Bestelt voor Kerstmis Fijne Likeuren, Jenever, Citroenpunch, en Nieuwjaar Uw Arakpunch, Rumpunch, Surprisemandjes bijde Fa. C trouw aan '1 i balans-op m HE' KLUIS»! DLCIDKE DE SIM NABETRACHTING TOONËEL BIJKANTOC SHAARLEI 3 BIJKANTOOR: LEIDSCHE ro: HET ONVOLM/U 8 Bloemsndaals I< S K. KLEVERLAAN 22- ZIET ET/ A. ZETSTRA g SCHITTERENDE RI De heer Schulz wil er ook niet toe meewerken ook het particulier voorbereidend onderwijs voor reke ning der gemeente te nemen. In Velsen, waarop de heer Prinsenberg, die de subsidie tot 50. per leerling wilde verhoogen, zijn de toestanden heel anders. Wel wil hij de gedachte van de On derwijswet doortrekken tot het voorbereidend on derwijs, dat de ouders in staat worden gesteld de kinderen dat soort onderwijs te geven, wat zij wenschen, maar men ga daarin niet te ver. De heer Derhout Mees sluit zich bij dezen gedaqh- tengang aan. Weth. Van Nederhasselt pleit voor de subsidie om v;eel soort menschen naar hier te trekken. De heer Cassee wijst er op, dat de voorbereidende •klasse van den heer Tin-holt maar 8 leerlingen trekt. De heer De Clercq wil maar 10.toestaan. De 30 worden in stemming gebracht en met de stemmen der heeren Dorhout Mees en De Clercq tegen toegestaan. (Het is 6 uur en de Raad gaat pauseeren tot 8 uur). AVONDZITTING. Om 8 uur wordt de vergadering heropend. Af wezig is de heer Dorhout Mees. Bij post 269 (uitgave voor volksfeesten) verlangen •de heeren Noorman en Schulz aanteekening, tegen gestemd te hebben. Post 270 (subsidiën aan schouwburgen en muziek korpsen) wordt met 500.verhoogd ten bate van de H.O.V. die dus 1500.in plaats van 1000.— krijgt. De vereeniging voor Jeugdwerk, uitgetrokken voor 400.krijgt weer, evenals vorige jaren 1000. Bij post 285 (Werkverschaffing aan werkloozen) oordeelt de heer Cassee het verkeerd, dat werk loozen, die arbeiden aan werk voor derden, 't zelfde loon krijgen als bij werk voor de gemeente, terwijl bij werkzaamheden voor derden aan deze de volle prijs berekend wordt. Op deze werken wordt dan ook door de gemeente winst gemaakt. De heer Schulz Is dat met den heer Cassee eens. De post wordt onveranderd goedgekeurd, na ver dediging door Wethouder Van Nederhasselt. Begrooting Gasbedrijf. De heer Schulz dringt aan op prijsverlaging voor klein-verbruikers c.q. vast-rechttarief. De Voorzitter zegt, dat het bedrijf te onzeker is, om tot verlaging over te gaan. Door den heer Hogenbirk, als Md der Commissie voor het Gasbedrijf, wordt deze meening nader toegelicht. De heer Nuyens merkt op, dat Vogelenzangers, die him gas uit Heemstede 'betrekken, nog meer betalen, dus dat die menschen het eerst voor een eventueele verlaging aan de 'beurt zijn. Tenslotte wordt besloten nog niet tot herziening van der. gasprijs over te gaan. Begrooting Waterbedrijf. Goedgekeurd. Daarna wordt de Gemeentebegrooting in haar ge heel in stemming gebracht, en met alg'emeene stemmen vastgesteld. De voorzitter sluit dé ver gadering en spreekt de beste wenschen uit 'bij het scheiden van 't oude, en de intrede van het nieuwe jaar. Wie zijn land lief heeft, heeft zijn volk lief. En wie liefheeft wil het voorwerp daarvan gelukkig maken. Het is thans in twaalf honderd gemeenten van ons land de tijd, waarop zij die hun volk in het bi zonder hunne gemeente liefhebben, daar aan uiting geven door vast te stellen, hoe zij haar in het komende jaar zullen be sturen om met de beschikbare middelen zooveel mogelijk welvaart, ontwikkeling en dus geluk en