Crêpe Schoenen Boekhandel „Lectura" ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD Vlotheid Kunst Denken en Leven OttQolAM Plaatselijk Nieuws VOOR KENNEMERLAND EN HAARLEM S HAARLEMSCHE BANfCVEREENIGING 5 KLUIS*1NRICHTING nl,BTE,TN°Ï W. G. HOOGESTEIN STUDIEBOEKEN "AIE/1 VLMoïï e UITGAVE VAN DE N.V. „HET MIDDEN" EXPLOITATIE EN ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ T. TIMMER DE GENESTETWEG 23, BLOEMENDAAL, TELEFOON 22003, POSTGIRO 30785 BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147 S worden bij ons Vakkundig gerepareerd L. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10 Telefoon 12896 Opgericht 1898 VOOR RADIOTOESTELLEN Bloemendaalscheweg 123 - Telef. 22874 mme 10 maaillem TEL: 14065 Abonnementsprijs ƒ3.50 per jaar, 1.75 per half' jaar bij vooruitbetaling vóór 1 Januari of 1 Juli. N a dien datum verhooging van 0.15 incassokosten. Voor Indië en 't Buitenland met verhooging der porto. Losse nummers 10 cent. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan. Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting. Kleintjes: Vraag- en Aan bod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop, van 1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent, uitsluitend bij vooruitbetaling. Boven onder of naast den tekst dubbel tarief IBBEBfiS OOK GEHEEL WISSELSTROOM HOFJE VAN STOEL 10, BLOEMENDAAL BESTELT TIJDIG UW (Nadruk verboden) Vele menschen mislukken, doordat ze niet vlot ge noeg leven. Ze hechten zich vast aan een bepaald in zicht, een bepaalde omgeving, een bepaalde gewoonte. Daardoor raken zij buiten den stroom; ze zien alles hun ontglippen, voorbijglijden met het immervlietende leven. Voordat zij 't weten, zijn ze achtergebleven, ver ouderd, vergaan. Gehechtheid is slechts tot op zekere hoogte een deugd. Vaak duidt men met dit schoonklinkende woord een on deugd aan: de ondeugd van de gemakzucht. De vast houdendheid vergt minder inspanning dan het voort durend zich voegen naar nieuwe gegevens en nieuwe omstandigheden. Maar men komt, door inspanning te willen ontgaan, vaak in moeilijkheden, welke nieuwe en grooter verdrietelijkheden meebrengen. Reeds in stoffelijk opzicht heeft het bezit louter be trekkelijke waarde; de waarde op zeker oogenblik hangt van allerlei factoren af. Zelfs de rentenier, ver persoonlijking van de onverstoorbare gemakzucht, moet, wil hij zijn kapitaal niet verliezen, onafgebroken zich met het beleggingsvraagstuk bemoeien. Gesteld hij heeft effecten gekocht tegen den koers van honderd percent. Het zijn soliede papieren en hij stopt ze rustig in zijn kluis om telken halfjaar zijn coupons te knippen. Het is zulk een prettig bezit, zulke soliede papieren, men behoeft er niet meer naar om te zien en krijgt toch zijn geld. Maar na verloop van tijd beginnen die effecten ge leidelijk in waarde te dalen. Het ligt niet aan de soli diteit. Maar allerlei invloeden doen zich gelden: de economische constellatie verandert, de geldmarkt, de rentevoet zijn aan wijziging onderhevig. En als de rentenier op zekeren dag in de noodzakelijkheid ver keert, zijn effecten te verkoopen, betreurt hij een aan merkelijk koersverlies. De praktische rentenier gaat dagelijks den stand van zijn stukken na; hij weet, wanneer hij koopen en wan neer hij verkoopen moet. En zoo is er een voortdurende wisseling in zijn effectentrommel. Het is zelfs niet rustig rentenier te zijn, want elk bezit brengt zijn last mee. Hoeveel te sterker geldt dit nog het geestelijk bezit! Begrijpelijk is de gehechtheid aan' hetgeen men eens moeizaam aan kennis en inzicht verworven heeft. „Ik houd me maar bij hetgeen ik in mijn jeugd heb ge leerd!", spreekt