TWEEDE BLAD Toen de kans kwam. Het Bloemendaalscb Weekblad No. 13 i ZATERAG 3 APRIL 1926. RAADSVERSLAG NABETRACHTING FEUILLETON Openbare vergadering van den Raad der Ge meente Bloemendaal op Donderdag 1 April 1926. Alle raadsleden zijn aanwezig. Voorzitter Burgemeester Jhr. Bas Backer. Voor punt 1 der Agenda wordt behandeld' het volgende voostel van B. en W. Aan den Raad. Nu achteraf aan Burgemeester en Wethouders gebleken is, dat de vorm, waarin aan de Ver eeniging voor Jeugwerk een subsidie van f 1000.is gegeven, (n.l. door verleening aan Burgemeester en Wethouders van een ere diet van f 750.om een hekwerk om den tuin te doen plaatsen, benevens een subsidie ad. f 250.aan de Vereeniging als tegemoetkoming in de kosten van aanleg) voor haar eenigszins bezwaarlijk is, stellen Burgemeester en Wethouders voor om ge meld raadsbesluit in dien zin te wijzigen, dat aan de Vereeniging voornoemd een subsidie ineens worde verleend van f 1000.onder verplichting voor de Vereeniging om het terrein tengenoe'ge van Burgemeester en Wethouders te omrasteren en deze afscheiding bij eindiging van de huur om niet aan de Gemeente over te dragen. 't Welk na eenige toelichting van den heer Ho genbirk wordt goedgekeurd. Punt I. Definitieve vaststelling uitbreidingsplan voor het 'Naaldenveld. De heer De Visser vestigt de aandacht op een circulaire der Nederl. iNatuur-Historische ver eeniging, welke wenscht, dat een beekje, aan welks oever eenige nog zeldzaam voorkomende planten leven, wordt behouden. De heer Laan had hierover reeds een onderhoud met den heer Reinders Folmer. Momenteel is nog geen vaste toezegging te 'doen, maar later, bij den aanleg der wegen zal al 't mogelijke in 't werk gesteld woiden, bedoeld plekje ongerept te laten. De heer van Kessel heeft 't plan niet gezien, doch vraagt of er met den wensch in een der vorige raadszittingen geuit t.w. beschikbaarstelling van bouwterreinen voor arbeiderswoningbouw rekening is gehouden. De heer Laan zegt van niet, een en ander i'n overeenstemming me!t de plannen van de Mij. „Veen en Duin". Intusschen komt dat later nog wel, de Maatschappij is nog al meegaand. De heer Waal Malelijt ontkent, dat er reeds groote stukken aan de gemeente door genoemde Maatschappij zijn overgedragen. Van de tafel van B. en W. wordt beweerd1 van wél {terrein met een bouwverbod). Het voorstel, luidende als volgt: De Raad der Gemeente Bloemendaal; De wensc'helijkheid overwegende, om tot wij ziging van het bestaande goedgekeurde uitbrei dingsplan over te gaan, voor zooveel betreft de terreinen, gelegen in den omtrek, gevorimd door den Vogelenzangsche weg, de Van Vollenhoven- laan, den Zandvoorterweg, de Zuidlaan, vervolgens de grens Zanidvoort-Bloemendaal en verder inge sloten door het duingebied tot de Oranjekom en en Leyweg; Overwegende, dat het ontwerp van dit plan met uitvoerige kaart en grondteekening van 20 Febru ari 1926 af gedurende vier weken voor een ieder ter inzage is nedergelegd en dat van die neder- legging onverwijld op de vereischte wijze is kennis gegeven; Overwegende, dat tegen dit ontwerp geen be zwaarschriften zijn ingekomen; Overwegende, dat bovenbedoelde herziening van het uitbreidingsplan ten aanzien van het Naalden veld strekt ter vervanging van de herziening, vast gesteld bij raadsbesluit van 8 October 1925; Overwegende dat het nieuwe plan in overleg met belanghebbenden ontworpen is en zoowel uit een oogpunt van aesthestiek als met het oog op het behoud van- natuurschoon en het belang der gemeenschap als eene verbetering is aan te merken. Gelet op het advies der Gezondheidscommissie dvd. 24 Maart 1926 No. D 1889; Nader gelet op de (bepalingen der Woningwet; Besluit. I. het raadsbesluit