TWEEDE BLAD
Raadsverslag
Het Bloemendaalsch Weekblad
No. 21
ZATERDAG 26 MEI 1928
Vergadering van den Gemeenteraad
van Donderdag 24 Mei 1928 te n.m.
2 uur op het Raadhuis te Overveen.
Aanwezig alle leden behalve de heer Hogenbirk, die
bericht van verhindering gezonden had.
Voorzitter: de Burgemeester.
Agenda:
I. Ingekomen stukken.
2 Aanvrage van een crediet voor aankoop materi-
alenloods ten behoeve van Publieke Werken.
3. Aanvraag crediet voor aanschaffing van een vlet
c.a. en een gebouwtje voor de reddingsbrigade.
4. Aanvraag van een crediet voor toezicht op de
terreinen bij het Brouwerskolkje.
5. Verhuur van grond nabij het Brouwerskolkje aan
H. A. Traanberg.
6. Reclames tegen aanslagen in het vergunnings
recht.
7. Vaststelling 6e suppletoire begrooting dienst 1927.
8. Beslissing inzake toekenning van vacantietoeslag.
9. Herziening loonen werklieden.
10. Ontheffing bepalingen Bouwverordening.
II. Voorloopige vaststelling uitbreidingsplan voor
Rijnegom.
12. Voorloopige wijziging van het uitbreidingsplan
voor Groot-Bentveld.
I. Bij de ingekomen stukken was het jaarverslag van
de Gezondheidscommissie over 1927.
De heer Noorman wees op enkele klachten in het
verslag vermeld, aan welke klachten blijkbaar zeer
weinig aandacht wordt geschonken.
De Voorzitter meende, dat als daar goed antwoord
op moet komen, de vraag tot de volgende vergadering
moet worden aangehouden.
De heer Laan: Dat kan best nu ook. Een bepaalde
klacht van de commissie komt elk jaar terug, dus
daar behoeven de heeren zich niet zooveel van aan
te trekken.
Wat die mesthoop betreft. Ja, er is over gesproken,
maar die boer haalt den boel nog niet weg, dus daar
zitten we mee.
Aan de derde zaak, de onbewoonbaar verklaarde
woning, die bewoond wordt; daar is ook nog niets
aan te doen. De menschen kunnen niet op straat wor
den gezet.
De heer Noorman wilde gaarne aannemen dat juist
was, hetgeen de wethouder had gezegd, maar het is
toch ongewenscht, dat in een verslag van de Gezond
heidscommissie zulke dingen moeten worden gezegd.
De heer Schulz meende, dat er toch een fout zit. Wil
men voorkomen, dat de Gezondheidscommissie zulke
klachten uitspreekt, dan zou men kunnen beginnen
met haar steeds mee te deelen wat door het gemeente
bestuur wordt gedaan naar aanleiding van door haar
geuite klachten.
De heer Prinsenberg achtte het toch zeer onjuist, dat
B. en W. (het betreft een onbewoonbaar verklaarde
woning) maar afwijken van een Raadsbesluit.
De heer Laan: Het is erg gemakkelijk om te zeggen:
het mag niet. Men kan in den Raad nu wel zeggen:
het moet zóó en zóó. Maar het dagelijksch bestuur
staat voor de vraag menschen op straat te zetten óf
hun tijdelijk toe te staan in zoo'n slechte woning te
kruipen.
Op aandringen van den heer Cassee zal wethouder
Laan trachten de besproken mesthoop te doen ver
wijderen.
Punt. 2. Brouwerskolkje.
Aan de orde was nu het advies van den heer Leonard
A. Springer over bebouwing van het Brouwerskolkje.
De heer Springer had voor deze zaak het volgende
aan B. en W: geschreven:
Haarlem, 13 April 1928.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van de gemeente Bloemendaal.
