Het BloemendaalscH Weekblad RAADSVERSLAG LETTERKUNDE TSj0_ 4g lijk te treden en vraagt ontslag. Dit wordt ver leend; I |Af k k 1 k Ec I mK 1 Den heer Van Engelen, die klaagt over den slech- k> fci DhM V hïi v.r~«„4 ZATERDAG 19 NOVEMBER 1927 Openbare vergadering van den Raad der Gemeente Bloemen- daal, gehouden op Donderdag 17 November 1927 te n.m. 2 uur op het zgn. Raadhuis te Overveen. Voorzitter, de Burgemeester Aanwezig alle leden behalve de heer Hogenbirk. Punt 1. Ingekomen stukken. a. Bericht van Gedeputeerde Staten, dat zij hun ne beslissing omtrent het raadsbesluit tot aankoop van een gedeelte van Zeeweg en Tetterodeweg, verdaagd hebben. B. en W. stellen voor idit stuk voor kennisgeving aan te nemen. b Aanbieding gemeentebegrooting dienstjaar '28. B- en W. stellen voor deze begrootimg te stellen in handen van de Financieele Commissie om ad- vies' J -ad* Daartoe wordt besloten. c. Verzoek van den Commissaris der Koningin om mededeeling van het gevoelen van den Raad in zake de door den Minister van Justitie in over weging genomen herziening van de bezoldiging van den commissaris van politie, die van 1 Januari 1928 af zou worden vastgesteld1 op een bedrag van 3800.per jaar met drie tweejaarlijksche ■ver hoogingen van 250.tot een maximum van 4550.per jaar. De Burgemeester stelt voor om den Commissaris der Koningin mede te deelen, dat ide Raad zich kan vereenigen met 's Ministers voornemen. De bezoldiging van den betrokken ambtenaar bedraagt thans 4400. De Voorzitter deelt mede, dat het gevoelen van den Raad moet worden ingewonnen. De heer Schulz; Vroeger is gezegd de naam Com missaris inplaats van inspecteur zal geen invloed hebben op de salarieering. Is deze voordracht nu wel in orde? En waarom houdt men voor de agen ten de hand op de beurs en voor den Commissaris niet? Hij vraagt inlichtingen. De Voorzitter zegt: reeds 7 jaar heelt de Commis saris hetzelfde salaris; de Regeering regelt het salaris en stelt herziening voor in aansluiting aan die voo,r den burgemeester. De verhooging is zeer luttel. De heer Schulz zal zich niet tegen deze geringe verhooging verzetten. De Raad zag destijds in het geven van den naam commissaris een poging om zijn salarisregeling aan den Raad te onttrekken. De Voorzitter: Alles is tijdelijk (gelach). Het voorstel om zich met de verhooging te ver- eenigen, wordt door den Raad aangenomen. Bij punt 4 der ingekomen stukken het verzoek van L. Pouwer en J. G. ter Beest om de huurwaarde van hun woning te verlagen van 364.per jaar °P 312.adviseerden B. en Wafwijzend. De heeren Kremer en Schulz bestrijden dit prae- advies. Laatstgenoemde noemt onder meer de ver laging van het rentetype. De heer Noorman zegt: uit de nieuwe begrooting blijkt, dat de huurwaarde der woningen van alle andere politiebeambten ook op 312staan. De heer Nuyens herinnert er aan, dat cie Commis sie, die de huizen getaxeerd heelt zich wel kan hebben vergist; waarom moeten deze menschen voortdurend achtergesteld worden; laat ons deze menschen tevreden stellen. De heer Prinsenberg (lid van de door den heer Nuyens bedoelde Commissie) zegt, de 'heer Nuyens vergist Zich, de huurwaarde is niet vastgesteld in verband met het inkomen van de bewoners, maar zuiver naar de waarde der perceelen. De huur zou op 1/6 tot 1/7 van de inkomens te stellen zijn als men het systeem van den minis ter volgt; als de Raad af wil van 'het geven van bijslag voor de huren, dan kan imem niet op 't verzoek ingaan. Weth. Laan: De bouwkosten kunnen niet als maatstaf gelden; deze huizen zijn voor den oor log gebouwd. In 1924 is bepaald wat deze huizen waard zijn, verlagen .wij deze huren, dan moeten wij die der perceelen aan den Kinheimweg ook verlagen: de rentestandaard is van geen betee- kenis. De heer Luden vraagt of deze menschen andere huizen