m
mi
AND
Schaakrubriek
Ji
B
HP
Ingezonden
Uitslag aanbesteding.
Burgerlijke Stand
Kerkagenda
De schat
ANT.CASSEEgZ*
■a
HP
m
JU
ill
JiïsfÊtè
wm.
i
?GIS Zn.
vegers
Werkeloosheid en Visscherij
MtLEM - TEL. 13310
imersopbellen:
onnummer 10960
onnummer 26103
onnummer 26017
onnummer 28129
a
u
a
a
a
a
a
■■■■■■■■■■■■■■■■■a
t worden gebracht het
vangen der dierlijke
allen het meest voor dc
ral in kleine tuinen, in
zeer goed uitvoerbaar
litvoeren van bespuitin-
ïlen in de eerste plaats
ermee juist als bij som-
lie eenvoudige, voor de
eren en den geneesheer
eel dikwijls verzuimd de.
it een staaldraadborstel
horsschilfers, die schuil-
insecten, waaronder de
:r appels en peren, den
de „slaapmutsen" of
akt, donsvlinderrupsjes
iste takken worden niet
lonilia tot mummies ge-
i, kersen, morellen, per-
:t laatste exemplaar in
nietigd, de door schurft
ls en peren, waarvan in
Ier vruchtjes en nieuwe
stig liggen, hoewel men
d bijeen kan harken en
stoppen of minstens met
:etten als in den siertuin
>rden verzameld en ver
kan men niet beter be-
rambozenstengels in den
t door de diertjes tijdens
hudden en op te vangen,
vele vruchten der fram-
och lacht men nog wel
;n aangeraden en vraagt,
rover later.
leien kom, waarnaar zoo
ik nog een paar mecha-
jemen, die langen tijd
opgang hebben gemaakt,
paganda, die er indertijd
band van geribd papier,
olied papier, dat het in-
g moet houden en hier-
:huilplaats voor de vlin-
gheid der appels en pe
es laten zich, als zij vol
in een spinseldraad naar
ar zij tegen de stammen
rsschilfers een plekje te
i inspinnen, overwinteren
eerste volgroeide rups-
unnen worden, legt men
n hieraan'danken zij hun
rlijk noodig deze banden
men zonder losse schors-
leten alleen in de banden
e oogst hiermee kunnen
tember komt de lijmband
t geolied papier, waarop
oede kwaliteit wordt gc-
i-klevend blijven tot in
de ongevleugelde wijfjes
n langs de boomstammen
nen, waar zij eitjes willen
raan in het voorjaar de
goed willen doen om trek
flinken maaltijd aan de
ichten van appels, peren.
:en door de lijm worden
haar doel niet bereiken
e banden kunnen hebben,
jen. Zoo werden in een
:s en hieronder 150.000
len met elkander zooveel
aruit ongeveer 37.000.000
ten. Hoeveel schade deze
ben aangericht, laat zien
enkelen band werden tot
jantallen van 200 tot 300
n. Men moet ze des mor-
1 de meezen ons voor.
sjcfrëaë
OPGERICHT 1828
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den
Schaakredacteur, De Genestetweg 23, Bloemendaal.
PROBLEEM No. 201
R. WEINHEIMER (Weenen).
'BS*
m
M
Mat in drie zetten
Stand der stukken
Wit: Kal, Da4, Te8, Th8, Pd2, Pd3, e4.
Zwart: Kg3, Dg7, d4.
2e prijs, thema-tournooi van de „Wiener Schach-
zeitung" (1927).
OPLOSSING PROBLEEM -No. 196.
(A. ELLERMAN)
Stand der stukken
Wit: Kh6, Df6, Tf5, Le8, Pb6, Pf7, a3, c4 d5.
Zwart: Kc5, Da6, Tb7, La4, Pb8, a7, c7.
