Adverteert in
dit Blad.
Haarlet
De beteekenis van het Duitsche tarief
van invoerrechten voor onzen
Tuinbouw
VROUWENKRONIEK
Onze Winterhoeden
Van alles wat.
19e JAARGAN
Voor de kinderen.
Bijkantoor I
Vei
De Mi
leum, de kinabasten en de andere pro
ducten, die door Nederland's werkkracht
en Nederland's intellect uit den Indischen
bodem z(jn en nog steeds worden gehaald.
De basis van het Nederlandsch gezag in
Indië bestaat dus uit Nederland's praesta-
ties, vooral op economisch gebied. Op dit
gebied echter zqn ook andere naties werk
zaam. Wij hebben en terecht in
Indië steeds de open deur-politiek gevolgd.
Vreemd kapitaal en vreemde werkkrachten
zijn immer zonder eenige belemmering in
Indië toegelaten.
Deze politiek is juist en verstandig; maar
daarbij dient wel in het oog te worden
gehouden, dat wil Nederland de over
wegende positie, die het in Indië tot dus
ver gehad heeft en nóg heeft, bljjven be
houden, Nederland er op bedacht moet
bljjven, dat zijn aandeel in het Indische
bedrijfsleven overwegend is, althans niet
achterstaat bij het aandeel, dat vreemde
volkeren daarin hebben. Van dit laatste
is gelukkig tot dusver nog geen sprake
maar toch dient men hier te lande waak
zaam te zijn, want volgens de onlangs
door een bekend Indisch econoom gepubli
ceerde cijfers is van het in de cultures
ter Sumatra's Oostkust belegde kapitaal
slechts 46.4% Nederlandsch kapitaal53.6%
is vreemd (hoofdzakelijk Engelsch en Ame-
rikaansch) kapitaal. Op zichzelf is dit feit
niet verontrustend, maar toch houdt het
een waarschuwing in aan Nederland om
er voor te zorgen, dat het in de toekomst
bij het buitenland niet ten achter blijft
in het verstrekken van de kapitalen, die
Indië voor zijn ontwikkeling in de toekomst
ongetwijfeld nog in groote mate zal noodig
hebben.
Duitschland, onze groote nabuur, is steeds
een geweldig afnemer geweest van onze
tuinbouwproducten. Vóór den oorlog wer
den groenten en fruit, op slechts enkele
uitzonderingen na, vrij in Duitschland in
gevoerd. Tijdens den oorlog was de uitvoer
zeer groot, doch thans zijn er in Duitsch
land invloeden aan het werk, die den in
voer willen beperken, ten gunste natuurlijk
van den Duitschen teler.
Men wil dit bereiken door het heffen
van invoerrecht van een zeer groot aantal
onzer tuinbouwproducten.
Van de zijde der belanghehbende telers
is voortdurend overleg gepleegd met de
Nederlandsche Regeeringbesprekingen heb
ben te Berlijn met de Duitsche autoritei
ten plaats gehad, niets is verzuimd om
het dreigend gevaar te bezweren. Maar de
slag is gevallen, het tarief van invoerrech
ten is met 1 October van kracht geworden.
Nu blijft de Nederlandsche Regeering wel
ijverig bezig om te trachten nog verbete
ringen in het tarief te verkrijgen en, naar
verluidt, is er ook wel kans op wijziging,
doch op het oogenblik is het nog niet zoo
ver en drukt het tarief geweldig.
Het artikel kool, in de oorlogsjaren vrij,
is nu belast met 4 M. per 100 Kg., dat
wil zeggen, dat een wagon van 1000 Kg.
400 Mark aan invoerrecht kost, dus f 240.
Volgens de statistiek is de waarde van een
wagon kool f 550.zoodat het invoerrecht
ongeveer de helft van de waarde bedraagt.
Boomkweekerij-artikelenvroeger matig
belast, hebben nu zeer te lijden onder hoog
invoerrecht. Zoo ook de afgesneden bloemen.
Dit laatste artikel was vóór den oorlog
vrij, in 1923 werd het belast met 100 M., ter
wijl het nieuwe tarief 300 M. per 100 Kg.
eischt. Wanneer men bedenkt, dat de ar
tikelen, die hieronder vallen, in hoofdzaak
zijn seringen, rozen en chrysanthen, en
dat deze niet bepaald licht zijn te noemen,
dan zal het wel duidelijk zijn dat met een
invoerrecht van 3 M. of f 1.80 per Kg. (er
gaan 3 groote chrysanthen in 1 Kg.) invoer
van afgesneden bloemen in Duitschland
nagenoeg uitgesloten zal zijn.