Edelachtbare Heeren,
Tot mijn leedwezen moet ik U bij deze berichten, dat
ik moet bedanken voor de vereerende opdracht om
voor de gemeente plannen te maken van de bebouwing
der omgeving van het Brouwerskolkje tot aan den
Zeeweg bij den Watertoren der Haarlemsche Water
leiding.
Bijgaande Memorie van toelichting zal U duidelijk
maken, waarom ik zulks niet doen kan.
Overigens gaarne bereid zijnde de Gemeente van ad
vies te dienen, verblijf ik,
Hoogachtend Uw.dw.
Leonard A. Springer.
Memorie van Toelichting.
Na ontvangst der plannen voor het maken van een
weg vanaf de laan langs Duinlust achter 't Brouwers
kolkje om, naar den Zeeweg, is ondergeteekede het
terrein gaan inspecteeren en moet hij tot de conclusie
komen dat het hooge duinterrein allerminst geschikt
is voor middenstands- en arbeiderswoningen.
Had men hem voor den aankoop advies gevraagd, hij
zou zeker den aankoop voor dit doel sterk ontraden
hebben. Hier is hoewel reeds sterk beschadigd door
het publieknog een mooi stuk landschappelijk
schoon, dat waarlijk de moeite waard js behouden te
blijven.
Wanneer overgegaan zou worden den geprojecteerden
weg uit te voeren, zou men moeten beginnen met de
mooie boomgroep bij de jachtopzienerswoning te vel
len en een groote doorgraving te maken, wat bij de
voornoemde woning tot groote moeilijkheden zou
leiden of de helling zou te sterk worden.
Het doel schijnt den weg te maken over het kaal ge
treden duinvlak achter het dennenboschje bij het voor
malige ontspanningslokaal. Alleen het westelijk daar
van gelegen duin zou gebouwd mogen worden, want
het zou zeker natuurschennis zijn het terrein tusschen
Belvédère en den ontworpen weg te verwoesten.
Om den weg daar te brengen tot de hoogtp van 14.50
A.P. van het ontworpen viaduct over de spoorlijn
zouden ook weder enorme grondverplaatsingen g£-
eischt worden.
Is het nu wenschelijk daar boven op het open kale
duinterrein huizen te bouwen, hetzij als middenstands-
of arbeiderswoningen? Dit terrein is blootgesteld aan
de ruwe Z.W. en N.W. zeewinden. Nergens is
eenige beschutting te vinden. Zelfs al zou men trach
ten aldaar eenige bebossching te verkrijgen, dan zou
daarmede zeker een half menschenleven gemoeid zijn.
Gesteld nog, dat de Gemeente daarvoor de groote
kosten zou over hebben, dan nog is het zeer de vraag
of de jeugd het werk voldoende zou eerbiedigen.
Bovendien zien wij thans hoe het „natuurliefhebbend"
publiek de vroeger zoo schilderachtige omgeving van
't Kolkje reeds vernield heeft. Hoe zal dat worden als
hier woningen gebouwd worden?
Ondergeteekende moet daarom sterk ontraden het
terrein voor het doel, waarvoor het gekocht is, te ge
bruiken, maar liever het in een beteren toestand te
brengen en te bewaren.
Wat nu betreft het terrein ten Noorden van den
spoorbaan OverveenZandvoort, valt hier niet veel
te bederven. Het eens zoo mooi begroeid terrein is
totaal verwoest en gebracht tot een ware zandwoestijn
afgegraven door de Gemeente en overgeleverd als het
is aan het vandalisme van het publiek.
De omgeving van den met zooveel kosten aangelegden
Zeeweg is hier totaal bedorven en niet meer goed te
maken.
Aanvankelijk is men aan het begin van den Zeeweg
begonnen villa's te bouwen als uitbreiding van het
villapark „het Kweekduin'.Wie zal daar nu mede door
gaan als er arbeiderswoningen komen? Eigenaren van
zulke villa's kunnen wat besteden aan aanleg, beplan
ting en onderhoud van bijbehoorende tuinen.