1. Df6c3, enz.
GOEDE OPLOSSING ontvangen van
J.Lankamp, te Bloemendaal;
P.Barend, J. J. H. Bauer, C. v. Dort, H. W. v. Dort.
Joh. v. Teunenbroek, allen te Haarlem;
J. v. Gulik te Overveen;
P. Mars en G. Strijker, beiden te Santpoort.
(Allen 2 punten).
De einduitslag is als volgt:
le prijs
J. van Gulik
49 punten
2e prijs
P. Mars
46
3e prijs
P. Barend
41
4e prijs
H. W. van Dort
41
5e prijs
J. J. H. Bauer
41
6e prijs
Joh. v. Teunenbroek
41
7e prijs
J. Lankamp
38
8e prijs
G. Strijker
36
9e prijs
C. van Dort
35
H. de Ruiter, 25 punten.
PRIJZEN
I. Practisch Schaakboek door A. A. J. Ridderhof
vierde verbeterde druk (gebonden) of twee werk
jes, n.l. „Het Eindspel," door H. Fahrni en J. W.
Keemink Jr. en „Nederlandsche Schaakproble
men", door A. van Eelde.
II. Practisch Schaakboek (zie boven), ingenaaid of
Het Schaakprobleem, door H. Weenink.
III. Practische Schaaklessen, door Dr. M. Euwe, 2e,
3e of 4e deel.
IV. Schaakmeesters, door G. W. Kloosterboer of
Jubileumboek v.d. Ned.-Ind. Schaakbond, (ing.)
V.VIII. Bronzen medailles, uitgeloofd door den
Voorzitter van de Bloemendaalsche Schaakclub,
den Heer H. W. van Dort.
IX. De nieuwe ideeën in het Schaakspel, door Richard
Réti of Handleiding tot het Schaakspel, door
G. R. Neumann (bewerkt door W. A. T. Schelf
hout).
Troostprijzen: De Kleine Schaakgids, één der deeltjes
over: Openingen, Eindspelen of De Fransche partij of
Inleiding tot het Schaakspel, door Dr. M. Euwe
(juist verschenen).
Correspondentie.
H.H. Prijswinners worden verzocht spoedig te (be
richten, op welk boekwerkje hun keuze is gevallen.
INGEZONDEN
HAARLEM, 27 Febr.
Aan den Schaakredacteur van het
Bloemendaalsch Weekblad.
Zeer geachte Heer.
Nu de wedstrijd geëindigd is, wil ik, ook namens
vele oplossers, U hartelijk dank zeggen voor de moeite
en zorg, die U zich getroost hebt voor den oplossings
wedstrijd in het Bloemendaalsch Weekblad.
Wij stellen Uw werk voor de Schaakrubriek zeer op
prijs en wenschen, dat het U gegeven moge zijn, nog
vele jaren Uw krachten te geven, aan het zoo gelief
koosde en mooie spel.
Ook de Redactie van het Bloemendaalsch Weekblad
onzen hartelijken dank, voor het beschikbaar stellen
van een flink aantal prijzen.
Namens vele oplossers:
H. W. VAN DORT.
Voorzitter van de Bloemendaalsche Schaakclub.
Na het verslag over de werkloosheid in den landbouw,
waaraan wij de vorige keer onze Rubriek wijdden,
willen wij thans iets zeggen van de werkloosheid in
de visscherij, warover de sub-Commissie uit de Com
missie voor de Economische Politiek eveneens een
rapport heeft uitgebracht. Onderscheiden worden: de
zeevisscherij, de kustvisscherij en de binnenvisscherij
Wat deze laatste betreft, is het aantal personen, dat
er aan deel neemt, zeer groot. In totaal werden in
1926/1927 niet minder dan ongeveer 40.000 akten uit
gereikt. Men mag echter aannemen, dat slechts ruim
3000 aktehouders de visscherij als hoofdberoep uitoe
fenen. Algemeene werkloosheid komt daarbij niet
voor, hetgeen trouwens ook practisch niet goed moge
lijk is, omdat de meeste visschers eigen baasje zijn en
in den slappen hun vischgerij onderhouden, op eigen
land werken of ander los werk verrichten.
