Bestelt voor Kerstmis Fijne Likeuren, Jenever, Citroenpunch,
en Nieuwjaar Uw Arakpunch, Rumpunch, Surprisemandjes
bijde Fa. C
trouw aan '1
i balans-op
m
HE'
KLUIS»!
DLCIDKE
DE SIM
NABETRACHTING
TOONËEL
BIJKANTOC
SHAARLEI
3 BIJKANTOOR:
LEIDSCHE
ro:
HET ONVOLM/U
8 Bloemsndaals I<
S K. KLEVERLAAN 22-
ZIET ET/
A. ZETSTRA
g SCHITTERENDE RI
De heer Schulz wil er ook niet toe meewerken ook
het particulier voorbereidend onderwijs voor reke
ning der gemeente te nemen. In Velsen, waarop
de heer Prinsenberg, die de subsidie tot 50.
per leerling wilde verhoogen, zijn de toestanden
heel anders. Wel wil hij de gedachte van de On
derwijswet doortrekken tot het voorbereidend on
derwijs, dat de ouders in staat worden gesteld de
kinderen dat soort onderwijs te geven, wat zij
wenschen, maar men ga daarin niet te ver.
De heer Derhout Mees sluit zich bij dezen gedaqh-
tengang aan.
Weth. Van Nederhasselt pleit voor de subsidie
om v;eel soort menschen naar hier te trekken.
De heer Cassee wijst er op, dat de voorbereidende
•klasse van den heer Tin-holt maar 8 leerlingen
trekt.
De heer De Clercq wil maar 10.toestaan.
De 30 worden in stemming gebracht en met de
stemmen der heeren Dorhout Mees en De Clercq
tegen toegestaan.
(Het is 6 uur en de Raad gaat pauseeren tot 8 uur).
AVONDZITTING.
Om 8 uur wordt de vergadering heropend. Af
wezig is de heer Dorhout Mees.
Bij post 269 (uitgave voor volksfeesten) verlangen
•de heeren Noorman en Schulz aanteekening, tegen
gestemd te hebben.
Post 270 (subsidiën aan schouwburgen en muziek
korpsen) wordt met 500.verhoogd ten bate
van de H.O.V. die dus 1500.in plaats van
1000.— krijgt.
De vereeniging voor Jeugdwerk, uitgetrokken voor
400.krijgt weer, evenals vorige jaren 1000.
Bij post 285 (Werkverschaffing aan werkloozen)
oordeelt de heer Cassee het verkeerd, dat werk
loozen, die arbeiden aan werk voor derden, 't
zelfde loon krijgen als bij werk voor de gemeente,
terwijl bij werkzaamheden voor derden aan deze
de volle prijs berekend wordt. Op deze werken
wordt dan ook door de gemeente winst gemaakt.
De heer Schulz Is dat met den heer Cassee eens.
De post wordt onveranderd goedgekeurd, na ver
dediging door Wethouder Van Nederhasselt.
Begrooting Gasbedrijf.
De heer Schulz dringt aan op prijsverlaging voor
klein-verbruikers c.q. vast-rechttarief.
De Voorzitter zegt, dat het bedrijf te onzeker is,
om tot verlaging over te gaan.
Door den heer Hogenbirk, als Md der Commissie
voor het Gasbedrijf, wordt deze meening nader
toegelicht.
De heer Nuyens merkt op, dat Vogelenzangers,
die him gas uit Heemstede 'betrekken, nog meer
betalen, dus dat die menschen het eerst voor een
eventueele verlaging aan de 'beurt zijn.
Tenslotte wordt besloten nog niet tot herziening
van der. gasprijs over te gaan.
Begrooting Waterbedrijf.
Goedgekeurd.
Daarna wordt de Gemeentebegrooting in haar ge
heel in stemming gebracht, en met alg'emeene
stemmen vastgesteld. De voorzitter sluit dé ver
gadering en spreekt de beste wenschen uit 'bij
het scheiden van 't oude, en de intrede van het
nieuwe jaar.