voorspoed te verbreiden. Het is de tijd voor de behandeling der be grooting. Ongeloofelijk groot, ingewikkeld en moeilijk is de arbeid, die aan de samen stelling der begrootingen in onze goed- bestuurde moderne gemeenten wordt be steed. Boekdeelen met posten, cijfers en toelichtingen zijn opgesteld en passeeren de revue in de gemeenteraden, die geroe pen zijn de groote lijnen die B. en W. in hunne voorstellen trokken, goed of af te keuren, en daarbij eigen wenschen ken baar te maken. Dit jaar komt in hoofdzaak aan den heer Schulz de eer toe uitvoerig en duidelijk te hebben gezegd wat de hand van het gemeentebestuur in de naaste toe komst alhier te doen vindt; een volledig program van actie werd door hem ont vouwd, waarvan de verwerkelijking zeker wel meer dan een vol jaar eischen zal, maar waarop toch niets onnoodigs voor kwam. Wij kunnen voor den inhoud van dat program verwijzen naar ons uitvoerig verslag. Voor onze, ditmaal ernstige, na betrachting kunnen wij in hoofdzaak vol staan met de bespreking van twee teere punten uit het debat, waarover het ge- wenscht is, dat wij allen ernstig nadenken, daar zij verband houden met onze volks eenheid, die geen gevaar mag loopen ver loren te gaan. Deze punten betreffen de subsidiën lo. aan de Schietvereenigingen en de Burgerwacht, 2o. aan het Bijzonder onderwijs. De Burgerwacht is eene instelling uit den tijd toen, zooals de heer Van Nederhasselt het uitdrukte, een deel van ons volk, (de arbeidersmassa) door den oorlog van eigen kracht bewust geworden, naar de macht scheen te grijpen. Deze groep faalde om dat die massa onvoldoende was georgani seerd, en de overige burgerij dus niet kon overmannen, maar ook omdat die overige burgerij, waarin wat ruim honderd jaar geleden de derde stand heette, de leiding heeft, zich in handel, nijverheid, verkeer, wetenschap en kunst steeds fijner en in niger heeft georganiseerd en nog op lange na niet uitgeleefd is en, historisch ge-, sproken, misschien pas in een eerste sta dium van ontwikkeling verkeert. De vraag is thans o.i. dezebehoort nu, in deze omstandigheden, het organiseeren van een gewapende macht in en uit die burgerij tot de middelen, waarmee zij zich van hare bevoorrechte stelling zal mogen en kunnen handhaven Is dit middel nood zakelijk? Wij meenen het te moeten be twijfelen. De kogel is het argument van het geweld in zoover dit uit is op vernie tiging zonder meer, op vernieling zonder kans op redres. O. i. is de handhaving der orde een zaak van het Recht en niet van het geweld. Dat het Recht zelf het geweld nog in zijn dienst heeft, is niet te ontken nen, maar wel is te bewijzen, dat het Recht zich steeds zelf meer bewust is ge worden, dat het 'de tegenpool is van het geweld, en dat het om aan eigen bestem ming te voldoen van machtsinstituut al lengs moet worden Rechtvaardigheidsin stituut, welks kracht in de eerste plaats is van zedelijken aard. Ook is in de moderne maatschappij vol doende ontwaakt het besef, dat de wil tot vernietiging een kenmerk is van den tragen mensch, die geestelijke inspanning schuwt, en dat kennis de eenige macht is, die verder leidt dan vandaag. Zelfs die sombere wetenschap, strafrecht genaamd, vormt zich allengs om tot een aangesloten reeks van sociale en zielkundige weten schappen, waarin onderscheiden, individu- aliseeren, kennen, waardeeren, opbouwen, steunen, en organiseeren de doeleinden zijn; toepassing van hardheid komt daar voor zooals opereeren voorkomt ten