Help U Zelf Crêpe Schoenen A. G. POST SERRE-MEUBELEN Boekhandel „Lectura" ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD i HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING 5 jlKLUIS-INRICHTING gf!yg.-IWLD«,V^g| Musch en Mensch Kunstnijverheid JAC. VAN WEERT VOOR KENNEMERLAND EN HAARLEM UITGAVE VAN DE N.V. „HET MIDDEN" EXPLOITATIE EN ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ T. TIMMER DE GENESTETWEG 23, BLOEMENDAAL, TELEFOON 22003, POSTGIRO 30785 BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147 g Bloemendaalscheweg 123 - Telef. 22874 IN DE DRAAIKOLK ADRESBOEK VAN BLOEMENDAAL 15E JAARGANG 1928 F 2.50 worden bij ons Vakkundig gerepareerd L. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10 Telefoon 12896 Opgericht 1898 VERBINDINGSWEG 53 WAGENMAKER TUIN BOUWGEREEDSCHAPPEN GIERSTRAAT 71 EN 81, HAARLEM 22ste JAARGANG ZATERDAG 5 MEI 1928 No. 18 HET BLOEI Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per half jaar bij vooruitbetaling vóór 1 Januari of 1 Juli. N a dien datum verhooging van 0.15 incassokosten. Voor Indië en 't Buitenland met verhooging der porto. Losse nummers 10 cent. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan. Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting. Kleintjes; Vraag- en Aan bod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop, van 1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent, uitsluitend bij oruitbetaling. Boven onder of naast uw tekst dubbel tarief MERIJNTJE GIJZEN'S JEUGD (Nadruk verboden) Welk een gek gezicht zou het zijn, wanneer de menschen zich voortbewogen op de wijze der musschen. Stel u een ernstig man of een deftige vrouw onder uw kennissen voor, die als een musch op beide beenen tegelijk voorthipt! Trouwens, deze aanblik zou, als we ze eenmaal gewoon waren, niet vreemd- soortiger zijn dan onze normale loop het thans is voor de viervoetige dieren. Chesterton, de Engelsche wijsgeer, heeft er de aandacht op gevestigd, welk een zot verschijnsel een mensch eigenlijk is tusschen de rest van de schepselen, die, wanneer ze nadenken konden, zich er over zouden verbazen, hoe zoo'n top zware gedaante zich op twee dunne spijltjes in even wicht houdt. Dwaas is een betrekkelijk begrip. Maar dit daargelaten. Weten we wel, dat er menschen zijn, die zich op de wijze der musschen bewegen? Ze leven in onze onmiddellijke nabijheid. Ja, er zijn oogenblikken, waarop gij zelf, lezer, aan deze eigen aardige sport meedoet. En ge beklaagt u over u zelf, als het niet gelukt, als ge niet vooruitkomt of struikelt of met een gebroken been neerligt, omdat ge niet langer tevreden waart met den loop van de menschen, doch tot allen prijs wildet hippen en trippen gelijk een musch. Allebei de beenen met één sprong tegelijk vooruit inplaats van beurtelings het linker en het rechter te verzetten. Die beide beenen, het linker en het rechter, zijn een treffend symbool van alle levens verschijnselen. Er is geen ding, of het heeft zijn deelgenoot. Alles treedt paarsgewijs op. Links en rechts vormen, denk slechts aan de politiek, een bekende tegenstelling. Het linkerbeen kan niet zonder het rechter, evenmin als het rechter zonder het linker. Geen licht zonder schaduw, geen inademing zonder uitademing. Geestelijk en stoffelijk zijn het span paarden, dat de levenswagen trekt. Lichaam en ziel zijn vennooten. Het goede is de firmant van het kwade, de vooruitgang de compagnon van de reactie. Behoudzucht en vooruitstrevendheid kennen elkaar, zooals rijkdom en een dubbeltje elkaar kennen. De mensch is geschapen als man en vrouw, gelijk het etmaal als dag en nacht en de aarde als land en water. Zuurstof en stikstof vormen tezamen den dampkring; leven en dood het bestaan. En zoo zou den we uit de paarsgewijze tegenstellingen, welke zich overal en altijd weer aan ons opdringen, een Zwartepiet-spel zonder eind kunnen formeeren. De mensch heeft dus, gelijk de musch, twee beenen. De musch springt op beide tegelijk, maar de musch is met dat hippen en trippen dan ook maar een on- noozele