Wie zijn land lief heeft, heeft zijn volk
lief. En wie liefheeft wil het voorwerp
daarvan gelukkig maken. Het is thans in
twaalf honderd gemeenten van ons land
de tijd, waarop zij die hun volk in het bi
zonder hunne gemeente liefhebben, daar
aan uiting geven door vast te stellen, hoe
zij haar in het komende jaar zullen be
sturen om met de beschikbare middelen
zooveel mogelijk welvaart, ontwikkeling
en dus geluk en voorspoed te verbreiden.
Het is de tijd voor de behandeling der be
grooting. Ongeloofelijk groot, ingewikkeld
en moeilijk is de arbeid, die aan de samen
stelling der begrootingen in onze goed-
bestuurde moderne gemeenten wordt be
steed. Boekdeelen met posten, cijfers en
toelichtingen zijn opgesteld en passeeren
de revue in de gemeenteraden, die geroe
pen zijn de groote lijnen die B. en W. in
hunne voorstellen trokken, goed of af te
keuren, en daarbij eigen wenschen ken
baar te maken. Dit jaar komt in hoofdzaak
aan den heer Schulz de eer toe uitvoerig
en duidelijk te hebben gezegd wat de hand
van het gemeentebestuur in de naaste toe
komst alhier te doen vindt; een volledig
program van actie werd door hem ont
vouwd, waarvan de verwerkelijking zeker
wel meer dan een vol jaar eischen zal,
maar waarop toch niets onnoodigs voor
kwam. Wij kunnen voor den inhoud van
dat program verwijzen naar ons uitvoerig
verslag. Voor onze, ditmaal ernstige, na
betrachting kunnen wij in hoofdzaak vol
staan met de bespreking van twee teere
punten uit het debat, waarover het ge-
wenscht is, dat wij allen ernstig nadenken,
daar zij verband houden met onze volks
eenheid, die geen gevaar mag loopen ver
loren te gaan. Deze punten betreffen de
subsidiën lo. aan de Schietvereenigingen
en de Burgerwacht, 2o. aan het Bijzonder
onderwijs.
De Burgerwacht is eene instelling uit den
tijd toen, zooals de heer Van Nederhasselt
het uitdrukte, een deel van ons volk, (de
arbeidersmassa) door den oorlog van eigen
kracht bewust geworden, naar de macht
scheen te grijpen. Deze groep faalde om
dat die massa onvoldoende was georgani
seerd, en de overige burgerij dus niet kon
overmannen, maar ook omdat die overige
burgerij, waarin wat ruim honderd jaar
geleden de derde stand heette, de leiding
heeft, zich in handel, nijverheid, verkeer,
wetenschap en kunst steeds fijner en in
niger heeft georganiseerd en nog op lange
na niet uitgeleefd is en, historisch ge-,
sproken, misschien pas in een eerste sta
dium van ontwikkeling verkeert.
De vraag is thans o.i. dezebehoort nu, in
deze omstandigheden, het organiseeren
van een gewapende macht in en uit die
burgerij tot de middelen, waarmee zij zich
van hare bevoorrechte stelling zal mogen
en kunnen handhaven Is dit middel nood
zakelijk? Wij meenen het te moeten be
twijfelen. De kogel is het argument van
het geweld in zoover dit uit is op vernie
tiging zonder meer, op vernieling zonder
kans op redres. O. i. is de handhaving der
orde een zaak van het Recht en niet van
het geweld. Dat het Recht zelf het geweld
nog in zijn dienst heeft, is niet te ontken
nen, maar wel is te bewijzen, dat het
Recht zich steeds zelf meer bewust is ge
worden, dat het 'de tegenpool is van het
geweld, en dat het om aan eigen bestem
ming te voldoen van machtsinstituut al
lengs moet worden Rechtvaardigheidsin
stituut, welks kracht in de eerste plaats
is van zedelijken aard.
Ook is in de moderne maatschappij vol
doende ontwaakt het besef, dat de wil tot
vernietiging een kenmerk is van den
tragen mensch, die geestelijke inspanning
schuwt, en dat kennis de eenige macht
is, die verder leidt dan vandaag. Zelfs die
sombere wetenschap, strafrecht genaamd,
vormt zich allengs om tot een aangesloten
reeks van sociale en zielkundige weten
schappen, waarin onderscheiden, individu-
aliseeren, kennen, waardeeren, opbouwen,
steunen, en organiseeren de doeleinden
zijn; toepassing van hardheid komt daar
voor zooals opereeren voorkomt ten opzich
te van den zieke, maar geweld dat op ver
nietigen uit is, zonder meer, is er als daar
principieel uitgebannen.
