RUSTHOEK o e I J. P. KENZEN ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING 8 KL UIS-IN RICHTING ffyjTIRfïïïS De onuitputtelijke bron BIJKANTOOR VOOR ADVERTENTIËN: ADVERTENTIE-BUREAU D. Y. ALTA, DUVENVOORDESTRAAT 28, HAARLEM ELECTR. REPARATIE-INRICHTING van alle soorten Schoenen en Laarzen L. FABER ZN. KLEINE HOUTSTRAAT 10, TEL. 12896 Goncurr. prijzen en vlugge bediening Het overweldigend succes ONZE PLANTENDOKTER DAM ES-KAPSALONS 'SRLIJK NIEUWS BLOEMENDAAL. AIKAIK (O HAARLEM TEL, 14055 AERDENHOUT. H. VAN B1LDERBEEK Jr. AUTOLAK- EN DDGO-SPUITINRICHTING 22ste JAARGANG ZATERDAG 7 JANUARI 1928 No. 1 ABONNEMENTSPRIJS f 3.50 PER JAAR, f 1.75 PER HALF JAAR BIJ VOORUITBETALING VÓÓR 1 JANUARI OF I JULI NA DIEN DATUM VERHOOGING VAN f 0.15 INCASSOKOSTEN. VOOR INDIË EN T BUITENLAND MET VERHOOGING DER PORTO. LOSSE NUMMERS 10 CENT. ABONNEMENTEN KUNNEN MET ELK NUMMER INGAAN UITGAVE: DRUKKERIJ T. TIMMER, DE GENESTETWEG 23, BLOEMENDAAL ADMINISTRATIE TELEF. 22003 - ADVERTENTIËN TELEF. 14751 - POSTGIRO 30785 ADVERTENTIËN. 18 CENT PER REGEL, BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING. KLEINTJES. VRAAG- EN AAN BOD, HUUR EN VERHUUR, KOOP EN VERKOOP. VAN 1 TOT 5 REGELS 60 CENT, ELKE REGEL MEER 12 CENT, UITSLUITEND BIJ VOORUITBETALING. BOVEN, ONDER OF NAAST DEN TEKST DUBBEL TARIEF IfcESHSSI BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147 8 (Nadruk verboden) Niets is voor een gaaf en gezond iemand zoo leerzaam en zoo beschamend tevens als het bezoek aan een inrichting voor blinden. Op de eerste verzuchting: wat missen blinden toch veel!, volgt de uit roep: wat bezitten blinden toch veel wat wij missen. Wij henben ooren gelijk de blinde, maar wat voor een stumperig gebruik maken wij ervan. Zij hooren ieder geluidje, zij onderscheiden de duizenderlei schakeerin gen van tonen en stemmen en zelfs de stilte is voor hen een concert. En het ge voel van de blinden! Op den tast vormen ze zich een beeld van de voorwerpen en zoeken ze hun weg tusschen de tallooze hin derpalen, die wy met onze gezonde oogen nauwelijks opmerken. En het geheugen der biinden! Wat onthouden ze goed en wat blijft alles duidelijk in hun herinne ring! Bezitten de blinden vermogens, welke ons zijn ontzegd? Neen, ook wij genieten het voorrecht, over deze vermogens te kunnen beschikken. Het eenige onderscheid is, dat de biinden, door noodzaak gedreven, den gehoorzin en den tastzin hebben leeren gebruiken en dat wij ons het gebruik van deze vermogens hebben ontwend. Was de blinde ziende gebleven, ook hij zou nim mer hebben ervaren, welk een prachtige instrumenten te zijner beschikking staan. Dit voorbeeld leert ons, dat wij veel rijker zijn dan we denken. Ons lichaam, maar eveneens onze geest, is een onuitputtelijke bron van gaven en krachten. Is het ééne orgaan opgebruikt of geschonden, geen nood, de overige organen vullen het ontbrekende op hun wijze aan. Wie niet sterk is, moet slim wezen. Men is in de laatste jaren begonnen, den inhoud van de verborgen bronnen der menschelijke natuur op te sporen en er het opgroeiend geslacht aan te wennen, den braak liggenden rijkdom te gebruiken. Men oefent organen, die door de ontwik keling van de beschaving op non-activi teit waren gesteld. Het kind leert de kleu ren