Voor enkele artikelen heeft het verdrag
tusschen Duitschland en België verbetering
gebracht. Er bestaat namelijk een Overeen
komst, regelende onze handelsbetrekkingen
met Duitschland, waarin is bepaald, dat
aan de Nederlandsche voortbrengselen bij
invoer in Duitschland dezelfde behandeling
is toegekend als aan de Belgische voort
brengselen. Deze meest-begunstiging van
Nederlandsche artikelen heeft beteekenis
gekregen, nu België inderdaad voor som
mige artikelen lager invoerrecht heeft weten
te bedingen. Nederland profiteert daarvan
automatisch.
Voor stam- en struikrozen was het invoer
recht bepaald op 120 M. Nu heeft België
een invoerrecht van 42 M. weten te be
dingen, zoodat ook onze Nederlandsche stam
en struikrozen met 42 M. in plaats van
120 M. belast moeten worden.
Moge dit een gunstig verschijnsel zijn,
over het algemeen is de druk van het Duit
sche invoertarief veel te zwaar voor onze
tuinbouwproducten.
Het is dan ook hartelijk te wenschen,
dat onze Regeering nog iets voor den Tuin
bouw zal weten te bewerken: een verla
ging van het invoerrecht.
Is ei wei iets denkbaar, dal de vrouwen
harten meer in beroering kan brengen
dan de gedachte aan het kiezen van een
nieuwen hoed? Weken, maanden van te
voren, maakt het denkbeeld zich meester
van ons, zien we verlangend uit naar de
eerste nieuwe modellen. Hoe zou het toch
komen, dat het kiezen van een nieuwen
hoed de meeste vrouwen veel heftiger
interesseert, dan het maken ofkoopenvan
bijv. een nieuwe japon? Zou het zijn om
dat de hoed zoo heel dicht bij het gezicht
komt en daardoor onmiddeilijk ons uiterlijk
beïnvloedt? Ik geloof van wel. Nu, dezen
winter hebben we geen klagen over de
de vrouw zich zal vestigen. En dat te meer,
daar er dezen winter zoo groote verscheiden
heid van kleuren en tinten is. Zoo ver
toont nevenstaande teekening in de eerste
plaats (links) een klein hoedje van effen
groen vilt. De rand is van donker groen,
evenals de garneering van dik koord, met
twee afhaugende kwasten. Uit dit model
zien we meteen, dat de opgeslagen rand
van voren nog zeer „in de mode" is en
zijn succes dus goed weet te behouden.
Verder hebben we een bjjzonder fijn hoedje
van velours parme, doorstikt met zijde en
verder alleen gegarneerd met een veer.
Met zjjn licht omgeslagen randje, hoort
dit dopje bij een fijn gezichtje. Ten slotte
hebben we nog een hoed van velours de
panne, een van de allernieuwste creaties,
verscheidenheid van hoeden. Zagen we in
de afgeloopen seizoenen bijna niets anders
dan de kleine, nauwsluitende dopjes, nu
is daar eenige verandering in gekomen
en zien we naast het kleine dopje den
grooteren hoed zich baan breken. In groote
trekken kan men zeggen, dat er dit seizoen
veel taupe, velours de panne en fluweelen
hoeden gedragen worden, afgezien natuur
lijk van het vilt, dat ook sterk in de mode
is. Dan zijn daar nog de effen velourshoeden,
die in goede kwaliteiten nogal prijzig
kunnen zijn.
Wat nu verder de kleur aangaat, die
het meest gedragen zal worden, de mode
kleur dus, die valt moeilijk te bepalen.
Het is buitengewoon lastig om vooruit te
zeggen, waarop de grillige voorkeur van
Contracten van correspondentie.
Deze contracten waren officieele overeen
komsten, waarbij een aantal regenten zich
verbonden alle macht en alle ambten onder
elkaar te verdeelen of te vergeven aan hun
familieleden. Ze werden afgesloten onder
zekere bepalingen. Correspondentie beteekent
goede verstandhouding. Die goede verstand
houding bracht den contracteerenden groote
voordeelen, maar teekent tevens de er
gerlijke wantoestanden in die tijden, nu
ruim 200 jaar geleden.
