Adverteert in dit Blad. Haarlet De beteekenis van het Duitsche tarief van invoerrechten voor onzen Tuinbouw VROUWENKRONIEK Onze Winterhoeden Van alles wat. 19e JAARGAN Voor de kinderen. Bijkantoor I Vei De Mi leum, de kinabasten en de andere pro ducten, die door Nederland's werkkracht en Nederland's intellect uit den Indischen bodem z(jn en nog steeds worden gehaald. De basis van het Nederlandsch gezag in Indië bestaat dus uit Nederland's praesta- ties, vooral op economisch gebied. Op dit gebied echter zqn ook andere naties werk zaam. Wij hebben en terecht in Indië steeds de open deur-politiek gevolgd. Vreemd kapitaal en vreemde werkkrachten zijn immer zonder eenige belemmering in Indië toegelaten. Deze politiek is juist en verstandig; maar daarbij dient wel in het oog te worden gehouden, dat wil Nederland de over wegende positie, die het in Indië tot dus ver gehad heeft en nóg heeft, bljjven be houden, Nederland er op bedacht moet bljjven, dat zijn aandeel in het Indische bedrijfsleven overwegend is, althans niet achterstaat bij het aandeel, dat vreemde volkeren daarin hebben. Van dit laatste is gelukkig tot dusver nog geen sprake maar toch dient men hier te lande waak zaam te zijn, want volgens de onlangs door een bekend Indisch econoom gepubli ceerde cijfers is van het in de cultures ter Sumatra's Oostkust belegde kapitaal slechts 46.4% Nederlandsch kapitaal53.6% is vreemd (hoofdzakelijk Engelsch en Ame- rikaansch) kapitaal. Op zichzelf is dit feit niet verontrustend, maar toch houdt het een waarschuwing in aan Nederland om er voor te zorgen, dat het in de toekomst bij het buitenland niet ten achter blijft in het verstrekken van de kapitalen, die Indië voor zijn ontwikkeling in de toekomst ongetwijfeld nog in groote mate zal noodig hebben. Duitschland, onze groote nabuur, is steeds een geweldig afnemer geweest van onze tuinbouwproducten. Vóór den oorlog wer den groenten en fruit, op slechts enkele uitzonderingen na, vrij in Duitschland in gevoerd. Tijdens den oorlog was de uitvoer zeer groot, doch thans zijn er in Duitsch land invloeden aan het werk, die den in voer willen beperken, ten gunste natuurlijk van den Duitschen teler. Men wil dit bereiken door het heffen van invoerrecht van een zeer groot aantal onzer tuinbouwproducten. Van de zijde der belanghehbende telers is voortdurend overleg gepleegd met de Nederlandsche Regeeringbesprekingen heb ben te Berlijn met de Duitsche autoritei ten plaats gehad, niets is verzuimd om het dreigend gevaar te bezweren. Maar de slag is gevallen, het tarief van invoerrech ten is met 1 October van kracht geworden. Nu blijft de Nederlandsche Regeering wel ijverig bezig om te trachten nog verbete ringen in het tarief te verkrijgen en, naar verluidt, is er ook wel kans op wijziging, doch op het oogenblik is het nog niet zoo ver en drukt het tarief geweldig. Het artikel kool, in de oorlogsjaren vrij, is nu belast met 4 M. per 100 Kg., dat wil zeggen, dat een wagon van 1000 Kg. 400 Mark aan invoerrecht kost, dus f 240. Volgens de statistiek is de waarde van een wagon kool f 550.zoodat het invoerrecht ongeveer de helft van de waarde bedraagt. Boomkweekerij-artikelenvroeger matig belast, hebben nu zeer te lijden onder hoog invoerrecht. Zoo ook de afgesneden bloemen. Dit laatste artikel was vóór den oorlog vrij, in 1923 werd het belast met 100 M., ter wijl het nieuwe tarief 300 M. per 100 Kg. eischt. Wanneer men bedenkt, dat de ar tikelen, die hieronder vallen, in hoofdzaak zijn seringen, rozen en chrysanthen, en dat deze niet bepaald licht