in hun fijnste schakeeringen onder scheiden; het leert op geluiden letten en vormen betasten; het leert niet alleen armen en beenen, maar alle spieren en spiertjes bewegen; het leert handigheid en scherpzinnigheid, eigenschappen, die in de beschaafde maatschappij allengs ■verloren waren geraakt, maar die voor een alzijdige ontwikkeling van de persoonlyk- heid van even groote beteekenis zijn ge bleven als in den oerstaat. Het wordt langzamerhand overstelpend, wat het kind leeren moet en leeren kan. Wanneer wij bedenken, dat wij, menschen uit een vorige generatie, hetzelfde had den kunnen bereiken, wanneer er even in tensief aan onze oefening was gewerkt, gevoelen we ons wel eens naijverig op het jonge geslacht. Maar in één opzicht schijnt er toch geen vooruitgang te zijn. De tegenwoordige jeugd kent meer, maar het blijft de vraag, of zij het zoo goed kent als destijds wij, die een minder omvangrijke stof degelij ker hebben moeten" verwerken. Het is, of de omvang wel eens ten koste van het gehalte gaat en veelzijdigheid met opper vlakkigheid zich paart. Is dit inderdaad het geval, dan zou hier uit blijken, dat de mensch slechts een be paald bevattingsvermogen heeft. Waarom brengt de blinde het zoo ver met hooren en tasten? Omdat hij blind is en dit ge brek hem noodzaakt aanvulling te zoeken op ander terrein. Waarom blijft de vor- scher of werker, die zich specialiseert op een bepaald gebied, meestal een kruk op andere gebieden? Omdat hij al zijn werk kracht en geesteskracht op zijn bizonder vak localiseert. Wij beschikken over een ontzaglijken rijk dom, maar we kunnen er slechts weinig van practisch besteden. We zijn als mil- 55 cc BLOEMENDAAL ZAAL DISPONIBEL VOOR VERGADE RINGEN, PARTIJEN, ETC. OOK ZEER GESCHIKT VOOR BESLOTEN DANSCLUBS lionnairs, die, hoe royaal ze het aanleggen, toch slechts een klein gedeelte van hun inkomen tot hun persoonlijk gerief kun nen aanwenden, en zich genoopt zien, de groote hoop van hun kapitaal onaange tast te bewaren. Zoo leven ook wij zelfs in onze krachtigste tijdperken slechts van een bescheiden rente en het bedrag van onze reserve kunnen wij zelfs niet be- grooten. De natuur, die daarbuiten zoo kwistig is, heeft haar vrijgevigheid in ons persoon lijk leven bestendigd. Wij plegen ver stomd te staan over hetgeen wij als haar verkwisting beschouwen. Van duizenden bloemen rijpt er slechts één tot vrucht. Uit tienduizend zaden rijst slechts één boom omhoog. De overdaad aan afvallende blaren en aan ontspruitende knoppen, de overdaad aan insecten en onkruid, aan regen en zonneschijn, aan winden en stroomen, die schijnbaar doelloos hun krachten verspillen, ze wijzen ons op een overcompleet. De natuurvorscher maakt zich nooit onge rust uit vrees voor overbevolking. Want hij weet, dat de reserves van de natuur onuitputtelijk zijn. Voordat een onmisbare stof opraakt, heeft zich het menschelijk vernuft reeds gescherpt op de uitvinding van een andere stof, welke de eerste ver vangen kan. De landbouw wordt intensie ver, het verkeer sneller, zeeën en zand woestijnen herschept men in bloeiende landouwen. Onuitputtelijk zijn de grond stoffen der aardeonuitputtelijk de grond stoffen, waaruit de mensch zijn levensbe hoeften bevredigt. Even onuitputtelijk zijn ook de