opzich te van den zieke, maar geweld dat op ver nietigen uit is, zonder meer, is er als daar principieel uitgebannen. „Cedant arma togae" Minister Kan is voorgegaan door een gedeelte van de voor heen voor Burgerwachten uitgetrokken gelden te bestemmen voor den .Landbouw. Moge niet alleen bij ons, maar in alle Nederlandsche gemeenten de subsidiën van Burgerwachten spoedig voor goed van de begrootingen verdwijnen! De burgerij subisidieert daarmee o.i. slechts haar eigen angst. Een sociaal goed geweten heeft die angst niet van noode om waakzaam te blijven en werkzaam. Met de Burgerwacht- subsidiën demonstreert een gedeelte van ons volk, dat het de anderen als haar stil len vijand beschouwt. Een rede als de heer Van Nederhasselt j.l. Donderdag op dit punt kort en duidelijk ten beste gaf toont een bewustzijn van een volksverdeeldheid, die ten onzent gelukkig in de werkelijk heid niet bestaat en die zeker niet behoeft te worden in het leven geroepen. Zij pleit bovendien voor een middel, waaraan iedere zedelijke waarde ontbreekt en dat dus in de zedelijke volksgemeenschap, die wij te samen vormen in stede van wettig en goed, juist uit den booze is. Naar aanleiding van de subsidie door bij zondere, in dit geval roomsch-katholieke bewaarscholen gevraagd ontspon zich in den Raad een kort bijzonder onderwijs debat, met een stillen diepen ondertoon. De heer Hogenbirk maakte duidelijk, dat de Commissie voor het onderwijs volstrekt niet de overtuiging had, dat de gevraagde gelden ook werkelijk het bewaarschool- onderwijs direct ten goede zouden komen. En hier legde hjj, misschien zonder dit te willen, den vinger op een wondeplek in ons tegenwoordige staats- en volks leven. Te veel wordt aan alle kanten op de staatsruif aangevallen om, onder het mom van „voor het onderwijs", bevrediging te zoeken uit de beiastingpenningen van iedereen, voor allerlei bizondere doelein den, die slechts zijdelings verband houden met de behoefte aan meer volksontwikke ling. Sommige politieke partijen zeggen het ronduit: wie het kind heeft, heeft de toe komst; maar bedoeld is dan: wie het kind heeft, bezit de macht over en in de toe komst. Maar rijst dan niet van zelf de vraag: doen zulke partijen iets anders dan grijpen naar de macht? De zoogenaamde onderwijsbevrediging is het gevolg ge weest van een politiek accoord, maar dit accoord is gesloten door mannen die be oogden de volkseenheid te bewaren, om het geheele volk te doen deelen in die groo- tere ontwikkeling van kennen en kunnen welke door de vrije wetenschappen is in geluid en door de groote vooruitgang der techniek voor ieder beschaafd volk moge lijk is geworden. Die vrije wetenschappen blijven aan de spits, of onze beschaving gaat te gronde. De bevoorrechte positie, door een plaats als Bloemendaal in Nederland ingenomen door gezondheid, de rustigheid en de even wichtigheid harer bevolking, legt den be stuurde,ren dezer gemeente, die behalve communaal ook nationaal werk willen ver richten de dure plicht op vóór te gaan in het naarstig zoeken naar alles wat ons volk kan vereenigen en het stelselmatig keeren van alles wat ons volk verdeelt. Niet dat er geen klassen, geen standen, geen gelooven en geen richtingen bestaan. Ze zijn er ongetwijfeld en elk die bestaat heeft recht van bestaan, maar elk hunner lijdt ten gevolge van ons algemeen men- schelijk te kort schieten, aan de gebreken van betrekkelijke eenzijdigheid en be krompenheid. Wij komen allen te kort in