zijn te noemen, dan zal het wel duidelijk zijn dat met een invoerrecht van 3 M. of f 1.80 per Kg. (er gaan 3 groote chrysanthen in 1 Kg.) invoer van afgesneden bloemen in Duitschland nagenoeg uitgesloten zal zijn. Voor enkele artikelen heeft het verdrag tusschen Duitschland en België verbetering gebracht. Er bestaat namelijk een Overeen komst, regelende onze handelsbetrekkingen met Duitschland, waarin is bepaald, dat aan de Nederlandsche voortbrengselen bij invoer in Duitschland dezelfde behandeling is toegekend als aan de Belgische voort brengselen. Deze meest-begunstiging van Nederlandsche artikelen heeft beteekenis gekregen, nu België inderdaad voor som mige artikelen lager invoerrecht heeft weten te bedingen. Nederland profiteert daarvan automatisch. Voor stam- en struikrozen was het invoer recht bepaald op 120 M. Nu heeft België een invoerrecht van 42 M. weten te be dingen, zoodat ook onze Nederlandsche stam en struikrozen met 42 M. in plaats van 120 M. belast moeten worden. Moge dit een gunstig verschijnsel zijn, over het algemeen is de druk van het Duit sche invoertarief veel te zwaar voor onze tuinbouwproducten. Het is dan ook hartelijk te wenschen, dat onze Regeering nog iets voor den Tuin bouw zal weten te bewerken: een verla ging van het invoerrecht. Is ei wei iets denkbaar, dal de vrouwen harten meer in beroering kan brengen dan de gedachte aan het kiezen van een nieuwen hoed? Weken, maanden van te voren, maakt het denkbeeld zich meester van ons, zien we verlangend uit naar de eerste nieuwe modellen. Hoe zou het toch komen, dat het kiezen van een nieuwen hoed de meeste vrouwen veel heftiger interesseert, dan het maken ofkoopenvan bijv. een nieuwe japon? Zou het zijn om dat de hoed zoo heel dicht bij het gezicht komt en daardoor onmiddeilijk ons uiterlijk beïnvloedt? Ik geloof van wel. Nu, dezen winter hebben we geen klagen over de de vrouw zich zal vestigen. En dat te meer, daar er dezen winter zoo groote verscheiden heid van kleuren en tinten is. Zoo ver toont nevenstaande teekening in de eerste plaats (links) een klein hoedje van effen groen vilt. De rand is van donker groen, evenals de garneering van dik koord, met twee afhaugende kwasten. Uit dit model zien we meteen, dat de opgeslagen rand van voren nog zeer „in de mode" is en zijn succes dus goed weet te behouden. Verder hebben we een bjjzonder fijn hoedje van velours parme, doorstikt met zijde en verder alleen gegarneerd met een veer. Met zjjn licht omgeslagen randje, hoort dit dopje bij een fijn gezichtje. Ten slotte hebben we nog een hoed van velours de panne, een van de allernieuwste creaties, verscheidenheid van hoeden. Zagen we in de afgeloopen seizoenen bijna niets anders dan de kleine, nauwsluitende dopjes, nu is daar eenige verandering in gekomen en zien we naast het kleine dopje den grooteren hoed zich baan breken. In groote trekken kan men zeggen, dat er dit seizoen veel taupe, velours de panne en fluweelen hoeden gedragen worden, afgezien natuur lijk van het vilt, dat ook sterk in de mode is. Dan zijn daar nog de effen velourshoeden, die in goede kwaliteiten nogal prijzig kunnen zijn. Wat nu verder de kleur aangaat, die het meest gedragen zal worden, de mode kleur dus, die valt moeilijk te bepalen. Het is buitengewoon lastig om vooruit te zeggen, waarop de grillige voorkeur van Contracten van correspondentie. Deze contracten waren officieele overeen komsten, waarbij een aantal regenten zich verbonden alle macht en alle ambten onder elkaar te verdeelen of te vergeven aan hun familieleden. Ze werden