van 8 October 1925, houdende de vaststelling eener herziening van het uit- uitbreidingsplan ten aanzien van het Naalden veld, in te trekken; II. de herziening van 'het uitbreidnigsplan, ten aanzien van de in de considerans van dit be sluit aangeduide terreinen m het Naaldenveld, opnieuw vast te stellen overeenkomstig de bij dit besluit behoorende gewaarmerkte teekening. Wordt daarna aangenomen. Bij punt 2 der agenda: Voorstel van vijf raadsleden tot aankoop terrein in het Kweekduin, gelegen tusschen den Bloemen- daalschen weg en Ter Hoffsteedeweg naast het Postkantoor. is gevoegd het volgend verzoek van Kweekduin- bewoners: Aan Burgemeester en Wethouders en den Raad' der Gemeente Bloemendaal, Geven met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekenden, allen eigenaar en/of ge bruiker van perceelen, gelegen in het zoogenaamde „Kweekduin" in de gemeente Bloemendaal: dat op de gronden, welke zij in eigendom en/of gebruik hebben en in het „Kweekduin" liggen, als erfdienstbaarheden ten nutte en ten gebruike van de kadastrale perceelen, bij het vestigen van die erfdienstbaarheden in Maart 1901, kadastraal bekend als gemeente Bloemendaal Sectie A nom- ners 4292, 4328, 4294 en 4295, rusten de navol gende lasten: le. 'dat nooit daarop mogen-aanwezig zijn: a. woonhuizen, met afzonderlijke onder- en boven-woninge'n of die op andere wijze be stemd zijn, om te worden gebruikt door meer dan één gezin; b. blokken van woonhuizen onder een dak, of op andere wijze aan elkander verheeld, van meer dan twee stuks; c. woonhuizen die als zij afzonderlijk en dus op zich zelf staan, met het daarom heen liggende terrein niet vormen een aaneen gesloten geheel van minstens zeshonderd vierkante meters; d. blokken van woonhuizen van twee stuks, die met het daaromheen liggende terrein niet vormen een aaneengesloten geheel van minstens twaalfhonderd vierkante meters; en dat van geen enkel uitgegeven bouwterrein, deel uitmakende van de bedoelde gronden ooit meer dan een/vierde gedeelte bebouwd of be timmerd zal mogen zijn en van elk zoodanig bouwterrein dus minstens drie/vierde ge deelte geheel van gebouwen of getimmerten vrij zal moeten zijn; 2o. dat daarop nooit zullen mogen gevestigd zijn fabrieken, trafieken, gelegenheden tot ver koop van sterken drank en in het algemeen inrichtingen, waarvoor krachtens thans be staande, of later te maken wetten, vergunning van overheidswege moet worden verkregen, inrichtingen voor verpleging van ziels- of lichaamskranken van welken: aard ook of van reconvalescenten, of werkplaatsen, waarin wordt uitgeoefend eenig geraasmakend bedrijf, zooals dat van timmerman, meubelmaker, wagenmaker, smid of iets dergelijks; 3o. dat alle erf scheidingen daarop steeds een landelijk karakter zullen hebben en niet in strijd zijn met het karakter, dat de omgeving als villaterrein zal kunnen eischen. dat gelijke erfdienstbaarheden ook rusten onder meer op het perceel bij het kadaster der gemeente Bloemendaal bekend als sectie A. nommer 5268 en daarop reeds rustten toen adressanten eigenaar en/of gebruiker van hunne perceelen werden; dat zij vernomen hebben, dat het Gemeentebe stuur van Bloemendaal voornemens is om de be doelde op perceel A nummer 5262 rustende erf dienstbaarheden geheel of gedeeltelijk op te heffen of ^daartoe zijn medewerking of bemiddeling te verleenen, en adressanten daartegen ernstige be zwaren hebben; dat toch na die opheffing het geoorloofd zal zijn op het perceel sectie A no. 5262 bouwwerken, getimmerten en afscheidingen op te richten, die niet strooken met de omgeving en met het aan zien van het „Kweekduin" zooals dat geworden is juist door het bestaan van de bedoelde erfdienst baarheden; dat alle