vogel. De mensch daarentegen is de koning der schepping, gekroond met verstand en wijsheid. Daarom gedraagt zich de mensch, ook in zijn loop, naar het eeuwige rhythme van het Heelal. Hij voegt zich naar de alomtegenwoordige wet, welke de zee doet deinen in ebbe en vloed. Hij verzet eerst het eene been en daarna het andere. Zoo komt hij, vast en zeker, waar hij wil wezen. Wat wil dit zeggen? Er zijn doordravers, die op hun wandeling naar het Ideaal voortdurend het ééne been vóór willen houden. Ze zijn consequent rechts of con sequent links. Zij doen niets ten halve. Van concessies of compromissen willen zij niet hooren. Zij zijn de ij veraars en de drijvers, die zichzelf en hun naasten den last op den hals halen, om voortdurend op één been te loopen en te doen of het andere niet bestaat. Ze zijn trotsch op deze methode van loopen en ze beschouwen de menschen, die stap voor stap gaan en voetje voor voetje, als onnoozelen en lafaards. En ze gevoelen zich gedupeerd, als tenslotte het een zijdig belaste been oververmoeid wordt en zich be geeft. Dan spartelen ze op den grond en ballen van gramschap de vuisten tegen de rest van de wereld, die kalmpjes over hen heen wandelt. \oor deze eenzijdigen bestaat slechts het dilemma: öf. Heeft het lichaam rechten of de geest? Mag men de stof dienen of moet men het stoffelijke verachten? Past den mensch ernst of vroolijkheid? Steeds weder is het partij kiezen. Elk levensgebied is voor hen in tweeën gedeeldtusschen de waarheid en de onwaarheid trekken zij een onuitwischbare beveelt zich beleefd aan voor alle voorkomende werk zaamheden in deze branche VERHURING VAN DRIEWIELIGE BAKFIETSEN EN HANDWAGENS streep. De antithese is het symbool, waarbij zij zweren; wat wit is kan niet zwart zijn en wat zwart is niet wit. De menschheid bestaat slechts uit vóór- en tegenstanders; uit goeden en boozen. Wie den levensweg loopt naar het eeuwige rhythme, weet, dat hij 't linker- en 't rechterbeen beurtelings ■moet verzetten. Altijd en altijd weer roeren zich in zijn bestaan twee machten, schijnbaar in tegen stelling, maar ten slotte door hun gemeenschappe lijke wisselwerking in harmonie. Altijd en altijd weer zijn wij met het ééne vóór en met het andere ten achter. 't Is waar; er zijn oogenblikken, waarop wij het geestelijke verwaarloozen. Wij leven teveel voor ons lichaam; we vergeten ons in stoffelijk genot en stoffelijk voordeel. Materialisten? Maar neen; nu is het andere been aan de beurt en de geest haalt de schade in. Voor ons lichamelijk welzijn hebben we tijdelijk onze belangstelling verloren en vroolijk offeren wij een stoffelijk voordeel op terwille van een idealistisch doel. Laten we niet al te spoedig het hoofd schudden over vermeende eenzijdigheden. „Dat trekt wel bij pleegt men te zeggen bij een onstuimigen stap. En inderdaad, het trekt bij, gelijk het rechterbeen bij trekt, nadat het linker is voorgegaan. Op onze voor uitstrevende oogenblikken volgen noodwendig be houdzuchtige reacties, op onze goede daden slechte, op den landerigen regen van de zwartgalligheid, de zonneschijn van het goed humeur. Maar zijn wij dan geen menschen uit één stuk? Zijn wij onbetrouwbaren, die van twee walletjes eten? Ziet dien postlooper, die zich voortbeweegt met veer krachtiger: tred. Beurtelings zet hij een been voor uit en een levenslustige melodie begeleidt het rhyth me van zijn krachtige schreden. Is dit hinken op twee gedachten? Het is marcheeren op één gedachte tegelijk, maar op de ééne gedachte volgt noodzake lijk bij het één-twee van het marschtempo de tegengedachte. Dit is het wonder van den menschelijken loop: dat de looper het evenwicht houdt door beurtelings een van beide beenen te verzetten. Voet voor voet en stap voor stap beweegt hij zich in één richting, ge lijk ook de rivier onder ebbe en vloed in één richting stroomt en tusschen beide haar polen de aarde zich rondwentelt langs haar baan in 't Heelal. H. G. Cannegieter MODERNE VORMGEVING IN DE KLOK. „Er is in de sier- en gebruiksvoorwerpen een verband van het