afgesloten onder zekere bepalingen. Correspondentie beteekent goede verstandhouding. Die goede verstand houding bracht den contracteerenden groote voordeelen, maar teekent tevens de er gerlijke wantoestanden in die tijden, nu ruim 200 jaar geleden. Die contracten waren wettelijk onge oorloofd, maar werden er niettemin om afgesloten, alsof 't zoo hoorde. Een paar voorbeelden. In 1710 sloten de Middelburgsche regenten 'n contract van correspondentie, alle be trekkingen en ambten omvattende. Vooruit werd bepaald, welke personen leden van de Staten-Generaal zouden worden, wie bode moest zijn van de weeskamer, wie baljuw van de stad en wie controleur van den bieraccijns. Ook tusschen verschillende steden onderling werden dergelijke con tracten afgesloten. Zoo in 1717 tusschen de steden Dordrecht, Haarlem, Amsterdam, Rotterdam, Gouda, Leiden, Delft, Hoorn, Edam, Purmerend, Monnikendam en Alk maar. Dergelijke contracten gaven het voordeel, dat bij gebreke aan plaatsing voor de zonen der regenten in een stad er een paar naar andere steden gezonden konden worden. Zij kregen daar dan het grootpoorterschap en konden in bestuurs colleges opgenomen worden. Datzulke overeenkomsten mogelijk waren, zat in de fouten der regeeringsvormen dier dagen, waarbij de burgerij geen enkel aandeel in de verkiezingen had. De stad houder wees de burgemeesters en schepenen aan uit de voordrachten der betrokken besturen. En die zorgden er natuurlijk wel voor, dat hun familieleden er op ge plaatst werden. Dat gebeurde op een ver gadering, daarvoor expresselijk uitgeschre ven. Van zoo'n vergadering, die in 1724 te Alkmaar gehouden werd, stond in de ge heime notulen: Na onderlinge dank zegging werd een glaasje gedronken, een pijpje gerookt en int vriendelijke afscheijd genomen". met den rand van achteren opgeslagen. De eenige garneering wordt gevormd door een ripsünt. Natuurlijk zijn dit slechts enkele modellen, gegrepen uit de groote massa. Schier ontelbare variaties zjjn denk baar. Ook de tulbandhoedjes worden, hoe wel niet zoo talrijk, nog gedragen. Maar dit soort hoed zal nooit gemeengoed worden, om de eenvoudige reden, dat maar heel weinig vrouwen een tulbanddopje kunnen dragen. Bij een tulband hoort een speciale manier van het hoofd dragen, een speciaal gezicht, een eigenaardige houding, kortom, bij een tulband hoort een heel speciaal persoontje. En die zijn er maar weinig. Madeleine bezoek komt. Een kort dik stokje wijst aan, dat de bezoeker klein en gezet, een lang en dun stokje, dat hij lang en mager zal zijn. Morst moeder de vrouw bij het inschenken, of drijven er tal van thee bladeren in het kopje, dan komt er hevige ruzie in het gezien. Twee lepeltjes op één schoteltje be teekent, dat er spoedig een bruiloft in de familie te verwachten is. Blaasjes op de thee voorspellen weer wat anders. Drijven ze in het midden, dan zal degeen, voor wie het kopje bestemd is, veel geld krijgen. En drijven ze langs den rand, dan wachten hem vele zoenen. Wie gewoon is thee zonder suiker te drinken en bij vergissing toch suiker in zijn kopje krjjgt, kan dit als een zeer ge lukkig voorteeken beschouwen. Is hij on gehuwd, dan zal de vergissing beteekenen, dat hij spoedig een gelukkig huwelijk aan gaat. En voor gehuwden voorspelt het geld en voorspoed. Ook indien per abuis twee schoteltjes onder uw kopje staan, kunt ge van uw toekomstig geluk ver zekerd zijn. Strenge winter. De winter van 1684 is bijzonder streng geweest. Op welke merkwaardige wjjze zulke bijzonderheden voor 't nageslacht bewaard blijven, kan blijken