adressanten daarvan schade en hinder zullen ondervinden; dat zij eigenaar en/of gebruiker van hunne per ceelen zijn geworden met de wetenschap, dat die erfdienstbaarheden ook op perceel Sectie A nommer 5262 gevestigd waren en in het vertrou wen, dat ze daarop gevestigd zouden blijven; 'dat adressanten vertrouwen, dat het gemeente bestuur van Bloemendaal met hunne rechten en belangen rekening zal houden en ten deze niets zal doen, nalaten of gedoogen, waardoor die rechten en belangen geschaaa kunnen worden; weshalve zij Uw Colleges verzoeken het daar heen te leiden, dat de meerbedoelde erfdienst baarheden in vollen omvang op perceel Sectie A nomnïer 5262 gevestigd blijven. De heeren Hogenbirk en de Roo van Alderwerelt verzoeken er acte van de nemen, dat zij niet behooren tot de vijf voorstellers. De Voorzitter stelt voor 'dit punt in comité- generaal te bespreken. Voor dat hier toe overgegaan wordt, stelt de heer Schuiz er prijs op te verklaren, dat hij 't voorstel al zeer slecht toegelicht viddt (eigenlijk ontbreekt elke toelichting), zoo dat de burgerij vrijwel in 't onzekere verkeert. De heer Prinsenberg sluit zich bij de opmerking van den heer Schuiz aan. Daarna gaat de Raad over in geheime ver gadering, die duurt van 2.15 uur tot 4.30 uur. Namens de heer Kremer wordt medegedeeld, dat het voorstel teruggenomen is. De heer Schuiz vraagt er akte van dat hij in be ginsel wel met het voorstel zou hebben kunnen meegaan, doch het finantieele bezwaar hem tot een tegenstander maakt. Bij de Rondvraag brengt de heer van Kessel ter~ sprake, dat de werkloozen, volgens de regeling in de Januari-vergadering goedgekeurd, als losse werkmenschen in dienst zijn van de gemeente niet een loon ontvangen, als in die regeling is vast gelegd. De gemeente-architect zou van advies dienen en niettegenstaande deze ambtenaar adviseert een loon van f 32.per week te betalen, worden toch loonen van f 30.f 28.en minder gegeven. Spreker vraagt, welke motieven B. en W. tot "deze maatregel geleid hebben. De heer Laan zegt, dat iemand die aan de plantsoenen werkt, geen plantsoenwerker is, d.w.z. geen vakman. Hij vindt de loonen, te vergelijken met die bij de particulieren bedrijven uitgekeerd worden, nog al hoog. Maar laat de Raad zich maar uitspreken! De heer Van Nederhasselt wil opmerken, dat hij bij deze zienswijze de minderheid in het college •van B. en W. vormt. Hij wilde zich houden aan de regeling, zooals die door de Raad goedgekeurd is, dus een uniform loon voor ongeschoolde ar beiders van f 32.per week. De heer Schuiz is hei met dc zienswijze van den heer van Kessel eens. De heer de Roo blijkt zich te vergissen, als hij betoogt, dat de heeren van Kessel en van Neder hasselt zich vergisten bij de uitlegging vam de be sproken regeling. De heer Laan geeft toe, dat Wethouder van Nederhasselt de minderheid in het College van B. en W. vormde, maar 't was „een wankelend beetje." De heer Verdegaal is er van overtuigd, dat als de losse arbeiders f 28.uitbetaald krijgen, er niemand naar de bloemisten gaat. Daarom vindt de Voorzitter een loon van f 32. een scherpe concurrentie voor de bloemistpatroons. De heer Hogenbirk vindt de loonstaridaard in Bloemendaal van gemeente-wege aan den hoo- gen kant. N.B. Door een zetfout vermeldde het Hdbl. aan den lagen kant. y De heer Schuiz komt daar tegen op, maar al was dat inderdaad zoo, dan dient een goed ge situeerde gemeente als de onze in de laatste plaats een voorbeeld te geven, de loonen te gaan drukken. B. en W. zullen echter nu de meening uit den Raad duidelijk naar voren gekomen is, naar be vinding handelen. Een voorstel van den heer van Nederhasselt, om tot de vorige reigelinig terug te keeren werd niet