„Cedant arma togae" Minister Kan is
voorgegaan door een gedeelte van de voor
heen voor Burgerwachten uitgetrokken
gelden te bestemmen voor den .Landbouw.
Moge niet alleen bij ons, maar in alle
Nederlandsche gemeenten de subsidiën van
Burgerwachten spoedig voor goed van de
begrootingen verdwijnen! De burgerij
subisidieert daarmee o.i. slechts haar eigen
angst. Een sociaal goed geweten heeft die
angst niet van noode om waakzaam te
blijven en werkzaam. Met de Burgerwacht-
subsidiën demonstreert een gedeelte van
ons volk, dat het de anderen als haar stil
len vijand beschouwt. Een rede als de heer
Van Nederhasselt j.l. Donderdag op dit
punt kort en duidelijk ten beste gaf toont
een bewustzijn van een volksverdeeldheid,
die ten onzent gelukkig in de werkelijk
heid niet bestaat en die zeker niet behoeft
te worden in het leven geroepen. Zij pleit
bovendien voor een middel, waaraan iedere
zedelijke waarde ontbreekt en dat dus in
de zedelijke volksgemeenschap, die wij te
samen vormen in stede van wettig en
goed, juist uit den booze is.
Naar aanleiding van de subsidie door bij
zondere, in dit geval roomsch-katholieke
bewaarscholen gevraagd ontspon zich in
den Raad een kort bijzonder onderwijs
debat, met een stillen diepen ondertoon.
De heer Hogenbirk maakte duidelijk, dat
de Commissie voor het onderwijs volstrekt
niet de overtuiging had, dat de gevraagde
gelden ook werkelijk het bewaarschool-
onderwijs direct ten goede zouden komen.
En hier legde hjj, misschien zonder dit
te willen, den vinger op een wondeplek
in ons tegenwoordige staats- en volks
leven. Te veel wordt aan alle kanten op de
staatsruif aangevallen om, onder het mom
van „voor het onderwijs", bevrediging te
zoeken uit de beiastingpenningen van
iedereen, voor allerlei bizondere doelein
den, die slechts zijdelings verband houden
met de behoefte aan meer volksontwikke
ling.
Sommige politieke partijen zeggen het
ronduit: wie het kind heeft, heeft de toe
komst; maar bedoeld is dan: wie het kind
heeft, bezit de macht over en in de toe
komst. Maar rijst dan niet van zelf de
vraag: doen zulke partijen iets anders dan
grijpen naar de macht? De zoogenaamde
onderwijsbevrediging is het gevolg ge
weest van een politiek accoord, maar dit
accoord is gesloten door mannen die be
oogden de volkseenheid te bewaren, om
het geheele volk te doen deelen in die groo-
tere ontwikkeling van kennen en kunnen
welke door de vrije wetenschappen is in
geluid en door de groote vooruitgang der
techniek voor ieder beschaafd volk moge
lijk is geworden. Die vrije wetenschappen
blijven aan de spits, of onze beschaving
gaat te gronde.
De bevoorrechte positie, door een plaats
als Bloemendaal in Nederland ingenomen
door gezondheid, de rustigheid en de even
wichtigheid harer bevolking, legt den be
stuurde,ren dezer gemeente, die behalve
communaal ook nationaal werk willen ver
richten de dure plicht op vóór te gaan in
het naarstig zoeken naar alles wat ons
volk kan vereenigen en het stelselmatig
keeren van alles wat ons volk verdeelt.
Niet dat er geen klassen, geen standen,
geen gelooven en geen richtingen bestaan.
Ze zijn er ongetwijfeld en elk die bestaat
heeft recht van bestaan, maar elk hunner
lijdt ten gevolge van ons algemeen men-
schelijk te kort schieten, aan de gebreken
van betrekkelijke eenzijdigheid en be
krompenheid.