uit 't volgende In 't Noorden van ons land was 't ge woonte fraai versierde paplepels ten ge schenke te geven bij doopfeesten. Zoo gaf in 1684 een peter uit Vlieland bij den doop van zjjn neefje te Enkhuizen een zilveren lepel, die nog bewaard is gebleven, en waarop gegraveerd stond „Des lepel is met paard en slee Gebragt van Vlieland over Zee." Bijgeloof. Ook bij het theedrinken speelt het bij geloof een rol. Indien men vergeet het deksel op den theepot te zetten, dan zal er stellig een vreemdeling op bezoek komen, terwijl een drijvend stokje in een kopje thee beteekent, dat er een bekende op Be Sennehut. In de Alpen vindt men op verschillende berghellingen malsche sappige weiden, waar de koeien uit de dalen gedurende den zo mer volop voedsel vinden. In den regel is een Alpentop gemeen schappelijk eigendom van de dalbewoners en kunnen er een paar honderd koeien grazen. Tegen de tweede helft der maand Mei is de tijd aangebroken, dat de ijs- en sneeuwvelden voldoende ontdooid zijn, om de koeien naar boven te brengen. In 't dal vereenigt zich dan jong en oud, om den herders, ook wel sennen genoemd, uitge leide te doen. Langzaam gaat het dan bergopwaarts naar de sappige Alpenweiden, waar ze den geheelen zomer bljjven, bijna geheel van de bewoonde wereld afgescheiden. De mooiste en sterkste koe gaat voorop, de andere beesten volgen haar gewillig. Herhaalde overwinningen in gevechten met andere koeien hebben haar dezen voorrang bezorgd. Zij heeft ook de mooiste schel met den heldersten klank en den prach- tigsten halsband, waaraan de schel hangt. Op verschillende plaatsen in de Alpen zijn van ruwe boomstammen voor de her ders hutten gebouwdsennehutten. Het zijn eenvoudige vierkante gebouwen met een weinig hellend schuin dak, dat van voren tamelijk ver vooruitspringt en daar door een paar palen wordt gedragen. Bij slecht weer kunnen hier de koeien gemol ken worden. In de hut vinden de noodige werkzaam heden plaats in verband met de boter- en kaasbereiding. Op een zoldertje onder het vooruitspringende dak slapen de herders op een paar "bossen stroo. Deze sennehutten staan overal waar Alpenweiden zijn, en geven een schuil plaats aan herders en vee. Ze zijn boven dien de bergplaats voor boter en kaas, die in den nazomer naar het dal gebracht worden. Den geheelen zomer leven die koeherders in de eenzaamheid te midden van de woeste natuur, afgescheiden van hun medemen- schen, alleen met de kudde. Slechts op Zondag komt er bezoek uit het dal, althans bij gunstig weer. De eigenaars der koeien komen dan eens een kijkje nemen, hoe het met de boter- en kaasproductie staat. De familieleden van de herders komen een bezoek brengen. En dan is het feest. Er wordt gegeten en gedronken, en men ver maakt zich den ganschen dag bij het bla zen op den alpenhoorn. Sprokkels. In het jaar 1858 woonde nog een tiende deel van de toenmalige Amsterdamsche bevolking in kelderwoningen. Er waren toen nog 4917 kelderwoningen met 22654 be woners. Een vracht van 500 tot 800 pond draagt een kameel met het meeste gemak op zijn rug. Daarmede schrijdt hij den ganschen dag door het mulle woestijnzand, met vas ten regelmatigen tred. Tijdens den wereldoorlog hebben de Fransche krijgsraden meer dan 1600 dood vonnissen geveld. In de maanden Augustus en September worden aan de kusten van de Middelland- sche zee duizenden nachtegalen gevangen enopgegeten. Hardgekookte eieren kan men gemak kelijk pellen, als men ze eerst in koud water dompelt. Snuiven, zooals onze voorouders deden, is uit de mode geraakt, maar op sommige