kunnen krijgen. Zoo neen (stemmen: die zijn er niet), dan gevoel ik voor de verlaging. Weth. Laan vindt 7.niet hoog. De heer Schulz wijst den 'heer Laan op een z.i. onlogischen gedachtengang. Is de huur getaaxeerd niet op den grondslag van kapitaalswaarde en ren- telype van 1924, (stemmen: Ze is bepaald in ver gelijking met de feitelijke huuropbrengst van soortgelijke woningen), dan heeft men in den geest van den hr. Luden op de billijkheid te letten, want men heeft aan die ambtenaren deze wonin gen aangewezen. Gelijke monnikken, gelijke kap pen. De heer Nuyens valt de heeren Luden en Schulz bij, er is geen andere woning voor hen beschik baar. Hij gelo'oft in voldoende solidariteit onder het politiecorps dat als deze verlaging wordt toe gestaan, de anderen zich wel stil zullen houden. Weth. Van Nederhasselt zegt, het komt neer op een bijslag in 'de huur, want de 'huurwaarde is een bepaald bedrag. Neen, zegt de heer Schulz, wij kunnen de huur vaststellen op een lager bedrag dan d'e huur waarde. De heeren Schulz, Noorman en. Nuyens stellen v»o,r de huur te verlagen tot 312.— per jaar. Dit voorstel wordt aangenomen met de stemmen van de heeren Dorhout Mees, Verdegaal, Prin senberg, De Waal Malefijt, Laan en' Van Neder- nasselt tegen. ^°or kennisgeving wordt verder aangenomen een "ef van de Nedl, Spoorwegen meldende dat de overweg aan het Manpad niet kan vervallen, e gemeente-vroedvrouw 'deelt mede 'in het huwe- ten toestand van den weg, waaraan üij woont, zal worden bericht dat de gemeente het onder houd nog niet van den exploitant heeft overge nomen. Punt 2. De 'begrooting der Gezondheidscommis sie voor 1928 Wordt zonder beraadslaging goed gekeurd. Punt 3. Weth. Laan zal, op verzoek van den Raad, met den heer Dijkstra overleg plegen over de hooge prijzen in het Paviljoen Zeeweg voor consumptie geheven in verband met wederinhuur. Punt 4. B. en W. vragen een crediet van 3000 voor verbouwing van den „groenen ient", het houten hulpgebouwtje van Publieke Werken. De heer Bornwater bestrijdt dat voorstel. Het gebouw is rot van onderen (Weth. Laan: Ja, maar wij zitten bovenin) het staat ter plaatse in strijd met onze eigen verordeningen en het terrein waar op het staat is belast met het servituut dat er alleen een raadhuis mag staan. De heer Schulz valt hem bij, hij acht het goed geld naar kwaal geld gooien. De heer Kremer wijst er op dat 'hier wederom blijkt, hoe noodig een nieuw raadhuis is. De heer Prinsenberg, lid van de Commissie voor Publieke Werken, zegt: we zagen geen andere uit komst, maar we steunen het voorstel noode. De heer Luden herinnert er aan, dat de heer Van Kessel de school te Overveen heeft aangewezen als geschikt voor Publieke Werken; -laat ons 'n nieuwe school stichten. De 'heer Cassee wijst op de consequentie, die ligt in het vroeger genomen besluit om de boek houding voor Pulblieke Werken te verbeteren en te centraliseeren, er moet een, zij 't tijdelijke, ■voorziening getroffen worden. Weth. Laan zegt onder algemeene vroolijkheid, dat 'hij 't eigenlijk met iedereen eens is. 'De heer Schulz (blijkbaar willende aantoonen, dat er in het Raadhuis voor niets plaats is) adviseert om de Raadsleden-kamer 'n hokje van 2/,- bij 3 M. alleen kort voor de raadsvergaderingen voor de leden beschikbaar) voor P. W. beschikbaar te stellen. Het voorstel van B en W. Wordt met 9 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Bornwater, Kremer, De Clercq (deze vond het bedrag te hoog), Schulz en Noorman. Punt 5. De Raad neemt hierna eenige kleine wijzigingen aan in de zgn. Bijslagverordening Hoo- ger Onderwijs en Middelbaar Onderwijs 1926. De heer Noorman maakt eenige opmerkingen, welke hij 'bij de begrooting zal herhalen. Punt 6, Zonder beraadslaging wordt het voorstel van B. en W. om aan het bestuur der Schoolver- eeniging. AerdenboutBentveld weer vergoeding van de zijde der Gemeente te weigeren, aange nomen. Punt 7. Zonder beraadslaging wordt definitief vastgesteld het uitbreidingsplan voor Wildhoef en omgeving. Punt 8. De volgende ontheffingen worden ver leend van bepalingen der Bouwverordening: a. J. Keijzer, voor bouw van twee garages aan de Distellaan; b. J. H. Kneteman, voor bouw eener garage aan de Iepenlaan; c. G. F. G. Klaasen en J. W. de Keizer, voor bouw eener garage aan de Platanenlaan; d. M. Drost, voor verbouw eener woning aan de Veldlaan; e. A. 