Die contracten waren wettelijk onge
oorloofd, maar werden er niettemin om
afgesloten, alsof 't zoo hoorde.
Een paar voorbeelden.
In 1710 sloten de Middelburgsche regenten
'n contract van correspondentie, alle be
trekkingen en ambten omvattende. Vooruit
werd bepaald, welke personen leden van
de Staten-Generaal zouden worden, wie
bode moest zijn van de weeskamer, wie
baljuw van de stad en wie controleur van
den bieraccijns. Ook tusschen verschillende
steden onderling werden dergelijke con
tracten afgesloten. Zoo in 1717 tusschen
de steden Dordrecht, Haarlem, Amsterdam,
Rotterdam, Gouda, Leiden, Delft, Hoorn,
Edam, Purmerend, Monnikendam en Alk
maar. Dergelijke contracten gaven het
voordeel, dat bij gebreke aan plaatsing
voor de zonen der regenten in een stad
er een paar naar andere steden gezonden
konden worden. Zij kregen daar dan het
grootpoorterschap en konden in bestuurs
colleges opgenomen worden.
Datzulke overeenkomsten mogelijk waren,
zat in de fouten der regeeringsvormen dier
dagen, waarbij de burgerij geen enkel
aandeel in de verkiezingen had. De stad
houder wees de burgemeesters en schepenen
aan uit de voordrachten der betrokken
besturen. En die zorgden er natuurlijk
wel voor, dat hun familieleden er op ge
plaatst werden. Dat gebeurde op een ver
gadering, daarvoor expresselijk uitgeschre
ven. Van zoo'n vergadering, die in 1724 te
Alkmaar gehouden werd, stond in de ge
heime notulen: Na onderlinge dank
zegging werd een glaasje gedronken, een
pijpje gerookt en int vriendelijke afscheijd
genomen".
met den rand van achteren opgeslagen.
De eenige garneering wordt gevormd door
een ripsünt. Natuurlijk zijn dit slechts
enkele modellen, gegrepen uit de groote
massa. Schier ontelbare variaties zjjn denk
baar. Ook de tulbandhoedjes worden, hoe
wel niet zoo talrijk, nog gedragen. Maar
dit soort hoed zal nooit gemeengoed worden,
om de eenvoudige reden, dat maar heel
weinig vrouwen een tulbanddopje kunnen
dragen. Bij een tulband hoort een speciale
manier van het hoofd dragen, een speciaal
gezicht, een eigenaardige houding, kortom,
bij een tulband hoort een heel speciaal
persoontje. En die zijn er maar weinig.
Madeleine
bezoek komt. Een kort dik stokje wijst
aan, dat de bezoeker klein en gezet, een
lang en dun stokje, dat hij lang en mager
zal zijn. Morst moeder de vrouw bij het
inschenken, of drijven er tal van thee
bladeren in het kopje, dan komt er hevige
ruzie in het gezien.
Twee lepeltjes op één schoteltje be
teekent, dat er spoedig een bruiloft in de
familie te verwachten is. Blaasjes op de
thee voorspellen weer wat anders. Drijven ze
in het midden, dan zal degeen, voor wie
het kopje bestemd is, veel geld krijgen.
En drijven ze langs den rand, dan wachten
hem vele zoenen.
Wie gewoon is thee zonder suiker te
drinken en bij vergissing toch suiker in
zijn kopje krjjgt, kan dit als een zeer ge
lukkig voorteeken beschouwen. Is hij on
gehuwd, dan zal de vergissing beteekenen,
dat hij spoedig een gelukkig huwelijk aan
gaat. En voor gehuwden voorspelt het
geld en voorspoed. Ook indien per abuis
twee schoteltjes onder uw kopje staan,
kunt ge van uw toekomstig geluk ver
zekerd zijn.
Strenge winter.
De winter van 1684 is bijzonder streng
geweest. Op welke merkwaardige wjjze
zulke bijzonderheden voor 't nageslacht
bewaard blijven, kan blijken uit 't volgende
In 't Noorden van ons land was 't ge
woonte fraai versierde paplepels ten ge
schenke te geven bij doopfeesten. Zoo gaf
in 1684 een peter uit Vlieland bij den
doop van zjjn neefje te Enkhuizen een
zilveren lepel, die nog bewaard is gebleven,
en waarop gegraveerd stond
„Des lepel is met paard en slee
Gebragt van Vlieland over Zee."