krachten van ons lichaam en de krachten van onze ziel. Wordt het ééne orgaan aangetast, het andere wijzigt zijn functie om het tekort schietende lichaamsdeel te ontlasten of te vervangen. We beklagen den blinde om zyn verlies, maar kunnen hem tevens be nijden om zyne winst. We beklagen den zieke om zijn gebondenheid, maar kunnen hem tevens benijden om de vrijheden, welke hij zich veroorloven mag. En hoe dikwijls heeft in dagen van lijden en strijd ons innerlijk bewezen, meer weerstand te bezitten dan we ooit hadden vermoed. Als men ons had voorspeld, dat we dit of dat hadden moeten beleven, wa ren we stellig overtuigd, dat we zooiets verschrikkelijks nooit zouden kunnen door staan. Dat gemis, die teleurstelling, die schande! En achterna, we hébben het doorstaan en we zijn sterker en gaver uit de vuurproef te voorschijn gekomen. Onuitputtelijk is onze levensbron. Zeker, we hebben onze gierige en armetierige oogenblikken, waarin het is, of de levens bron is verstopt. Booze of onverstandige menschen hebben er een steen op gedrukt of in roekelooze moedwilligheid hebben we zelf den stroom afgesloten. Doch deze af sluiting is tijdelijk. In de wei achter mijn huis ligt een zerk. Jarenlang hebben het gras en de planten geworsteld tegen den druk van den steen, maar tenslotte heeft zich het groen door de spleten en barsten naar boven gewerkt en triomfantelijk pronken in 't voorjaar de weidebloemen boven 't gesteente. In my'n tuin staat een boom. Ik omsnoerde zijn stam met een ring, om hem vast te leggen tegen den wind. De ring is niet meer te zien, stam en schors hebben hem omsloten en groeien verder in vryheid. Dat is de gang der natuur, die ook in het zieleleven zich openbaart. Zelfs al werken we tegen met koppig, dwarsdrijvend ver zet, het zal ons niet lukken, de onuitput telijke bron van rijkdom en kracht te ver stoppen, welke ons tegen wil en dank met haar eindelooze reserves voortdurend her stelt en verkwikt. H. G. Cannegieter van ERRES' ontvangapparaten vindt zijn oorzaak In ue onver gelijkelijk zuivere reproductie van muziek en menschelijke stem. Vraagt gratis demonstratie bij den plaatselijken agent In den wintertijd, als dierlijke en plantaardige vij anden de gewassen het minst tijsteren, kunnen we het best aandacht schenken aan de zoogenaamde ni et-parasitaire ziekten en beschadigingen. Uit den aard der zaak begin ik daarbij met de gevolgen van te lage temperatuur. Ik schrijf met opzet: te lage temperatuur, terwijl de lezer wellicht zou verwachten dat ik vorst be doel, een temperatuur dus beneden het vriespunt op onze thermometer. Dit toch is niet het geval, gelijk men straks zal bemerken. We onderscheiden n.l. ten opzichte van de temperatuurs-schomme- lingen, waaraan de planten o.a. in ons klimaat zijn onderworpen, drie warmtegraden, n.l, de maximumtemperatuur, dat is de hoogste warmte graad, dien de plant kan verdragen, 2de. de mini mumtemperatuur, dat is de laagste warmtegraad, bij welken zij nog kan leven en 3e. de optimum- temperatuur, dat is de warmtegraad, waarbij zij zich het best ontwikkelt. Deze drie temperaturen zijn niet voor alle planten gelijk en zij worden zelfs nog beinvloed door de levensperiode der plant en door enkele factoren, die op haar groei van invloed