TWEEDE BLAD
Het Bloemendaalsch Weekalad
No. 24
ZATERDAG 19 JUNI 1926.
RAADSVERSLAG
NABETRACHTING
LEERLING-OPLEIDING
ALLERLEI
Vergadering van den Gemeenteraad op 17 Juni
1926, n.m. 2 uur. Aanwezig alle leder, met uit
zondering van de heeren Bornwater, Kremer en
Mollerus. Voorzitter: de Burgemeester,
Punt I. Benoeming van een onderwijzer aan de
school van den heer 'Hoekstra; met algemeene
stemmen, de heer Laan kwam even later ter ver
gadering, werd de heer W. J. IHaenen, no. één van
de voordrachte benoemd.
Punt 2. Vaststelling der in de vergadering van
20 Mei aangehouden instructies voor den admini
strateur van het Waterleidingbedrijf, den hoofdop
zichter van dat bedrijf en den hoofdopzichter-ad
ministrateur en den hoofdadministrateur van het
gasbedrijf.
De heer Luden verlangt niet naar straffen, maar
vraagt, waar eventueele straffen met hooger be
roep op den Raad geregeld zijn.
De Voorzitter antwoordt: bij de Verordening op
de rechtspositie der gemeenteambtenareti.
De heerVan Kessel wil eenheid gebracht zien
tusschen de verordening op de rechtspositie (a) en
de gasverordening (b), betreffende de vraag, wie
de instructie's vaststellen: B. en W., zooals in a,
de Raad zooals in b staat. Spreker wensc'ht ver
der uitdrukkelijk voor den hoofd-administrateur van
het gasbedrijf de verplichting opgenomen te zien,
dat hij om de 2 maanden de muntgasmeters licht
tegen repu aan de afnemers voor het meegenomen
geld.
De Voorzitter meent dat 'dit reeds vervat is in
de woorden: meters opnemen, in 'het algemeen, er
zal echter met -de opmerking rekening worden ge
houden.
De heerVan Kessel acht het verkeerd voor te
schrijven, dat de hoofd-administrateur van het
gasbedrijf dagelijks van 912-|- uur v.m. op zijn
kantoor moet zijn.
De heer De Roo van Alderwereh: hij zit er toch
ook voor het waterleidingbedrijf!
De heer De Visser: hij kan altijd voor ambts
bezigheden weg zijn. (Vroolijkheid).
De heer Van Kessel: We weten wel hoe 't met
zulke dingen gaat; bij de. begrooting hooren we, er
zijn te veel ambtenaren, maar van zoo'n ambte
naar wordt als er een weg moet, gezegd, hij niet
want hij moet geregeld op z'n kantoor zitten.
De heer Hogenbirk. Er gaat geen ochtend om
of er komt iemand, zoowat alle's kom voor Jonge-
pier, ook moet hij z'n administratie bij werken.
De heer Van Kessel: Welke?
De heer Hogenbirk: Van de muntgasmeters.
De heer Van Kessel: Maar die licht hij toch
maar om de twee maanden.
Stemmen in dezen geest: Maar dat duurt toch
over de heele linie al dien tijd!
De heer Prinsenberg wil in de instructie de door
den hoofd-administrateur bij te hoeden boeken
met name noemen overeenkomstig de gasveror
dening.
De heer De Roo van Alderwerelt: Er staat, dat
hij al zijne boeken moet bijhouden.
De heer Prinsenberg: De verordening is een
leiddraad voor den Raad, de instructie voor den
ambtenaar.
De Voorzitter: Er zal rekening mee gehouden
worden.
De heer Prinsenberg: Ik maak er een voorstel
van.
De heer De Roo van Alderwerelt: Ik vind 't
niet noodig.
De heer Prinsenberg: Ja wat u vindt, daar gaat
't eigenlijk ni^t om. (Vroolijkheid).
De heer Schulz is het met den heer Prinsenberg
eens, althans als weer andere boeken in de ver
ordening worden opgenomen, moet de instructie
ze ook vermelden.
