Onze Plantendokter Allerlei Schaa T ooneel Humor en Sa tyre Duitsch- Ve I Opgedragen aan Bloemendaalsch Weel doen zwemmen wijd en zijd zonder beletsel en die daarom naar het strand gaat. ,.Hij keek vooruit. God! Recht vooruit aan zijn voeten en overal in het eindelooze zilverlichtend blauw tot aan den einder, effen en kalm, lag de zeeDe zee, daar lag de zee, het wijde onbegrensde, de vrij heid!" Zóó voelt geen geboren misdadiger (voor zoover wij dien term nog mógen gebruiken!) zijn herkregen vrij heid. Geen wraakgedacht.e voor de maatschappij, die oordeelt en veroordeelt naar haar .beste weten, en die straft en pijnigt. Neen. Het hoofd om hoog. Het leven is immers mooi en goed? Je moet alleen maar over al dat andere heengroeien.. Rondom den Loudspeaker door Wouter Paap, van denzelfden uitgever is een vrij kinderachtig gebazel. Maar aan den toon te oo.rdeelen vindt de schrijver zichzelf nogal knap. Wij vragen ons bij de laatste bladzijde af: wat heeft hij ons eigenlijk verteld? Het Decembernummer van Den Gulden Winckel brengt o.a. twee interessante artikelen over De Utrechtsche (Leidsche) Student en de Literatuur; Ba- gutta door J. T. Otten en een vervolg op Het Neder- landsche Ex-Libris. Het Januarinummer van ditzelfde tijdschrift, thans in de uitgave van A. J. G. Strengholt en Allert de Lange opent met een artikel „Twee boeken over „Tachtig"," door Frans Coenen,. bij een teekening (Coenen's kop in moderne plastiek) door Wybo Meyer, en brengt verder o.a. De Amsterdamsche Student en de Lite ratuur door Hk. Brugmans, Marsman als Criticus door Antonie Donker. Ons Eigen tijdschrift van December heeft een mooi winterlandschap. Artikelen zijn er o.a. van Adeline van KuikMensing: Frangois Boucher's „Aanbidding der Herders"; De Scheepsatlas in oude dagen, inte ressante gegevens over; het Zeekaartenboek van Wa- ghenaer, door A. Hallema,; Automobiel-ontwerpen van Albrecht Dürer.door Th, F, Meisels. En als altijd mooie illustraties. Het Januarinummer van dit tijdschrift opent met een geïllustreerd artikel van Dr. H. A. P. C. Oomen over de Etna. Een aardig-artikel van W. Leertouwer over Strindberg als goudmaker, een goede „short-storie" van Frans Hullemanr Gebakken Baarsjes, Onwaar- heidspreken van kinderen, door H. Bax, en vele andere maken ook dit nummer tot het geliefde „Van Houten's tijdschrift". Ook ligt vóór mij het Eeuwboek der beroemde firma C. J. van Houten en Zoon te Weeso, dat stelliq door velen met vreugde is ontvanaen. Niet alleen op het gebied der cacaofabricaae geeft het belanqrijke détails, doch ook op meniq ander oebied. Een der aardigste opstellen is wel die over de Gijsbrechf-opvoerino: vóór 1810. omstreeks 1850. en omstreeks 1922, drie dialoqen tiidens een reoititie. Ook een artikel over speelgoed 1928 door Ro van Oven trekt de aandacht. Typische illustraties verhooqen de waarde. Wie het nog niet kent. leze het alsnog. JEANNE VEEN. „Focus" Te Arnhem werd deZé wéék een Nationale Fotosalon gehouden, die zeer geslaagd. Het tijdschrift „Focus" brengt daarvan een achttal groote platen, die een goeden indruk geven van den hoogen standaard van het Nederlandsche fotografische werk. Er zijn prachtfoto's van M. Hooghwmkel, G. J. Speek hout, P. van Haaren, Mevrouw Hooyer-Dubois en Prof. Dr. J. A. Honingh. Naar aanleiding van deze tentoonstelling schrijft de redacteur een Uitvoerig waardeerend artikel over de talrijke inzendingen. In de redactioneele rubriek wordt een prijsvraag voor lentebloemen uitgeschreven, terwijl daarin tevens ver schijnen