Bijgeloof.
Ook bij het theedrinken speelt het bij
geloof een rol. Indien men vergeet het
deksel op den theepot te zetten, dan zal
er stellig een vreemdeling op bezoek komen,
terwijl een drijvend stokje in een kopje
thee beteekent, dat er een bekende op
Be Sennehut.
In de Alpen vindt men op verschillende
berghellingen malsche sappige weiden, waar
de koeien uit de dalen gedurende den zo
mer volop voedsel vinden.
In den regel is een Alpentop gemeen
schappelijk eigendom van de dalbewoners
en kunnen er een paar honderd koeien
grazen. Tegen de tweede helft der maand
Mei is de tijd aangebroken, dat de ijs- en
sneeuwvelden voldoende ontdooid zijn, om
de koeien naar boven te brengen. In 't dal
vereenigt zich dan jong en oud, om den
herders, ook wel sennen genoemd, uitge
leide te doen.
Langzaam gaat het dan bergopwaarts
naar de sappige Alpenweiden, waar ze den
geheelen zomer bljjven, bijna geheel van
de bewoonde wereld afgescheiden.
De mooiste en sterkste koe gaat voorop,
de andere beesten volgen haar gewillig.
Herhaalde overwinningen in gevechten met
andere koeien hebben haar dezen voorrang
bezorgd. Zij heeft ook de mooiste schel
met den heldersten klank en den prach-
tigsten halsband, waaraan de schel hangt.
Op verschillende plaatsen in de Alpen
zijn van ruwe boomstammen voor de her
ders hutten gebouwdsennehutten. Het
zijn eenvoudige vierkante gebouwen met
een weinig hellend schuin dak, dat van
voren tamelijk ver vooruitspringt en daar
door een paar palen wordt gedragen. Bij
slecht weer kunnen hier de koeien gemol
ken worden.
In de hut vinden de noodige werkzaam
heden plaats in verband met de boter- en
kaasbereiding. Op een zoldertje onder het
vooruitspringende dak slapen de herders
op een paar "bossen stroo.
Deze sennehutten staan overal waar
Alpenweiden zijn, en geven een schuil
plaats aan herders en vee. Ze zijn boven
dien de bergplaats voor boter en kaas, die
in den nazomer naar het dal gebracht
worden.
Den geheelen zomer leven die koeherders
in de eenzaamheid te midden van de woeste
natuur, afgescheiden van hun medemen-
schen, alleen met de kudde. Slechts op
Zondag komt er bezoek uit het dal, althans
bij gunstig weer. De eigenaars der koeien
komen dan eens een kijkje nemen, hoe het
met de boter- en kaasproductie staat. De
familieleden van de herders komen een
bezoek brengen. En dan is het feest. Er
wordt gegeten en gedronken, en men ver
maakt zich den ganschen dag bij het bla
zen op den alpenhoorn.
Sprokkels.
In het jaar 1858 woonde nog een tiende
deel van de toenmalige Amsterdamsche
bevolking in kelderwoningen. Er waren toen
nog 4917 kelderwoningen met 22654 be
woners.
Een vracht van 500 tot 800 pond draagt
een kameel met het meeste gemak op zijn
rug. Daarmede schrijdt hij den ganschen
dag door het mulle woestijnzand, met vas
ten regelmatigen tred.
Tijdens den wereldoorlog hebben de
Fransche krijgsraden meer dan 1600 dood
vonnissen geveld.
In de maanden Augustus en September
worden aan de kusten van de Middelland-
sche zee duizenden nachtegalen gevangen
enopgegeten.
Hardgekookte eieren kan men gemak
kelijk pellen, als men ze eerst in koud
water dompelt.
Snuiven, zooals onze voorouders deden,
is uit de mode geraakt, maar op sommige
plaatsen van het platteland in Frankrijk
komt die vieze gewoonte nog veelvuldig
voor.
Een struisvogel kan met zijn lange poo-
ten stappen van 2 a 3 M. maken.
Een licht zachte vilten hoed is koeler
in het dragen dan een strooien hoed.
In Engeland mag een officier van het
Leger des Heils niet voetbalspelen en roo-
ken, maar voor een Heilsoldaat zijn beide
wel geoorloofd.