zijn. Het is de groote kweekerskunst, de planten in alle omstandigheden onder haar specialen optimumtemperatuur zich te laten ontwikkelen, waaraan vooral min of meer succes bij haar cultuur in kassen en bakken, in kamer en serre is te danken. Door gebrek aan warmte staakt de plant haar groei, waardoor vooral jonge planten zooveel ge makkelijker ten prooi vallen aan zwamziekten en rottingsbacteriën; we kunnen dit in elk koud voor jaar waarnemen, vooral bij z.g. gevoelige gewas sen, waarvan ik slechts de hoornen wil noemen. Een onder nadeelig gevolg is een hoog zuurgehalte van de gewassen, dat we o.a. kunnen waarnemen bij rabarber, die veel suiker vraagt. Bij fruit vin den we naast een abnormaal hoog gehalte aan looizuur een tekort aan suiker in de vruchten, waardoor zij minder smakelijk zijn en haar weer standsvermogen verliezen; vooral als het najaar behalve te weinig warmte ook te weinig zonne schijn en te veel vocht bracht, zullen de vruchten min of meer smakeloos en zuur en gedurende den winter slecht houdbaar zijn, We ondervinden dit euvel dezen winter meer dan gewoonlijk het ge val is. Er gaat geen winter voorbij zonder dat er plan ten lijden door vorstsChade. Lang niet alle ge wassen, die wij in tuinen en op het veld kweeken of verzorgen, zijn iniheemsch en dus aan het kli maat volkomen aangepast en vele zijn door voort durende veredeling in soms niet geringe mate ver zwakt, Daarbij is de standplaats niet altijd gelijk gunstig en tenslotte zijn niet alle winters gelijk, In het voorjaar bevriezen meermalen de bloemen van vruChtboomen en -struiken en van aardbeien, doordat deze organen meer zwak geconcentreerd vocht bevatten in dunwandige cellen dan de takjes, waarop zij ontstaan en de knoppen, waaruit zij ontloken, die bovendien op verschillende manieren tegen schadelijke invloeden van buiten zijn be schut, Van aal. en kruisbessen bevriezen soms de pas gezette vruchtjes in groot aantal en vallen kort daarna af. Bij enkele variëteiten van zwarte bes sen evenwel zien we het ruien soms optreden zon der dat de vorst hieraan schuldig is, maar alleen door gebrek aan insecten en de plaatsing van de meeldraden ten opzichte der stampers, die bestui ving door insecten noodzakelijk maakt, waardoor bevruchting uitbleef. Dat niet afgerijpte scheuten in het najaar en te vroeg ontloken twijgjes in het voorjaar door vorst kunnen lijden, is alleen toe te schrijven aan het feit, dat ook zi), evenals de boven vermelde bloe men, te veel zwak geconcentreerd celvocht in dun wandige cellen bevatten. Men trachte laten na- jaarsgroei te vermijden. En al te vroege ontwikke ling in het voorjaar ga men tegen door geen al te zeer beschutte standplaats te geven en door het aanbrengen van rietmatten e. d. op zonnige dagen om de tot leven wekkende zonnewarmte te keeren. Dit moge zonderling schijnen voor den oningewijde, maar wie kennis draagt van hetgeen H VERBINDINGSWEG 55, BLOEMENDAAL 8 RADIO- EN RIJWIEL-HANDEL BOS-VAN DEN ENDEN HAAKWERKEN PARFUMERIEËN DORPSSTRAAT 27 BLOEMENDAAL BIJ HET POSTXANTOOR, TELEFOON 2238G ■UAaaaBBBBsscBaitaeaHBcaiiBBnaaaB ik schreef en hiermede rekent, zal begrijpen, waar om juist de op warme plekjes groeiende gewassen vooral in bet voorjaar het meest door de vorst worden