De Voorzitter: Elke pas, die 'n ambtenaar doet,
behoeft toch niet omschreven te worden; hij her
haalt, er zal met de opmerkingen rekening worden
gehouden.
Niemand verlangd stemming; de instructie's zijn
vastgesteld.
Punt 3. Wijziging van het gascontract met
Haarlem. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming wordt eene uitbreiding van het concessie
gebied van Haarlem voor gaslevering aangenomen,
zoo dat thans de geheele gemeente valt onder de
concessie aan Heemstede of onder die aan Haar
lem verleend.
Punt 4. Wijziging van het besluit van 18 Juli
1924 tot het verleenen van een tweede voorschot
groot 38.000.aan de Woningbouwvereeniging
„Bosch en Duin", namelijk van slechts ƒ34050.
De heer Prinsenberg is gevallen over de woor
den: een voorschot ten bedrage van 34050.
tegen een rente van 5% 's jaars bij wijze van an
nuïteiten af te lossen, en acht, als 'wij 'hem goed
hebben verstaan, met een beroep op den Alg.
maatregel van Bestuur ingevolge de woningwet,
het noodig dat de rente der annuïteiten wordt
vastgesteld.
Wethouder Van Nederhasselt e.a. zetten dit punt
recht.
Bij Punt 5. Vaststelling 4e suppletoire begroo
ting over 1925 verwondert de heer Van Kessel zich
over het gelijk zijn der posten 45000 van terug
gaaf door particulieren der kosten van te hunnen
behoeve, door de gemeente verrichte werkzaam
heden, bij de inkomsten, en gelijk bedrag bij de
uitgaven wegens door de gemeente ten behoeve
van derden verrichte werkzaamheden. Bij de be
grooting is gezegd, dat daarmede 20% winst wordt
gemaakt; spreker vertrouwt wel dat B. en W. die
9.000.niet in hun eigen zak hebben gestoken
(vroolijkheid), maar waar zijn ze dan gebleven?
Wethouder Laan: De winst verdwijnt onder Pu
blieke werken. Het is heel moeilijk, dat precies
na te cijferen. Na een vrij levendig debat tusschen
de heeren Prinsenberg, Schulz, van Kessel en
Hogenbirk eenerzijds en den wethouder anderzijds
wordt besloten bij de begrooting op deze zaak
terug te komen. De wethouder wil niet, dat de
gemeente schade lijdt en de Raad wil niet, dat "de
gemeente winst maakt op werkzaamheden waarvoor
de Gemeente zich zelf als uitvoerder aan de in-
zetenen opdringt.
De suppl. begrooting wordt verder zonder dis
cussie goedgekeurd.
Punt 6. 't Besluit tot af- en overschrijving van
posten op de begrooting van 1925 wordt zonder
bera. dslaging genomen.
Punt 7. Aanvrage van B. en W. van een extra-
credit van 3800.voor het in overleg met het
P E.N. verleggen van de 5 electrische kabels en
den telefoonkabel in den Bloemendaalscheweg van
af Kleverlaan tot Donkerelaan; een en ander houdt
verb, nd met het plan, den weg zeli te verbeteren.
Daarvoor is op de begrooting geld uitgetrokken voor
verst ating en afdekken met spramex; B. en W.
willen echter een geruischlooze bestrating maken
van Topeka, de kabels moeten daarom van den weg
naar de gemakkelijk op te breken voetpaden.
Wethouder Laan zet op de vraag van den heer
Van Kessel, of de gemeente eigenares is van alle
voetpaden en dus ook beschikken kan over den
ondergrond daarvan, uiteen, dat ter plaatse alleen
nog overeengekomen moet worden met de hee
ren Hogenbirk en Beekman, langs wier perceelen
de weg 1 Meter breeder moet worden, doch dat,
ook als de onderhandelingen met hen niet moch
ten slagen de kabels daar nog wel kunnen gelegd
word n tusschen de boomen en de hekken. Het
zal najaar worden, als 't onderhanden wordt ge-
nome.i, 't P.E.N. wil tevens overal zijn gelijkstroom
stroomkabels door draaistroomkabels vervangen.