Griffels worden tegenwoordig niet alleen
meer uit leisteen gesneden, maar veelmeer
gemaakt uit fijne leistof, dat door hydrau
lische persen in vormen gedrukt wordt.
Eén fabriek levert in 'n jaar 25 millioen
van zulke griffels af.
DE KIKVORSCH OP VISITE.
„Moeder", zei een jonge kikvorseh op een
mooien zomerschen dag', „ik ga op visite
bij juffrouw muis." Z'n moeder liet van ver
bazing haar breiwerk vallen. „Jongen, wat
zie je er keurig uit, je lijkt wel een jonge
meneer." „Ja moeder, dag moeder," en met
een boeket, dat hij aan den waterkant had
geplukt, een lichtblauwe broek en vest aan,
en witte kraag en manchetten, den wandel
stok in de hand, stapte de kikvorseh den weg
op. En wien kwam hij daar tegen?
Och, zoowaar, 't was meneer de rat,
en die was al even mooi aangekleed
als hij, met een bruine jas aan, waar
uit de bruine staart omhoog stak. Waar
ging meneer de rat heen? Ook naar juf
frouw muis, hallo, hallo, daar gaan ze
samen. Zoo wandelden meneer de kikvorseh
en meneer de rat arm in arm naar het huis
van juffrouw muis. Klop, klop, klop. „Komt
u binnen, komt u binnen. Och, lieve hee-
ren," zei juffrouw muis met haar fijn stem
metje, „ik was juist aan 't spinnen, maar
als de heeren willen blijven eten, heel graag,
heel graag." Nu, dat wilden meneer de rat
en meneer de kikvorseh wel. Zij gingen aan
de gedekte tafel zitten en juffrouw muis
wipte gauw naar den kelder en haalde een
lekkere kaas. Haar staartje kwam nog net
van onder uit haar sleepjapon. Och, wat zag
ze er snoezig uit in haar witte jurk met de
rose ceintuur. Het boeket kwam midden op
tafel te staan, de heeren zetten hun hooge
hoeden naast zich op den grond en ze werden
zoo vroolijk dat ze met de borden en de
schotels in 't rond gingen dansen. Maar
juffrouw muis zei, dat ze dat liever niet
had. Toen gingen ze gezellig zitten praten
en meneer de kikvorseh zei beleefd: „Och,
lieve juffrouw muis, toe zing eens een lied
je." „Och ja, alstublieft, juffrouw muis," zei
meneer de rat, en ze keken daarbij zoo
vriendelijk, dat juffrouw muis het niet laten
kon. Ze nam de guitaar en begon te spelen
en te zingen. O, o, wat zong ze mooi, die
juffrouw muis! Meneer de rat lei achterover
in den leunstoel te luisteren, z'n langen staart
om de pooten van den stoel gekronkeld, en
meneer de kikvorseh luisterde met z'n
oogen dicht. Zoo tevreden en pleizierig za
ten ze daar binnen.
Maar wie kwamen daar buiten langs het
wegje geloopen?
Wie kwamen daar zachtjes getrippeld, ge
slopen1?
O ho! mevrouw poes in haar rose jurk en
haar drie kleintjes achter haar aan. Zachtjes,
zachtjes gaan ze de steenen trapjes op van
het huisje van juffrouw muis. Och, juffrouw
muis toch, doe je raampje dicht, pas op, o
wee, o wee, daar komt de poes. Maar juf
frouw muis ziet niets en hoort niets en me
neer de rat en meneer de kikvorseh, ze hoo-
ren niets dan het gezang van juffrouw
muis. Help, daar springt mevrouw poes de
kamer binnen en pakt de arme rat. De
jonge poesjes loopen over de tafel heen op
juffrouw muis aan, hun staartjes zwaaien
door de lucht. Maar nu is meneer de kik
vorseh er ook nog, hoor. Gauw grijpt liij
juffrouw muis in z'n armen en een, twee,
drie, met een grooten sprong, wip, springt
hij het raam uit, de bloempotten vallen in
scherven, maar juffrouw muis is gered! Och
wat was ze geschrokken. Haar mooie cein-
tuur was heelemaal gescheurd, maar daar
lette ze niet op. „Gauw, gauw doorloopen,"
riep de kikvorseh nofr en sprong toen met
jas en kraag aan, plons in 't water. Juffrouw
muis met sleepjapon en al kroop in een
gaatje. Een treurig einde van zoo'n vroolijk
feest. Toeh was meneer kikvorseh o zoo blij,
dat hij de lieve juffrouw muis het leven
had gered.