belangrijke mededeelingen over „Kleurenfo tografie óp papier" en Over „Schijnkunst". Een practisch artikel, geïllustreerd met een mooie foto, van de hand 'Van C. Missët, handelt over de sym metrische 'lens als tèlë-óbjectief. Verder verschijnt er een uitvoerig artikel over aftrekbaar ontwikkelings papier volgens patent van den kunstschilder L. Kla ver, welk papier belangrijke diensten kan bewijzen bij de beoefening der kleurenfotografie en reproductie techniek. „Kwikjodide als versterker' behandelt R. W. Tuin- zing. Een dichterlijk proza verschijnt onder den naam „Winterfeest" waarbij een drietal prachtige foto's ge reproduceerd worden. Dit artikel en de foto's zijn van J. G. Staal. De heer J. E. Wijn, Leeraar Lyceum, schrijft over het actueele onderwerp „Fotografie op School", terwijl er verder nog artikelen zijn over „Het vervaardigen van diapositieven" en „De menschelijke figuur in de fotografie" terwijl de rubriek „Raad en Daad" allerlei aardige kleinigheden bevat. In een der gioote Nederlandsche dagbladen verscheen in Februari 1927 een bericht, dat als volgt luidde: „Volgens een mededeeling in ,,,Blumen- und Pflanzen- bau" is op een Azaleakweekerij te München een ern stige Azalea-ziekte uitgebroken, veroorzaakt door een schimmel, bekend-als Septoria azaleae. De zieke plant bezit spoedig verschrompelde bladeren, waaronder zij zeer lijdt en waardoor zij onverkoopbaar is. Het zijn vooral twee bekende en veel gekweekte verscheiden heden, die lastig gevallen worden, n.l. Madame Pe- trick en Madame Aug. van Damme, die oorspronke lijk uit België komen en vanwaar trouwens ook hier te lande zieke exemplaren gearriveerd zijn. Het schijnt dat deze ziekte in Duitschland al jaren bekend is, ter wijl Engeland, zoover men weet, nog vrij van dezen fungus is." Inderdaad is deze bladvlekkenziekte der Azalea's al veel langer dan enkele jaren een plaag der Azalea's in de culturen in de omgeving van Dresden, waar honderdduizenden Azalea's worden gekweekt. Maar ook in de omgeving van Gent, de Belgische bakermat der Azalea's, die in Nederland het meest worden ver kocht door de bloemenwinkeliers, kent men deze ziek te. Gelukkig wordt er door de goede kweekers in de laatste jaren vooral de hand aan gehouden, dat zij worden bestreden. Toch ontvangen wij nog vele plan ten, waarop de ziekte, zij het in geringe mate, aan wezig is. Als de Nederlandsche bloemist, die deze planten tot vroegen bloei moet brengen, nu maar zoo verstandig is haar niet te snel te forceeren (vervroegen) door de temperatuur in de kas hoog op te voeren, dan gelukt het hem bloeiende planten met haar vollen bladerdos aan te bieden. Geeft hij de planten evenwel een hooge warmte, dan is de kans groot, dat de vatbaarste soor ten zeer veel bladvlekken krijgen, waardoor de blade ren weldra afvallen. De bloemist staat hiertegen machteloos, want het is niet mogelijk de planten zoo kort voor den verkoop te sproeien, omdat hij de sporen hiervan niet kan uit- wjsschen. Het is dus de kweeker, die moet zorgen, dat de planten gezond zijn bij de levering. Den liefhebber raad ik :houd Uw Azalea's niet te warm, zij bloeien dan langer en lijden het minst door eventueel aan wezige ziekte. Er is een ziekte in de Azalea's indica, tot welke soort de in den winter en in het voorjaar door de bloemisten aangeboden bloeiende potplanten behoudens een enke le uit uitzondering behooren, die in alle culturen min of meer voorkomt, zij het in de eene variëteit iets meer of minder dan in de andere. Er bestaat ook hier verschil in