Bouwers van middenstands- en arbeiderswoningen
zullen zeker niet veel kunnen betalen, het kale duin
zand vruchtbaar te maken. Komen de woningen daar,
dan zal het niet lang duren of de terreinen langs den
Zeeweg zullen in denzelfden toestand komen als nu
het geval is met het te bebouwen terrein.
Ondergeteekende wil gaarne plannen maken voor het
behoud van het landschappelijk schoon van Overveen
en daardoor van Haarlem's mooie omgeving, maar kan
niet medewerken dit nog meer te bederven, als nu
reeds op de bedoelde terreinen is geschied.
Acht de gemeente het noodig een verbindingsweg te
maken van den Duinlustweg naar den Zeeweg, dan
dient deze ook zoo gemaakt te worden, dat het na
tuurschoon ook voor de toekomst behouden blijft niet
alleen, maar verhoogd wordt.
Alleen daartoe wil ondergeteekende medewerken, en
zelfs zeer gaarne.
Gezien de gewestelijke wegenplannen onder Bloemen
daal zal bij uitvoering daarvan toch reeds veel moois
verdwijnen.
Laat de Gemeente nu geen voorbeeld geven, door dit
eenigszins historisch terrein te bederven, want dan
verliest zij het recht van spreken, als speculanten
dergelijke plannen koesteren op andere terreinen.
Er is toch ook een Wet op het behoud van landschap
pelijk schoon! Aldus opgemaakt,
Leonard A. Springer.
Haarlem, 18 April 1928.
Edelachtbare Heeren,
Ingevolge onze conferentie opgeworpen in mijn vori-
gen brief, heb ik de eer, LIw College kennis te geven
dat ik gaarne een plan zal maken voor een te maken
weg vaii den Duinlustweg naar den Zeeweg, via de
duinen achter 't Brouwerskolkje, doch dat moet ik ont
raden aldaar arbeiderswoningen te doen bouwen en
blijf ik bij mij opini, medegedeeld in de Memorie, ge
voegd bij mij vorig schrijven.
Zelfs woningen van gemeente-arbeiders zijn niet vrij
van onoogelijke aanhangsels en ontsiering, zooals
blijf ik bij mijn opinie, medegedeeld in de Memorie,
gevoegd bij mijn vorig schrijyen.
Voor het maken van een plan wacht ik nadere ge
gevens,
Hoogachtend, Uw dw.
(w.g.) Leonard A. Springer.
Haarlem, 29 April 1928.
Alexanderstraat 16.
Edelachtbare Heeren.
Woensdag 25 April had ik een ontmoeting met de
heeren De Jong en Lebeau op het bureau van Publieke
Werken Uwer Gemeente, nadat ik met den heer
Lebeau het terrein naast en achter 't Brouwerskolkje
nader had bekeken. Voor het eerst heb ik inzage der
gemeenteplannen gekregen. Deze plannen deden mij
zien, dat het bouwbureau zich alle moeite heeft ge
geven de mooie omgeving van 't Kolkje zooveel als
mogelijk is te bewaren.
De hoofdweg, ik erken het, is een noodzakelijk kwaad.
De verbinding tusschen de noordelijke en zuidelijke ge
deelten der gemeente is onvoldoende, daar alle verkeer
de kruising spoorbaan-Bloemendaalscheweg moet pas-
seeren en dus een hoog liggende weg met viaduct over
de spoorbaan noodig is en nergens een beter punt is
te vinden.
Maar moet nu daarom het overige hooge duinterrein
gebruikt worden om aldaar een geheel dorp van ar
beiders- en middenstandswoningen te bouwen (waar
voor het bovendien ongeschikt is) al zou men zich
volgens het plan bepalen tot het gedeelte westelijk van
die ontworpen hoofdweg. Al moge men de aldaar ont
worpen zijwegen eenigszins hellend maken, de terrei
nen van de huizen en de tuintjes tusschen de wegen
worden te klein om den duinvorm te kunnen hand
haven.