'de Maaker, voor bouw eener garage aan de Iepenlaan; f J. D. Wildeboer, voor bouw eener garage aan den Zantvoorterweg; g. het Gemeentebestuur van Bloemendaal, voor verbouw van perceel Bloemendaalscheweg no. 313. Verder stellen B. en W. voor: Afwijzend te beschikken op het verzoek om ont heffing van artikel 7 der 'Bouwverordening, in gediend door: A. J. van der Ham, voor bouw van twee woningen aan den Lagen 'Duin en Daalscbeweg; Burge meester en Wethouders zijn mèt de Commissie van oordeel, dat slechts 'dispensatie voor 'bouw van een enkele villa toelaatbaar zou zijn. De heeren Cassee en Noorman breken een lans voor den aanvrager. Weth. Laan bestrijdt hen, hij geeft toe, dat de grond meer waarde heeft voor 2 dan voor 1 woning; maar om er één villa te bouwen heeft hij ook dispensatie noodig; laten wij hem t.z.t, die geven. De heer Cassee zegt: het mooie is daar al lang weg; in de buurt staan zelfs 3 woningen onider één kap. Het argument natuurschoon is hier niet meer van kracht, Waarom wordt aan dezen midden stander belet om 'n strop, die hij vroeger kreeg te delgen? De heer De Clercq stelt voor de aanvrage toe te staan, mits het bouwplan aan aesthetisehe eischen voldoet. De heer Prinsenberg zegt; d'e beoordeeling van de aesthetisehe eischen staat niet aan den Raad1.' Na beantwoording door weth. Laan die wil vast houden aan de verordening inzoover die dichte bebouwing helpt tegengaan, en die een vergelijking met het Kinheimpark wraakt, wordt de zaak door den heer Cassee nog niet losgelaten; hij stelt voor dt dispensatie te verleenen. De heer Schulz vraagt: zijn daar nog meer ter reinen beschikbaar? Weth. Laan: Dit is het laatste stuk, zoolang de anderen daar 'hun grond niet gaan verkavelen. Om dit te voorkomen is de verordening juist ver scherpt. Het gaat z.i. niet aam tot het voordeel van grondspeculanten van de verordening af te wijken. Het voorstel van B. en W. om afwijzend te be schikken op het verzoek wordt met 8 tegen 6 stemmen aangenomen. Punt 9. Een kleine formeele wijziging wordt aan gebracht in het wegenplan in Naaldenjveld. Punt 10. Zonder discussie wordt een nieuw con tract aangenomen met het P.E.N, voor stroom- levering aan het Waterbedrijf. Punt 11. Na eenigen strijd tusschen de heer Kremer en den Voorzitter wordt vastsgesteld een uitbreidingsplan voor den Militairenweg, De Rondvraag levert weinig belangrijks op. De heer De Clercq wijst op den schandalingen toe stand van de wegen in Rijnegom, dit naar aanleiding van de klacht van den heer Van Engelen. Weth. Laan uit een openbare waarschuwing aan den exploitant, opdat hij zal streven naar 'n betere verhouding met het Gemeentebestuur. Hierna gaat de Raad over in besloten vergade ring. Vóór 4 uur gewoon-menschelijke tijd, stonden we wederom op straat; er is grond om van deze besloten zitting groote dingen te verwachten. ^AÖEÏRACHÏilfiG Het is ulijkbaar de gewoonte, dat in open bare raadsvergaderingen personen niet worden herdacht, die zich jegens de Ge meente verdienstelijk hebben gemaakt en wier overlijden de herinnering aan hunne daden, waarvan wij allen hebben geprofi teerd en ten deele nog profiteeren van zelf opwekt. Wij hebben die gewoonte te eerbiedigen. Evenwei lijkt het ons hier de plaats om te herdenken