plaatsen van het platteland in Frankrijk komt die vieze gewoonte nog veelvuldig voor. Een struisvogel kan met zijn lange poo- ten stappen van 2 a 3 M. maken. Een licht zachte vilten hoed is koeler in het dragen dan een strooien hoed. In Engeland mag een officier van het Leger des Heils niet voetbalspelen en roo- ken, maar voor een Heilsoldaat zijn beide wel geoorloofd. Griffels worden tegenwoordig niet alleen meer uit leisteen gesneden, maar veelmeer gemaakt uit fijne leistof, dat door hydrau lische persen in vormen gedrukt wordt. Eén fabriek levert in 'n jaar 25 millioen van zulke griffels af. DE KIKVORSCH OP VISITE. „Moeder", zei een jonge kikvorseh op een mooien zomerschen dag', „ik ga op visite bij juffrouw muis." Z'n moeder liet van ver bazing haar breiwerk vallen. „Jongen, wat zie je er keurig uit, je lijkt wel een jonge meneer." „Ja moeder, dag moeder," en met een boeket, dat hij aan den waterkant had geplukt, een lichtblauwe broek en vest aan, en witte kraag en manchetten, den wandel stok in de hand, stapte de kikvorseh den weg op. En wien kwam hij daar tegen? Och, zoowaar, 't was meneer de rat, en die was al even mooi aangekleed als hij, met een bruine jas aan, waar uit de bruine staart omhoog stak. Waar ging meneer de rat heen? Ook naar juf frouw muis, hallo, hallo, daar gaan ze samen. Zoo wandelden meneer de kikvorseh en meneer de rat arm in arm naar het huis van juffrouw muis. Klop, klop, klop. „Komt u binnen, komt u binnen. Och, lieve hee- ren," zei juffrouw muis met haar fijn stem metje, „ik was juist aan 't spinnen, maar als de heeren willen blijven eten, heel graag, heel graag." Nu, dat wilden meneer de rat en meneer de kikvorseh wel. Zij gingen aan de gedekte tafel zitten en juffrouw muis wipte gauw naar den kelder en haalde een lekkere kaas. Haar staartje kwam nog net van onder uit haar sleepjapon. Och, wat zag ze er snoezig uit in haar witte jurk met de rose ceintuur. Het boeket kwam midden op tafel te staan, de heeren zetten hun hooge hoeden naast zich op den grond en ze werden zoo vroolijk dat ze met de borden en de schotels in 't rond gingen dansen. Maar juffrouw muis zei, dat ze dat liever niet had. Toen gingen ze gezellig zitten praten en meneer de kikvorseh zei beleefd: „Och, lieve juffrouw muis, toe zing eens een lied je." „Och ja, alstublieft, juffrouw muis," zei meneer de rat, en ze keken daarbij zoo vriendelijk, dat juffrouw muis het niet laten kon. Ze nam de guitaar en begon te spelen en te zingen. O, o, wat zong ze mooi, die juffrouw muis! Meneer de rat lei achterover in den leunstoel te luisteren, z'n langen staart om de pooten van den stoel gekronkeld, en meneer de kikvorseh luisterde met z'n oogen dicht. Zoo tevreden en pleizierig za ten ze daar binnen. Maar wie kwamen daar buiten langs het wegje geloopen? Wie kwamen daar zachtjes getrippeld, ge slopen1? O ho! mevrouw poes in haar rose jurk en haar drie kleintjes achter haar aan. Zachtjes, zachtjes gaan ze de steenen trapjes op van het huisje van juffrouw muis. Och, juffrouw muis toch, doe je raampje dicht, pas op, o wee, o wee, daar komt de poes. Maar juf frouw muis ziet niets en hoort niets en me neer de rat en meneer de kikvorseh, ze hoo- ren niets dan het gezang van juffrouw muis. Help, daar springt mevrouw poes de kamer binnen en pakt de arme rat. De jonge poesjes loopen over de tafel heen op juffrouw muis aan, hun staartjes zwaaien door de lucht. Maar nu is meneer de kik vorseh er ook nog, hoor. Gauw grijpt liij juffrouw muis in z'n armen en een, twee, drie, met een grooten sprong, wip, springt