Het kan dus niet uitblijven of de geheele duingroep
tusschen spoorbaan-Zanderijvaart en ontworpen weg
zal moeten worden afgegraven tot ongeveer de hoogte
van den ontworpen hoofdweg, die bij het viaduct ge
bracht wordt op 14.50 A.P. als hoogste punt.
Ik blijf bezwaren hebben tegen den bouw van zulk
een groot complex woningen, omdat dit onvermijdelijk
moet leiden tot vermindering van het natuurschoon
en omdat er zeker onvoldoende kosten kunnen be
steed worden voor behoorlijke surveillance tegen het
beschadigen door de jeugd, die toch al gewend is
daar te doen wat zij wil. Ook voor het beboschte ge
deelte bij 't Kolkje en voor de hellingen tusschen de
hoog gelegen wegen van het bouwcomplex en de diep
liggende gronden langs de Zanderijvaart zal streng
toezicht noodig zijn.
Ik begrijp zeer goed de moeilijkheden waarvoor de
gemeente Bloemendaal staat. Overveen is voor de uit
breiding van Haarlem aldaar, beklemd geraakt tus
schen de nieuwe grens, de duinen en de buitenplaatsen.
De Gemeente heeft bouwterrein noodig en moest dus
trachten een uitweg te vinden en toen de terreinen
aan 't Kolkje te koop waren, die gelegenheid te baat
nemen.
Maar verondersteld, dat die bouw tot stand komt en
de woningen in gebruik worden genomen, dan is het
nog de vraag of op den duur de gemeente daarmede
geholpen zal zijn; want het hoog gelegen terrein is
door de eigenaardige ligging, ingesloten tusschen
spoorbaan en Zanderijvaart, aan die zijden niet voor
uitbreiding vatbaar en dus alleen ten koste van de
terreinen tusschen Belvédère en den ontworpen hoofd
weg en verdere omgeving van 't Kolkje. Onder ver
wijzing naar mijn schrijven van 13 April 1.1. wil ik er
nogmaals bij Uw College op aandringen dit mooie
stuk landschappelijk schoon te behouden en waar
noodig te herstellen.
Dit is te meer noodig omdat men niet weet wat vroeg
of laat gebeuren zal met Duinlust-Elswout, thans nog
beboschte landgoederen.
Ik geef daarom de Gemeente dringend in overweging
liever elders terreinen voor bebouwing te zoeken,
b.v. aan de Noordzijde van den spoorbaan, waar door
ontworpen bouw van Raadhuis, School, enz., in aan
sluiting met reeds bestaande gemeentelijke opslag
plaats, Israëlitische Begraafplaats en gebouwen Haar
lemsche Waterleiding het natuurschoon toch al weg
is en niemand er aan zal denken daar villa's te bouwen.
Al kan ik mij eenigszins vereenigen met het plan van
den ontworpen hoofdweg, omdat het nu eenmaal
een noodzakelijk kwaad is, moet ik tot mijn spijt bij
mijn besluit van 13 April blijven, niet te kunnen mede
werken tot het scheppen van een toestand, die ik in
strijd acht met hef behoud van dit stuk natuurschoon
dat de gemeente nu in handen heeft en moet bewaren.
Intusschen blijf ik gaarne bereid advies te geven voor
het aanbrengen van verbeteringen in den berooiden
toestand waarin de omgeving van 't Kolkje door het
publiek is gebracht.
Hoogachtend,
UedelAchtb. Dien.
(w.g.) Leonard A. Springer.
Dr. Bornwater merkte óp, dat er nu wel een advies
van den heer Springer is, maar deze adviseur brengt
ons eigenlijk niet verder.
De Voorzitter zou de zaak tot het eind van de ver
gadering willen aanhouden.
De heer Laan: Niet noodig. Ik heb er ook nog wel iets
Gver te zeggen.