liefde en in wijsheid, en de groepen waarvan wij deel uitmaken lijden aan dezelfde zonde, en aan hetzelfde gebrek. Dit in te zien stemt ons verdraagzaam jegens anderen, en leert ons hunne vrijheid te eerbiedigen, en geeft ons het recht eerbiediging van onze yrijheid van anderen af te dwingen. Maar zoolang wij Nederlanders samen één volk vormen, anthropologisch stoelende op 1 éénen wortel, historisch aaneengegroeid tot één organisch geheel, zoolang vindt de vrijheid van ieder individu, zoogoed als die van elke groep hare natuurlijke be grenzing in de vrijheid van anderen. En hoever die begrenzing gaat, wordt in elk geval met volstrekte juistheid gevoeld door het geweten van het Nederlandsche volk als colectiviteit. Aan dat geweten worde gerappeleerd tel kens wanneer een eenzijdig streven het samenhangend organisme van het eene en ondeelbare volksleven mechanisch poogt te doorbreken. Tot zoover onze hoofdzaken. Communaal gesproken, is het trouwens geen bijzaak geweest, dat allen die j.l. Donderdag in onzen Raad het woord voerden het na el kander duidelijk uitspraken: „middelen zijn beschikbaar, en met de beschikbare middelen zullen wij istreven naar een op bouw der gemeente Bloemendaal; wij zul len niet overdrijven, edoch enkel bezuini ging als doel te stellen is van ons niet te wachten en achten wij ook in strijd met de taak van ons bestuur." Na de benauwenissen der annexatie perio de rijst allengs een nieuw toekomstbeeld van de gemeente omhoog, en hebben wij weder een ideaal: dat beeld in werkelijk heid om te zetten. Zoo gaan wij dan het nieuwe jaar met nieuw vertrouwen tege moet. Laat de wapenen wijken voor de toga. Het den naam gevende van; 'De kleine Thérésia van Lisieux, schreef Jules Verstraete een scena rio voor 'R.-K. eerediensten op het tooneel, waar aan eene samenspraak vooraf 'ging en waarop een samenspraak volgde; een en ander wist hij door eene groepje van naar het schijnt dilettanten te doen „instudeeren". En menige Schouwburgdirec tie vloog er in. Ook de Haarlémsche. Zelden ds er in de laatste jaren iets ten tooneele gevoerd, waarbij regie, grime woord- en bewegingskunst zoozeer door afwezigheid schitterden als j.l. Zater dag en Zondag in den Stadsschouwburg het geval was. Het recept om zulke stukken te schrijven is 'het volgende: Men neme een jongen of meisje van 16 of 17 jaar; men doe deze lid worden, van 'n Ver, tot bev. van theosophie, vrijmetselarij, roomsch-katholicis- me, fascisme, mahomeidanisme, of andei -isme; men doe denzelve daarna eenige leerstellingen van dat -isme uit het hoofd leeren en zegt hem, dat hij daaruit een tooneelstuk brouwe, geinspi- reerd op een film, waarin de typische autoriteit van het -isme bovenbedoeld als bij uitstek wel willend en machtig moet worden voorgesteld, en waarin de gewone menschen in boekentaal eigen onmacht en kinderlijkheid zoo ondubbelzinnig mo gelijk aan den dag moeten brengen, zoodat ook de juffrouw, die 's Zondags in de Kerk stoven zet en in de engelenbak zit, bij het aanschouwen van het stuk heerejé zal moeten roepen. Het geheim van 'het tot opvoering brengen van zulk een stuk is er de nabootsing van ceremoniën, symboliek of rituaal van het bepaalde -isme in te vlechten, schijnt dit in voldoende mate gelukt dan verspreidt men programma's met toelichtingen, die wijzen op de enorme strekking van het geval; men maakt eenige dilettanten wijs, dat die opvoering ervan een Gode welgevallig werk is en van wege het -isme-geloovigen