Wij komen allen te kort in liefde en in
wijsheid, en de groepen waarvan wij deel
uitmaken lijden aan dezelfde zonde, en
aan hetzelfde gebrek. Dit in te zien stemt
ons verdraagzaam jegens anderen, en
leert ons hunne vrijheid te eerbiedigen, en
geeft ons het recht eerbiediging van onze
yrijheid van anderen af te dwingen. Maar
zoolang wij Nederlanders samen één volk
vormen, anthropologisch stoelende op
1 éénen wortel, historisch aaneengegroeid
tot één organisch geheel, zoolang vindt de
vrijheid van ieder individu, zoogoed als
die van elke groep hare natuurlijke be
grenzing in de vrijheid van anderen. En
hoever die begrenzing gaat, wordt in elk
geval met volstrekte juistheid gevoeld door
het geweten van het Nederlandsche volk
als colectiviteit.
Aan dat geweten worde gerappeleerd tel
kens wanneer een eenzijdig streven het
samenhangend organisme van het eene en
ondeelbare volksleven mechanisch poogt
te doorbreken.
Tot zoover onze hoofdzaken. Communaal
gesproken, is het trouwens geen bijzaak
geweest, dat allen die j.l. Donderdag in
onzen Raad het woord voerden het na el
kander duidelijk uitspraken: „middelen
zijn beschikbaar, en met de beschikbare
middelen zullen wij istreven naar een op
bouw der gemeente Bloemendaal; wij zul
len niet overdrijven, edoch enkel bezuini
ging als doel te stellen is van ons niet
te wachten en achten wij ook in strijd
met de taak van ons bestuur."
Na de benauwenissen der annexatie perio
de rijst allengs een nieuw toekomstbeeld
van de gemeente omhoog, en hebben wij
weder een ideaal: dat beeld in werkelijk
heid om te zetten. Zoo gaan wij dan het
nieuwe jaar met nieuw vertrouwen tege
moet.
Laat de wapenen wijken voor de toga.
Het den naam gevende van; 'De kleine Thérésia
van Lisieux, schreef Jules Verstraete een scena
rio voor 'R.-K. eerediensten op het tooneel, waar
aan eene samenspraak vooraf 'ging en waarop een
samenspraak volgde; een en ander wist hij door
eene groepje van naar het schijnt dilettanten te
doen „instudeeren". En menige Schouwburgdirec
tie vloog er in. Ook de Haarlémsche. Zelden ds
er in de laatste jaren iets ten tooneele gevoerd,
waarbij regie, grime woord- en bewegingskunst
zoozeer door afwezigheid schitterden als j.l. Zater
dag en Zondag in den Stadsschouwburg het geval
was.
Het recept om zulke stukken te schrijven is 'het
volgende:
Men neme een jongen of meisje van 16 of 17 jaar;
men doe deze lid worden, van 'n Ver, tot bev.
van theosophie, vrijmetselarij, roomsch-katholicis-
me, fascisme, mahomeidanisme, of andei -isme;
men doe denzelve daarna eenige leerstellingen
van dat -isme uit het hoofd leeren en zegt hem,
dat hij daaruit een tooneelstuk brouwe, geinspi-
reerd op een film, waarin de typische autoriteit
van het -isme bovenbedoeld als bij uitstek wel
willend en machtig moet worden voorgesteld, en
waarin de gewone menschen in boekentaal eigen
onmacht en kinderlijkheid zoo ondubbelzinnig mo
gelijk aan den dag moeten brengen, zoodat ook
de juffrouw, die 's Zondags in de Kerk stoven zet
en in de engelenbak zit, bij het aanschouwen van
het stuk heerejé zal moeten roepen. Het geheim
van 'het tot opvoering brengen van zulk een stuk
is er de nabootsing van ceremoniën, symboliek of
rituaal van het bepaalde -isme in te vlechten,
schijnt dit in voldoende mate gelukt dan verspreidt
men programma's met toelichtingen, die wijzen op
de enorme strekking van het geval; men maakt
eenige dilettanten wijs, dat die opvoering ervan
een Gode welgevallig werk is en van wege het
-isme-geloovigen ook winstgevend moet zijn en de
pers van het -isme doet de rest. Die denkt: baat
't niet, het schaadt niet, en het publiek wordt
naar de schouwburgtent gelokt.
