<IFt1RL©1WEWDAAL5£Ka
j H"k I
UITGAVE N.Y HETMIDDEN
Crêpe Schoenen
Help U Z
elf
GEBR. cassee
EFFECTEN - COUPONS
A. G. POST
Boekhandel „LEOTÜRA
alg E M. NIEUWS en ADVERTENTIEBLAD
VooR KENNEMECLAND en HAARLEM
EXPLT^ADMINT^DRUKKER V T. TIMMER
DE QENE5TETWEG.23, BLOEMEND™^
Gedwongen Omgang
Denken en Leven
HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING
ALLEENVERKOOP
SJEF VAN DONGEN
WONINGBUREAU
WAGENMAKER
7.ATERDAG 17 NOV- 1928
22e JAARGANG No. 46
<ELAD
Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per halfjaar bjj vooroit-
betaling vóór 1 Jan. of 1 Juli. Na dien datum verhooging van 0.15
incassokosten. Voor Indië en het Buitenland met verhooging der porto.
Losse nummers 0.10. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan.
Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting.
Kleintjes: Vraag- en Aanbod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop,
van 1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent uitsluitend bij
vooruitbetaling. Boven, onder of naast den tekst dubbel tarief.
BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147
worden bU ons Vakkundig gerepareerd
L. FABER Zn., KL. H0DTSTRAAT 10
Telefoon 12896 Opgericht 1898
ADRESBOEK VAN BLOEMENDAAL
15E JAARGANG 1928 F 2.50
TELEFOON 22265
De in dit blad opgenomen met T. Sr. getitelde bijdragen
zijn van de hand van den algemeenen redacteur Mr. P.
Tideman.
(Nadruk verboden)
„Men moet zich aan de gedachte wennen, dat de
andere menschen er niet altijd voor ons pleizier zijn
Het was een opmerking, die in een roman de eene
persoon terloops den ander toevoegde, en het gebeurde
mij onder het lezen, zooals het ons allen wel eens over
komt, dat ik het boek dichtsloeg en over het gelezene
ging mijmeren. Want, hoe eenvoudig de opmerking is,
wij zien de daarin onder het oog gebrachte waarheid te
dikwijls over het hoofd.
Uitgangspunt bij onzen omgang is immers, dat de
overige menschen voor ons genoegen geschapen zijn.
Wij kiezen onze vrienden, omdat hun eigenschappen
ons aantrekken en degenen, wier karakter of levens
opvatting te veel van de onze verschilt, gaan wij zoo
veel mogelijk uit den weg.
Hebben wij hierin ongelijk? Slechts ten deele. Want
het is een natuurlijke neiging, ons te voegen naar onze
omgeving en onze omgeving te vormen naar ons.
Stellig hebben wij het recht van keuze, wanneer het onze
vrienden en betrekkingen betreft. Wij hoeven, door
noodeloos botsingen uit te lokken, ons het leven niet
moeilijker te maken dan het al is.
Vriendschap berust op vrijwilligen omgang, maar er
is ook een gedwongen maatschappelijk verkeer. In
onzen werkkring, maar eveneens in ons gezin zijn wij
aangewezen op menschen, wier gezelschap wij niet
hebben uitgekozen en die in karakter, levensgewoonten
en opvattingen zeer sterk van ons kunnen verschillen.
Wanneer deze verschillen ons leven bemoeilijken,
nemen wij deze genooten kwalijk, dat ze anders zijn
dan wij wenschen. En de omstandigheid, dat wij on
danks vaak lastige tegenstellingen toch hun gezel
schap moeten verdragen, stemt ons niet zelden kregel.
Vooral in onzen tijd, die de onderlinge betrekkingen
veel losser heeft gemaakt dan ze in het ouderwetsche
gezins- en arbeidsverband waren, kost het vaak moeite,
anders aangelegde personen in onze onmiddellijke om
geving te dulden. Onze tijd stelt de persoonlijkheid op
den voorgrond en gunt ieder individu, zijn bestaan naar
eigen aard en aanleg te ontplooien. En de tegenstand
welke de persoonlijkheid bij deze ontwikkeling van
haar omgeving ondervindt, kan soms zulk een druk
kend beletsel worden, dat de neiging om banden te
breken en boeien te verscheuren, oppermachtig wordt
in het opstandig gemoed.