menig volwassene, die zijn geestelijk kapitaal veilig meent te hebben besloten in zijn brand vrije kluis. En met dit argument verontschuldigt hij zich jegens de nieuwe vondsten en opvattingen zijner dagen. Met den dag verliest echter ook dit soliede bezit zijn waarde. Want ook de waarde van geestelijk bezit is betrekkelijk. Ook deze waarde wordt slechts bepaald door het kader van het oogenblik. Wat heden weten schappelijke zekerheid lijkt, kan morgen waan blijken. Moeten we dan volharden in onzen waan, omdat ze eenmaal waarheid geweest is? Het is slechts de gemak zucht, welke ons tot deze gedragslijn verleidt. Ge hechtheid aan het geloof onzer kinderjaren, aan de zedelijke opvattingen van onzen jongelingstijd, aan de gewoonten waarbij wij zijn grootgebracht is tenslotte niets anders dan onmacht of onwil om de veranderde omstandigheden te aanvaarden. Als het getij verloopt, dient men de bakens te verzetten, placht ons zeevarend voorgeslacht te waarschuwen. Inderdaad, we hebben bij alles wat we denken en doen met verloopend getij te rekenen. Er is niets, waarvan wij voor eens en vooraltijd zeker kunnen zijn. Alles is vlottend en wanneer wij het leven naar den eisch willen gebruiken, moeten wij mede vlottend blijven. Vlotheid is het vermogen, zich onmiddellijk naar nieuwe omstandigheden te schikken. Het vermogen, om kloek en vaardig afstand te kunnen doen, zelfs van de dingen waaraan we gehecht zijn. Het vermogen, zonder aarzeling en zonder berouw het offer te bren gen, dat het oogenblik eischt. We zitten zoo vast aan onze overtuigingen. Hoe moei lijk is het, ongelijk te bekennen! Hoe moeilijk, ons los te werken uit een eenmaal ontstane verhouding! Hoe moeilijk, ons inzicht in een bepaald vraagstuk, ons oordeel over een bepaald persoon te herzien! De menschen noemen vasthoudendheid soms karakter. Een koppig mensch, die stijf en strak blijft volharden in een eenmaal ingenomen positie, waant zich een sterke, een held. En toch is ook deze koppigheid veelal niets dan gemakzucht. De gemakzucht van den rente nier, die zijn kapitaal in de kluis heeft geborgen en er niet meer naar omziet. Men heeft kwestie gekregen met een zijner kennissen. De toestand is van kwaad tot erger gekomen. Men loopt elkaar zonder groeten voorbij en noemt eikaars namen niet meer. Jaren zijn verloopen en toevallig ontmoet men elkaar onvoorbereid bij een wederzijdschen vriend. „Kom, die kwestie is nu zeker al verjaard?", zegt deze met een gemoedelijken lach en kijkt van den een naar den ander. „Komaan, geef elkander de hand en trek een streep door 't verleden!" De ééne strekt met joviaal gebaar zijn hand uit, maar de ander wendt zich met een sip gezicht om en houdt den hand in de zak. De ongelukkige, hij mist het ver mogen der vlotheid. Karaktervastheid, het mocht wat! Hij ziet op tegen de inspanning plotseling zijn houding te moeten wijzigen. Hij heeft geen lust, om de zware bakens te versjouwen, nu het getij is verloopen. Hij is te vadzig om naar den bankier te gaan, om zijn oude effect voor een nieuw te verruilen. Hij is gehecht aan zijn vijandschap, zooals hij aan zijn bittertje prompt om drie uur is gehecht en zooals hij gehecht is aan zijn stoel daar op zijn vaste plaats in den hoek. Men kan, uit gebrek aan vlotheid, aan de gekste din gen gehecht zijn. Geneesheeren vertellen soms van patiënten, die niet willen genezen, omdat ze nu eenmaal aan hun ziekte gewend zijn geraakt. Er is geen af schuwelijker, maar ook geen noodlottiger gewoonte dan om aan de dingen te wennen. Zoodra eenig bezit zijn waarde verloren heeft, moet men het van zich af kunnen zetten. De vlotte mensch gaat niet onder de ballast van het verleden