ondersteunt. Bij de nieuwe verordening op het gasbedrijf is het den heer van Kessel ontglipt, dat de ge meente1 niet meer als> vroeger bij de aansluiting van perceelen de leiding binnenshuis betaalt en gascomforen e.d. verstrekt. Hij betreurt dit omdat het vooral de minder gesitueerden er van terug houdt, gas te nemen, omdat deze menscben niet in staat zijn te bekostigen, wat eerder gratis ver strekt werd. De heer Hogenbirk wijst er op, dat voor ver bruikers van muntgasmeters ter compensatie het gas 1 cent per M3 in prijs verlaagd is, en schat het bedrag, dat nu betaald moet worden op f 10. De heer Schuiz is het met den heer van Kessel eens, en is van meening, dat juist de arbeider weer getroffen wordt. De gascommissie zal de zaak nog eens bekijken. Daarna sluiting. De hoofdschotel van het menu werd op gediend in onze tegenwoordigheid, doch toen men zou beginnen aan het verwerken der spijze, het verzoek der bewoners van Kweekduin, om handhaving van het ser vituut op de gronden aan den Bloemen- daalsche weg gelegen, dat een aesthetisch geheel aldaar min of meer waarborgt, toen werden wij verzocht naar den platten grond te verhuizen en het resultaat der geheime besprekingen was dat het was als of er niets was gebeurd of zou ge beuren. Doch dat laatste kan natuurlijk niet waar zijn. Er zal wel iets gebeuren, maar wat, dat zal ons alleen de tijd leeren. De mobilisatie van de Kweekduiners in tusschen heeft een goede zijde. Opnieuw is de aandacht gevestigd op het onmiddel lijk dreigend gevaar, dat onze gemeente vroeger een stelletje kleine dorpjes met groote buitenplaatsen daartusschen, uit den tegenwoordigen vorm van villaparken met een paar stevige winkeldorpen en nog hier een daar een buitenplaats ertusschen, omgezet wordt in straten met stedelijke huizenreepen ter weerszijde met eenige villaparken als afwisseling en herinnering aan een beter verleden. De actie van den heer de Clercq komt wel op het juiste oogenblik. Bij al deze vraagstukken, gelijk nu weer blijkt bij dat omtrent een behoorlijke toegang tot het Kweekduin, komen telkens minstens drie elementen te pas: de bouwspeculan- ten, die hun grond zoo spoedig mogelijk duur willen verkoopen en niet vragen welk lot de grond ondergaat als zij eenmaal het geld hebben binnengehaald, arbeiders en neringdoenden; die niet op een villa kun nen wonen; en villabewoners, die het ka rakter van hun omgeving onaangetast willen bewaard zien. En de overheid, die het in de hand heeft om allerlei te verbieden en allerlei te be vorderen, moet trachten de belangen van de uit arbeiders, neringdoenden en villa bewoners samengestelde gemeenschap in overeenstemming te brengen met het kun nen en willen van hen die den grond nu eenmaal in bezit hebben. Wanneer deze laatsten meer dan één belang hebben in een zelfde streek, en daar groote complex en bezitten en zin hebben voor ruimheid, frischheid en natuurschoon, kan de over heid vaak met goedkeuren en controleeren volstaan. Aerdenhout, Kweekduin, Bloe- mendaalsche Park, Duin en Daal en Duin lustpark bijna allen onder leiding der Bin- nenlandsche Exploitaitatie Maatschappij tot stand gekomen, zijn voorbeelden daar van. Maar bij kleine complexen, bij gron den gelegen aan wegen, die gedeeltelijk reeds winkelstraat zijn, bij gronden on gelukkigerwijs in handen van duivelsche Uit het Amerikaansch door HOMER CROY. 36 „Schande over zulk een luiheid. Weet je niet, wat de prediker zegt: „Hij sta op Bij 'het eerste ge zang der vogelen'', Maar, o, heden, de vogels zin gen nu al urenlang. Fluks eruit, mijn zoon, fluks est flink! Je moet met me meegaan naar 't station en het is niet noodig, dat je je bijzonder mooi maakt" „Nu zullen we loopen", zeide