Uit onzen tijd dateert de spreuk, dat de kinderen hun
eigen ouders niet hebben gekozen. Omgekeerd kan men
evengoed zeggen, dat de ouders hun kinderen niet
hebben gekozen. Kinderen kunnen eigenschappen ver-
toonen, welke de ouders voortdurend verdrieten en
ouders kunnen bij het opgroeiend kroost ergernis wek
ken door een houding, welke de jeugd niet bevalt.
Toch is men in het gezin op elkaar aangewezen. Is
het wonder, dat in een gezelschap van vaak wel zeer
uiteenloopende persoonlijkheden in een zoo nauw ver
band de sfeer vaak als met electriciteit is geladen? Bot
singen tusschen ouders en kinderen, tusschen broeders
en zusters, maar eveneens tusschen echtgenooten be-
hooren, als men het goed beschouwt, tot de onver
mijdelijke natuurrampen, gelijk stortbuien, hagelslag
en onweer.
Maar, zal een lezer tegenwerpen, zijn echtgenoot kiest
men toch evenals zijn vrienden. Dit moge waar zijn,
maar men dient niet uit het oog te verliezen, op welke
verschillende gronden de huwelijkskeuze berust. Niet
altijd waarborgen de beweegredenen tot een huwelijk
harmonie op het veelzijdige gebied des levens en de
kans, dat op den duur ook in de huwelijksverhouding
het verschil in karakter, smaak of overtuiging zich
wreekt, is helaas niet gering.
Dat men ook buitenshuis tegenover zijn vakgenooten,
klanten, chefs en ondergeschikten; tegenover het perso
neel en de beambten, waarmee men in allerlei hoedanig
heid krijgt te maken, vaak iets van weerzin of ergernis
gevoelt over zekere eigenschappen, ligt voor de hand.
En ook aan het verkeer met al dergelijke menschen
kunnen wij ons onmogelijk onttrekken.
Het is niet in den vrijwilligen omgang, doch in den
gedwongen omgang, dat zich openbaart, hoever wij in
de levenskunst zijn gevorderd. De leidende gedachte
in het maatschappelijk en huiselijk verkeer dient te
wezen, dat de andere menschen er niet zijn voor ons
pleizier. Door ons aan deze gedachte te wennen, zullen
wij ons en onze omgeving veel verdrietelijkheden be
sparen.
Gemakkelijk is het niet, deze gedachte ons zoo eigen
te maken, dat zij ons levensgedrag waarlijk bepaalt.
Er hoort oefening toe, stelselmatige en herhaalde oefe
ning, dit toch eigenlijk voor de hand liggende inzicht in
die mate te verwerven, dat het ons doen en laten be-
heerscht.
Wij meten de rest van de menschheid nog maar al te
veel af naar ons eigen bestaan. Zooals wij zelf zijn,
behooren de overige menschen te wezen. Wie niet
denkt, voelt, doet als wij, wijkt af van den norm.
Eigenschappen, welke toevallig ons ergeren, zijn min
derwaardige eigenschappen; een karakter, dat tegen
het onze botst, is een lastig karakter; gewoonten, welke
tegen de onze indruischen, zijn verkeerde gewoonten
en een overtuiging, welke niet met de onze klopt, is
alleen hierom reeds onjuist.
Inderdaad is het moeilijk, ons aan de gedachte te
wennen, dat de fout ook aan onze zijde kan liggen.
Maar waarom altijd spreken van een fout? De fout
behoeft noch aan de ééne noch aan de andere zijde
,te liggen. Ieder mensch heeft het recht, te zijn wie hij
is. Wij net zoogoed als een ander, maar een ander ook
net zoogoed als wij.
Zijn er dan geen vervelende, lastige, onbetrouwbare,
onsympathieke menschen? Inderdaad zijn die er. Wan
neer wij maar bedenken, dat zij vervelend, lastig, on
betrouwbaar, onsympathiek zijnvoor ons! Het
water is lastig, wanneer het uit een regenwolk op den
wandelaar neerdruipt en de zon is vervelend, wanneer
men door hoofdpijn gekweld wordt. Doch voor den
dorstige is de koele dronk uit de bron een verkwikking
en wie frisch en vroolijk zich voelt, heet de zon welkom.