De heer Schulz vroeg wat men aan die terreinen zal
hebben als men ze afsluit. Hetgeen toch feitelijk de
consequentie zou zijn van het advies van den heer
Springer. Wanneer die terreinen bebouwd worden en
er wordt een weg omheen gelegd, dan zal men juist
het publiek van het natuurschoon kunnen doen ge
nieten. Als de heer Springer zich terug trekt, dan zal
men het moeten doen zonder diens advies.
De heer Noorman merkte op, dat den heer Springer
niet gevraagd is om een advies over al of niet be
bouwing, want daartoe heeft de Raad al besloten. De
vraag was alleen op welke wijze bebouwing het best
kon geschieden. Spreker betreurde het daarom ook,
dat B. en W. tot publicatie van het advies zijn over
gegaan; er wordt hierdoor een onjuiste indruk gewekt
over het optreden van het gemeentebestuur.
Wethouder Van Nederhasselt zei dat de meening van
B. en W. is gevraagd, maar B. en W. hebben hun
houding nog niet bepaald. Spreker persoonlijk is vóór
uitvoering van het plan. En dat de weg er moet ko
men, daarmee is ook de heer Springer het eens.
Wethouder Laan, die het terrein goed zegt te kennen,
meende, dat het daar met het bebouwen van kleine
woningen juist heel aardig kan worden. Er kan zelfs
iets bijzonders worden gemaakt, een nieuw Kopje of
zoo iets. Er zou iets gedaan moeten worden^Wn den
heer Springer van zijn idee af te brengen.
De heer Springer is uitstekend op de hoogte en met
deze streek heel goed bekend, zoodat het aanbeveling
zou verdienen met den heer Springer te blijven samen
werken.
De heer De Waal Malefijt verdedigde het maken van
een uitbreidingsplan voor die terreinen en meende,
dat het beste zou zijn aan den heer Springer een
bouwkundige toe te voegen, opdat zij tezamen plan
nen kunnen opmaken. Zoolang er geen plan is zal het
toch een grijpen in de lucht blijven. Misschien zou het
wel aanbeveling verdienen den Bond van Ned. Archi
tecten om advies te vragen.
De heer Schulz zou den weg door den heer Malefijt
aangewezen zeker niet uit willen gaan. Dan zal het
jaren duren voordat er iets komt. Spr. acht het overi
gens onjuist voor de derde maal den heer Springer te
vragen of hij wil medewerken. Er zal nu gewerkt en
aangepakt moeten worden.
Wethouder Van Nederhasselt was van oordeel, dat
het beste is nu maar spoedig over te gaan tot uit
voering van den weg. Spr. zou het overigens niet
gaarne zonder den heer Springer willen doen.
De heer Luden wilde er den nadruk op leggen, dat de
heer Springer in het geheel geen huizen wil op die
terreinen. Spr. meende echter, dat het daar heel goed
wonen zal zijn zonder dat het natuurschoon zal lijden.
Spreker zou willen waarschuwen tegen het inwinnen
bij den N.B.A. Het zijn allen knappe menschen, maar
een advies wordt weer een beschouwing, waardoor
men nooit verder komt. Laat men een architect vragen
en dan beslissen.
De Voorzitter: Willen we dan zeggen, dat het de be
doeling van het dagelijksch bestuur is tot aanleg van
dien weg te komen en verder met of zonder den heer
Springer tot uitwerking van het plan komen?
Dit werd goedgekeurd.
Bij het voorstel tot aankoop van een materialenloods
voor 1700.merkte de heer Laan op, dat het een
zeer vriendelijke daad van Haarlem is geweest om de
loods die Bloemendaal in huur had met een maand
op te zeggen. Dat zou men onder particulieren niet
netjes vinden.
Het voorstel werd goedgekeurd.
Punt 3. Aanvraag crediet voor Reddingsbrigade.