vatbaarheid, die we bij verschillende ziekte gevallen kunnen aantreffen. De hier bedoelde ziekte kenmerkt zich door het ont staan, van misvormingen aan de jongste bladeren en aan de groeiende scheutjes. Soms zwellen gedeelten van een blad, soms echter geheele bladeren tot dikke, galachtige lichamen op. Niet zelden is de schimmel in den groeitop gezeten en doet daar de uitloopende blaadjes zoodanig verdikken, dat zij zeer klein blijven, waardoor de scheut als het ware eindigt in een ge drongen rosetje van dikke, wasachtige blaadjes, dat niet verder doorgroeit. De gallen zijn in den beginne lichtgeel of groenachtig geel-wit, later kleuren enkele zich min of meer rood. terwijl tenslotte alle er gaan uitzien of zij met meel be poederd werden. Dit poeder wordt gevormd door de sporendragers met sporen der zwam, die de ziekte veroorzaakt en die den naam Exobasidium azaleae draagt. Haar mycelium (de schimmeldraden) leeft in de zieke plantendeelen, maar ook in de gezond schijnende tak jes, zoodat zonder voorafgaande infectie de ziekte kan uitbreken. Men koopt dus oogenschijnlijk gezonde planten, zet die in een kamer of serre, waar zelfs geen andere Azalea's staan en al woont men dan midden op een uitgestrekte hei, dan kunnen aan die planten toch gallen voor den dag komen. De leverancier kan U niet garandeeren, dat dit niet zal gebeuren. Nor maal verschijnen de gallen in het voorjaar, waarna weldra verstuiving der sporen plaats heeft. Daarna ziet men in den loop van den zomer niets meer van de ziekte. Zelfs de kweeker weet dus niet zeker of hij zieke dan wel gezonde planten levert en de in onze bloemenwinkels verkochte Azalea's zijn bijna alle uit het buitenland ingevoerd. Pluk de blaadjes en scheutjes met gallen af vóórdat er sporen op worden gevormd. We stappen nu af van de Azalea's, de „Schmerzen- kinder der Zimmerkultur" van den overleden groot meester der phytepathologie in Duitschland; prof. So- rauer, om voor een oogenblik onze aandacht te bepalen bij de bladvlekkenziekten van een paar andere kamer planten, n.l. palmen, in het bizonder Kentia Forsteria- na en Aspidistra, die meermalen worden waarge nomen. Niet alle bladvlekken bij palmen zijn van parasitairen aard. Men ziet er, die zijn veroorzaakt door zonne brand, buiten opgedaan of binnenshuis door bultjes in de ruiten van het raam, waarvoor de plant stond, die als brandglazen kunnen werken. Andere ontstonden door te ruwe behandeling en weer andere zijn het ge volg van de aanwezigheid van schildluisjes. Maar de vlekken, die we zien bij de genoemde Kentia en waar op ik de aandacht wil vestigen, zijn wél door een schimmel veroorzaakt. Deze bladvlekken zijn dikwijls vrij groot, min of meer rond en het bladweefsel is er spoedig in afgestorven, waarna het eenigszins licht van kleur wordt. In de vlek zien we bij nauwkeurige beschouwing tal van zwarte puntjes, die bij microscopisch onderzoek blij ken te bestaan uit de sporen-fructificatie der zwam Pestalozzia brevipes, die de ziekteveroorzaker is. Op Phoenix dactylifera en Chamaerops humilis, de eerste bekend als dadelpalm en de tweede als waaier- palm, kunnen we soms zwarte wratjes vinden, waar uit tot onze verrassing op een goeden dag een kwast van lange, gele haren groeit, die later weer verdwijnt, waarna de wrat overblijft. Die haren zijn draden van de schimmel Graphilola phoenicis, die in het blad leeft, en haar sporen daar buiten vormt, opdat zij verspreid kunnen worden voor de instandhouding der soort. Voor kort ontving ik nog een zeer sterk aan getast