hij op weg naar t station, „maar 'den terugweg zullen we rijden. Later kunnen we ons meermalen permitteeren te rijden als we het beroep in de stad beet heb ben. Ik wist wel, dat jij graag in 'n groote stad zou zijn'', zeide hij met onhandige begeerigheid. „Al weer zoo'n slechte deel!" Dit was de opmerking, die hij geregeld maakte als hij een losse plank in het trottoir ont dekte. -,De gemeente zou terecht om zulke dingen om schadevergoeding moeten worden aangesproken. Weet je nog wel van mevrouw Tootle, die vroeger in ons block woonde? De stad moest haar twee en dertig honderd dollars uitbetalen." Hij verklaar de de omstandigheden uitvoerig. Maar zijn geest was eigenlijk niet bij zijn onderwerp. „Ik heb er nooit veel van gezegd, Guy, maar weet je wel zeker, dat de rechten en de politiek de dingen zijn, die je werkelijk wilt bestudeeren? Er is nog zulk groot werk te doen voor den Heer. Vooral door een man met nieuwe gedachten en een goede opvoedingDe wereld gaat zoo snel vooruit. Soms kan Ik haast niet gelooven, dat de jongelieden van deze dagen de mogelijkheden be seffenalweer zoo'n losse deel! Wacht 's even!'* 'Hij timmerde de plank weer op haar plaats met een gebroken straatsteen. „Dat is een beeld des tijds, Guy", zeide hij. zijn handen tegen elkander slaande om er het stof weer af te krijgen. „Wij leven in een eeuw van ach teloosheid en verwarring, waarin iedereen alles aan een ander overlaat.... Bij het salaris, dat ik in de groote stad ga verdienen, zou ik jou naar elk theologisch seminarium kunnen laten gaan, dat je maar zou willen. Het is een prachtige gelegenheid", overreedde hij. „Dat zal wel zoo zijn/' zei Guy eindelijk. Zooals een gewoon praatje begon hij nu te spre ken over de methoden der verschillende evange listen. „Sam P. Jones en Billy Sunday zijn machtige sprekers, maar te overdreven. Onze Heere Jezus Christus had ook geen tooneelvoorstellingen en hokus-pokus noodig. Henry Ward Beecher was een ware man Gods, bezonken en ernstig". Gewild luchthartig ging hij voort: „Nou, die was wel een huisvol van die opgeprikte advocaatjes waard, die het Woord profaneeren; Talmage was een geleerde en een heer. Ik ben eens een keer meer dan hon derd mijlen gereisd alleen om helm te hooren. Je weet, dat we jou naar hem vernoemd hebben Guy Talmage Plummer." Hij keek Guy oplettend aan; nu had hij hier wel genoeg van gezegd. „Ik zal dezen morgen bijzonder goed preeken, Guy, ik voel het." Dit was de dag, dien hij reeds zoo lang verbeid had. Hij werd nu geroepen naar „breeder velden''. Hij was Paulus van Tarsus ko mende uit de woestijn, om voor grootere scharen te prediken. De vooruitgang in salaris, de wereld- sche positie, hadden weinig voor hem te betee- kenen het was de gelegenheid óm grooter werk voor den Heer te kunnen d- en. Maar aan mevrouw Plummer vertoonde zich de toekomst in een geheel ander licht. Eindelijk zou zij dan toch „stadsdame" worden. Zij was er over in de wolken; haar droomen en haar eerzucht zouden verwezenlijkt wórden. De trein liep hijgend binnen; een gezelschap baseballspelers kwam er luidruchtig uit, met hun bats slaande en elkajnder stompende, lachend en schreeuwend. Adriaan Plummer liep snel op hen toe. „Jongens, bedenk, dat dit de Sabbathdag is. Als je moet gaan, gaat dan bedaard." De rumoerige troep werd kalmer. Nu stegen drie oudere mannen uit, wien het door hunne betere kleed'ing en meer beschaafde houding was aan te zien, dat zij uit een groote stad kwa men. Plummer richtte zich hooger o-p en voelde z'ich van (nieuwe levenskracht doorstroomd. Hij heette hen amicaal, maar toch waardiglijk, welkom. De drie mannen namen hem ter degë op. Adriaan Plummer zag er niet uit als een stadsdominee, maar