Eveneens het voorstel tot aankoop van een vlet en
een gebouwtje voor de reddingsbrigade. Kosten 1500.
De heer Laan was er voor, maar hij wilde toch nog
opmerken, dat de redding van drenkelingen, die er
niet zijn, hoe langer hoe meer geld kost. Daar wordt
nu weer een plaatijzeren loods gezet, terwijl niets
meer onbruikbaar is aan zee dan plaatijzer.
Ik waarschuw de heeren wel, zei spreker, dat we bezig
zijn aan het pot-verteeren!
(Gejoel van de vergadering).
Geroep: De heer Laan is weer gezond!
De heer Van Nederhasselt verklaarde, dat hij ook
liever den wagen heeft dan een loods; maar ook de
wagen kost geld.
Dit bevreemdde den heer Prinsenberg. In het voorstel
staat immers: „daar de wagen niet geheel meer vol
doet."
Besloten werd aan B. en W. de regeling over te laten.
Punt 4. De voordracht van B. en W. om 1038 toe
te staan voor toezicht op de terreinen bij het Brouwers
kolkje gaf den heer Dorhout Mees aanleiding tot een
beschouwing over de wenschelijkheid om dergelijke
bewakingen aan de politie op te dragen. Deze diensten
vallen onder de politie en men kan niet voor bepaalde
plaatsen weer andere bewakers nemen. Nog daar
gelaten, dat in dit geval een bedrag van 1038, vol
gens spreker veel te hoog is.
De Voorzitter zou wenschen, dat men dit beschouwde
als een overgangstoestand. De Raad zou eens kunnen
aanzien hoe het gaat, dan kan bij de begrooting wor
den beoordeeld of misschien een politieagent zal
worden benoemd.
Wethouder Laan ondersteunde dit standpunt.
Aldus werd besloten.
Punt 5. Goedgekeurd werd de voorgestelde verhuur
van grond nabij het Brouwerskolkje aan H. A. Traan
berg voor het plaatsen van een theetent.
Punten 7 en 8 werden beslist overeenkomstig voor
stellen van B. en W.
Punt 8. Vacantietoeslag.
Ten aanzien van den gevraagden vacantie-toeslag aan
gemeentepersoneel hebben de commissiën voor Ge
organiseerd Overleg een verslag aan den Raad inge
diend, waarin zij geen advies geven.
De heer Schulz verdedigde een vacantie-toeslag van
1 aan het geheele personeel met een minimum van
25.Wil de Raad daar niet aan, dan zou de toe
slag kunnen worden gegeven aan.salarissen tot 2500.
Wethouder Laan, vond het wel komiek, dat terwijl de
Raad tegen loonsverhoogingen is, men langs een om
weg toch weer die verhooging wil geven. Spr. is tegen
het toekennen van een vacantietoeslag aan alleen; hij
zou de hoogeren niet graag willen blameeren. Beneden
een salaris van 2000 wil hij den menschen wel wat
toestoppen.
Wethouder Van Nederhasselt sloot zich hierbij aan.
De heer Dorhout Mees verzette zich tegen eiken toe
slag, omdat spreker van meening is, dat het loon zoo
danig moet zijn, dat het voldoende is.
De heer Luden achtte het zeer onjuist, dat de afstand
tusschen personeel in overheids- en in particulieren
dienst nog weer vergroot wordt. Het overheidsperso
neel is in veel opzicht bevoorrecht, gaat men nu
een vacantietoeslag geven, waarom het geen St. Ni-
colaas en Nieuwjaars-toeslag.
De heer Schulz erkende een grond van juistheid in dit
betoog, maar meende, dat het niet juist is van de
meening uit te gaan, dat een arbeider wel voor zijn
vacantie kan overleggen. Het moet die richting uit,
dat de arbeider niet alleen vacantie krijgt, maar er
ook van genieten kan.