den man, die 9 jaar lang in den Raad en ook daarbuiten een belangrijke plaats in het openbare leven van Bloe mendaal heeft ingenomen. Het geldt Mr. A. W. Jacometti, die op 11 Nov. j.l. door den dood aan zijn gezin en aan de gemeen schap ontviel. Jacometti werd op 28 Januari 1857 te Ba tavia geboren; langen tijd was hij advo caat aldaar. Vooral na zijn huwelijk was jhij geïnteresseerd in verschillende eul- tuurondernemingen. Op 10 Mei 1904 ves tigde hij zich te Bloemendaal, komende van Amsterdam. Op 17 Nov. 1910 werd hij na het bedanken van Mr. P. Tideman als raadslid in diens plaats lid van den ge meenteraad. Hij bleef die functie vervul len tot Sept. 1919. Op 6 Sept van dat jaar maakte hij een Indische reis tot Juni 1920. Daarna bemerkte men in het openbare leven alhier van hem niet veel meer. Niet alleen als raadslid, als hoedanig hij vooral op rechtskundig gebied tal van met vrucht gevolgde adviezen gaf, maar ook als Voorzitter van de Plaatselijke Com missie van Toezicht op het Lager Onder wijs heeft Mr. Jacometti veel invloed op het onderwijs in deze gemeente gehad. Ook als Voorzitter van „Bloemendaal's Bloei", dat door hem met de heeren Heek- man, Graichen, Koolhoven en de Sturler, om slechts eenige nu bijkans vergeten namen te noemen, opgericht was, ging van hem een op het openbaar leven verfris- schende invloed uit. Hij was een goed redenaar en stijlist, en bezield met ontembaren ijver om het be lang der Bloemendaalsche gemeenschap, zoo als hij dit zag, te dienen, öm slechts enkele kleinigheden te noemen de De Genestetbank, de papiermanden in het Bosch staan er door zijn invloed. Van zijne persoonlijkheid ging zeker gezag uit. Hij was minder buigzaam dan zijne tegen standers in opvatting en beleid, aange- jiaam was. De vorm van zijn optreden echter was bij alle kracht steeds hoffe lijk en getuigde van die aangename mate van zelfbeheersching, welke menschen kenmerkt, die zich zelf door arbeid voor uit hebben gewerkt en weten dat het leven is een strijd, waarin plaats moet zijn voor meeningsverschil en verscheidenheid van invloed. Hij is een van die kleine ongekroonde vor sten in onze kleine gemeenschap geweest die gerugsteund door de publieke opinie aan elkander den hamer van gezag en in vloed hebben overgereikt. Zijne nagedach tenis zal vooral bij de ouderen van jaren en ingezetenschap in onze gemeente niet anders dan met erkentelijkheid herdacht worden. De vergadering van Donderdag j.l. levert ons weinig stof voor onze Nabetrachting op. Het belangrijkste zal wel hebben plaats gehad in de besloten zitting, aangaande welke althans wij vol verwachting zijn.Wie weet of het Sinterklaasfeest ons niet de eindelijke oplossing brengt van het groote Bloemendaalsche vraagstuk: grond, grond en nog eens grond voor de zoo noodzake lijke uitbouw van verschillende gemeen telijke instellingen en inrichtingen. In het debat hebben twee dingen onze bij zondere aandacht getrokken. De heer Schulz heeft zich half en half verzet tegen de door de regeering voor genomen verhooging der jaarwedde van den Commissaris van politie; destijds zou z.i. de Raad in het voorstel den toenmali- gen inspecteur van politie tot Commissa ris te verheffen een pogen van den Bur gemeester en B. en W. hebben gezien om de salarieering van dien ambtenaar aan het votum van den Raad te ontrekken, en zou toen uitdrukkelijk zijn verklaard, dat deze verandering van naam geen verhoo ging van salarieering inhield. Wij herin neren ons ook zoo iets, maar terecht be antwoordde de voorzitter den heer Schulz met deze opmerking, dat, wat er ook moge gezegd zijn, dit 7 jaar geleden was en alles aan verandering onderhevig is. In derdaad, men moet het gesproken en ge schreven woord beoordeelen in het raam van den tijd en de omstandigheden, waar in zij zijn geuit. Deze 