Wat dit alles met kunst te maken beeft is ons
piet duidelijk. Aangezien de overheid, staatskun
dige of kerkelijke, zich met de censuur op het
tooneel niet bemoeit, moeten wij die taak over
nemen en zijn wij voor ons wel verplicht te ver
klaren, dat wij deze poging om het roomsche
geloof-in-wonderen en den roomschen- «eredienst,
nader te brengen tot de massa, ook die van an
dersdenkenden eene mislukking en eene beden
kelijke ontwijding achten.
Op alle verkeerdheden in de opvoering te wijzen
heeft geen zin, maar dat een tooneelknecht dis
aan touwtjes trekt een heel bedrijf lang door een
gaas op 'het tooneel te zien is en dat de dochter
er ouder uit ziet dan de moeder moge dienen als
twee voorbeelden, dat wij niet overdrijven.
f
De Stadsschouwburg gaf werkelijke kunst, zij t
dan ook in eigenaardig en eenigszins antiek ge
halte, op j.l. Donderdagavond.
Anna Pawlowna, deze naam werkt met magische
kracht. Laat ons beginnen onze streek geluk te
wenschen met het feit, dat het tooneel in dea
Haarlemschen Stadsschouwburg voldoende geoutil
leerd' is, om een danseres als deze prima donna
met haar gezelschap fijne dansathleten te ont
vangen. Allereerst de beide 'balletten': Zauber-
flöte en Schneeflocken. In het eerste was Hilda
Butsova de ster, die door haar lieve harmonische
verschijning haar vrije dansen, haar luchtig volti
geeren en aardig acteeren den indruk maakte, dat
het leven een lenig vroolijk spel is, en dat zwaar
tekracht en gewicht maar betrekkelijkheden zijn.
Toch spande Anna Pawlowa in Schneeflocken
boven haar de kroon. Hier was de lenigheid en
snelheid' van beweging en het glijdend overgaan
van de eene beweging in de andere zoo formidabel,
dat de zaal voor de groote pauze in een soort
extase geraakte, die begrijpelijk was ook voor
hen, voor wie dit ballet een uiting is van mensche-
lijke virtuositeit, waarvan men betreurt, dat ze
niet aan hoogere doeleinden dienstbaar werd ge
maakt dan de uitbeelding van de luchtige koele
dwarreling van een fijne kristallen sneeuwvlok in
een sneeuwbui, waarnaar mien 's winters door de
ramen heen staren kan, zonder uitgekeken te
zijn van bewondering voor dit schouwspel der Na
tuur. Na de pauze ging Pawlowa dieper in haar
bekende dans ,<De stervende zwaan" en de be
kende Gavotte, waarin ze door Aubray Hitchins
goed werd gesecondeerd. 'Er is volop genoten,
in de koutende dagen geeft de Stadsschouwburg:
2e 'Kerstdag: Blackie,
27 'De.: Op zicht.
28 Dec.: Joop en haar jongen ('s middags).
28 Dec.: De Spaansche Vlieg.
29 Dec.: Die Kuische Suzanna (duitsche operette).!
30 Dec.: Het Wonderkind (met Annie van Ees).
1 en 2 Jan.: (Hallo Parijs (revue).
opwachtte daarginds bij den Kerstboom: zijn vrouw
in het slanke, zijden gewaad zich rekkend bij het
ontsteken der kaarsen; zijn jongen, die met be
wonderende oogen 'het vreemd geflonker bestaarde.
Het was, of hij er lichamelijk bij tegenwoordig was.
Zouden zij zijn gestalte ook zoo duidelijk in hun
midden zien? Wat was ze toc'h mooi, zijn vrouw
en hoe lief was het kind. Hoe vredig en innig stem
de de huiskamer, door 'hét feestelijk Kerstlicht be
straald! i
Dit was de werkelijkheid en de rest was slechts
schijn. Hij bleef bij 'hen en samen genoten ze 't
Kerstfeest, heiliger en heerlijker dan andere jaren.
Geen afstand, die 'hen kon scheiden. Geen dood,
die er iets aan veranderen kon. Leuter maar voort,
mart, met je zwarte'nagels en je schunnige praat
jes, die naar knoflook rieken en naar goedkoope
parfum. Wie hier bij je zit, is een schim; 't leege
hulsel eener ziel, die elders verwijlt. Wat kan mij
je gewauwel deren?