ook winstgevend moet zijn en de pers van het -isme doet de rest. Die denkt: baat 't niet, het schaadt niet, en het publiek wordt naar de schouwburgtent gelokt. Wat dit alles met kunst te maken beeft is ons piet duidelijk. Aangezien de overheid, staatskun dige of kerkelijke, zich met de censuur op het tooneel niet bemoeit, moeten wij die taak over nemen en zijn wij voor ons wel verplicht te ver klaren, dat wij deze poging om het roomsche geloof-in-wonderen en den roomschen- «eredienst, nader te brengen tot de massa, ook die van an dersdenkenden eene mislukking en eene beden kelijke ontwijding achten. Op alle verkeerdheden in de opvoering te wijzen heeft geen zin, maar dat een tooneelknecht dis aan touwtjes trekt een heel bedrijf lang door een gaas op 'het tooneel te zien is en dat de dochter er ouder uit ziet dan de moeder moge dienen als twee voorbeelden, dat wij niet overdrijven. f De Stadsschouwburg gaf werkelijke kunst, zij t dan ook in eigenaardig en eenigszins antiek ge halte, op j.l. Donderdagavond. Anna Pawlowna, deze naam werkt met magische kracht. Laat ons beginnen onze streek geluk te wenschen met het feit, dat het tooneel in dea Haarlemschen Stadsschouwburg voldoende geoutil leerd' is, om een danseres als deze prima donna met haar gezelschap fijne dansathleten te ont vangen. Allereerst de beide 'balletten': Zauber- flöte en Schneeflocken. In het eerste was Hilda Butsova de ster, die door haar lieve harmonische verschijning haar vrije dansen, haar luchtig volti geeren en aardig acteeren den indruk maakte, dat het leven een lenig vroolijk spel is, en dat zwaar tekracht en gewicht maar betrekkelijkheden zijn. Toch spande Anna Pawlowa in Schneeflocken boven haar de kroon. Hier was de lenigheid en snelheid' van beweging en het glijdend overgaan van de eene beweging in de andere zoo formidabel, dat de zaal voor de groote pauze in een soort extase geraakte, die begrijpelijk was ook voor hen, voor wie dit ballet een uiting is van mensche- lijke virtuositeit, waarvan men betreurt, dat ze niet aan hoogere doeleinden dienstbaar werd ge maakt dan de uitbeelding van de luchtige koele dwarreling van een fijne kristallen sneeuwvlok in een sneeuwbui, waarnaar mien 's winters door de ramen heen staren kan, zonder uitgekeken te zijn van bewondering voor dit schouwspel der Na tuur. Na de pauze ging Pawlowa dieper in haar bekende dans ,<De stervende zwaan" en de be kende Gavotte, waarin ze door Aubray Hitchins goed werd gesecondeerd. 'Er is volop genoten, in de koutende dagen geeft de Stadsschouwburg: 2e 'Kerstdag: Blackie, 27 'De.: Op zicht. 28 Dec.: Joop en haar jongen ('s middags). 28 Dec.: De Spaansche Vlieg. 29 Dec.: Die Kuische Suzanna (duitsche operette).! 30 Dec.: Het Wonderkind (met Annie van Ees). 1 en 2 Jan.: (Hallo Parijs (revue). opwachtte daarginds bij den Kerstboom: zijn vrouw in het slanke, zijden gewaad zich rekkend bij het ontsteken der kaarsen; zijn jongen, die met be wonderende oogen 'het vreemd geflonker bestaarde. Het was, of hij er lichamelijk bij tegenwoordig was. Zouden zij zijn gestalte ook zoo duidelijk in hun midden zien? Wat was ze toc'h mooi, zijn vrouw en hoe lief was het kind. Hoe vredig en innig stem de de huiskamer, door 'hét feestelijk Kerstlicht be straald! i Dit was de werkelijkheid en de rest was slechts schijn. Hij bleef bij 'hen en samen genoten ze 't Kerstfeest, heiliger en heerlijker dan andere jaren. Geen afstand, die 'hen kon scheiden. Geen