De heer Luden maakt bezwaar, omdat deze post
niet op de begrooting staat.
Wethouder Laan wijst er op, dat de omstandig
heden zich wel eens wijzigen, maar men zal zor-"
gen precies uit te komen.
De heer Van Kessel brengt de afronding hoek
Rijperweg, terrein Overakker, vroeger Pretorius,
ter sprake, dit gaat over een and'er gedeelte van
den /eg.
'Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Hetzelfde geschiedt met Punt 8, vaststelling
kchfer hondenbelasting 1926, en punt 9, voorstel
om aan I. H. Th. Belm ontheffing te verleenen van
art. 3 der Drankwetverordening voor café Rust
hoek (beneden-voorzaal).
Pt'nt 10. Zonder beraadslaging worden de vol
gende ontheffingen van bepalingen der bouwveror
dening verleend:
1. Aan H. Henneman voor bouw van twee
landhuizen aan den Hoogen Duin en Daalschenweg
op Sectie A no. 5074.
2. Aan het Gemeentebestuur van Bloemendaal
voor bouw van een steenen schuurtje aan den
Lagen Duin en Daalschenweg op Sectie A no.
4531
3. Aan S. Mars voor 'den bouw van een schuur
aan de Noordertuindorpslaan, op Sectie B no. 4172,
mits dit gebouw een schuin dak krijge.
4. Aan H. Kleibrink voor bouw van drie
woonhuizen aan de Korte Kleverlaan op Sectie
A no. 7331.
5.* Aan J. A. Laan voor het maken van een
terras bij perceel Lage Duin en Daalscheweg no.
21.
6. Aan J, Kwak voor bouw eener garage aan
de Disiteliaan op Sectie B no. 4230.
Afwijzend wordt beschikt op het verzoek van
A L. Bonkink om ontheffing voor den bouw van
een schuurtje op Sectie A no. 8498 aan den Ken-
nemerweg. Het schuurtje komt t.e dicht aan den
weg en 'benadeelt de schoonheid.
De heer Prinsenberg heeft de plaats in oogen-
schouw genomen en vastgesteld, dat een fraai
boomengroepje voor het schuurtje aldaar zou moe
ten verdwijnen.
Wethouder Laan zet uiteen, dat B. achteruit in
een hoek voor het schuurtje een goede plaats
heeft.
Punt 11. Ingekomen stukken. Het verslag over
1925 van de Commissie van Toezicht op het M. O.,
dat van den schoolarts H. L. van Beusekom, de
reclames hondenbelasting en de accountantsrap
porten der woningbouwverenigingen over het le
kwartaal 1926 worden voor kennisgeving aange
nomen.
Nagekomen stukken. Van het bestuur der St.
Theresia-school, dat het een nieuwe school wil
bouwen te Overveen, later blijkt dit te zijn uit
breiding der school aan de Krulleiaan, terwijl te
Overveen een nieuwe school gebouwd zal worden
in plaats van het bestaande; met een en ander zal
haast worden gemaakt. De Raad neemt de mede-
deeling voorloopig voor kennisgeving aan.
Van den heer V. O. voor het bouwen van een
landhuisje met garage en schuur naast den heer
Bodel Bienfait in de hoogte bij de afgraving. Daar
'n rieten dak is ontworpen op 15 M. afstand
van een ander, en het terrein te klein is, wenschte
de Raad over deze zaak zelfs niet te praten en 'be
sloot cf. het preadvies van. de Commissie voor Pu
blieke werken afwijzend.
Aan de Rondvraag nam deel de heer De Roo
\an Alderwerelt, die verlaging wenschte van de
waterleidingprijs met 5 cent, overeenkomstig het
adives der Waterleiding Commisie, daarin bijge
vallen door den heer Schulz; de Raad besloot op
voorstel van Wethouder Van Nederhasselt de zaak
niet au fond te behandelen, maar afgesproken werd
dat de Commissie met den Wethouder a.s. Woens
dag te 8 uur n.m. over dit punt in het bureau
van de waterleiding zal vergaderen.