blad ter onderzoek met verzoek om raad. Op de witte gedeelten der bladeren van bonte Aspi distra ontstaan niet zelden ontsierende vlekken, ver oorzaakt door de zwam Phvllosticta funkiae, die, het 'blijkt uit haar naam, ook Funkia's aantast. Het is gewenscht zieke bladeren zoo mogelijk te ver wijderen voordat er sporen zijn gevormd, terwijl kan worden aanbevolen zieke en gezonde bladeren af te wasschen met een oplossing van kalium-permanganaa.t Hierboven noemde ik als veroorzaker van bladvlek ken op palmen de zwam Pestalozzia brevipes. Een .andere soort van hetzelfde geslacht tast dikwijls Rho dodendrons (tegenwoordig Rhododendrum) aan en idoet de bladeren, scheuten en knoppen van deze plan tten sterven. Zij heet Pestalozzia guepini en behalve op Rhodo's vindt men haar op Magnolia, Kalmia, •Citrus enCamellia en .juist hierop wilde ik in idit stukje wijzen. Gelukkig worden de als kamerplanten gehouden Ca- unellia's minder vaak aangetast dan de in kassen ge kweekte. waar de lucht vochtiger is en de temperatuur Ihooger dan in kamer en serre. Wanneer daar toch ibladvlekken optreden, die na eenigen tijd min of meer •wit worden, dat weet men dus al, wat hiertegen moet ■worden gedaan om uitbreiding te voorkomen. 'Voor eenigen tijd zond iemand mij een paar bladeren •van een Camellia,waarop een kleurlooze, klevende, dikke vloeistof zat, die de bladeren aaneen deed kleven alsof er rupsenlijm tusschen was. Honingdauw, dien men zou kunnen verwachten op bladeren van planten met bladluizen, was het niet, de stof was er ook te taai voor en zij smaakte ook niet zoo zoet. Het was was een vreemd geval, dat mij overigens niet voor de eerste, noch voor de laatste maal onder de oogen kwam. In het verslag over 1926 van den Plantenziektenkundi- gen dienst vond ik van gelijke gevallen melding ge maakt, ook op Camellia en eenmaal op orchideeën. Uit dit verslag blijkt, dat men ook te Wageningen niet direct wist waaraan dit vreemde verschijnsel te moeten toeschrijven. Het was tot dusverre niet bekend en dan is het eigenaardig, dat na 1926 het verschijnsel zoovele malen werd waargenomen. Een chemisch onderzoek van de stof bracht aan het licht, dat zij koolhydraten bevatte, waardoor het waar schijnlijk werd, dat de druppels door de planten wer den uitgescheiden. Dit mocht reeds aanstonds worden verondersteld, maar zekerheid was er toch niet. Ook op andere gewassen worden soms uitvloeiingen van sappen waargenomen, zonder dat er een oorzaak voor aan te wijzen is, b.v. bij aalbessen. Meer weet men op het oogenblik ook niet in het geval bij Camellia, waar op ik alleen de aandacht vestig, omdat de mogelijk heid bestaat, dat ook onze lezers het verschijnsel waar nemen. DE STRIJD OM HET RECHT. Aldus zou men kunnen noemen de langdurige wor steling, welke met taaie volharding door de Louise- Groeve tegen de bureaucratie en haar machtigen aan hang wordt gestreden. En wij, burgers van den Ne- derlandschen Staat, mogen ons gelukwenschen, dat deze industrieel, die om zijn recht komt vragen, niet moedeloos wordt onder de velerlei tegenwerking. Dat deze tegenwerking héél groot is, blijkt wel uit het bericht, hoe de heeren Ir. Rosenwald, Prof. Ir. Wes tendorp en Dr. Ir. W'entholt, drie hoogstaande en bekwame Staatsambtenaren, als stoute schooljongens uit de klas zijn gestuurd. Zooals men zich zai herin neren, heeft het onlangs zeer de aandacht getrokken, dat deze drie heeren, die een request aan de Tweede Kamer hadden gericht, dit na eenige dagen plotseling ingetrokken. In dit request werd