BENJAMIN FRANKLIN EN DE
SERGEANT.
Benjamin Franklin was de beroemde Ame-
rikaansche generaal in den Amerikaanschen
Vrijheidsoorlog tegen Engeland. Hij was
heel eenvoudig, ook in zijn kleeding. Vooral
als hij rondreed om te zien of alles in orde
was, had hij zich zoo gekleed dat niemand
een generaal in hem vermoedde.
Eens reed hij weer rond.
De toestand was gevaarlijk, vooral op een
zeker punt, waar zoo spoedig mogelijk ver
sterkingen moesten worden gebouwd.
Een sergeant was bezig met drie soldaten
balken te versjouwen en met zakken zand
vast te leggen, d.w.z. de drie soldaten
sjouwden terwijl de sergeant in zijn mooie
pakje stond te bevelen.
De soldaten konden den zwaren balk niet
ophijschen.
De sergeant stond te bevelen maar stak
geen hand uit om zelf te helpen.
Daar kwam een eenvoudig burger te
paard voorbij. Hij zag den toestand 'n oogen
blik aan. JTe sergeant, die als militair macht
had een burger in oorlogstijd te bevelen,
zei tegen hem: Stap af en help den balk
dragen. De burger deed het en met hun vie
ren slaagden zij er in den balk op zijn plaats
te krijgen.
Toen zei de burger tegen den sergeant:
„Wie zijt gij?"
„Ik? Ik ben sergeant, ziet ge dat niet?"
„Ge vergist u. Ge zijt sergeant geweest.
Ik ben generaal Franklin en ik zeg u dat
ge van nu af aan soldaat zijt totdat ge ge
leerd hebt te werken."
EEN GRIEKSOH FABELTJE.
Een voerman reed over een slechten weg.
Zijn wagen zakte in 't zand weg.
Hij werd wanhopig, ging aan den kant
zitten en begon Hercules, den reusachtig
sterken halfgod aan te roepen om hulp.
Hercules zag hoe de voerman zelf niets
deed.
Hij wilde hem een lesje geven en in de ge
daante van 'n grooten houthakker kwam hij
„Ge hebt mij te hulp geroepen," zei hij,
„maar ik weet niet of ik dit karweitje wel
alleen kan opknappen. Help maar eens flink
mee. Pak jij dat wiel dat 't diepst is wegge
zakt."
De voerman durfde niet tegenspreken.
„Vooruit!" commandeerde Hercules, „een,
twee
Hercules deed zelf niets. Hij liet den voer
man werken tot hem 't zweet van 't voor
hoofd liep. 't Lukte den voerman het wiel
uit 't zand te trekken.
„Mooi," zei Hercules. „Nu dit nog. Ik zal
de paarden aansporen, en terwijl de voer
man werkte uit alle macht stond Hercules
er bij en spoorde alleen de paarden aan.
Zoo kwam de wagen los.
„Goed zoo," zei Hercules. „Maar roep me
nu niet meer voordat ge zelf uw uiterste
best hebt gedaan. Want wij, goden, helpen
alleen de ijverigen en de luien helpen wij
alleen om hun luiheid af te leeren."
EEN EENDENGESCHIEDENIS,
I.
Twintig eenden bij elkaar,
Maakten samen groot misbaar;
Waren als een troepje spreeuwen,
Door elkander aan het schreeuwen.
En wie gold toch dat geschater,
Wat bedoelde dat gesnater?
Wel, die twintig booze dieren,
Waren zoo verwoed aan 't tieren,
Op een neuswijs eendenkind,
Dat, nog voor gevaren blind,
Wandeld' aan den rand van 't bosch:
't Jachtgebied van meester Vos.
Alle eenden riepen: „Kwek,
Kijk nu eens zoo'n kleine gek,
Kijk nu toch zoo'n stoute blaag,
Kijk die groote-eendenplaag!
Jongen! 't zal je slecht vergaan,
Kom je daar niet gauw vandaan.
Kwek kwak kwek, kwek kwak kwek,
Dat is nou toch al te gek!"
II.
Meester Vos ging juist op stap,
Zoekend naar een lekk'ren hap.
Hoor zijn keel verlangend gromm'len!