De heerPrinsenberg vroeg naar een in Februari
gevraagd rechtskundig advies.
De Voorzitter zegde mededeelingen in besloten
vergadering (dienaangaande toe.
Hetzefde raadslid klaagde over de verlichting
aan de Rampelaan door de boomen.
Weth. Laan gaf het bezwaar toe, er wordt aan
gewerkt.
In de derde plaats wees de heer Prinsenberg
cp het baldadig drinken uit de fontein bij de
Rampelaan door de jeugd .Wethouder Laan zegt,
dat een fontein van beton ontworpen is met een
trapper waarop men moet drukken alvorens water
te krijgen, hij ziet echter weinig kans wat te vin
den dat de jongens niet breken. Een fontein
kost ons jaarlijks aan water een 400.
Na een debat tusschen de heeren Van Kessel (die
de zaak aansneed) en de heeren De Waal Malefijt
en Laan en nadat de Raad op de vraag van den
Voorzitter of hij wilde dat de gemeente zich een
offer ges troostte door stilzwijgen, toestemmend i
had geantwoord, werden B. en W. gemachtigd met
de rechthebbende op de wei Bij de brug in den
Korten Zijlweg te onderhandelen om te kunnen
komen tot een algeheele omlegging, verbreeding
en verbetering van de verkeerswegen door ter
plaatse.
Naar aanleiding van een vraag van den heer
Van Kessel over het dreigend werkloos worden 1
van twintig losse arbeiders in gemeentedienst heeft
de Raad na breedvoerige discussie, principieel tus
schen de heeren van Kessel en Schulz eenerzijds
en de heeren Hogenbirk, Prinsenberg en De Vis
ser anderzijds en waaraan ook de beide wet-
houders en de heer De Roo van Aiderwerelit deel- 1
namen, een voorstel van den heer Laan aange
nomen en aan B. en W. een crediet verstrekt om
bedoelde losse arbeiders op een loon van 26.
(de ongehuwde 18.--) tot October aan het
werk te houden, maar om de week. Nieuwe ge- 1
zichts-punten kwamen in het debat niet meer voor.
Alleen toen de heer Van Kessel zich op het
slechte weer en (den heer Verdegaal beriep bij zijn
betoog, dat te Vogelenzang nu geen werk te vin
den is in het 'bollenrookn, deelde deze mede reeds
1js zijner bollen „eruit" te hebben. D'e heer De
Waal Malefijt ondersteunde het voorstel van d'en
heer'Laan, omdat al 'het andere hem veel te on
zeker is.
De heer De Waal Mclefijlt was de laatste bij de
rondvraag. Hij pleitte oor het doen stop zetten
van de afgraving der tot pleizierterrein geworden
duinen der Ned. Israël-gemeente te Amsterdam;
hem werd een machtiging gegeven om te dezer
zeke voor d'e gemeente onderhandelingen te openen,
die wellicht tot aankoop, in ieder geval tot stop
zetting der afgraving kunnen leiden. De Raad ging
hierna over in 'n beslcten zitting.
Er is ditmaal we nig stof voor eene na
betrachting. Bij het debat over de in
structies, maakte de burgemeester eene
opmerking, die de aandacht verdient, n,l.
deze, dat „niet iedere pas, die een ambte-
naar doet, behoeft omschreven te wor-
den."
Het maken van eene goede instructie
behoort tot de kunst van wetgeving. Te
recht spreekt men daarbij van een kunst,
want al komt er techniek en kennis der wet
ten bij te pas, met i echniek en wetenschap
alleen maakt men geen goede wet. Het is
geen toeval, dat do grootste figuur met
wetgevend talent, die wij in de laatste 100
jaar hebben gehae, Thorbecke, literator
was. De kunst om de regeling van een
practische aangelegenheid waarom het
gaat, oveeenkomstig de bedoeling van wie
haar regelt, zoo to omschrijven, dat de
regeling door het Volk niet kan worden
misverstaan, heeftzoowei een letterkun
dige als een juridische en practische kant.