vormschoon met de doelmatig heid. Het is niet noodig dat er iets leelyks zij. Wij behoeven in een huis niets leelijks toe te laten, een straat behoeft geen leelijke partijen en een stad geen leelijke straten te hebben maar het is noodig dat degeen, die schoonheid wil, zijn schoonheidsbegrip verruime en niet aesteticist zij; zijn oog moet zich niet aan be paalde verhoudingen wennen, maar een onbe grensd aantal toelaten. Er is een gedurige ver andering onvermijdelijk zoowel in het stadsaspekt als in de levensbehoefte en in de levensgewoonte; de maatschappij verandert en met haar verkeers middel en gebruiksvoorwerp". (Dr. J. D. BIERENS DE HAAN). Hoe gaarne onderschrijven wij het bovenstaande - een citaat uit een opstel ,,De Geestelijkheid van het Schoone voorwerp" dat door den fijnzinnigen wijs geer Bierens de Haan in een der Jaarboeken voor Am- bachts- en Nijverheidskunst werd neergeschreven. Im mers embryonaal vindt men hier als 't ware uitgespro ken of beter nog verklaard het gansche probleem, waar voor alle kunst, die tevens gebruikskunst is, in onze dagen wordt gesteld. Het is niet noodig dat er iets leelijks zij. Hoe gaarne zou men het de velen willen toeroepen, die zich telkens weer opnieuw storten in den stroom van de meest scandaleuze bazarprullen, die als een over vloed van zinloos ontuig door onze huizen, over onze straten en pleinen spoelt. iming in Wij hebben een levende en zeer productieve kunst nijverheid ingesteld zoowel op de vervaardiging van het schoone unicum als op den aanmaak van het aesthe- tische massaproduct, dat sinds eenige jaren door de goedgerichte propaganda van den Bond voor Kunst in Industrie (waarin zoowel de industrieëelen als de kun stenaars zitting hebben) zéér aan beteekenis kwan titatief als kwalitatief is toegenomen. En toch is de algemeene toestand zoo, dat het groote publiek nog steeds vrijwel blind is voor de stille H, J. Winkelman Klok van half blank ijzer met geëmailleerde wijzerplaat schoonheid en de wijding die er uitgaat van een ge bruiksvoorwerp waaraan de sierkunstenaar zijn schep pend aandeel heeft gehad. Dit wijst dus bij de meesten op een gemis aan schoon heids en bijgevolg aan stijlgevoel. Willen we daar naast toch een hoopvol teeken zien, dan zou dat moeten zijn de wel eenigszins veranderde mentaliteit bij het jongere geslacht. Onder de jongeren heerscht n.l. een misschien nog niet steeds begrepen of volkomen door leefd streven naar het schoone in de dagelijksche dingen. Maar waarom zouden wij wanhopen, zoo daar niet was de glimp van het licht, dat eens een wereld zal bestralen, waarin de schoonheid niet als iets bijzonders of iets behoorend bij een bijzondere educatie zal worden aan vaard, doch even vanzelfsprekend in den samenhang van het levensproces haar plaatsje zal vinden als iedere andere geestelijke of maatschappelijke uiting. Maar dan zal men hebben af te laten van het schrik barend materialisme van dezen tijd, waardoor elke zaak van ideëele waarde tot onvruchtbaarheid ge doemd wordt. De kunstenaren die als pioniers omstreeks de negen tigerjaren de kunstnijverheidsbeweging hebben inge leid, keerden zich inplaats van tegen de smakeloos heid tegen de machinale productie. Theo van Reyn Klok van~gegoten brons Hoort wat een gezaghebbend kunstenaar, als den Engelschman Walter Crane, omstreeks dien tijd over de verhouding tusschen Kunst en Industrie zegt: ,,Wij worden beheerscht door mechanische vindingen in het belang van den handel. Mechanische vinding heeft de vinding van den kunstenaar verdrongen. Me chanische gladheid is in de plaats gekomen van artistieke idee en afwerking. En waarom? Omdat voor de godheden van de kommercieele onderneming en den winsthandel, de hoegrootheid van den omzet, van meer belang is, dan de artistieke hoedanigheid van materiaal en werk" Het is goed om tegenover zulk pessimisme het opti misme te plaatsen van een voortreffelijk essayist als Just Havelaar, waar hij zeer juist opmerkt: „Het mate rialisme heeft inniger deel aan de moderne stijlloosheid, dan de machine." En