Kinderachtig is het, op de zon of den regen te schel
den, omdat ze op een bepaald oogenblik ons te onpas
komen. De zon en de regen zijn toch niet voor ons
pleizier? Maar is het niet even kinderachtig, op men
schen te schelden, omdat ze toevalligerwijs ons leven
bemoeilijken?
Gelijk wij de minder gerieflijke verschijnselen in de
natuur moeten leeren verduren en gelijk wij ons
leeren voegen naar de moeilijkheden, welke de maat
schappelijke omstandigheden ons in den weg leggen,
moeten wij ons eveneens gewennen aan den omgang
met menschen, wier eigenaardigheden ons bezwaren.
Ook in het verkeer met hen, op wier gezelschap wij
aangewezen zijn, geldt het, dat bezwaren er niet zijn
om te ontloopen, maar om te overwinnen.
H. G. Cannegieter
VERBINDINGSWEG 53
TUINBOUWGEREEDSCHAPPEN
beveelt zich beleefd aan voor
alle voorkomende werk
zaamheden in deze branche
VERHURING VAN DRIEWIELIGE
BAKFIETSEN EN HANDWAGENS
J. Mathijs Acket, „De verborgen Schat
van 't wijze hart". Haarlem De Erven
F. Bohn, 1928. 2.50 ing., geb. 3.25.
Met de verschijning van dit filosofisch boekje, 265
bladzijden groot, mogen de heeren Tadema, de uit
gevers, van harte worden gelukgewenscht. Het moest
zoo gebeuren. Elke literatuur-periode begint lyrisch,
wordt episch en dramatisch en eindigt filosofisch; dat
is altijd zoo geweest en zal wel altijd zoo blijven.
Acket behoort tot de oudere schrijvers, die, zij 't van
op 'n afstand, de Nieuwe Gids-beweging hebben mede
gemaakt, Bolland noemde zich „de bloem van de
Nieuwe Gids", het wijze resultaat, waarna een langen
tijd, zoo profeteerde hij, niets zou komen. Die profetie
is niet geheel uitgekomen; behalve dat verschillende
van zijn directe leerlingen Wattjes, Flengte, Haentjens,
Staargaard, de Van den Bergh van Eysinga's, Borger
e.a. meer zijn geweest dan echo, stond los van hem
Bierens de Haan, die ook school heeft gemaakt, en
hebben wij in Just Havelaar, Nico van Suchtelen, Dirk
Coster e.a. bezonnen geesten gehad, die, zij 't ook
meer naar het aesthetische neigend, den modernen
Nederlandschen geest wijsheid lieten spreken. En nu
Acket. Zijn 6 hoofdstukken: Zijn en niet-zijn; God;
De menschen; Rede; De Filozoof en De Leerling-Filo-
zoof laten de vrije Rede spreken op een even vrij
moedige niet ontziende als diepingrijpende intieme
wijze. Hoofd en hart zijn bij hem één. In vergelijking
met romantische denkers als Anker Larsen zou men
geneigd zijn Acket meer cerebraal dan pectoraal te
nomen, maar ten onrechte; in dien zin namelijk, dat
de vredebrengende begripsverheldering, die dit boek
je ons geeft, blijkbaar de uitkomst is niet alleen
van meedoogenlooze zelfontleding maar ook van har
den strijd in een diep en rijk, maar doorzichtig ge
moed. Men zou ettelijke scheurkalenders met wijze uit
spraken uit dit boekje kunnen vullen, en liet de plaats
ruimte het toe, wij haalden uit elk der hoofdstukken
specifieke zinnen voor onze lezers aan. Met dit boekje
voorziet Acket in een leemte, hij spreekt over de kos
mische vragen van bestaan en sterven, en over deugd
en zonde, denken en streven als vrijgeworden beschou
wend wezen, dat de evenknie is van tal van wijzen
uit alle tijden.
Tot rust komend, komt ook de moderne mensch tot
wijsheid, en die wijsheid brengt weer nieuwe, hoogere
rust, ook in dezen tijd. Deze tijd heeft rust noodig,
alleen deze rust, de bewegende rustigheid van de Rede
Gods in ons. Wie 't met dit boekje aandurft, is reeds
half gewonnen voor de wijsheid, wie het aan kan is
gevorderd tot den meestergraad.
Bij den uitgever H. J. W. Becht te Amsterdam is een
4e druk verschenen van het terecht beroemde boek
van den Vlaming Charles de Coster: De legende en
heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilen
spiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderen en elders.