Vormen de volksgenooten een éénheid,
dan kan in weinig woorden veel worden
gezegdmaar (men ziet het in de geschie
denis telkens) zoodra komt niet een nieu
we voorraad volksgenooten de oude aan
vullen of men verstaat elkander op
Staatkundig gebied voorloopig niet, en, wil
men gezamenlijk iets regelen en toch voor
elkander duidelijk zijn, dan moet men zijn
toevlucht zoeken tot het afdalen in alle
kleinigheden, tot het beschrijven en altijd
maar weer beschrijven. Van het begrip
daalt men af tot de voorstelling. Zoodra
de volksgenooten echter in hunne nieuwe
constitutie weer zooveel aan elkander ge
wend zijn, dat ze elkander verstaan en tot
elkander kunnen spreken in begrippen en
met begrip, wordt de periode van omslach
tige beschrijvende wetgeving wederom
gevolgd door eene kort en kernachtig aan
duidende, die minder inkt, papier en ge
praat vereischt, maar alleen mogelijk is
als de wetgevende elementen over onge
veer gelijke ontwikkeling en kennis be
schikken, aangevuld door een hoeveelheid
wederzij dsch vertrouwen. Elke onder
gaande beschavingsperiode kenmerkt zich
door omslachtige beschrijvingen, het zich
vasthouden aan duizende kleinigheden,
elke opgaande door breede lijn, een ver
kwikkend onderling vertrouwen, door het
sparen van inkt, van papier en van woor
den. Onze tijd is uit dat oogpunt wel zeer
dekadent. De verkeersagent is het sym
bool van den ommekeer.
Bij punt vier der agenda kwam de
vraag ter sprake of bij eene afbetaling in
annuïteiten de rente moet worden be
rekend van de af te betalen hoofdsom of
van de annuïteiten. Wij verstaan de be-
bedoeling van annuïteits-afbetaling aldus
men heeft over verschillende jaren ver
deeld een bedrag met rente te betalen,
maar wil elk jaar daarvan tezamen telkens
precies evenveel op tafel leggen, en nu
wordt er volgens 'n bepaalde formule, met
de aangenomen rentevoet en de oorspronke
lijke hoofdsom als uitgangspunt I, uitge
rekend op welk bedrag per jaar dit komt,
om aan 't einde van 't aantal annuïteits
jaren precies hetzelfde betaald te hebben
als men zou betaald hebben op de andere
meest gebruikelijke manier: 't eerste jaar
behalve een termijnaflossing, /rente be
talen over de geheele hoofdsom, het tweede
jaar behalve als voren rente over de met
een termijn verminderde hoordsom, enz.
Men drukt dit gewoonlijk zoo uit als
B. en W. dit ook deden: een bedrag ren
tende 5% 's jaars, bij wijze van annuïtei
ten af te lossen.
In ons artikel over de opvoeding van den arbei
der wezen wij reeds op de noodzakelijkheid van
onderricht, zoowel voor de school- als voor andere
vakken. Een arbeider toch, die een goede leer
school heeft doorloopen, dus goed geschoold en
ontwikkeld is, zal voor de voortbrenging hoogere
waarde hebben dan iemand, die 'n onontwikkelde
ongeschoolde kracht is.
Het spreekt van zelf, dat i'n ieder mensch eigen
schappen aanwezig zijn, die, worden zij maar vol-
doendle benut, den mensch bruikbaarder maken.
Wij zien dat b.v. dagelijks. Hoe langer iemand een
vak beoefent of zich een bezigheid verricht, hoe
meer routine hij verkrijgen zal. „Oefening maakt
den meester" werd vroeger reeds gezegd. En als
er één uitdrukking is, die werkelijk waarheidszin
bevat, dan is het deze. Jarenlange oefening kan
van menig eenvoudig vakman een kunstenaar in
zijn vak maken. Want een feit is, dat in eiken ar
beid, 'hoe eenvoudig soms ook, 'n opvoedende
kracht verscholen ligt, die, mits deze maar ont
wikkeld wordt, van groote beteekenis kan worden.