7 jaar zijn o.i. vol doende om aan de toen gebezigde uitdruk kingen norm-gevende kracht voor nu te ontnemen. Er komt bij, dat de functi onaris over wiens belangen het ging een eenvoudig en hupsch man is, die zich waar lijk niets op zijne betrekkelijk hooge po sitie laat voorstaan en wien men een kleine verhooging van zij ft inkomen niet mag misgunnen. De burgemeester kon dit pleit gemakkeiyk winnen. B. en W. leden ech- De beste reclame voor Sint Nicoiaas is een advertentie in Het Sloemenaaalsch Weekblad •4 ter tegenover den heer Schulz échec toen het ging om de politiebeambten Pouwer en ter Beest tegemoet te komen in het verlagen van de huurwaarde hunner wo ningen. Inderdaad, daar was wat voor te zeggen. Als het waar is, dat de politiebe ambten hunne woning aangewezen kregen, dat zij geenerlei inkomsten opleverende bij betrekking mogen hebben of eenig winst gevend bijwerk mogen verrichten en van wege den Burgemeester ten op zichte der politiemannen daaraan streng de hand wordt gehouden, dan is het voor den politieman van weinig voordeel of hij een iets grooter woning heeft dan een col lega. Dan zal ook niet eenige ontevreden heid bij de andere leden van het corps over deze beslissing rijzen. Wij meenen verder den heer Prinsenberg te mogen wijzen op een misvatting in zijn debat met den heer De Clercq over de vraag of de aesthetisehe beoordeeling van het bouwplan van den heer Van der Ham den Raad aanging of niet. De heer De Clercq uitte het aardige denk beeld den heer Van der Ham dispensatie te verleenen voor het bouwen van een dubbele villa in de buurt tusschen Duin en Daal en huize Zomerzorg, onder voor waarde dat het aesthetisch aanzien van het nieuwe gebouw den Raad voldoende zou voorkomen. De heer Prinsenberg merkte dienaangaande op, dat wel de Com missie voor Publieke Werken, maar niet de Raad daarin zeggenschap heeft; die Commissie adviseert B. en W. omtrent elk bouwplan, dus ook over dit, het uiterlijk aanzien daar onder begrepen. Hierin schuilt naar onze meening een misvatting De Raad is het hoofd der gemeente en in al deze dingen souverein. En zooals elke overheidsvergunning of ontheffing een voorwaarde kan bevatten, van welker ver vulling die vergunning of die ontheffing afhankelijk wordt gemaakt, zoo had de Raad hier zeer goed kunnen bepalen, dat (in het midden gelaten welke beslissing B. en W. geadviseerd door de Commissie voor P. W. te eeniger tijd zou willen nemen, welke eindbeslissing niet aan den Raad stond noch staat), wat de gevraagde ontheffing betreft, hij, Raad die zou willen verleenen, als zijns inziens het aesthetisch aanzien van het bouwplan, waarop de beslissing van B. en W. zou worden gevraagd aan alle billijke eischen voldeed. Het speet ons voor den heer Van der Ham voor wien de heer Cassee met warmte in het krijt trad, dat de heer De Clercq, dit niet fluks inzag en den heer Prinsenberg hierop wees; deze is net de man om dergelijke fijne onder scheidingen dadelijk te vatten, wie weet, wat dan nog was gebeurd. De 'heer Prin senberg liet doorschemeren, dat het bouw plan, dat de heer Van der Ham al had ingeleverd uit aesthetisch oogpunt naar laat ons zeggen, niet veel geleek. Mochten wij den heer Van der Ham een ongevraagd advies geven dan zeggen wij, wend U tot de twee samenwerkende bekwame Bloe mendaalsche architecten, Uwe overburen, en wie weet wat ge dan nog bereiken kunt. Want de argumenten van den heer Laan waren al te zwak. Aesthetisch ge sproken, laat de bouw in die buurt alles te wenschen over en een waarlijk mooie dubbele villa' aldaar zou het aanzien der buurt slechts kunnen verhoogen. Of heeft de heer Van der Ham slechts een voorloopig schetsje ingediend? Dan zou hij het met een mooi en uitgewerkt plan mis schien nog eens kunnen probeeren. Bovendien is het onjuist, dat, zooals