hij het raam uit, de bloempotten vallen in scherven, maar juffrouw muis is gered! Och wat was ze geschrokken. Haar mooie cein- tuur was heelemaal gescheurd, maar daar lette ze niet op. „Gauw, gauw doorloopen," riep de kikvorseh nofr en sprong toen met jas en kraag aan, plons in 't water. Juffrouw muis met sleepjapon en al kroop in een gaatje. Een treurig einde van zoo'n vroolijk feest. Toeh was meneer kikvorseh o zoo blij, dat hij de lieve juffrouw muis het leven had gered. BENJAMIN FRANKLIN EN DE SERGEANT. Benjamin Franklin was de beroemde Ame- rikaansche generaal in den Amerikaanschen Vrijheidsoorlog tegen Engeland. Hij was heel eenvoudig, ook in zijn kleeding. Vooral als hij rondreed om te zien of alles in orde was, had hij zich zoo gekleed dat niemand een generaal in hem vermoedde. Eens reed hij weer rond. De toestand was gevaarlijk, vooral op een zeker punt, waar zoo spoedig mogelijk ver sterkingen moesten worden gebouwd. Een sergeant was bezig met drie soldaten balken te versjouwen en met zakken zand vast te leggen, d.w.z. de drie soldaten sjouwden terwijl de sergeant in zijn mooie pakje stond te bevelen. De soldaten konden den zwaren balk niet ophijschen. De sergeant stond te bevelen maar stak geen hand uit om zelf te helpen. Daar kwam een eenvoudig burger te paard voorbij. Hij zag den toestand 'n oogen blik aan. JTe sergeant, die als militair macht had een burger in oorlogstijd te bevelen, zei tegen hem: Stap af en help den balk dragen. De burger deed het en met hun vie ren slaagden zij er in den balk op zijn plaats te krijgen. Toen zei de burger tegen den sergeant: „Wie zijt gij?" „Ik? Ik ben sergeant, ziet ge dat niet?" „Ge vergist u. Ge zijt sergeant geweest. Ik ben generaal Franklin en ik zeg u dat ge van nu af aan soldaat zijt totdat ge ge leerd hebt te werken." EEN GRIEKSOH FABELTJE. Een voerman reed over een slechten weg. Zijn wagen zakte in 't zand weg. Hij werd wanhopig, ging aan den kant zitten en begon Hercules, den reusachtig sterken halfgod aan te roepen om hulp. Hercules zag hoe de voerman zelf niets deed. Hij wilde hem een lesje geven en in de ge daante van 'n grooten houthakker kwam hij „Ge hebt mij te hulp geroepen," zei hij, „maar ik weet niet of ik dit karweitje wel alleen kan opknappen. Help maar eens flink mee. Pak jij dat wiel dat 't diepst is wegge zakt." De voerman durfde niet tegenspreken. „Vooruit!" commandeerde Hercules, „een, twee Hercules deed zelf niets. Hij liet den voer man werken tot hem 't zweet van 't voor hoofd liep. 't Lukte den voerman het wiel uit 't zand te trekken. „Mooi," zei Hercules. „Nu dit nog. Ik zal de paarden aansporen, en terwijl de voer man werkte uit alle macht stond Hercules er bij en spoorde alleen de paarden aan. Zoo kwam de wagen los. „Goed zoo," zei Hercules. „Maar roep me nu niet meer voordat ge zelf uw uiterste best hebt gedaan. Want wij, goden, helpen alleen de ijverigen en de luien helpen wij alleen om hun luiheid af te leeren." EEN EENDENGESCHIEDENIS, I. Twintig eenden bij elkaar, Maakten samen groot misbaar; Waren als een troepje spreeuwen, Door elkander aan het schreeuwen. En wie gold toch dat geschater, Wat bedoelde dat gesnater? Wel, die twintig booze dieren, Waren zoo verwoed aan 't tieren, Op een neuswijs eendenkind, Dat, nog voor gevaren blind, Wandeld' aan den rand van 't bosch: 't Jachtgebied van meester Vos. Alle eenden riepen: „Kwek, Kijk nu eens zoo'n kleine gek, Kijk nu toch zoo'n stoute blaag, Kijk die groote-eendenplaag! Jongen! 