gebukt; hij jongleert er mee en schudt het met een behendig gebaar van zich af. Zoo houdt hij de kracht om te dragen hetgeen belang rijker en aantrekkelijker is dan het verleden: het heden. Zoo woekert hij met zijn bezit, dat hij steeds ruilend in gangbare waarden belegt. Eerste levensvoorwaarde is stofwisseling voor het lichaam en gedachtenwisseling voor den geest. De stugge, vasthoudende hecht zich aan het doode ge steente, onderwijl de vlotte met het levende water mee voort stroomt. H. G. Cannegieter Plasschaert schrijft over den ook in onze gemeente gewoonden schilder Herman Kruyder: H. Kruyder, in „De Vuurslag" Den Haag. „Kruyder is een schilder, wiens werk ge bij de Bois in Haarlem van tijd tot tijd kondt zien. De weinige malen, dat ik het zag, heeft het mij steeds bewezen werk te zijn van een wezentlijk talent. Het was modern in dien zin dat het breed was, en dat de kleur een zekere zwaarte steeds bezat. Het was naar den vorm vlak, en dien vorm saamvattend. Het werk in „De Vuur slag" vertoont nieuwe elementen ten opzichte van het voorgaande. Het werk is nog steeds zwaar, maar er is een satirische trek bij gekomen, geopenbaard, dien ik er vroeger niet zoo uitgesproken in zag. Het is daarenboven heviger in de kleur, rijtender, zonder daarom schraal te zijn. Het talent is, als vroeger, zeker; de voordracht is meer afzonderlijk geworden. De vormen van een aantal landschappen zijn sterker als schemata gegeven; de kleur-contrasten meer typisch. Niet alle werk in den Vuurslag is van dit uit gesproken karakter maar het meeste is toch zoo. De vier kinderen bij het huisje met de boomen is 'n zedig werk tegenover den pastoor, die door de dorp straat gaat, en die in zijn zwarte kleeren de kracht (ook in satirischen zin) van het Werk is. Satirisch is even eens de kater bij de crocussen; sterk décoratief is het werk met de varkens, en met dén menschenkop. Er is iets modern Vlaamsch in Kruyder's uitingen; dat is ook in de vrouw (rood.Teederder is de vogelverschrik ker, goed de geranium op het tafeltje, krachtig en met een feilen rijken rooden achtergrond, zijn de cactussen en den gelen kandelaar. Het werk van Kruyder is, ik herhaal hier slechts een vroegere bevinding, werk van een schilder, die be langstelling verdient, en steun." (Wij onderstreepen de laatste woorden, wie ooren heeft om te hooren en wanden om met schilderijen te bezetten,* zij of hij, hoore! Plasschaert is zeer bevoegd tot oordeelen en men zal zich ook finantiëel de aan schaffing van een schilderij van Kruyder nooit be- (Red.) rouwen. Benedictus de Spinoza: Ethica. Vert. ingel. en toegel. door Jhr. D.r Nico van Suchtelen. Tweede, herziene druk, met 2 portretten. Uitg, v. d. Mij. v. Goede en Goopkoope Lectuur, Amsterdam. De vorm, waarin Spinoza dit werk schreef, zal allicht bij een eerste kennismaking het gevoel wekken, dat we uiterst vermoeiende, inspannende lectuur voor ons hebben liggen. De ontwikkelde leek, die niet bijzonder op philosofisch terrein thuis is, zal het keer op keer ter hand nemen, en weer wegleggen. Maar het boek laat hém niet los. Hij zal er steeds weer naar grijpen. Wij, modernen, zijn gewend aan schrijvers, ook op philosofisch gebied, die, in prettigen vertellenden trant, ons hun overtuiging mededeelen. Slaan we nu Spinoza's Ethica op, dan treft ons al dadelijk de niet alleen redeneerende, doch ook do- ceerende toon. Spinoza spreekt niet zoozeer als vriend, dan wel als leeraar, en een, die overtuigen wil. Laten we echter niet wanhopen en de lectuur door zetten. Het zal ons dan opvallen hoe Spinoza, juist voor onzen tijd zulk een hooge waarde heeft. Wij leven in een tijd, waarin veel degelijk