Bij de kustvisscherij komt meer loondienst voor. De
vischers zijn in den regel zelf schippers en hebben één
of meer knechts aan boord. Veel sterker is dit nog het
geval bij de zeevisscherij, waarbij men, zooals bekend,
verschillende reederijen heeft met meerdere visschers-
schepen.
In het algemeen kan men van de visscherij zeggen, dat
in het bijzonder bij de Noordzee-, haring- en beugvis-
scherij, bij de visscherij in de kom der Zuiderzee en
de Zeeuwsche schelpdierenteelt minder personen
werkzaam zijn dan vóór den oorlog, hetgeen deels ligt
aan den minder gunstigen toestand van de markt voor
de producten, gedeeltelijk, n.l. voor de beugvisscherij,
aan den achteruitgang der vangsten en voor de Zuider-
zee-visscherij reeds in verband staat met de droogleg
ging. Deze achteruitgang van het bedrijf heeft echter
niet tot noemenswaardige werkloosheid in de betref
fende visscherijen of aanverwante bedrijven aanleiding
gegeven, omdat hij geleidelijk is gekomen en de over
tollige werkkrachten vrij spoedig een ander beroep von
den, waarin zij versterkt werden door het feit, dat
verschillendé visschers steeds een gedeelte van het jaar
in een ander beroep werkzaam waren.
De loonen zijn. ook al neemt men de stijging van de
prijzen van de kosten van het levensonderhoud in
aanmerking niet lager en soms zelfs hooger dan vóór
den oorlog. In het bijzonder voor de Noordzee-haring-
vischerij zijn echter de loonen niet zooveel gestegen als
de waarde van het geld is gedaald. Daardoor is ook de
lust van de kinderen van visschers verminderd om
het beroep van hun vader te kiezen.
Al is dus de werkloosheid in de vischerij niet toege
nomen, dan is het toch uit een algemeen economisch
oogpunt te betreuren, dat de ontwikkeling geen ge
lijken tred heeft gehouden met de toeneming der be
volking en dat voor deze toeneming onder de visschers
in andere bedrijven werkgelegenheid gevonden is
moeten worden. Indirect heeft de visscherij dus wel
degelijk tot de vermeerdering der werkloosheid bijge
dragen.
Nederlandsche boeken, gevraagd voor ingevroren
Nederlandsche zeelieden te RIGA (Lettland).
De leider van de Deutsch Luth. Seemannsmission te
Riga (Lettland) schrijft ons het volgende:
„Ik zou zeer dankbaar zijn, wanneer U mij eenige
„boeken zoudt kunnen zenden, de schepen zijn hier in-
„gevroren en komen voor Paschen niet vrij. Voor de
„Hollanders heb ik helaas geen Hollandsche boeken
„in onze bibliotheek voorradig. Ik zal de boeken dan
„hier behouden en ze geregeld aan de bemanning der
„Nederlandsche schepen uitleenen. Voor den komen-
„den winter heb ik dan meteen ook een collectie."
Mogelijk zijn er onder de lezers enkelen (we hopen
velen), die een aardig, frisch Nederlandsch boek uit
hun verzameling voor de thans te Riga ingevroren
Nederlandsche zeelieden, willen afstaan;
Dag- en weekbladen worden reeds in voldoende mate
geregeld naar Riga door ons bureau gezonden.
Beleefd verzoeken wij, de boeken rechtstreeks te willen
zenden naar bovengen. Leider den heer W. H a s s,
Küterstr. 14, RIGA (Lettland).
Onder hartelijken dank,
J. P. C. Meeuwse, Vlietstraat 2, Amsterdam (Zuid)
Uitslag van de gehouden aanbesteding voor het bou
wen van een schuur aan den Lage Duin en Daalsche-
weg te Bloemendaal.