Hoor zijn maag van honger romm'len!
Plots'ling ziet hij 't eendje loopen;
„Ha, dat zal het duur bekoopen!"
Ziet hem op zijn buik daar kruipen,
Om ons eendje te besluipen,
Dat, van geen gevaar bewust,
Juist in 't zachte mos wat rust,
En niet luistert naar 't geroep
Van den angst'gen eendengroep.
Alle eenden riepen: Kwek, enz.
III.
Ieder dacht, het is gedaan.
Menig eend vergoot een traan
Maarwat vliegt daar uit het water,
En wat pikt met groot gesnater,
Meester Vos zijn huid aan 't bloeden,
Dat hij schreeuwt van pijn en woede?
En, door razend mis te happen,
Beide dieren laat ontsnappen?
't Was een dapp're, wijze eend:
„Niet geklaagd en niet geweend",
Zei hij kalm, „dat geeft geen zier,
Doen, dat was de hoofdzaak hier."
Alle eenden riepen: „Kwek,
Da's wat anders dan die gek.
Dat is moed en durf getoond,
Zulk een dappere moet beloond!
En ze maakten hem toen ras,
Koning van den waterplas.
Kwek kwak kwek! kwek kwak kwek,
Dat was nou toch niet zoo gek!
RAADSELS.
Oplossingen.
1. el, bel, Abel, kabel.
2. letter s e_sch.
3. rust roest: os, rest, reus.
Nieuwe raadsels.
1. Mijn eerste is een jongensnaam; mijn
tweede is iets van het varken en mijn
geheel is een grappige baas.
2. Maak van de volgende letters een stad in
Frankrijk: seemrlial.
3. Met b zit ik aan huizen.
Met c is het een eng verblijf.
Met v bedek ik mensch en dier.
4. Welke vinken hebben geen veereu?
s<
Abonnementsj
per jaar f 3.50, i
De prijs v
Abonnementen
[Zaterdag 7 Novembei
Nadruk
Tot de kwalen, wa:
ving tegenwoordig lijd
I telijke zielsziekte van
te schadelijker, omda
1 aard en gevolgen on'
geeft en de autoritei
gevaar, inplaats van
haar roekeloos in de
Wij, menschen, zij:
f haar voor de invloeden
wij nemen, gelijk sor
j daarvan aan. Tegen
kunnen wij ons niet
maakt de openbare n
van ons. De „geest d
retische frase, maar
praktijk. Ons gevoel,
wil zijn afhankelijk
pelijke gevoelens, ge
om ons heen.
Tegen onze bedoei
aan hetgeen wij aanv;
iets tegenstrijdigs n
buitenman, in het f:
geland, zal eerst g<
tegenzin tegen de lie
pelturigheid om zich
lucht dringt door dp
dag-in dag-uit; hij v
neemt haar in zich
f afscheidelijk deel v
zonder dat hij er zich:
is hij zelf stadsman
frivoliteit zijn elemei
Hoe onweerstaant
kende indrukken zijn,
in de geneeskunde,
j zondering slachtoffer
j didatenkwaal". De ni
zaal, die voortdurenc
hoort spreken en ha
aangetoond in de k:
zelf deze verschijns
overtuigd, dat hij aa
of hart verwijding lij
pleger, die dagelijks
omgaat en zich let
eigenaardig gedachte
I besmetting metzielsv
meester treedt door d
ook buiten zijn schi
op, als had hij met
officier commandeer
weten zijn winkelie
de dorpsdokter, als
welverzorgd lid dei
boerscht.
Zouden wij, die 0]
en ons voegen, zelfsts
de misdaad? Als m
dadigheid, ons omg
en roovers, ons doo<
doodslag laat lezen,
het brein van den dei
in zijn gevoelsleven,
zijn ziel, ons deelge
plannen en drijfveer
ons niet langer wezer
tot normaliteit in or
men den misdadige:
men ons tot moord:
Meent niet, dat il
zeg, dat het met or
komen. Terwijl men
neemt om het bewr
schermen tegen der
der obsceniteit en a
veld verwijdert, w
verontreinigen, drinj
de misdaad op.
Het is niet alleer
schuldig staat, het
ik haast mij er bij
niet anders, zoolang
van het overheids1
waren allen het sla
werktijden en toch
ten koste van eige
sluiting vervroegen
heidswege de ven