hij had iets imponeerends een niet be schrijfbare kracht, die oogenblikkelijk respect af dwong. Hij schoof Guy naar voren. „Heeren, ik wilde u mijn zoon voorstellen, Guy Talmage. Misschien zal het eens den Heere behagen mijn (nederige mantel om zijn schouders te hangen.' Hij kon zulke dingen gemakkelijker zeggen in de tegenwoordig heid der vreemdelingen, dan tegenover zijn zoon alleen. Adriaan Plummer begon los te komen en zich hoe langer 'hoe meer op zijn gemak te gevoelen. «r* „Christus behaagde het Jerusalem binnen te ko men op een ezel, maar laten wij onze binnenkomst een weinig moderner doen. Guy, wil je een rijtuig roepen?" Zij rolden over het gladde steenslag. Plummer was in het beste humeur en eenigszins geënerveerd door zijn vreugde. Maar nu d'eze mrnnen werkelijk eenmaal hier waren, was hij niet meer zoo zenuw achtig als hij voor hun komst geweest was. Hij wees hun alles van de stad met 'n zekeren trots; hij vestigde 'huin aandacht op de toren, die de stad van water voorzag, wees de andere (kerften aan, de nieuwe steenen autostallingen, die sedert kort bestonden, maar vooral weidde hij met voldoening tot in bijzonderheden uit over het gerechtsgebouw. Het werd een aangename rit. Nu hield de koet sier op den rand van 't trottoir aan. „Dit is mijn woning," zei Plummer. „Wij zullen hier uitrusten tot 't tijd is om naar de kerk te gaan." Mevrouw Plummer, in haar beste zwarte cos- tuum, bewoog zich zwaar door de zitkamer, nog bezig met haar voorbereidingen. Toen de heeren voorgesteld werden, spande zij zich in om een goeden indruk te maken, Zij schudde hen de hand op de manier, welke zij dacht dat bij de stads dames gebruikelijk was en spra'k met geaffecteerde beleefdheid. „Gaat u zitten, heeren. Treinreizen zijn steeds zeer vermoeiend. Neemt u dezen stoel, bro'eder. ik geloof, dat ik uw inaam niet goed verstaan heb." De naam werd herhaald. Zij maakte veel omslag om hen ordentelijk tot zitten te krijgen, iets, dat in haar familie gerekend wer'd tot den „goeden toon" te behooren. Eindelijk schommelde zij de kamer uit om zeer spoedig weder terug te keeren met een blauw doorschijnende kan en drie tum blers op een blaadje. „Misschien willen de heeren een weinig limo nade gebruiken? Ik zeg maar altijd, dat citroensap het lichaam zuivert." Zij staarde hen verrukt aan en toen zij hun glazen leeg hadden, drong zij erop aa'n, dat zij er nog een zouden nemen. „Een half glaasje dan maar. Zal ik maar inschenken? O, ja, heel graag. Meneer Plummer wil er nooit iets van hebben en zelf vind ik 't ook zoo lekker niet meer als vroeger. Maar Guy houdt er natuurlijk veel van. Dat doen alle jongens jongelieden, wilde ik zeggen, naar ik denk." Zij ging voort alles op te sommen waar het ge zin wel en iniet van hield, in haar uiterste inspan ning cm door „onderhoudend' te zijn in de gunst der bezoekers te komen. Het geluid van schuifelende voetstappen op het cementen paadje werd' hoorbaar en R. L. Arnhalt en Dessie kwamen de stoep op. Zij kwamen om gelijk met de Plummers naar de kerk te gaan. Zij werden voorgesteld. „Werkelijk zeer aangenaam uwe kennis, te ma ken", herhaalde Dessie machinaal en ging toen zit ten met het air van beschaafde voldaanheid. Men sprak over het weder, nog eens over de stad, over prij'zen, weer over het weder, terwijl van tijd tot tijd Adriaan Plummer een blik sloeg op zijn gouden horloge en dan de kast weder knap pend sloot. Nu nog slechts enkele minuten en het zou tijd zijn om te vertrekken. Dessie wachtte op eene gelegenheid om zich in het gesprek te kunnen mengen. „Had Guy pleizier in net partijtje?" vroeg ^zij nu. „Welk partijtje, Dessie?" vroeg Plummer. „Van Bee C'hew." „Hij is er niet heengegaan. Hij