De heer Nuyens meende, dat het standpunt van Bloe
mendaal bij vergelijking met Amsterdam en Haar
lem toch wel bijzonder achterlijk is. Spreker achtte
dit geen onderwerp om grapjes over te maken.
Het voorstel Noorman (toeslag van 1voor salaris
sen beneden 2500 met een minimum van 25.
werd verworpen met 10 tegen 4 stemmen.
Aangenomen werd een voorstel-Kremer, met 95
stemmen (toekenning van een toeslag van een week
loon voor salarissen beneden 2000).
Punt 9. Herziening loonen.
Besloten werd, zonder discussie, om aan den opzich
ter-doodgraver een toelage van 100 p. jaar te geven,
ingaande 1 Januari 1928.
Punt. 10. Ontheffing Bouwverordening.
Op voorstel van B. en W. werd ontheffing van het
bepaalde bij art. 7 van de Bouwverordening verleend
aan:
a. J. C. Dop, voor bouw eener garage aan den Ken-
nemerweg;
b. G. M. W. Margadant voor bouw van een garage
aan de Rijnegomlaan, mits het gebouw van een kap
worde voorzien;
c J. D. Brand voor bouw eener garage aan de Lon-
bar Petrilaan;
d. P. Freriks, voor verbouw van perceel Vogelen-
zangscheweg no. 83;
e. Gebr. M. en W. Lolkus voor bouw van enkele
woningen aan de Prins Hendriklaan en de Oranje
Nassaulaan;
f. J. Rinse, voor bouw eener woning aan de Juliana-
laan;
g. J. A. v. d. Bronk, voor bouw eener dubbele villa
aan den Joh. Verhulstweg;
h. Gebrs. Joustra voor bouw van vijf woningen aan
de Julianalaan;
i E. van Woudenberg en A. A. de Zeeuw voor
bouw eener garage aan de Vondellaan.
B. en W. adviseerden afwijzend te beschikken op het
verzoek van J. Walter om dispensatie van art. 7.
De heer Cassee achtte dit onbillijk, hetgeen spr. uit
een zette. Hij meende, dat de omgeving niet zal ge
schaad worden bij ontheffing.
Wethouder Laan waarschuwde tegen inwilliging van
het verzoek; dit zou de omgeving zeer schaden.
De heer De Waal Malefijt sloot zich hierbij aan. Spr.
achtte het onjuist, dat de heer Cassee alle afwijkingen
wil toestaan.
De heer Cassee kwam hier tegenop. Spr. maakte een
voorstel van zijn verzoek.
De heer Schulz meende met den heer Cassee, dat zoo
veel mogelijk aan aanvragen moet worden voldaan als
dit eenigszins toelaatbaar is. In dit geval zou spreker
echter het verzoek niet willen inwilligen.
Het voorstel-Cassee werd verworpen met 104 stem
men.
Verder was er een adres van A. van der Ham.
B. en W. deelen, naar aanleiding van het adres dd. 22
Mei 1928 mede:
„dat de in Juni 1927 gegeven ontheffing van
zelfsprekend alleen gold voor de toen plaats gehad
hebbende verbouwing van adressant's perceel aan den
Bloemendaalscheweg overeenkomstig de toen overge
legde teekeningen, dus zonder een tweede trap;
dat de opvatting, als zoude men zich op een eenmaal
verleende dispensatie voor alle in de toekomst nog
aan te brengen veranderingen kunnen beroepen, abso
luut geen steun vindt in de Bouwverordening;
dat Art. 7 der Bouwverordening uitdrukkelijk het
bouwen van andere dan eengezinswoningen verbiedt
en het aanbrengen van een tweede trap in de garage
van adressant's perceel aan bedoelde bovenwoning
ontegenzeggelijk het karakter geeft van een meerge
zinswoning, waartoe zij blijkens het adres ook zal
worden bestemd nadat een tweede trap is aangebracht.
B. en W. geven daarom ernstig in overweging de ge-