HUMOR IN WOORD EN BEELD
Het Bloemendaalsch Weekblad
De Genestetweg 23, in de Drukkerij T. TIMMER
Adverteert in
dit Blad.
Met ingang van de komende week wordt
wederom hier te Bloemendaal gedrukt, aan het oude adres,
nabij het Postkantoor. Aan dit adres kunnen voortaan, evenals voorheen,
alle voor de redactie bestemde stukken (geen poststukken) worden
bezorgd. De Hoofdredacteur van Het Bloemendaalsch Weekblad zal
gemeenlijk op Vrijdagen aldaar voor aangelegenheden, dit blad betreffend,
persoonlijk te spreken zijn. Het telefoonnummer is 22003. Het adres
der Administratie van Het Bloemendaalsch Weekblad blijft Oude Rijn 39
Leiden. Voor spoed-advertentiën e.d. kan men zoonoodig zich ook tot
bovenstaand adres De Genestetweg 23 wenden.
Voor de kinderen.
op tafel uitgespreid. Dan hangen de peu
ters rondom de tafel en kijken met glun
dere gezichtjes naar den geweldigen over
vloed, dien zij nu eens hun eigendom mo
gen noemen.
Nog dagen daarna genieten zij van het
Sint-Maartensfeest, tot Sint-Nicolaas een
week of drievier later weer nieuwe
vreugde en nieuwen overvloed van allerlei
lekkernijen brengt.
Tot besluit geven we nog een versje,
dat de kinderen langs de Zaan op den he-
wusten avond zingen:
Sinter, Sintere Maarten,
De kalfjes dragen staarten,
De koeien dragen horens,
De kerken dragen torens,
De torens dragen klokken,
De meisies dragen rokken,
De jongens dragen broeken.
Ouwe wijven,
Die kunne kijven,
Die dragen schorteldoeken.
Hier woont een rijk man,
Die veel geven kan,
Veel kan ie geven,
Zalig zal ie leven,
God zal hem loonen,
Met honderdduizend kronen,
Met honderdduizend rokjes an,
Daar komt Sintere Maarten an.
Sintere Maarten had een koe,
Die moest naar den slager toe.
Was ie vet of was ie mager,
Evengoed moest ie naar den slager.
Hooi d'r voor, hooi dr voor,
Morgen is Sintere Maarten mooi.
Krijgen de kinderen geen versnapering
of een paar centen, dan zijn ze over zoo
veel gierigheid ten zeerste ontstemd en
hitsen:
Hier woont juffrouw kikkerbil,
Die ons niets geven wil!
In Haarlem zong men van oudsher (in
dit jaar hebben wij het voor 't eerst niet
gehoord):
Sinte de Maarten, wat is het koud,
geef mij een turfje of een hout,
of een vullesvaatie,
dan hen je m'n beste maatje,
hooi in de mooi,
hei in de Mei,
vandaan komt Sinte Maarten,
de kalven dragen staarten,
de koeien dragen horens,
de kerken dragen torens,
de meisjes dragen rokjes an,
daar komt Sinte de Maarten an.
Hier woont een rijk man,
die veel geven kan,
veel zal hij geven,
zalig zal hij leven,
zalig zal hij sterreven,
de Hemel zal hij erreven.
God zal 'm loonen
met honderdduizend kroonen,
met honderdduizend rokjes an,
daar komt Sinte de Maarten an.
M.
„SCHIP IN NOOD!"
Een ware geschiedenis.
De „Monta Grappa", een Italiaansch schip,
was met een lading van 9200 ton 1) graan
uit Canada op weg naar Venetië. Vroolijk
kliefde het nieuwe, mooie schip de bruisen
de golven van den Atlantischen Oceaan en
men verheugde zich over de voorspoedige
reis, toen plotseling uit het Zuiden een
zware storm opstak. Twee dagen lang sloe
gen zware golven dwars tegen het schip aan,
zoodat het overzij ging liggen. Maar
de derde dag begon de lading naar een kant
te schuiven, dit werd gevaarlijk, de tusschen-
schotten braken door den zwaren druk van de
lading en weldra lag het schip zoo schuin,
dat de verschansing aan één zijde onder wa
ter lag. Men hing zwaren ballast aan den an
deren kant van het schip om dit op deze wijze
overeind te helpen, maar de ballast had niet
meer gewicht dan 500 ton. De mannen werk
ten zonder ophouden om een deel van de
lading naar den anderen kant van 't schip te
krijgen en veel werd overboord gegooid,
maar het was haast onmogelijk om te werken
door het zware rollen van het schip. De storm
nam nog altijd in hevigheid toe, de wind
gierde om de pijpen, wierp de mannen als
ze op het dek kwamen omver, zoodat ze tel
kens gevaar liepen om meegesleurd te wor
den door de huizenhooge golven. Het schip
steunde en kraakte, het was een oorverdoo-
vend geweld. Plotseling kwamen er scheuren
in de dekken en het water drong door tot
de stookruimten en de machinekamer. De
stokers stonden al spoedig tot het middel
in het water, maar de dappere mannen bon
den zichzelf vast aan palen en bleven rustig
hun werk voortzetten.