de heer Laan zeide, het verleenen van deze ontheffing aan den heer Van der Ham de gemeente moreel zou verplichten om ook verder alle te vragen ontheffingen te ver leenen als er menschen om kwamen die hunne terreinen aldaar zouden willen ver kavelen. Elk geval is op zich zelf te be oordeelen. De Raad kon bovendien den wil uitspreken om verdere gewone ontheffings aldaar niet meer te verleenen. En zou het ook dit ge val is denkbaar, zonde zijn als er eens iemand kwam, die b.v. twee der daar staande foeileelijke kasten voor den grond gooide om er 3 fijne landhuisjes voor in de plaats te stellen? Consequentie is kracht, maar het leven vraagt naar wijs heid en alleen daaruit kan het schoone voortkomen In de Levensberichten van de Mij. der Ned. Let terkunde heeft prof. dr. Bolkestein het levensbe richt van den diep betreurden Adem a van Schel tema geschreven. Het is, van 'de hand van een jeugdvriend „Het Volk" herinnert er aan, die een tevensvriend bleef, tot een diep-indringend onder zoek uitgegroeid van de wording van Scheltema's dichterschap en van de elementen die zijnen dich- teraard samenstelden. :Het vangt aam met de al aanstonds merkwaardige mededeeling, dat voor Scheltema als gymnasiast het taalonderwijs een pijniging was: „Deze woordkunstenaar miste geheel en al die be gaafdheid voor taal waardoor men zich licht aan een afwijkende uitdrukkingswijze aanpast, of ook maar het woordbeeld gemakkelijk zich inprent. Het leeren verstaan van een Griekschen of Latijn- schen volzin bleef een tergende kwelling; wat losse woorden nam hij veelal als uitgangspunt om verder verband daartusschen te fantaseeren; maar hier, als wel steeds in het schoolbedrijf, scüenkt de gave der verbeelding uitsluitend verdriet. Het onatgebroken worstelen met den raadselachtigen vorm zal mede kunnen verklaren waarom de in houd hem weinig heeft gezegd, noch de poëzie, ock Homerus niet, noch het proza, dat hij toch in zijn eigen taal zoo hartstochtelijk koesterdei" Maar wel was er reeds op het gymnasium bij hem groote belangstelling voor de toen opkomende nieuwere letterkunde, door de leeraren verfoeid: ,jHet bittere was echter dat een volop genieten van het gebodene hem ontzegd werd door zijn angst voor de school die hem dwong, met een zelftucht en plichtsopvatting als hem steeds eigen zouden blijven, vóór alles voort te zwoegen aan zijn dagelijksche huistaak. Voor het lezen van een boek of tijdschrift kon bij zich zelden tijd gunnen'; met een bijna onnatuurlijk zelfbedwang vergenoeg de hij zich ermee dat een vriend hem den inhoud vertelde of een enkel brok voorlas. Alleen bet genot van 'het schrijven heeft 'bij nooit aan de school geofferd, daartoe is de drang hem steeds te machtig geweest." Intusschen, dichten deed hij in dien tijd nog niet. Hij wees zelfs „de gedachte aan het schrijven van poëzie nadrukkelijk af." En hij, de latere natuur dichter, had „een klaarblijkelijken en bêwusten afkeer van 'het leven in de natuur". Hij schreef: „Ik haat de natuur, omdat ik niet van de stad kan scheiden". Wel was er in den jongen Scheltema al iets anders dat hem steeds zou bijblijven: ,,©e letterkundige kritiek heeft Scheltema meer dan eens als den „blijmoedigen" dichter geken schetst; en toen in zijn latere 'bundels de speel- sche toon verbleekte tot den lichten van wee moed heeft zij zich daarover verbaasd of veront rust. De werkelijkheid is dat hiermee een stemming bovenkwam, die tot het innigste van zijn wezen behoorde en die slechts door uitzonderlijk geluk kige omstandigheden, doordat zijn gemoed en geest vervuld waren met den levenstroost van het socialisme, en zijn bestaan verhelderd door een aan den dichter volkomen toegewijde levensge- zelling vele jaren lang teruggedrongen was. Scheltema was een melancholicus. JHét gevoel dat het zevenjarig kind 