dood, die er iets aan veranderen kon. Leuter maar voort, mart, met je zwarte'nagels en je schunnige praat jes, die naar knoflook rieken en naar goedkoope parfum. Wie hier bij je zit, is een schim; 't leege hulsel eener ziel, die elders verwijlt. Wat kan mij je gewauwel deren? Werktuiglijk beantwoordde Aristides de belangstel lende vragen van zijn nog altijd ontroerden reis genoot. Maar 't was hem, alsof een ander het woord voor 'hem voerde en hij er als onverschillig buitenstander getuige van was. Zooals men in een café eenzaam en in gedachten kani zitten luisteren naar hetgeen aan een belendend tafeltje wordt ge sproken. Zoo liet 'hij zijn lichamelijk ik meewau- welen, onderwijl hij in den geest thuis met vrouw en kinderen het Kerstfeest vierde. To en hij eenmaal op dit vermogen om zich te verdubbelen was gaan letten, 'kreeg hij een lu- guberen schik in dit spel. Hij bemerkte, dat de man tegenover hem levendiger werd door het goedig onthaal, dat zijn ontboezemingen vonden. Er kwam gloed in zijn oogen, toen hij met dankbaren blik een belangstellende vraag naar zijn huiselijke om standigheden opving. Natuurlijk was de man niet getrouwd, hij leefde het vieze en vooze leven van een vrijgezel, die met vrienden het Kerstfeest in een of andere nacht kroeg viert. Maar Aristides, met een zonderlingen glimlach op het hooghartig gelaat, vroeg den goren kwant uit naar bizonderheden omtrent de nachtkroeg. En het verbaasde hem, dat de vunze verfhalen over vrou wen en drank niets besmeurden van het serene beeld, dat zijn binnenste met heilige en heerlijke gevoelens bezielde. Hij schaterlachte met den man mee, toen deze, na Aristides schijnbare toeganke lijkheid eerst geheel op zijn gemak, met een vertrou welijk knipoogje een gewaagde aardigheid had verteld. Zoo'n pret hadden de twee, dat ze bijna niet hadden gemerkt, hoe de deur openging en de eige naar van de stulp was binnengestrompeld. Het was een 'herder, wiens magere, verweerde gezicht omhangen werd door een profetischen baard. Klaarblijkelijk was hij een beetje kindsch, want hij liet niet de minste verrassing blijken over de aan wezigheid van de beide vreemden binnen zijn wo ning en buiten in 't donker had hij schijnbaar van het verongelukte gevaarte ook niets ontdekt. „Welkom, kinderen!", sprak hij en zijn stem klqrik zangerig als van klokgebeier over de heide. Hij hing zijn pels over de knop, waar reeds de jas hing en stak zijn pijp op. „Goed, dat je gekomen bent om mijn Kerstavond gezellig te maken. Op Kerstmis -wil je gezelligheid. Dan hoor je allemaal bij mekaar. Daarom ga ik op Kerstmis ook naar de kerk, om mijn eenzaamheid te ontvluchten. Eenzaamheid is niet goed op Kerst mis. Ik heb óók mijn eigen gedachten, maar op Kerstmis den'n ik daar niet aan. Kerstmis is voor de andere menschen. Voor de broeders en zusters. Daarom, welkom, mijn. broeders!" Het was Aristides, of bij het binnentreden van den gastheer het petroleumlicht warmer en inniger straalde, en of het 't gelaat van zijn reisgenoot in een afzonderlijken gloed zette. Nu eerst be merkte Aristides, hoe zorgelijk gegroefd dit gelaat was, en welk een droefheid er uit deze oogen blonk. „Ik heb wel niet veel, kinderen," noodde de her der, terwijl hij uit een 'kast onder de bedstede van daan eten en drinken te voorschijn haalde, „maar wat ik heb, deel ik met een goed hart." En hij zette zij® gasten brood en boter en schapenkaas voor en schonk uit een aarden kruik landwijn in. Het trof