getroffen, Vorstspleten in boomen met de daarop volgende vorstlijsten, door dikwijls weer openspringende wondweefselvormig ontstaan, zien we om dezelfde reden bijna altijd aan den zuidelijken en dus meest verwarmden kant der hiervoor gevoelige boomen. Door de zonnewarmte groeit daar de stam het sterkst met ruimer cellen en vaten, die 'het minst weerstand vermogen te bieden, als in een erg kou den nacht de omtrek van den stam sterk in krimpt en hierdoor de druk van binnen uit het grootst wordt. 'Een verschijnsel, dat vooral op humusrijke gronden in bijna elk voorjaar optreedt, omdat er nagenoeg geen winter voorbijgaat zonder Idagen met warme zonneschijn, gevolgd door koude nachten, is het opvriezen van den grond met zijn uit den grond vriezen der jonge plantjes als gevolg. In het na jaar op de perken gezette gewasjes, aardbeien en al die andere ondiep wortelende planten die in het vroege voorjaar buiten staan, hebben van dit euvel meermalen te lijden. Water heeft hij 4 graden C. zijn grootste dichtheid bereikt vertellen ons de natuurkundigen en zet bij verdere afkoeling en ijsvorming uit. Daarom ligt het ijs in slooten 'hol en springt een karaf met water, die bevriest, stuk; ja zelfs rotsblokken worden door deze natuurkracht uiteengereten, ge scheurde hardsteenen stoepen vallen er door uit een, als er in die scheuren slechts water aanwezig is. Geen wonder, dat de water bevattende grond omhoog vriest door de uitzetting van het be vriezende vocht. Als overdag de zon het des nachts bevroren aard- laagje doet ontdooien, zakt het weer ineen en zoo kan hetzelfde spel zich zoo lang herhalen, als het 's nachts vriest en overdag dooit. Dat is het op vriezen van den grond, welk verschijnsel we voor al op humusrijke gronden waarnemen, omdat deze het meeste water vasthouden. Op kleigrond komt het opvriezen minder voor en op armen zandgrond in 'het geheel niet. Bij het opvriezen neemt de grond de ondiep worte lende gewassen gemakkelijk mee naar boven, maar als de gro'nd bij het ontdooien weer ineenzakt, dan blijven de plantjes hangen, want haar slappe wor teltjes kunnen niet weer in de oude gaatjes terug zakken. Herhaalt zich het opvriezen eenige malen, dan moet het gevolg zijn, dat de plantjes tenslotte nagenoeg of geheel boven op den grond liggen: zij zijn zoogenaamd uit den grond gevroren. Hoe moeten we nu dit euvel voorkomen? Door ontwatering van een te vocihtigen bodem en door bedekking met een laagje ruigen mest, bladeren, turfstrooisel e.d. dat het bevriezen van den grond waarin de plantjes zijn geworteld, tegen houdt en het opvriezen er van dus belet. Zoodra 'het gevaar is geweken, kan de bedekking worden verwijderd. Zaterdagmiddag is op den Noorder Stationsweg de Bloemendaler T. door een hond, eigendom van Mevr, A, zóódanig gebeten dat hij door Dr. v. B. moest worden verbonden. Alle schade wordt door mevr. A. vergoed, die tevens toezegging deea haar hond te muilkuven. Vrijdagmiddag kwam bij het sleden op den Hoogen Duin en Daalscheweg een jongmensch tegen een hekwerk terecht. Hij bekwam een bloedende hoofdwonde en was na 'het ongeluk eenigszins versuft. Nadat hij verbonden was, is hij naar zijn woning gebracht. De politie heeft zekere v. D. aangehouden, die nog zes weken gevangenisstraf had