In het Vlaamsch van Richard Delbeck, de liederen
door René de Clercq, platen en vignetten naar teeke
pingen van Albert Hahn Jr. Deze druk beslaat 493
bladzijden en kost gebonden 7.50; ook zijn nog
enkele genummerde exemplaren op geschept papier van
Van Gelder Zonen verkrijgbaar, gebonden in kalf-
perkament voor 100.Deze Vlaamsche bewerking
van het oorspronkelijk in het fransch geschreven boek
is een nieuw werk, en heeft niets van een gewone
vertaling. Over dit volksboek, het Zuid-Nederland-
sche heldendicht in proza bij uitnemendheid, schreven:
A. M. de Jong in „Het Volk":
Breed en vol leeft in de legende van Uilenspiegel: „de
mens". De mens in zijn dwaasheid en zijn wijsheid,
zijn lust en zijn leed, zijn aardsheid en goddelikheid,
zijn vulgaire genietingen en zijn verheven drift naar
loutering, zijn wreedheid en zijn teederheid, zijn ver-
dorvenste slechtheid, zijn bijna bovenaardsche deugd,
zijn waanzin en zijn redelijkheid. Er gaat een storm
achtige vaart door dit werk, een zwaar deinend ryth-
me van de opstandige ziel, de vrije, wijd over leven
en wereld schouwende geest.
Het is overal groot van gebaar, van afmeting, van
bedoelen. Het is geweldig van daverende humor, gru
welijk van adembenemende tragiek, en als in het leven
zelf is dit humoristiese en dit tragiese dooreengeweven
saamgegroeid tot een wonderbaarlijk bont en onweer
staanbaar overtuigend geheel, een meesterwerk van
zeldzame volkomenheid.
Ds. H. C. van Wijhe:
Lezers, lees dit boek! Geef het als bijna onovertrefbaar
geschenk aan elkander. Geniet er van. Telkens weer.
En krijg de Vrijheid en het Recht, en de strijders hier
voor nog meer lief en laat door de zware grauwte van
uw zorgen de klare lach daveren van den Vlaamschen
humor. Dat alles verschaft u de Uilenspiegel van den
Groot-Nederlander Charles Mery de Goster.
Prof. R. Casimir:
Een der schoonste heldendichten van onze glorieuze
worsteling om de vrijheid.
Beeldhouwkunst van Bali, door W. O. J. Nieuwen
kamp. H. P. Leopold's Uitgevers Maatschappij, te
's-Gravenhage.
Het kan niet ontkend worden, dat in Nederland de
kennis van Indië in de laatste jaren een verblijdenden
vooruitgang vertoont. Het ligt voor de hand, dat daar
door ook meer aandacht wordt geschonken aan de
uitingen van Oostersche kunst. Wij weten, dat Bali
een wonderschoon eiland is, en dat de kunst er in al
haar vormen een hoogen trap van ontwikkeling heeft
bereikt.
De heer Nieuwenkamp zal een serie platen-albums
uitgeven, waarin inlandsche kunst van verschillende
deelen van Azië, en in het bijzonder van ons uitge
strekt gebied in de tropen behandeld wordt. Het is dus
begrijpelijk, dat hij de eerste albums aan Bali heeft ge
wijd.
De eerste bundel is gewijd aan de bouwkunst van
Bali, de tweede beoogt ons in kennis te brengen
met de beeldhouwkunst van dit gezegende eiland.
Terecht deelt de schrijver mede, dat nog nimmer dit
zoo belangrijk onderwerp afzonderlijk is behandeld.
Het is dus zeer te loven, dat hier een eerste poging
wordt gedaan om een overzicht te geven van hetgeen
de Balineesche beeldhouwers van vroeger hebben ge
wrocht en hun kunstbroeders van heden tot stand
weten te brengen.
Het is inderdaad een zeer belangwekkend plaatwerk
geworden, waarin de fotografische reproducties, beter
dan teekeningen het zouden kunnen doen, een juiste
voorstelling geven van de origineelen. De keurige
verzorging maakt het temeer tot een aantrekkelijk
bezit.
Dr. Th. de Crauw schrijft in „Kunst aan het Volk"
over Radio en Gramofoon:
Ieder musicus zal moeten erkennen, dat de bestudeering
van een opera of orkestwerk met behulp van gramo-
foonplaten verre te verkiezen is boven de armzalige
weergave met behulp van een pianotranscriptie, die,
zoo al niet aan onze vingers, dan toch aan onze fan
tasie meestal de onmogelijkste eischen stelt. Welk een
perspectief opent zich hier voor ons muziekonderwijs.