't zal je slecht vergaan, Kom je daar niet gauw vandaan. Kwek kwak kwek, kwek kwak kwek, Dat is nou toch al te gek!" II. Meester Vos ging juist op stap, Zoekend naar een lekk'ren hap. Hoor zijn keel verlangend gromm'len! Hoor zijn maag van honger romm'len! Plots'ling ziet hij 't eendje loopen; „Ha, dat zal het duur bekoopen!" Ziet hem op zijn buik daar kruipen, Om ons eendje te besluipen, Dat, van geen gevaar bewust, Juist in 't zachte mos wat rust, En niet luistert naar 't geroep Van den angst'gen eendengroep. Alle eenden riepen: Kwek, enz. III. Ieder dacht, het is gedaan. Menig eend vergoot een traan Maarwat vliegt daar uit het water, En wat pikt met groot gesnater, Meester Vos zijn huid aan 't bloeden, Dat hij schreeuwt van pijn en woede? En, door razend mis te happen, Beide dieren laat ontsnappen? 't Was een dapp're, wijze eend: „Niet geklaagd en niet geweend", Zei hij kalm, „dat geeft geen zier, Doen, dat was de hoofdzaak hier." Alle eenden riepen: „Kwek, Da's wat anders dan die gek. Dat is moed en durf getoond, Zulk een dappere moet beloond! En ze maakten hem toen ras, Koning van den waterplas. Kwek kwak kwek! kwek kwak kwek, Dat was nou toch niet zoo gek! RAADSELS. Oplossingen. 1. el, bel, Abel, kabel. 2. letter s e_sch. 3. rust roest: os, rest, reus. Nieuwe raadsels. 1. Mijn eerste is een jongensnaam; mijn tweede is iets van het varken en mijn geheel is een grappige baas. 2. Maak van de volgende letters een stad in Frankrijk: seemrlial. 3. Met b zit ik aan huizen. Met c is het een eng verblijf. Met v bedek ik mensch en dier. 4. Welke vinken hebben geen veereu? s< Abonnementsj per jaar f 3.50, i De prijs v Abonnementen [Zaterdag 7 Novembei Nadruk Tot de kwalen, wa: ving tegenwoordig lijd I telijke zielsziekte van te schadelijker, omda 1 aard en gevolgen on' geeft en de autoritei gevaar, inplaats van haar roekeloos in de Wij, menschen, zij: f haar voor de invloeden wij nemen, gelijk sor j daarvan aan. Tegen kunnen wij ons niet maakt de openbare n van ons. De „geest d retische frase, maar praktijk. Ons gevoel, wil zijn afhankelijk pelijke gevoelens, ge om ons heen. Tegen onze bedoei aan hetgeen wij aanv; iets tegenstrijdigs n buitenman, in het f: geland, zal eerst g< tegenzin tegen de lie pelturigheid om zich lucht dringt door dp dag-in dag-uit; hij v neemt haar in zich f afscheidelijk deel v zonder dat hij er zich: is hij zelf stadsman frivoliteit zijn elemei Hoe onweerstaant kende indrukken zijn, in de geneeskunde, j zondering slachtoffer j didatenkwaal". De ni zaal, die voortdurenc hoort spreken en ha aangetoond in de k: zelf deze verschijns overtuigd, dat hij aa of hart verwijding lij pleger, die dagelijks omgaat en zich let eigenaardig gedachte I besmetting metzielsv meester treedt door d ook buiten zijn schi op, als had hij met officier commandeer weten zijn winkelie de dorpsdokter, als welverzorgd lid dei boerscht. Zouden wij, die 0] en ons voegen, zelfsts de misdaad? Als m dadigheid, ons omg en roovers, ons doo< doodslag laat lezen, het brein van den dei in zijn gevoelsleven, zijn ziel, ons deelge plannen en drijfveer ons niet langer wezer tot normaliteit in or men den misdadige: men ons tot moord: Meent niet, dat il zeg, dat het met or komen. Terwijl men neemt om het bewr schermen tegen der der obsceniteit en a veld verwijdert, w verontreinigen, drinj de misdaad op. Het is niet alleer schuldig staat, het ik haast mij er bij niet anders, zoolang van het overheids1 waren allen het sla werktijden en toch ten koste van eige sluiting vervroegen heidswege de ven

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 6