nietwaar, materialisme is tenslotte een kwestie van mentaliteit bij hen, die de machine hebben aan gewend om inderdaad tot een overstelpende hoeveel heid banaliteiten te komen. Is dat echter de schuld van de machine? Het tegendeel is langzamerhand wel gebleken en vooral is thans doorgedrongen tot in de kringen van industrieelen en kunstenaren, dat niet de machine de schuldige was, doch wel de mensch, ge roepen om de machine te bedienen, wien het aan elk besef van geestelijke grootheid, elke drang tot ver heffing en elk begrip van het machinewezen heeft ontbroken. Daarom herdenken wij met innige dankbaarheid hoe kunstenaars als De Bazel, Lebeau, Berlage en zoovele anderen het gebruiksvoorwerp hebben opgevoerd tot 'n schoonheidsgraad, waardoor het zijn opperste eigen schap „machineel vervaardigd" als een loutering in zich besloten houdt. Het zal U geachte lezer wat vreemd aan doen dat ik bij de afbeeldingen van twee geheel met de hand ver vaardigde kunstnijverheidsvoorwerpen een verhande ling heb geschreven over de productie van de machine. Het doet eenigszins denken aan de geste van den hof nar, die geroepen om in het poëzie-album van zijn doorluchtigen heerscher een bladzijde te vullen met de taal zijner ziele, zich te buiten ging in het dichten van een ode op de republiek. Mijn bedoeling is echter een gansch andere. Ik heb U slechts willen schetsen de sfeer van het eene om U de waarde van het andere (het handwerk) beter te kunnen kenbaar maken. Want voor mij blijft, naast de groote waarde en de noodzakelijkheid van het aesthetisch verzorgde fa- brieksproduct, onaangetast het product van den han denarbeid, dat alle de gevoelige en plezante eigen aardigheden, de toevalligheden en de kleine afwijkin gen in den vorm enzoomeer bezit en juist mede daar door zijn eigen charme en eigen sfeer heeft. En welk gebruiksvoorwerp zou dat beter kunnen ver tolken dan de klok. De klok die iets heeft van een oud, vertrouwd geheim, waar wij ons aan hebben gehecht; die de ruimte vult met haar altijd-durende tik; die de intieme sfeer schept van het oude huis, waar wij onze kinderjaren door brachten en die wij soms na jaren van vervreemding weer tegemoet treden als een ons toegewijde ziel. Want de klok brengt de langzaamheid in ons jach tend leven, ze leert ons stil zijn en de stilte als een „geluidloos rumoer" om ons heen te weten; om ons hoofd vol met problemen, waar de klok onze klok zich niet om bekommert Als een der bekendste ontwerpers van klokken in onze dagen moeten wij noemen den kunstsmid H. J. Winkel man, die sinds 1909 zijn ateliers voor bronsgietkunst en smeedwerk in Amsterdam heeft gevestigd. Zonder onderscheid treffen zijn ontwerpen, waarvan wij een zeer geslaagd voorbeeld reproduceeren, door een prachtige virtuooze techniek, die echter nimmer beoogt door een overvloed van detailleering een on belangrijke kern aannemelijk te maken. Integendeel! Winkelman weet hier juist zijn klok als een sterk de drie dimensies erkennend voorwerp in de ruimte te realiseeren. En tot welk een voornaamheid is hier het materiaal, half blank ijzer, opgevoerd. Van een gansch andere gerichtheid is de van brons gegoten klok van den Haarlemschen beeldhouwer Theo van R?yn. Krachtig van structuur, sterk plastisch de hoofdvorm accentueerend, is dit ontwerp van een prachtig vloei end modellé en van een voorname bloeiende kracht. Hier is alles in de juiste verhouding, de kern waar het om gaat als een sterke massa geschraagd door de koppen aan de hoeken. Hoewel ik nog wel eenige kolommen zou kunnen vul len met de bespreking van het werk van vele andere ontwerpers, verbiedt de plaatsruimte mij verder op dit onderwerp in te gaan. Ik beveel dezen sierenden ar beid der moderne klokkenisten-sierkunstenaren dus tot besluit, gaarne in de belangstelling aan van een ieder, die aan „de" klok andere eischen meent te moeten stellen, dan door de „koekoekklok" en de namaak Fransche pendule met koeps kunnen worden be vredigd. A. VAN DER BOOM.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 1