De reddingsbooten zouden uitgezet worden,
maar helaasde vliegende storm had ze
weggeslagen! Het schip kon ieder oogenblik
zinken. Nu besloot de kapitein te telegrafee-
ren: „Schip in nood".
Telegrafeeren? Hoe kon dat! Hoe kon het
schip midden op zee, waar geen telegraaf
palen en telegraafdraden zijn en terwijl hel
aan 't varen was, telegrafeeren?
Het schip kon telegrafeeren door een
prachtige uitvinding die genoemd wordt:
de draadlooze telegrafie 2). Óp het bovenste
dek was het kantoortje van den Marconi-
telegrafist, met z'n Marconi-toestel, dat is het
toestel waardoor men donder draad kan tele
grafeeren. Hij telegrafeerde het noodsein:
S.O.S. Deze letters beteekenen drie Engel-
sche woorden. In 't Hollandsch zou men
zeggen „Schip in nood". Aan wie seinde de
telegrafist dit? Aan wie, dat wist hij zelf
niet. Maar de trillingen in de lucht, die hij
met z'n toestel maakte, werden opgevangen
overal waar ook zoo'n zelfde toestel stond.
Op de stations op de kust, die alle een Mar
coni-toestel hebben, werd het sein opgevan
gen, maar ook op alle schepen, die zulk een
toestel hebben.
Het noodsein S.O.S. werd door het toestèl
aangeduid door drie korte vonken, drie lan
gere en weer drie korte. Deze verwekten korte
en langere trillingen, die door de andere
telegrafisten werden gehoord als drie korte
tikjes, drie langer aangehouden tikjes en
weer drie korte. Zij teeltenden ze zoo:
Deze puntjes, deze streepjes
vertelden in één ondeelbaar oogenblik over
het woeden van den storm heen, .in den stik-
donkeren nacht aan ver afgelegen kusten,
aan alle op deze zee varende schepen, dat
een schip in nood was.
Het noodsein werd ook öpgevangen door
de „Pittsburgh", een schip dat voor z'n eerste
reis van New-York, de hoofdstad van
Amerika, op weg was naar Bremen, een stad
in Noord-Duitschland. De „Monta Grappa"
seinde daarop waar ze in zee te vinden was.
De zeelui kunnen dat precies uitrekenen door
middel van het kompas 3), met de magneet
naald die met de eene pool naar het Noor
den, met de andere naar het Zuiden wijst. De
kapitein van de „Pittsburgh", Thomas Jones,
een knap zeevaartkundige, berekende nu dat
hy ongeveer 185 mijlen 4) van de „Monta
Grappa" verwijderd was en berichtte aan
kapitein Bartoli, den kapitein van het be
dreigende schip, dat hij naar hem toe kwam
om hem te helpen. Het was toen 1 uur
's nachts.
De „Pittsburgh" stoomde zoo hard als 't
maar mogelijk was door de woeste zee. Het
gevaar op de „Monta Grappa" werd steeds
ernstiger. Lang voor 't aanbreken van den
dag seint het schip: „Helpt ons alsjeblieft".
Kapitein Jones berekent dat hij niet direkt
op het schip af kon komen door den stand
van de golven, hij vraagt onophoudelijk
naar de snelheid en den koers van de „Monte
Grappa". Om 10 uur 's morgens seint hij„Als
gc denzelfden koers en snelheid houdt, hopen
wij van avond om 7 uur bij u te zijn".
Om vier uur 's middags begon de „Monta
Grappa" vuurpijlen af te steken en seint:
„Ziet ge onze vuurpijlen!" Het antwoord
luidt: „Neen". Maar twintig minuten latei-
seint de „Pittsburgh": „Wij hebben uw vuur
pijlen gezien en houden op u aan". Dat was
een hoopvol bericht voor de schipbreukelin
gen, maar de spanning was toch verschrik
kelijk. Zouden ze 't nog uithouden tot de
„Pittsburgh" bij hen was?