willende en denkende menschen, geen voldoening meer vinden in kerkelijke gods-dienstigheid. En toch: ook dezen willen houvast hebben. Ook zij willen weten, waar al hun werken en tobben voor dient, waar het groote doel is van het leven. Speciaal voor dezen schijnt Spinoza's Ethica ge schreven te zijn. Zij lezen daarin vooral het hoofdstuk: God, en laten zich niet afschrikken, door de wat al te abstract schijnende stellingenreeks! Wie zich God niet kan voorstellen, behept met alle mogelijke menschelijke hartstochten, die aanschouwe hem, zooals Spinoza hem aantoont. God is het heelal. Want alles, ook het kleinste is een openbaring van zijn wezen. Van willekeur is geen sprake, want God handelt krachtens zijn wezen en dus uit noodwendigheid. Schijnbare gebondenheid dus. Maar ongebondenheid zou het bewijs zijn van eindig heid, want vrij is alleen hij, die niet naar hartstochten handelt, doch uit noodwendigheid, ontstaan uit den aard van zijn wezen. En al wat onvrij en dus onvol maakt is, is eindig. God openbaar zich in Uitgebreidheid en in Denken. De Uitgebreidheid is de materie, het Denken is het geestelijk vermogen, de bezieling, die in alles is. We zouden hier met Tagore kunnen neerschrijven: tot in het kleinste korreltje zand. Want ook dit is ontstaan door het denkend handelend optreden van God. Nu zullen we ons allicht afvragen: wanneer wij allen verschijningsvormen zijn, openbaringen van Gods at tributen, waarom zijn er dan zoowel slechte als goede menschen? Het antwoord hierop vinden we in de beide laatste hoofdstukken, waarvan het eene handelt over de menschelijke knechtschap en het andere, over de op heffing daarvan. Wij noemen „goed" wie meewerkt aan het bereiken van een door ons gesteld ideaal. En we noemen „slecht", wie dit tegenwerkt. Daarmee is echter nog niet uitgemaakt, dat de eersten goed, en de laatsten slecht zijn. Wij gebruiken en misbruiken ons denk- en combineeringsvermogen, ontwerpen plannen voor maatschappijen, wier wetten het tot stand brengen van ónze idealen beoogen, en we eischen, dat elk individu zich aan die door ons ontworpen wetten en regels zal onderwerpen, vergetend, dat zij in anderen denkvorm ontstaan zijn en onder andere impulsen leven, en bovendien knecht kunnen zijn van aandoeningen, die wijzelf niet kennen. „Niets toch komt van nature aan iets toe dan datgene wat uit den noodwendigen aard der bewerkende oorzaak voortvloeit en datgene, wat uit dien noodwendigen aard der bewerkende oorzaak voortvloeit, geschiedt ook met noodwendigheid." Wij meenen vrij en vrijwillig te handelen, en toch handelen wij naar bepaalde impulsen. Gehoorzamend aan deze, straffen we allen, die ons tegenwerken in wat ons toeschijnt goed te zijn. Een schijnbare macht, en toch is dit handelen een bewijs van de beperktheid dier macht, n.l. een zekere machteloosheid in het be dwingen van bepaalde aandoeningen. De menschelijke knechtschap kan echter worden op geheven, door de macht van het verstand. Deze macht brengt vrijheid. En vrijheid is de hoogste gelukzalig heid des geestes. Weliswaar is er dikwijls ernstige in spanning noodig, om cïoor het verstand, de aandoe ningen te bedwingen. We moeten ze allereerst leeren kennen. En ten opzichte van anderen nimmer vergeten, dat „alle menschen evenals alle dingen, krachtens de de noodwendigheid van hunnen aard handelen." Zoo kunnen we de hinderlijke aandoeningen baas blijven en tot de hoogste zielsrust geraken. Jeanne Veen. Verder is er een vervolgartikel over het pigmogravure- of broomolie-procedé, een fraai geïllustreerde beschrij ving van een tocht voor landschapsfotografie naar het het Vlaamsche stadje Brugge en een artikel van