Werktuiglijk beantwoordde Aristides de belangstel
lende vragen van zijn nog altijd ontroerden reis
genoot. Maar 't was hem, alsof een ander het
woord voor 'hem voerde en hij er als onverschillig
buitenstander getuige van was. Zooals men in een
café eenzaam en in gedachten kani zitten luisteren
naar hetgeen aan een belendend tafeltje wordt ge
sproken. Zoo liet 'hij zijn lichamelijk ik meewau-
welen, onderwijl hij in den geest thuis met vrouw
en kinderen het Kerstfeest vierde.
To en hij eenmaal op dit vermogen om zich te
verdubbelen was gaan letten, 'kreeg hij een lu-
guberen schik in dit spel. Hij bemerkte, dat de man
tegenover hem levendiger werd door het goedig
onthaal, dat zijn ontboezemingen vonden. Er kwam
gloed in zijn oogen, toen hij met dankbaren blik
een belangstellende vraag naar zijn huiselijke om
standigheden opving.
Natuurlijk was de man niet getrouwd, hij leefde
het vieze en vooze leven van een vrijgezel, die met
vrienden het Kerstfeest in een of andere nacht
kroeg viert.
Maar Aristides, met een zonderlingen glimlach op
het hooghartig gelaat, vroeg den goren kwant uit
naar bizonderheden omtrent de nachtkroeg. En het
verbaasde hem, dat de vunze verfhalen over vrou
wen en drank niets besmeurden van het serene
beeld, dat zijn binnenste met heilige en heerlijke
gevoelens bezielde. Hij schaterlachte met den man
mee, toen deze, na Aristides schijnbare toeganke
lijkheid eerst geheel op zijn gemak, met een vertrou
welijk knipoogje een gewaagde aardigheid had
verteld.
Zoo'n pret hadden de twee, dat ze bijna niet
hadden gemerkt, hoe de deur openging en de eige
naar van de stulp was binnengestrompeld. Het
was een 'herder, wiens magere, verweerde gezicht
omhangen werd door een profetischen baard.
Klaarblijkelijk was hij een beetje kindsch, want hij
liet niet de minste verrassing blijken over de aan
wezigheid van de beide vreemden binnen zijn wo
ning en buiten in 't donker had hij schijnbaar van
het verongelukte gevaarte ook niets ontdekt.
„Welkom, kinderen!", sprak hij en zijn stem klqrik
zangerig als van klokgebeier over de heide. Hij
hing zijn pels over de knop, waar reeds de jas
hing en stak zijn pijp op.
„Goed, dat je gekomen bent om mijn Kerstavond
gezellig te maken. Op Kerstmis -wil je gezelligheid.
Dan hoor je allemaal bij mekaar. Daarom ga ik op
Kerstmis ook naar de kerk, om mijn eenzaamheid
te ontvluchten. Eenzaamheid is niet goed op Kerst
mis. Ik heb óók mijn eigen gedachten, maar op
Kerstmis den'n ik daar niet aan. Kerstmis is voor
de andere menschen. Voor de broeders en zusters.
Daarom, welkom, mijn. broeders!"
Het was Aristides, of bij het binnentreden van den
gastheer het petroleumlicht warmer en inniger
straalde, en of het 't gelaat van zijn reisgenoot
in een afzonderlijken gloed zette. Nu eerst be
merkte Aristides, hoe zorgelijk gegroefd dit gelaat
was, en welk een droefheid er uit deze oogen
blonk.
„Ik heb wel niet veel, kinderen," noodde de her
der, terwijl hij uit een 'kast onder de bedstede van
daan eten en drinken te voorschijn haalde, „maar
wat ik heb, deel ik met een goed hart." En hij
zette zij® gasten brood en boter en schapenkaas
voor en schonk uit een aarden kruik landwijn in.
Het trof Aristides, dat hij hierbij zijn reisgenoot
eerder bediende dan hem, en vreemd genoeg, er
gerde hem dit niet.
„En nu moet je me eens vertellen, hoe je hier
kiunt," vroeg de gastheer.