de nadruk gelegd op de voor de Louise-Groeve onverdeeld gunstige con clusies, die de heeren na een persoonlijk onderzoek door de eerstgenoemde twee hoofdambtenaren ge zamenlijk, door Dr. Wentholt zelfstandig ingesteld in hun rapporten hebben neergelegd. Naar thans wordt bericht, heeft de Regeering, die den steun, door deze drie invloedrijke en deskundige ingenieurs aan de zaak der Louise-Groeve verleend, ongaarne zag, hen met ontslag gedreigd, wanneer zij zich verder met de affaire zouden inlaten. Hun is n.l. van Regeeringswege schriftelijk medegedeeld, dat een eventueele bemoeiing hunnerzijds met de zaak der Louise-Groeve beschouwd zou worden als een ver zoek om eervol ontslag uit 's Rijks dienst. Het zijn wel uiterst forsche middelen, waarmede wordt getracht den loop van het recht te stuiten. Het is zeker ongehoord, dat drie hoogst bekwame ingenieurs, die kwalijk door gelijke krachten te vervangen zijn en die op een eervollen staat van dienst kunnen bogen, eenvoudig opgeofferd zouden worden aan de bedreig de bureaucratie. Vol hoop wachten wij de uitspraak der Tweede Kamer af; moge zij recht doen in de zaak der Louise-Groeve, die een zaak van recht voor alle onafhankelijke Staatsburgers is geworden! Bö Yin Ra. Het Boek van den levenden God. What is in a name? Wie is Bö Yin Ra; is hij een Oosterling? Wat heeft Bö Yin Ra ons te zeggen? Dit zijn vragen, die in den laatsten tijd vaak worden ge daan. Men voelt dat achter dien naam iets verborgen, iets geheimzinnigs zit! Misschien iets schoons? Wie weet misschien iets, waaraan het tegenwoordige ge slacht behoefte heeft? Bó Yin Ra heeft vele boeken geschreven. Zijn eerste en hoofdwerk is het boek van den Levenden God. Bó Yin Ra is geen pseudoniem in den zin dien wij er gewoonlijk aan hechten. De drie lettergrepen zijn „Klankwaarden" die den aard van zijn geestelijk wezen aanduiden zooals een bepaalde notengroep een bepaald accoord aan geeft. Bö Yin Ra staat midden in het dagelijksch leven: hij is kunstschilder van beroep en is een mensch als ieder ander. Hij verkondigt echter wel iets bijzonders: de oeroude Waarheid, die verloren is gegaan, doch aan te voelen door Christen, Jood, Boedhist en Mohammedaan. In zijn geschriften geeft hij den weg aan waarlangs ieder mensch tot die waarheid kan geraken en zoo in zich zelf den Levenden God vinden. Over den schrijver en diens werk zal de heer Van der Meer van Amsterdam, binnenkort een voordracht houden. Plaats en tijd zullen nader bekend "worden gemaakt. Inlichtingen hierover zijn verkrijgbaar te Haarlem bij boekhandel Van Cittert, Spekstraat 14 en te Heem stede bij den heer G. D. Rasch, Binnenweg 126. VERLAGING VAN DEN GEDISTILLEERD- ACCIJNS. De Directeur der Directe belastingen, Invoerrechten en Accijnzen te Amsterdam deelt ons mede, dat ter uitvoering van art. 5 der Wet van 7 Februari 1929, Stbl. no. 37, door hem als publiek entrepot voor den opslag van gedistilleerd, waarvoor teruggaaf van ac cijns wordt verlangd is aangewezen voor het ressort van de Kamer van Koophandel te Haarlem, het pand Gedempte Oude Gracht 146 te Haarlem en dat dit pand geopend zal zijn voor den opslag van gedistil leerd op werkdagen van 20 Februari 1929 tot en met 26 Februari 1929, van 917 uur en voor het weg voeren van opslagen gedistilleerd, op werkdagen van 1 Maart 1929 tot en met 7 Maart 1929 van 917 uur. Voorts voor het ressort van de Kamer van Koop handel voor Hollands Noorderkwartier te Alkmaar, het pand Gasthuisstraat No. 1 aldaar, welk pand voor opslag en weder terugvoeren