Iemand, die den ernstigen wil heeft te leeren, kan
daarom ook uit den dagelijkschen, soms eenvoudi-
gen arbeid veel nut en profijt trekken. Onder de
menschen die vooruitkomen in de wereld zijn er
ook, die aan noeste vlijt een ernstigen wil tot leeren
paren. Ook in den arbeid ligt een opvoedende
kracht van hooge zedelijke waarde, welke van
groote beteekenis is.
Misschien zal men ons willen tegenwerpen, dat de
moderne industrialiseering der voortbrenging veel
van 't mooie en goede der arbeidersopvoeding
heeft weggenomen. En dat juist 't eentonige van den
arbeid den werknemer doet afstompen en het hoo
ge zedelijke bewustzijn in hem wegneemt. Gaarne
geven wij toe, dat in 'deze redeneering een kiem
van waarheid schuilt. Inderdaad is veel arbeid uit
den aard der zaak geestdoodend en het tegenover
gestelde van verheffend.-Maar ook de industria
liseering van de voortbrenging heeft nog haar goede
zijden. Want in de samenwerking, die als gevolg
daarvan 'het individueele van vroeger jaren ver
drongen heeft, ligt toch ook weer een kiem tot
betere maatschappelijke orde. Want de arbeider
kan daaruit leeren, dat samenwerking van alle
groepen noodig is, wil de voortbrenging en de
voorziening i'n de menschelijke behoeften plaats
vinden zooals dit moet. Wij vinden b.v. dez>e ge
dachte terug in de collectieve arbeidscontracten,
waarvan de grondslag is de samenwerking zoo
hoog mogelijk op te voeren. Ook van de zijde der
werkgevers wordt dit erkend. Zoo verklaarde Lord
Haldane, een bekende persoonlijkheid in Enge
land, bij gelegenheid van een rede, die hij over
socialie toestanden hield:
„Ik ben na lang nadenken tot het inzicht ge
komen, dat de hoofdoorzaak van het gevoel van
verwijdering tussc'hen rijk en arm niet zoozeer ligt
in de kwestie van loon en arbeidsduur of in de
maatschappelijke omgeving, maar meer in de ver
schillende beschavingsmogelijkheden. De man, die
gevoelt, d'at hij in staat zou zijn zijn vermogens
op ruimer schaal ten nutte aan'te wenden, wordi
verbitterd door de gedachte, dat de gelegenheid
daartoe hem onthouden is, dat men hem heeft uit
gesloten van de beschaving, die verkwist wordt
aan velen, welke hij als zijn natuurlijke minderen
mag beschouwen."
Deze uitspraak is zeker een krasse, maar be
wijst, dat de spreker scherp veroordeelde, dat
door intellectueelen de arbeid als iets minderwaar
digs beschouwd wordt. En dat dit nog wel eens
plaats vindt, wij zijn er maar al te zeer van over
tuigd'. Dikwijls wordt een arbeider, die eenvoudi-
gen arbeid verricht, als iemand van lagere orde
beschouwd.
Vóór alles zal er dan ook waardeering moeten
komen voor den arbeid. En 'deze waardeering zal
van beide zijden moeten groeien: de arbeider zelf
zal ook van den eenvoudigen arbeid te hoogere
beteekenis moeten zien; de werkgever zal ook
d:en eenvoudigen arbeid naar Wc&rde moeten
vaardeeren. Vindt dit plaats, dan zal de basis voor
gemeenschappelijke samenwerking gelegd zj}n.
Vanzelf vloeit hieruit voort, dat oM: van werk
geverszijde het groote nut van de opleiding tot
arbeider erkend moet worden. Want een goed ge
schoolde arbeider zal beter dan de ongeschoolde
zijn plaats in het voortbrengingsproces begrijpen
en daarom een beter inzicht 'hebben omtrent zijn
verplichtingen in dit prodes. En dit is noodig, wil
d'e voortbrenging geregeld en zonder schokken
plaats vinden.