En niet alleen voor den vak-musicus! Ieder minnaar van
muziek kan op deze wijze door veelvuldig hooren en
bestudeeren van de meesterwerken uit alle tijden een
verdieping van zijn kennis en aanvoelingsvermogen ver
werven, die van zelf moet leiden tot een vermeerdering
van zijn liefde voor de muziek.
Dat ik voor dit doel de gramofoon verre verkies boven
de radio, moet ik hier op gevaar van mij het misnoegen
van alle enthousiasten onder onze leden op den hals te
halen, ronduit verklaren. Het ruischen der gramofoon-
platen toch is, dank zij de geniale technische verbeterin
gen der laatste jaren tot een minimum gereduceerd en
is thans zeker minder hinderlijk dan de onvermijdbare
atmosferische storingen waar tegenover de radio-lief
hebber evenals tegenover de onrust zijner naaste buren,
nog altijd vrijwel machteloos staat. En dan spreek ik
nog niet eens van de concurrentie, die Mengelberg aan
gedaan wordt door een juist passeerende tram.
Neen, waarlijk, laten wij ons zelf toch niet om den tuin
leiden. Ik ben mij zeer goed het bezwaar van de groote
finantieele offers bewust, die de gramofoonbezitter zich
moet getroosten om in het bezit te komen van een
eenigszins dragelijk repertoire, ik weet ook zeer wel,
dat de mogelijkheden voor de radio ook buiten de mu
ziek zeer groot zijn en ik ben zelfs overtuigd, dat zij
in de toekomst een onmisbare plaats in ons leven zal
innemen, maar dat zijn kwesties die het aesthetisch prin
cipe niet raken en zij verhinderen me niet te constatee-
ren, dat momenteel de reproductie met de gramofoon
aan hoogere eischen voldoet.
Nog altijd, niettegenstaande de belangrijke verbeterin
gen in dit opzicht, overheerscht, zelfs bij de beste radio
uitzendingen van orkestuitvoeringen, de pauk op een
onaangename wijze, nog altijd verdwijnen de lage noten
van bassen en cellen soms spoorloos en is er een veel
grooter disproportie tusschen de verschillende instru-
mentgroepen dan bij de reproducties met de gramofoon.
Dat de oppervlakkige luisteraar dit niet bemerkt, ver
andert niets aan de juistheid van deze bewering en is
bovendien gemakkelijk te verklaren uit het nog steeds
te eenzijdig aandacht schenken aan de melodie
voerende instrumenten; men kan zich trouwens gemak
kelijk van de waarheid overtuigen door het volgen van
zoo'n orkestuitvoering met de partituur.
Dat op al deze punten nog veel verbeterd zal worden,
lijkt mij vast te staan, ik wil zelfs vertrouwen, dat eens
in de toekomst (waarom zouden wij niet steeds op de
toekomst hopen) een deskundige leiding aan de uit-
zendstations zorg zal dragen voor instructieve en
aesthetisch waardevolle programma's, maar dit alles
mag geen reden voor ons zijn de actueele verhoudingen
uit het oog te verliezen.
Welke vragen de toekomst toch ons in verband met
't radio- en gramofoonprobleem zal voorleggen, is niet
te overzien en ik zal mij wel hoeden mij in dit opzicht
aan al te riskante bespiegelingen te wagen. Reeds te
veel, vrees ik, zijn mijn meeningen met de uwe in con
flict gekomen, waarvoor ik u vergeving vraag. Het
was trouwens zooals ik in den aanvang reeds zei,
alleen mijn bedoeling enkele overwegingen pro en
contra te geven, het daarbij aan den belangstellenden
lezer overlatend, deze korte beschouwing nader uit te
werken en aan eigen muzikaal en artistiek geweten
te toetsen. Moge dit muzikaal geweten u behoeden
voor de gevaren, waar ik uw aandacht op gevestigd
heb en moge het u een goede gids zijn in het land van
de toekomst tot vermeerdering van uw eigen levens
geluk.
BLO EMEND. WEG 123, TELEF. 22874
VOOR BLOEMENDAAL. VAN HET BOEKWERK