van het gedistilleerd op dezelfde werkdagen geopend zal zijn van 812 en 13J/?17 uur, terwijT voor de geheele Directie Amsterdam, benevens voor de gemeenten: Mijdrecht, Abcoude, Baambrugge, Abcoude-Proostdy, Muiden, Naarden. Nederhorst den Berg, Weesp en Weesper. Carspel, is aangewezen het pakhuis „Woensdag" jn het Nieuwe Entrepot aan de Cruqiusweg No. 14 te Amsterdam, welk pand op dezelfde dagen als hier voor genoemd geopend zal zijn voor opslag van ge distilleerd des Zaterdags van 812 uur en de overige dagen van 815 en voor het terughalen der Zater dags van 812 uur en de overige dagen van 8—16 uur. Het vorenstaande geldt niet voor het gedistil leerd dat met toestemming van den Inspecteur onder eigen beheer kan worden opgeslagen. Oplossingen, bijdrage Schaakredacteur, De PROBLI J. v. GU EEN DICHTERLIJK AANGELEGD KANTONRECHTER. De Kantonrechter te Schoonhoven heeft op de vol gende leuke wijze „Zwarte Piet" vrijgesproken, die door de politie te Krimpen a/d Lek was geverbaliseerd wegens het vermomd verschijnen in het openbaar: „De verdachte alhier bijgenaamd Zwarte Piet, Die men potsierlijk gekleed aan het rijden ziet, Ook nog met zwart gezicht en zwarte handen Zooals men niet vindt in de Nederlanden, Is beschuldigd zoo toegetakeld te hebben gereden. En zou artikel 12 daarmee overtreden. Ik overweeg nu dit vreemde geval, 't Is iets wat men niet vaak hooren zal. Terwijl men meergenoemde Piet, Hier in ons land toch dikwijls ziet. Hij toch, de knecht van goeden Sint, Is haast met iedereên bevrind. Overweeg ik nu 't genoemd bezwaar. Dunkt zwart te zijn mij geen bezwaar. Zindelijkheid dient zeker geprezen, Maar het is nog nimmer bewezen, Dat zwart zijn vermomd wordt geheeten; Aan schoorsteenvegers wordt dit nooit verweten. Ook Piet moest zwart zijn voor zijn werk, Dit maakt zijn standpunt zeker sterk. Overweeg ik nu het tweede feit: Potsierlijk gekleed zijn is het verwijt. Hiervoor is moeilijk een maatstaf te geven. Bij al die modes van 't moderne leven. Onkenbaar was hij zeker niet. Want ieder kent toch Zwarte Piet! Zwarte Piet op weg naar een kinderfeest. De bedoeling daarvan is toch zeker geweest De kinderen een prettigen dag te bezorgen. Niet om kwaad te doen in het openbaar of verborgen, Overdenkende nu wat hier is gezegd, Acht ik wat hem is ten laste gelegd, Niet wettig en overtuigend bewezen. En daarom moet de slotsom wezen: Zwart waren z'n handen en z'n gezicht erbij, Maar niet z'n geweten, dus spreek ik hem vrij". Van Fritz Hirsch verwacht men niet iets nieuws of iets belangrijks op tooneel- evenmin als op muzkiaal gebied. Integendeel. Wat Fritz Hirsch geeft is altijd genoege- lijk, ouderwetsch in den zin van vóór-oorlogsch en gewoon, laag bij den grond. Haarlem is dol op Fritz Hirsch. Haarlem en omgeving is een streek van bloe men en sport, welvaart en levenslust. Haarlem is ge zond, en Fritz Hirsch doet de gezonden lachen. Wat wil men nog meer. De Stadsschouwburg was als gewoonlijk bij dit ope rettegezelschap tot in den nok bezet. Opgevoerd werd de Czardasfürstin, muziek van E. Kalman, tekst van Leo Stein en Bela Jenbach. Zoowel de aankleeding van het eerste als van het tweede bedrijf lieten weinig te wenschen over. Het eerste een Weensch cabaret was zelfs zeer goed, in het derde was de hoteltrap wat al te summier bekleed. Smakeloos vonden wij de half slachtige beenen-parade der revue-girl in de eerste akte. Maar er was een overdaad van flauwe grappen, gezellige muziek, en uitnemend acteeren, en Paul Har den als graaf Boni (Harden had ook de