De opleiding van leerling tot geschoolde en dus
bruikbare kracht, zal dan ook meer en beter dan
tot op heden plaats vond, ter hand genomen moe
ten worden. En deze opleiding zal practisch en
doelmatig moeten zijn. Niet alleen zal de oplei
ding moeten omvatten het zuiver technische, dus
wat de vakman behoort te kennen en t/e weten,
'doch ook de algemeene ontwikkeling zal niet ver
geten moeten worden.
Dit laatste wil nu niet zeggen, dat nu ook maar
allerlei schoolsche valkken moeten worden bijge
bracht. Want dan zou wel eens het tegenoverge
stelde van wat men zou willen bereiken, 'het ge
volg kunnen zijn. Gewaakt moet worden dat den
leerlingen gieen overtollige kennis wordt bijge
bracht. De algemeene ontwikkeling van den leer
ling moet er op gericht zijn, alleen die kennis bij
te brengen, die beslist noodzakelijk is en in ver
band met 'de keuze van het beroep, noodig en
nuttig is. Naar teveel van het goede moet niet ge
streefd worden.
Wat noodig is, zal vooral 'dit zijn, dat door den
arbeid gezocht wordt den arbeider 'een hooger in-
zjcht te geven in datgene, wat daarmee verband
houdt. Ook voor den werknemer is goed, dat hij
met de problemen van den modernen tijd bekend
wordt. Het is een fout dat in den tegenwoordigen
tjjd te veel gelet wordt op de rechten en niet op
d'e verplichtingen. Beiden moeten hand aan hand
gaan, wil een loyale samenwerking tot stand
komen.
Daarom behoort ook van beidie zijden de oplei
ding tot leerling ter 'hand genomen te worden.
Zoowel voor de -vakorganisaties der werklieden
als voor die der werkgevers is hier een terrein,
waar met groot succes voor de maatschappelijke
voortbrenging gewerkt kan worden.
WAAR IS COLUMBUS BEGRAVEN?
Er zijn twee steden, die er prat op gaan, het
gebeente van den ontdekker van Amerika te bezit
ten; dit zijn Sevilla in Spanje en San Dommingo
op de Antillen.
Deze zaak zit zoo: Columbus stierf in het jaar
1506 te Valladolid in Spanje en had bij testament
bepaald, dat hij te San Domingo begraven moest
worden, waar ook al zijn bloedverwanten woonden
en vele vrienden. Bovendien was deze stad door
Columbus gesticht. Aan de laatste beschikking
van Columbus is blijkbaar niet dadelijk voldaan.
Waarschijnlijk was het 34 jaar na zijn dood, dat
zijn lijk werd opgegraven en de kist met groote
plechtigheid in de kathedraal te San Domingo
werd bijgezet.
In 1795 moest Spanje San Domingo aan Frank
rijk afstaan. Toen liet de Spaansc'he regeering de
kist weer opgraven en overbrengen naar 't eiland
Cuba, waar het stoffelijk overschot van Columbus
werd bijgezet in de Kathedraal van Havana.
En in het laatst van de vorige eeuw, toen Cuba
aan de Vereenigde Staten kwam, werd de kist
weer opgegraven en naar Sevilla overgebracht.
Maar de bewoners van San Domingo hebben
altijd beweerd, dat men zich in 1795 vergist 'heeft
en de verkeerde kist naar Cuba is overgebracht,
zoodat in hun kathedraal nog steeds de ontdekker
van Amerika begraven zou liggen. En werkelijk
is er in 1877 een oude kist opgegraven, die de
naam van Colum'bus als inscriptie droeg. Maar in
Sevilla blijft men beweren, d'at daar het gebeente
van beroemde Genuees rust.
Dit strijdpunt heeft indertijd een eigen
aardige moeilijkheid opgeleverd, toen de fees
telijke opening van het Panamakanaal voorbe
reid werd. De Amerikaansche regetring kreeg het
lumineuze idee, het pantserschip „Cregon", dat
aan het 'hoofd der andere oorlogsschepen door het
kanaal zou varen, 'het stoffelijk overschot van
Columbus te doen meevoeren. Maar welken Co
lumbus moest men nemen, dien van Sevilla of
dien van San Domingo?