Inschrijvers waren: N. van Keulen, Aerdenhout
1784.Gebr. Verduin, Bloemendaal 1950.
D. J. van Buuren, Bloemendaal 1558.P. J. Kraay-
enveld, Aerdenhout 1850.Donselaar, Voge
lenzang 1850.J. W. F. van der Valk, Bloemendaal
1980.W. Cassee, Overveen 2389.J. Teitsma
Bloemendaal 2442.J. H. Zandstra, Overveen
1898.Het werk is gegund aan den laagsten in
schrijver.
BEVALLEN: C. B. Nupoort—van Nes, d.; M. W.
van HaasterMeskers z.; P. BrandhofMathijssen,
d.; W. J. B. KarstensDernison, d.
GETROUWD: J. Parson en G. Zijlstra.
OVERLEDEN: W. I. Kröger,43 j„ overl. te Haarlem.
GEVESTIGD: P. W. van den Berg, Zandvoorterweg
35, Aerdenhout; W. F. Pieffers, Duinwijckweg 8,
Bloemendaal; B. J. van WeerdenLenten, Joh. Ver-
hulstweg 37, Santpoort-St.; T. Bos, Koekoeksweg 1,
Aerdenhout.
ZONDAG 3 MAART 1929.
BLOEMENDAAL.
NED. HERV. GEMEENTE, voormiddags 10 uur,
Ds. J. C. van Dijk.
n.m. 5 uur Ds. J. C. van Dijk.
JONGELIEDENSAMENKOMST in gebouw
„Maranatha", des voormiddags 10 uur:
De heer H. van der Werff te Boskoop.
Donderdag 7 Maart, s'avonds 8 uur Zendingsbij
eenkomst in de Gym. zaal der Chr. School aan de
Zomerzorgerlaan, Zendeling A. van Dijk, Onder
werp: „Jappen", met lichtbeelden.
GEREFORMEERDE KËRK, voormiddags 10 uur.
Ds. J. C. Brussaard.
n.m. 5 uur Ds. J. C. Brussaard.
VRIJE KATHOLIEKE KERK, Popellaan,
Kinheimpark.
Zondag 10.30 v.m. Gezongen H. Mis.
Woensdag 8 uur n.m. Vesper en Lof.
OVERVEEN.
NED. HERV. GEMEENTE (Ramplaan) v.m. 10 uur,
Dr. M. J. A. de Vrijer van Amsterdam.
AERDENHOUT.
„RELIGIEUZE KRING" Aerdenhout—Bentveld.
Vereenigingslokaal Eikenlaan 5, v.m. 10.30 uur.
Dr. S. H. N. Gorter, Doopsgez. Pred. Rotterdam.
SANTPOORT.
NED. HERV. GEMEENTE, voormiddags 10 uur.
Dr. J. Weener, Ned. Herv. Pred., Haarlem.
NAAR HET FRANSCH
van
PAUL BOURGET
(Nadruk verboden)
I.
Michel Coudrec had den heelen avond hard gewerkt
of beter gezegd dien nacht, want de klok op den
schoorsteenmantel wees reeds één uur. Maar nu was
het ook genoegen hij schoof de vellen papier, die
met zijn kloek handschrift waren bedekt, bijeen.
Als ik in dit tempo doorwerk, peinsde hij, zal mijn
dissertatie vóór het begin van het nieuwe jaar klaar
zijn en zal de dappere Moulin zijn bescheiden monu
ment hebben.
Het titelblad van het proefschrift bevatte de woorden:
„Een luitenant van Frotté; Moulin, ook genaamd
Michelot".
Michel Coudrec, doctorandus in de letteren, wilde
zijn dissertatie voltooien, voor hij in de provincie een
betrekking als leeraar ging zoeken. Een klein, maar
geregeld inkomen, had hem in staat gesteld zijn studie
in Parijs te voltooien. De meubels in zijn bescheiden
appartement in de Rue Vanneau, getuigden van den
vroegeren welstand van zijn familie, waarvan echter
niets meer dan zijn inkomen was overgebleven.