's avonds uit zijn bedje dreef naar de huiskamer om daar zijn moeder met hoo ge kleur te verzekeren dat het leven vervelend' was en niet langer uit te houden, deze levenson lust, dien hij in zijn groeijaren ontledend heeft verhevigd tot de scherpste smart en slechts kon verzachten door het bitter genot der beschrijving, deze zwaarmoedigheid is nooit geheel voor een rustige en duurzame levensaanvaarding geweken." Na het gymnasium het studentenleven: „Door het ontbreken van de gulle vroolijkheid kon hij iniet zijn, waarvoor veël andere eigen schappen hem Zouden hebben voorbeschikt, een „getapt" student; een gemakkelijken omgang bui ten den kring van dagelijksche vrienden ver-' hinderde een innerlijke gelegenheid die hij nooit géheel overwonnen 'heeft, ondanks een dapper tfoorgezetten durf om 'belachelijk te zijn: de echt- Holamdsche vrees hiervoor hoonde hij zijn leven lang. ,!T:iL ,v.ja: „Van, veel meer beteekenis dan het studentéh- bestaan, zijn pret en zijn werken -te zamen, is voor hem geweest de dagelijksche en nauwe omgang met enkele vertrouwde makkers. Scheltema, die in zijn joinge jaren aan iedere schakeering van verliefdheid vreemd gebleven is, legde heel de drift van zijn naar uitstorting en koestering hun kerend hart in zijn vriendschappen. Trof hij onder zijn kameraden er eenen die, eerst voor zijn aan doeningen, later ook voor zijn gedachten, meege voel had of begrip, dan ontstond bij hem een in nige vriendschap die vaak maar niet langen tijd doorgloeid werd dloor een perkenlooze vereering." ni d Hij werd student in de medicijnen: „Aan de studie der letteren heeft hij uiteraard geen oogenblik gedacht; hij zou dan leeraar moeten ■worden, en terugkeeren naar wat 'hij zijn leven lang met afschuw is blijven gedenken, de schooi. Tot de dokterspraktijk lokten hem allerlei roman tische verwachtingen van zijn melancholische ziel, Hij noemde zichzelf in een 'brief uit dieti tijd' „voor andere menschen dam die waarvan ik veel houd eensteenkoude egoist"; maar bij zóu om zijn patiënten ook niet geven als persoon, maar als zieke, en weer niet uit wetenschappelijke belang stelling, maar „de menschen zijn altijd veel mooier en inniger wanneer zij hulpeloos en Ziek zijn," Hij droomde zich als met blijheid verwachten troos ter rondgaande door armelijk verlichte krotten, vertrouwen opwekkend terwijl hij zichzelf ellendig voelde." Maar dokter werd hij niet; het tooneel trok hem. Hij was een bewonderd speler 'bij studenten-uit voeringen en wist zijn vader te bewegen hem ver lof te geven om tooneelspeler te worden. Hij ver bond zich aan de 'Nederl. Tooneelverëeniging, doch gaf na eenige maanden het beroep weer op, „te leurgesteld en verbitterd", omdat hij nooit anders dan uiterst ondergeschikte rolletjes kreeg: „Bij gelegenheid van d'e Alkmaarsche kermis mocht Scheltema (op 27 Aug. 1899) de hoofdfiguur, die, den ganschen avond vooral door het wit van zijn oogen indruk maakte, de weinige even indrukwek kende als troostvolle, woorden toevoegen: „de doornen des levens zullen eenmaal in rozen ver- keeren", en voor deze eenige prestatie een uitbun dig applaus oogsten van de opgekomen vrienden; het zou het eerste en laatste zijn dat zijn ak- teurs-aspiraties beloonde." Hij zou nu voor den kunsthandel worden opgeleid, maa,r toen daarop zijn vader stierf en hij de be schikking over een klein vermogen kreeg, be sloot hij zich uitsluitend aan zijn letterkundige verlangens te wijden. Toen was het de jonge sociaaldemokratie, die hem het vaste steunpunt zou geven dat hij in „zijn jachtend zoeken naar zekerheid" zocht. On der studenten werd het Socialistisch Leesgezel- schap opgericht, dat Kautsky en anderen deed op- treden. De socialistische beweging had met v. d. j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1927 | | pagina 3