Dit schip stoomde nu met volle kracht de
„Monta Grappa" zijdelings tegemoet. Aan
boord was alles in gereedheid om hulp te ver-
leenen. De twee reddingsbooten waren in
orde, officieren en bemanning stonden klaar.
Om 6 uur seinde de „Monta Grappa": „Wij
moeten het schip verlaten, hebben geen red
dingsbooten". De „Pittsburgh" antwoordt:
„Zal u dadelijk opnemen, stop uw schip",
't Antwoord luidt: „Hebben gestopt". De
„Pittsburgh" seint: „Zenden twee booten
naar stuurboord", De „Monta Grappa":
„Geef een langen stoot als uw booten afva
ren". De „Pittsburgh": „Ja", en kort daarop:
„Boot onderweg". De eerste reddingsboot was
nu in de ruwe zee neergelaten en zette koers
naar het ten ondergang gedoemde schip. Met
goede kijkers konden de roode lichten van
liet schip worden waargenomen, maar zij
raakten telkens onder water. De passagiers
op de „Pittsburgh" hielden den adem in, zij
vreesden ieder oogenblik dat het schip zou
vergaan. Om 9 uur vertrok de tweede boot
van de „Pittsburgh" en verdween spoedig in
den stikdonkeren nacht. Vol spanning wacht
ten allen op den terugkeer der booten. Na een
verschrikkelijk langen tijd kwam de eerste
boot terug. Ze bracht twintig arme kerels
mee, uitgeput van vermoeienis en angst.
Kort daarop kwam de tweede boot met 22
geredden. Nog eens moest een boot terug
gaan om kapitein, eerste stuurman en hoofd
machinist te halen die op het zinkende schip
waren gebleven. Öok zij werden gered. Te
middernacht zette de „Pittsburgh" de reis
voort, na nog geseind te hebben dat alle
kuststations de schepen moesten waarschu
wen voor het wrak van het verlaten schip.
Gedurende heel den nacht en den daarop
volgenden dag hadden de schepen draadlooze
telegrammen met elkaar gewisseld, zoodat
zij elkaar even goed verstonden in dien ver-
schrikkelijken storm op zee, alsof zij samen
aan tafel zaten te praten.
Maar niet alleen de „Pittsburgh" en de
„Monta Grappa" voerden gesprekken met
elkaar. De stations op de kust stelden alle
andere telegrammen uit en brachten de bood
schap van de „Monta Grappa" telkens over
naar andere schepen. Acht andere schepen,
Duitsche en Amerikaansche vroegen ook
herhaaldelijk inlichtingen omtrent het schip
in nood en boden hun hulp aan, maar de
„Pittsburgh" bleek het dichtst bij te zijn en
nam de zorg voor de redding geheel op zich.
Zonder de „draadlooze", de prachtige uit
vinding van Marconi en zonder de bekwaam
heid, de menschlievendheid en den moed van
de mannen van de „Pittsburgh" zouden die
45 mannen onherroepelijk zijn omgekomen.
1) Een „ton" beteekent 1000 K.G. Het graan
was dus niet in tonnen verpakt, maar los
gestort.
2) De draadlooze telegrafie is in 1896 uit
gevonden door Marconi, die daarbij geholpen
is door Edison en tal van andere knappe
mannen. Pas in de laatste jaren is ze alge
meen toegepast.
3) Het kompas werd in de 14e eeuw uit
gevonden, men weet niet door wien. De Chi-
neczen en de oude volken schijnen het ech
ter al vroeger gekend te hebben. Het is een
van de belangrijkste instrumenten voor de
scheepvaart. Hoe moeilijk zou men zonder
kompas den weg kunnen vinden op zee!
4) Een mijl is ongeveer 1800 meter.
Passing Show, London
Aussie, Sydney
Sondagsnisse, Strix
Voorzichtig met de schilderij.
Pele Mele, Paris
„lk heb een weduwe gekend, die zoo ontroost
baar was door den dood van haar man, dat ze op
denzelfden dag stierf!"
„Onmogelijk
„Ja, na 18 jaar
„Gaat het tegenwoordig wat beter tusschenjou
en je man, juffrouw Hope?"
„Dat niet, maar we hebben een overeenkomst
gemaakt om alles op één dag in de week uit te
vechten
„Hoe was je vrouw, toen je gisterennacht
thuis kwam
„Oh, dat ging wel, maar hoe ben ik toch thuis
gekomen