen de keizer be
greep wel, dat hij met den domme niets kon
beginnen.
„Hij moet heelemaal van 't tooneel ver
dwijnen, anders krijgt hij op de een of andere
manier toch nog mijn lief kind tot vrouw",
klaagde de heerscher verbitterd en angstig.
Hij stuurde den lakei tot den domoor en
sprak:
„Ga en zeg hem dat de keizer verlangt
dat hij voor de bruiloft een bad neemt" en
aan een anderen lakei droeg hij op, dat men
het bad zóó heet moest stoken als gloeiend
ijzer. „Of hij wil of niet, daar zal hij zijn
einde vinden".
Het bad was geheel ingemetseld in een
heel grooten oven waarin een vuur gestookt
werd om het bad en het badvertrek te ver
warmen. De deur van den oven kwam uit
in een nevenvertrek. De stoker legde een
vuur onder het bad zóó verschrikkelijk
warm, dat het bad bijna smolt en de heele
badkamer tot stikkens toe benauwd werd.
Wie het bad aanraakte verschroeide. Boven
het bad was een kraan, waaruit men water
kon laten stroomen in de badkuip, maar dat
water was ziedend heet, zoodat de ketel waar
in het gekookt werd, bijna sprong. De booze
zelf zou in de badkamer verbranden, meende
de stoker.
Toen zei men den domme dat het bad voor
hem klaar was.
De luisteraar had opnieuw alles verstaan,
zoowel wat de keizer had gezegd tot den
eenen lakei als tot den andere. Hij had ge
hoord hoe de stoker het vuur in den oven
had opgepord, hij had "-elioord hoe het water
heftig borrelde en hoe het bad bijna knapte
van de hitte.
Toen de domme had gejammerd bij het
vreeselijke vooruitzicht te zullen verbran
den, had de stroo-man gezegd: „Wees maar
rustig, neefje, wij zullen dien keizer wel
krijgen. Hij is wel gewoon ieder die iets
doet dat niet naar zijn zin is, te martelen
en ter dood te laten brengen, maar liij is met
ons nog niet klaar. Dat zal hem tegenval
len".
Toen de domme de boodschap kreeg dat
liet bad klaar was, ging hij met een bang
hart er heen. „Ik ben de bediende van den
aanstaanden schoonzoon des keizers", zei de
stroo-man, „en zal dus mijn heer vergezel
len om hem te helpen".
De lakei in zijn pakje met goud afgezet
lachte spottend om dat boertje met zijn
stroo-bos en dacht: „verbrand dan maar met
je heer samen, dat stroo zal alles nog beter
doen gelukken".
Zoodra de lakei de deur open deed, sloeg
de hitte de badkamer uit. Oogenblikkelijk
sloot hij de deur achter den domme en den
stroo-man, maar nog vóórdat de deur in 't
slot was gevallen, had de stroo-man zijn
stroo door 't vertrek geworpen: op den
vloer, tegen de wanden, in 't bad en over de
kraan. Alles koelde af tot bevriezens toe en
het kokend heete water was als een koel-
lauwe plas in 't koude bad.
De domme, die zieli nooit heelemaal ge-
wasschen had, vond het water koud en
kroop er zoo gauw mogelijk uit. Hij bibber
de. Zoodra hij zijn kleeren weer aangetrok
ken had, klopte hij om te worden vrij gelaten.
(Wordt vervolgd).
RAADSELS.
Oplossingen.
1. Maastricht.
2. pleizier (zeil—pier).
3. Zijn vijftigste verjaardag!
4. Die „iemand" was zijn moeder.
Nieuwe Raadsels.
1. Zet op de punten letters zoodat ge een
spreekwoord krijgt van zes woorden.
E.n .l.e.e.d. k.a.i .a.g.
a td' a
2. Waarom hipt of tript een musch en
loopt een ooievaar?
3. Een telwoord en een ander woord voor
mooi, noeinen een bloem. Welke?
4.
ligt in kachel en haard.
tijdsruimten.
een kleur.
waar de melk uit komt.
vee-woning.
een mooie bloem.
groeien in den grond.
een dunne spijs.
Op de kruisjeslijn staat de naam van een
deel van het jaar, dat bij vele kinderen
geliefd is.
5. Welke plant maakt ge uit deze twee woor
den: „De list"?
x
x
x
x
x
X
X
X
Voor de a.s. koude ontvingen wij
een ruime keuze
Alles in verschillende kleuren en soorten.
Ruim gesorteerd.
Tevens onze welbekende
Houtgepend en leer gevoerd
No. 25/28 29/32 33/36 37/40
f 2.75 f 3.15 f 3.55 f 3.95
Aanbevelend,
TELEFOON 12896
Pele Hele, Paris
Nagels Lustige Welt, Berlin
Buen Humor, Madrid
Kasper, Stockholm
„Over den dood van mijn man was ik zoo in de war,
dat ik alleen troost vond door zijn broer te
trouwen."
„Waarom kon je dat troosten?"
„Nu treur ik over mijn zwager."
Mevr.: „Dat is nu al de zesde broer, dien je op
visite hebt gehad. Hoeveel broers heb je eigenlijk
Keukenmeid„Nou. mevrouw, dat hangt er
van af!"
„Daar gaat Tiburcio. Ken je hem?"
„Neen!"
„Dat verwondert me. Hij is een man van veel
publiciteit
„Mag ik je zoenen, Christien?"
„Ja, als je tenminste niet iedereen in huis wak
ker maakt!"