heeft mij gezegd, dat hij dien avond in de winkel moet zijn." Hij keek weer op zijn horloge. „Nu, heeren, ik geloof, dat we nu maar moesten gaan. Jozua kon de zon aan den hemel bevelen stil te staan, maar wij met ons kleiner geloof moeten het oog op de klok gevestigd houden." Dessie glimlachte met de uitdrukking van het bezit van een prettig geheim. „Ik denk, dat hij dan tijd over gehad zal hebben, want ik heb hem er gezien. Hij reciteerde „The Raven" en hij had erg veel succes." Zij vertelde verschillende bijzon derheden van het feest. Adriaan Plummer zat versteend. Was het moge lijk, dat zijn zoon hem bedrogen had? Hij trachtte het valn zich af te zetten. Toen zij naar Guy zochten, was hij verdwenen; men kwam tot de conclusie, dat hij zeker vast vooruit gegaan was. Maar tot de drie bezoekers uit de groote stad zei Plummer: „Het nieuwe ge bouw staat er nu al jaren. Vroeger hadden we sléchts een klein gebouwtje van licht metselwerk tusschen het houten geraamte, maar met Gods hulp mochten wij deze steenen kerk oprichten. Wij heb ben doorslaande deuren laten maken en voor de Zondagsschool is 't zoo ingericht, dat en zoo ging hij voort over zijn kerk te praten. Eerst toen zij Buchanan Street afliepen kwam Adriaan Plummer de waarheid omtrent Guy te weten. In deze straat woonden de Chews en voor hun huis stond een hooiwagen met een troepje jongelui erop, in hun luidruchtige verwachting van eén morgen in de vrije natuur. De zware boeren paarden stonden op hun gemak de vliegen weg te jagen en onder hun kelen had de boer ter eere van de gelegenheid roode kwasten gehangen, die be doeld waren om deze gevoelige plekken te be schermen. Chew kwam naar buiten met een picinicmand, omringd door een lachende groep van zijn bewon deraars. Plummer zag Guy, zag den wachtenden wagen en begreep, wat dit alles beteekende. Hij beefde. Dit was weer een van de aanvallen van Cew op de kerk. Hij liep op Chew toe. „Weet u niet welke dag van 'de week het heden is?" vroeg hij. Chew keek hem verrast aan. „Ik geloof van wel." „U behoorde zich te schamen," riep Plummer, „om te trachten deze jongelieden te beletten naar !de ker'k te gaan." „Dus u meent, dat het hen op dwaalwegen voe ren is, wanneer men hen op een schoonen morgen naar het woud brengt, waar zij iets van de natuur te zien krijgen?" De woorden vlogen heen en weer; beiden spra ken gelijk, maar Chew met zijn geschoolder en geslepener geest bracht Plummer hoe langer hoe dieper in het nauw. Plummers toorn werd' hem de baas en hij stapte den tuin in, hoe langer hoe dichter bij den kleinen rechtsgeleerde komend. Plummer schreeuwde nu, maar C'hew wist zich te beheerschenv En juist onder die gloeiende woorden wisseling zag Plummer Guy op den 'hooiwagen zit ten. Hij wankelde, alsof hij door een onzichtbaar wapen getroffen was. „Guy!" bracht hij met verstikte stem uit, „jij jij!" Meer kon hij niet zeggen. Plummer wendde zich weer naar Chew en het hartstochtelijke gevoel, dat zoo lang in zijn binnen ste gesmeuld had, kwam nu tot uitbarsting. „Dit is de manier, waarop u mij wilt treffen. Het verwonderd mij niets eer-s. U bent een ellendige zondaar, die rond de 'kerk omhangt, trachtende haar neer te halen, 'haar te ondermijnen met uw leugens en dogredenen. Ik heb u wel gadegeslagen. Ik ken uwe stellingen, maar ik dacht niet, dat u mijn eigen zoon tot uw volgeling zou trachten te maken gij, goddelooze ongeloovige." Mevrouw Plummer kwam hoogst zenuwachtig naderbij, één oog op de drie mannen uit de groo te stad. „Zeg nu niets meer* Adriaan. Gebruik je verstan'd. Alles zal nog wel terecht komen." Maar Plummer was niet meer te houden. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1926 | | pagina 5