Aristides liet aan. zijn reisgenoot over, het relaas
van de ramp te doen.
De herder luisterde aandachtig en onderbrak het
verhaal om den haverklap met den uitroep: „Lieve
deugd, lieve deugd!"
„Maar hoe komen we hier weer vandaan?," riep
Aristides ontzet uit.
„Maak je daarover niet ongerust," voegde de her
der hem toe, „morgenvroeg komt de autobus naar
de stad bier voorbij. Maar hoe brengen wij met
elkander den Kerstnacht door, zooals 'het behoort,
vraag ik op mijn beurt."
„Door in liefde aan anderen te denken," ant
woordde Aristides, Hij zei het werktuiglijk, zooals
men het antwoord uit een vragenboekje opdreunt,
en wist zelf niet, waaróm hij het zei.
„Door wel te doen, die wij haten en te zegenen,
die wij vervloeken," beaamde de herder.
De derde man zei niets, maar 'haalde zijn zakdoek
uit den zak en begon wanhopig te snikken.
„Kom, kom, morgen zijn we weer thuis!", be
moedigde hem Aristides. Kameraadschappelijk
klopte hij zijn reisgenoot op den schouder en hij
merkte 'heele'maal niet, dat diens zakdoek rook
naar goedkoope parfum.
Om hem wat op te beuren, vertelde nu Aristides
op zijn 'beurt van zijn gezinsleven. En het was,
of, nu hij roet verrukte oogen het beeld beschreef,
dal in zijn hart leefde, alles veel heiliger en heer
lijker werd, dan toen hij het zwijgzaam in onge- I
naakbaarheid voor den makker verborg. Mooier I
dan straks vond hij zij® vrouw, 'liever het kind enj
vrediger en inniger de huiskamer met den Kerst
boom.
Maar plotseling brak Aristides af, midden in zijn I
geestdriftige beschrijving. Wiant nu eerst werd hij I
zich bewust, wat zijn reisgenoot miste, wanneer
die met vrienden 'Kerstmis ging vieren in een café.
„Vergeef me," zei hij en hij drukte den vreemde de
hand. „Het moet u pijn doen, dit alles te ihooren.
„Integendeel," wierp de reisgenoot tegen, „ik ge-1
niet van uw vreugde, 't Zou toch te bar zijn, als
je je niet mee kondt verblijden om het gelu'k dat
een ander bezit, omdat je dit zelf moet missen?!
„Dat is waar!", riep de herder uit. „Lieve 'Hoor,
wat zou ik anders van avond, als ik niet in de
kerk rondom den Kerstboom al die verheugde ge
zichten gezien bad van ouiders en kinderen, die
geen tijd hadden zich te bemoeien met een ouden,
eenzamen man! Zij hebben ook nu weer mi)11
Kerstavoud goed gemaakt net als jelui met je geluk
en je heimwee, Eere zij God in den hooge en 'n
menschen een welbehagen."
Aristides wendde zich om, en keek het venster
uit, omdat hij geen betraand gezicht wou late"
zien. Door 't nachtelijk duister vonkte, boven hel
wrak van het vliegtuig, een ster.
EINDE
ABONNEMENTSPRIJS f
JAAR BIJ VOORUITBE
I JULI Nik DIEN DA
INCASSOKOSTEN. VOO
VERHOOGING DER PO
ABONNEMENTEN KUN!
EESB!fE8E3ESE58B&H!HfSI
Oudejaars m
(Nadruk ve
Dit is wel het vreeselij
liezen: dat wij de dood
nen blijven. Met den l
hunne heugenis uitwe
tret, maar het zegt o:
dragen hunne kleinoodi
geen warmte meer van
we herlezen hun brieve
pen er ons op, dat we
re dingen denken.
A la rlnArln rMoncinViAr* »v
door Julia Frard
Lddsdtc UilgcvcrvMiialsdis]
Julia Frank
LEIMCHf VilTOtVtC5MAAT5C
Julia Frank
IEID5CM UTCIVtmjSEO'
•wwwiuc w aaft.it; v eii.
klemmenden droom kwi
naar steeds zich voorl
En zij verbrak de verlc
Was deze vrouw ontr