regie) met z'n gezellige drukte en onschuldige moppen, zoodat ieder zich kostelijk heeft geamuseerd. Spel en zang van Albert May, Friedel Dotza en Mimi Gyenes zijn te overbekend en worden hier zoo gewaardeerd, dat wij daarop niet behoeven te wijzen. De ?aal zong de bekende wijzen in groote vroolijk- beid herhaalde malen mee. Wat is de Stadsschouw burg vooral als hij goed bezet is met een opgewekt publiek toch een mooi lokaal. Tot wederziens bereid Fritz! Mat Wit: Kf2, Dh5, Lal, Zwart: Kf4, Te8. Tf8 Jantje (voor de derde keer): Mag ik niet een glas water voor U halen, meneer Snaps Meneer Snaps Het is heel lief van je, Jantje, maat waarom wil je me toch een glaa water geven Omdat ik van vader hoorde, dat U drinkt als een visch, en dat wou ik zoo graag eens zien! De deftige jongedame was erg gesteld op een goede uitspraak. En ze vroeg daarom aan den juwelier, ter wijl ze hem haar pinkring met een groote steen erin toonde: Zegt U mij eens, meneer Topaas, hoe heet die steen in mijn ring nu eigenlijk, moet je dat nu uit spreken turkoois of turkwaas? Om het heel precies te zeggen, antwoordde de juwelief nauwgezet, moet U het zoo uitspreken: glas! Vader, de barometer is naar beneden geloopen! Hoeveel graden? Twee meter, vader, zei het jongemensch, n>et een schuldige blik. Mijn man is een van de onzelfzuchtigste menschen, die ik ken. Werkelijk? Ja, ik gaf hem met St. Nicolaas een kistje sigaren, en hij heeft ze allemaal door zijn vrienden laten op- rooken. Mijn arme man was een groot artist, zei de kost- juffrouw, terwijl ze een stuk ossenlap poogde te kloven- En hij zei altijd, dat hij door mijn kookkunst geïnspi reerd werd. Een beeldhouwer, zeker, zei de commensaal som- jber, terwijl hij zijn kromgebogen vork bekeek. Dc componist, die de K kind aan ons op te d hoogen prijs wordt ge catie ter gelegenheid 200e probleem in or auteur teekent er bij c zooals trouwens bij vi bieem is namelijk eei orgelpijpenthema (b.v Zwart: Kd4. Td8, met nog eenige kleini' Wij hebben genoten spelen der verschillen orgelpijpen worden v OPLOSSINC (O. G Stand der stukken: Wit: Kgl. Da6, Tc6, Zwart: Ke4, Pc3, g7, 1DaÊ Ke4d4: 2. f>c4—d6 Pc3—e2f: 2. Pf4Xe2 Ke4—f5; 2. DalXc3, Pc3 anders: 2. Dal- echo-matstellingen GOEDE OPLOSSIN J. Lankamp, te Bloen P. Barend. J. J. H. B: Joh. v. Teunenbroek, J. v. Gulik, te Over P. Mars en G. Strijk (Allen 3 punten). De volgende punten J. van Gulik P. Mars P. Barend J. J. H. Bauer H. W. van E Joh. van Teu J. Lankamp G. Strijker C. van Dort H. J. S. Beek H. de Ruiter A. H. v. d. L W. Hogenbir F. Erlings P. Oosterhof CORF HAARLEM. H. W. prijzen voor onzen vangen. Daar U on kunnen wij derhalve misschien nog een tr UITSLAG OE De uitslag van den rubriek 'opgenomen. Het verslag der verg eeniging, hetwelk wi gebrek niet in z'n ge onder vervolgd. Dr. Mahrholz spral Hij wees er op dat stroomingen in alle gelijksoortige banen Darwin, het natural: sch doen zich van 1 literaturen gelden m tieke ideeën in de ni heeft de oorlog daa Duitschland is dan isoleerd. Het expres opgekomen voert nu gen in en door den in groote beweginge die pacifistisch, an gericht zijn en gelijl en de vernieuwing Heinrich Mann, die toman Der Untertan tegen alle veroudei religieuse in Albert Kneip; Dostojewski, wordt opnieuw ont< ken der 13e en 14e Ruusbroec worden Duidt dit alles op Duitschland? Neen Rusland is gebeurd; ringen der levensvc Een krant van vóór niet meer begrepen hebben zich ,,im gi Dit is vooral merk]

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1929 | | pagina 4