We herinneren ons niet, op welke wijze de
moeilijkheid opgelost is. De beste oplossing zou
in een dergelijk geval wel zijn, de beide geraamten
mede te voeren, om zeker te zijn het goede er bij
te hebben.
DINEEREN IN DEN SCHOUWBURG.
Als men in China naar het theater gaat, be
hoeft men dien dag thuis geen middagmaal klaar
te maken; men eet en drinkt in den schouwburg.
Nauwelijks is men de loge binnengestapt, van
waar men 't spel zal volgen, of op een presen
teerblaadje wordt de theepot aangeboden met een
heel klein kopje, dat in drie teugjes geledigd kan
worden. Bij de thee is een portie yokan, een soort
kastanjepastij. Meerdere lekkernijen volgen; sma
kelijk toebereide vischgerechten, ommelette, enz.
Natuurlijk moeten deze met de bekende eetstok
jes naar binnen gewerkt worden.
De genoemde lekkernijen zijn niet meer dan
een voorgerecht. In de pauze volgt het eigenlijke
diné. De gerechten, waaruit het bestaat, varieeren
met het seizoen, maar meestal bevatten de doozen,
die de loge worden binnengebracht, warme rijst
en lotuswortel en gesuikerde kastanjes.
Na zulk een overvloedig maal bestaat er wei-
nig gevaar, dat de toeschouwer de rest van de
vertooning met een hongerige maag moet gade
slaan. Toch worden in den loop van den avond,
want de vertooning duurt vaak urenlang, nog
meerdere versnaperingen geserveerd.
WAAIERS.
Een damestoilet uit de achttiende eeuw was
niet compleet zonder de onmisbare waaier uit de
kostbaarste stoffen vervaardigd, als lakwerk,
schidpad, ivoor en parelmoer. De prachtigste ver
sieringen van goud en zilver of juweelen waren
er op aangebracht.
Er bestond een waaiertaai, die elke welopge
voede jonge dame verstond, en waaruit de jongelui
konden opmaken, of de dame in kwestie een lief
desaanzoek meer of minder gunstig zou ontvan
gen. Aan de manier, waarop de waaier vastge
houden werd, was dit te zien.
Sómmige waariers waren versierd met galante
spreuken, die het mogelijk maakte de toekomst
te voorspellen door nauwlettend acht te geven,
welke spreuk na een bepaalde aantal bewegingen
naar voren kwam. Voorstellingen uit de bijbel-
sche geschiedenis, uit 'de Grieksche of Romeinsche
godenwereld, bevallige herders en herderinnetjes
op de waaier geschilderd, deden daarbij dienst.
DE VALSCHE RIJKSDAALDER
Jaap spaarde voor konijnen, 't Hok had hij en
als hij er genoeg geld voor had, mocht hij het
voorjaar een paar konijnen koopen. Het grootste
gedeelte van zijn weekgeld liet hij elke week in
de gleuf van zijn spaarpot glijden een groen
varkentje, dat niet opengemaakt kon worden zon
der 'het te breken, zoodat het geld er goed be
waard was.
Vol trots rammelde Jaap telkens met het var
kentje, dat hoe langer hoe zwaarder werd.
Zijn ouder broertje Koos, die veel van een grap
hield en Jaap graag eens plaagde, bracht op zeke
ren dag een rijksdaalder voor hem mee.
Jaap was in de wolken en liet opgetogen zijn
rijksdaalder aan iedereen zien. Maar toen hij hem
eens op tafel liet vallen gaf de rijksdaalder zoo'n
raren klank en
Ik zal het jullie maar dadelijk vertellen: Jaap
was gefopt; het was een papieren rijksaalder,
heel mooi nagemaakt, maar toch van papier en
geen zilverbon, maar een rijksdaalder, die er pre
cies zoo uitzag als een echten zilveren.