te ondergaan en deswege gesignaleerd stond in het Politieblad. Van D. werd naar de gevangenis te Haarlem ge transporteerd. Vrijdagavond is een luxe-auto, die uit het Kinheim- park kwam, en bestuurd werd door den heer M. "mm uit Haarlem, tegen een afsluitboom gereden. De afsluitboom werd vernield, de auto beschadigd. Tegen den bestuurder is proces-verbaal opge maakt. Vrijdagmiddag had op den hoek WesterlaanStol berglaan een aanrijding plaats tusschen twee luxe auto's bestuurd door de eigenaars, Dr. v. W. uit Haarlem en de garagehouder De B. uit Aerdenhout. Beide auto's werden zóó ernstig beschadigd, dat ze moesten worden weggesleept. Waar het ongeval te wijten schijnt aan een ver keerde manoeuvre van Dr. Van W., is tegen dezen proces-verbaal opgemaakt. D'oor de politie is G., wonende te Haarlem, aange houden, die verdacht wordt, ten nadeele van den heer 0. op 4 October 1.1. een fiets ontvreemd te hebben. Woensdagmorgen is op een bouwwerk aan den Slingerweg de timmerman I. v. d. S. van een ladder gevallen. Hij klaagde over hevigen pijn in den rug. De ijlings ontboden arts De G. constateerde tevens een gebroken linker pols. v. id. S. is naar het St.-Elizabethsgasthuis te Haar lem vervoerd. GEVONDEN VOORWERPEN Terug te bekomen bij: Koelemeier, Julianalaan 66, Overveen, een portemonnaie inhoudende eenig geld; J. Termaat, Stoel's Hofje 2, Bloemendaal, een damestasch met inhoud; Abech, Amerillerlaan 27, Heemstede, een huissleutel; M. Visse, Midden- tuindorplaan 19, Haarlem, een heerenoverschoen; Hoek, Jan de Braistraat 6, Haarlem, een slede; üaams, Alb. Thijmlaan 39, Bloemendaal, een raf fia kiadertaschje; H. van Maris, Noordertuindorp- laan 9, Haarlem, een bankbiljet; Alderman, Be gijnehof 8, Haarlem, een nappa heerenhandschoen; J. Roozen, Ramplaan 102, Haarlem, een oliezak; K. Moerman, Stolberglaan 9, Aerdenhout, een de fecte bobslede; Van Essen, Bentveldsweg 3, Aer denhout, een Russische hazewind; Van der Peijl, Hendrik Roozenlaan 47, Haarlem, een bruine por temonnaie met eenig geld; J. Hekker, Militaireweg 14, Overveen, een paar bruine wollen kinderhand- schoenen; J. van Wamel, Ramplaan 16, Haarlem, een gouden schakelarmband; W. Flooren, Ooster duinweg, Aerdenhout, een ijzeren 'buis; Pastorie B'loemendaalscheweg 70, Bloemendaal, een slee; D. Ploeg, Bentveldsweg 6, Aerdenhout, een auto kleed; K. Moerman, Stolberglaan 19, Aerdenhout, een houten tabakspijp; Van Zomeren, Rollands straat 12, 'Haarlem, een bankbiljet; N. Veen, Zijl- weg 288, Haarlem, een kaatsbal; A. van der Zon, J. W. Frisolaan 9, Overveen, een lipssleutel No. 10361; aan den politiepost te Aerdenhout, een tandenborstel en een hondenzweep; een zeiltje waarin brood en een oude reisdeken; aan het bu reau van politie te Overveen, een bruin wasdoe ken p jrtefeuille met ansichten, een sleutel, een kcrslen halsketting, een huissleutel, een kap van motorrijder (hoofddeksel); een motorhandschoen, een zilveren broche, verm. twee sleutels, een zwartlederen kinderportemonnaie inhoudende een 10 rittenkaart N.Z.H.T.M., een potloodslijper en een wollen handschoen. BBBBBBBBBpBBBBBBBBBBBBBBBBiBBBBa» NASSAULAAN 40 EN 40 ROOD HAARLEM - TELEFOON 14734 ^B^BlTBilMB^B^flBBBBBflBBBBBBBBBBBB

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 1