J. J. Hansma over de kleur der donkere kamerwanden en wordt aanbevolen voor dit doel een helder roode kleur te kiezen. BLOEMENDAAL. Aanbesteding Brandstoffen. Woensdag j.l„ had ten Raadhuize te Overveen de aanbesteding plaats voor het leveren van brandstoffen voor de gemeentegebouwen. Ingeschreven werd als volgt: Firma Krul, Overveen, athraciet (per 1000 K. G.) 21.50; gietcokes (per 1000 K.G.) ƒ18.50; brechcokes (per 1000 K.G.) 20.50; geklopte cokes (per 1000 K.G.) 18.smeedkolen (p. 1000 H.L.) 1.70 p. H. L.; lange turven (p. 1000 stuks) 15.vuurmakers (per 1000 stuks) 3.75; alles in massa 3450.40. G. Vries, Overveen, anthraciet 22.40; gietcokes 19.75; brechcokes 21.80; geklopte cokes 16.50; lange turven 14.vuurmakers 3.75; alles in massa 3543.10; A. de Graaf, Bloemendaal; anthraciet 22.gietcokes 19.50; brechcokes 21.50; geklopte cokes 16. smeedkolen 1.08; lange turven 14.vuurmakers 3.75; alles in massa 3543.10. H. Buys, Haarlem, anthraciet 21.gietcokes 19.50; brechcokes 21.50; geklopte cokes 18.smeed kolen 1.60; lange turven 14.vuurmakers 4.50; alles in massa 3411.20. G. Honing, Haarlem, anthraciet 21.50; gietcokes 18.25; brechcokes 19.95; geklopte cokes 15.50; smeedkolen 1.80; lange turven 13.50; vuurmakers 4,25; alles in massa 3396.90. De gunning wordt nader bekend gemaakt. Bekroond. Door de Sirach Bartholomeus Criellaert Stichting te 's-Gravenhage werd een prijsvraag uitgeschreven ten einde in het bezit te komen van platen, waarin op sprekende, kunstzinnige, opbouwende en ook voor de jeugd begrijpelijke wijze het doel, bescherming van het dier, tot uiting komt. Drie prijzen werden beschikbaar gesteld. Aan het ontwerp motto „de strijd om het bestaan" door den heer J. P. van Borden Jr. alhier, werd de 2e prijs toegekend 75. Voor de vacatures bij het L.O. aan scholen B„ C. en D. hebben zich 34 sollicitanten aangemeld. Het tweede Mei-nummer van „Focus brengt een acht tal fraaie platen, o.a. „Lenteluchten" van A. van Dal- sum, „Zonnespel" door Bern. Smit, „Steegje" door J. G. Staal en twee fraaie figuurstudies van Godfried de Groot. Verder een mooi Dalcroze dansgroepje door A. Hennning. Verder een artikel over een nieuwen desensibilisator, die het voordeel heeft de gevoeligheid van snelle kleurgevoelige platen dermate te onderdrukken, dat zij bij rood en zelfs bij geel licht kunnen worden ontwik keld. Deze stof heet mercuri-cyanide en heeft boven de tot heden gebruikte verdoovingsmiddelen het voor deel kleurloos te zijn en de tint van kleurenplaten niet aan te tasten. Zooals aan onze lezers bekend is, is in het centrum van de stad Amsterdam voor vele grachten en straten het éénrichtingverkeer vastgesteld. Deze uit een verkeersoogpunt toe te juichen regeling brengt echter met zich mede, dat men bij het rijden in Amsterdam van het eene stads-gedeelte naar het andere voor verschillende in één richting afgesloten straten komt en daardoor aan het dwalen kan raken. Dit des te meer waar sommige straten, die voorheen wel van twee zijden bereden mochten worden, nu van één zijde voor verkeer zijn afgesloten. De Am. Petr. Comp. heeft daarom, in overleg met de verkeerspolitie te Amsterdam, een kaartje van Am sterdam laten samenstellen, waarin de verschillende beperkende bepalingen en eveneens de richting, waarin het verkeer in verschillende straten wordt geleid, staan opgeteekend. Deze kaarten worden gratis ter beschikking van het publiek gesteld bij de pomphouders der A.P.C. Zij zijn eveneens op aanvraag aan A.P.C. Gebouw Petrolea, Afdeeling Publiciteit te 's-Gravenhage ver krijgbaar en worden den belanghebbenden omgaand franco toegezonden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 1