Aristides, dat hij hierbij zijn reisgenoot eerder bediende dan hem, en vreemd genoeg, er gerde hem dit niet. „En nu moet je me eens vertellen, hoe je hier kiunt," vroeg de gastheer. Aristides liet aan. zijn reisgenoot over, het relaas van de ramp te doen. De herder luisterde aandachtig en onderbrak het verhaal om den haverklap met den uitroep: „Lieve deugd, lieve deugd!" „Maar hoe komen we hier weer vandaan?," riep Aristides ontzet uit. „Maak je daarover niet ongerust," voegde de her der hem toe, „morgenvroeg komt de autobus naar de stad bier voorbij. Maar hoe brengen wij met elkander den Kerstnacht door, zooals 'het behoort, vraag ik op mijn beurt." „Door in liefde aan anderen te denken," ant woordde Aristides, Hij zei het werktuiglijk, zooals men het antwoord uit een vragenboekje opdreunt, en wist zelf niet, waaróm hij het zei. „Door wel te doen, die wij haten en te zegenen, die wij vervloeken," beaamde de herder. De derde man zei niets, maar 'haalde zijn zakdoek uit den zak en begon wanhopig te snikken. „Kom, kom, morgen zijn we weer thuis!", be moedigde hem Aristides. Kameraadschappelijk klopte hij zijn reisgenoot op den schouder en hij merkte 'heele'maal niet, dat diens zakdoek rook naar goedkoope parfum. Om hem wat op te beuren, vertelde nu Aristides op zijn 'beurt van zijn gezinsleven. En het was, of, nu hij roet verrukte oogen het beeld beschreef, dal in zijn hart leefde, alles veel heiliger en heer lijker werd, dan toen hij het zwijgzaam in onge- I naakbaarheid voor den makker verborg. Mooier I dan straks vond hij zij® vrouw, 'liever het kind enj vrediger en inniger de huiskamer met den Kerst boom. Maar plotseling brak Aristides af, midden in zijn I geestdriftige beschrijving. Wiant nu eerst werd hij I zich bewust, wat zijn reisgenoot miste, wanneer die met vrienden 'Kerstmis ging vieren in een café. „Vergeef me," zei hij en hij drukte den vreemde de hand. „Het moet u pijn doen, dit alles te ihooren. „Integendeel," wierp de reisgenoot tegen, „ik ge-1 niet van uw vreugde, 't Zou toch te bar zijn, als je je niet mee kondt verblijden om het gelu'k dat een ander bezit, omdat je dit zelf moet missen?! „Dat is waar!", riep de herder uit. „Lieve 'Hoor, wat zou ik anders van avond, als ik niet in de kerk rondom den Kerstboom al die verheugde ge zichten gezien bad van ouiders en kinderen, die geen tijd hadden zich te bemoeien met een ouden, eenzamen man! Zij hebben ook nu weer mi)11 Kerstavoud goed gemaakt net als jelui met je geluk en je heimwee, Eere zij God in den hooge en 'n menschen een welbehagen." Aristides wendde zich om, en keek het venster uit, omdat hij geen betraand gezicht wou late" zien. Door 't nachtelijk duister vonkte, boven hel wrak van het vliegtuig, een ster. EINDE ABONNEMENTSPRIJS f JAAR BIJ VOORUITBE I JULI Nik DIEN DA INCASSOKOSTEN. VOO VERHOOGING DER PO ABONNEMENTEN KUN! EESB!fE8E3ESE58B&H!HfSI Oudejaars m (Nadruk ve Dit is wel het vreeselij liezen: dat wij de dood nen blijven. Met den l hunne heugenis uitwe tret, maar het zegt o: dragen hunne kleinoodi geen warmte meer van we herlezen hun brieve pen er ons op, dat we re dingen denken. A la rlnArln rMoncinViAr* »v door Julia Frard Lddsdtc UilgcvcrvMiialsdis] Julia Frank LEIMCHf VilTOtVtC5MAAT5C Julia Frank IEID5CM UTCIVtmjSEO' •wwwiuc w aaft.it; v eii. klemmenden droom kwi naar steeds zich voorl En zij verbrak de verlc Was deze vrouw ontr

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1927 | | pagina 6