Nadat hij zijn werk aan den kant had gelegd, bleef
hij nog een poosje peinzend en droomend een sigaar
zitten rooken.
Hij had een persoonlijke reden gehad om een episode
uit de revolutie der Chouans als onderwerp voor zijn
proefschrift te kiezen: een van zijn voorvaderen
Francois Coudrec, ook wel genaamd Franquet, had
in dezen wreeden tijd op tragische wijze het leven ver
loren. De man was dienaar geweest op het kasteel
Cherchemont in de nabijheid van Domfront en
uit trouw aan zijn meester had hij zijn leven geofferd.
Hij had liever den nek gebogen onder de guillotine,
dan dat hij de plaats verraden had waar de Graaf van
Cherchemont, vóór zijn vlucht naar Engeland, zijn
goud en juweelen had verborgen.
Toch had de familie de Cherchemont tegen dezen
martelaar van zijn plicht steeds een onrechtvaardige
verdenking gekoesterd. Toen ze naar Frankrijk was
teruggekeerd had de Gravin, die inmiddels weduwe
was geworden, zonder dat zij van haar overleden echt
genoot het geheim van den schat had gehoord de
overtuiging gekregen, dat Coudrec dezen gestolen had.
De snel-verkregen rijkdom van diens zoon, die in
werkelijkheid zijn -fortuin in zaken had gemaakt, ver
sterkte haar in haar meening. En deze verdenking was
van geslacht op geslacht overgeleverd en had bij de
Cherchemonts zulk een bitteren haat doen ontstaan,
dat Michel er meer dan een eeuw later, niet zonder
een trilling van verontwaardiging aan denken kon.
Hij had beter met Michelot's troep kunnen meegaan,
peinsde de jonge geleerde, en den dood in het veld
vinden. Maar hij schijnt een soort filozoof geweest
te zijn en geen man van den daad. Je hoeft alleen maar
naar zijn boeken te kijken!
Op een van de planken van Michel's boekenkast stond
de kleine bibliotheek van den voorvader, met op ieder
schutblad diens naam in een stuntelig handschrift.
Een van deze boeken was een klein Fransch woorden
boek waarin de uitspraak van ieder woord nauw
keurig stond aangegeven. Michel beschouwde dit sim
pele woordenboekje als een pathetisch getuigenis van
het streven van Franquet naar meer ontwikkeling en
cultuur. Half in gedachten trok hij het boek van de
plank, zette er zich mee aan tafel en begon werktuige
lijk in de familie-relikwie te bladeren.
Afwezig tuurde hij op de beteekenis van sommige
woorden. Hij was nu aan de letter „B". Zijn gedachten
hadden juist even vagelijk stilgestaan bij de definities
van „By" en „Bysse", toen het tot hem doordrong, dat
het eerste woord op de volgende bladzijde „Cadenas
luidde.
Hij verwonderde zich over dezen plotselingen sprong
van „B" naar ,,C" en keek naar de nummering van
de bladzijden. Die versprong van 117 naar 120! Was
dit een fout van drukker of binder? Maar toen Michel
het papier bevoelde, leek het hem dat dit blad dikker
was dan de andere.
Een nauwkeuriger onderzoek bracht aan het licht dat
de twee volgende bladzijden aan elkaar waren ge
plakt, maar alleeen aan de hoeken. Toen hij het dub
bele papier tegen het licht hield, kon Michel een stukje
papier tusschen de beide bladeren onderscheiden. Hij
slaagde erin om de aan elkaar geplakte pagina's te
scheiden en het ingesloten papiertje te voorschijn te
halen. Het was heel dun. Michel vouwde het voor
zichtig open en vond een met inkt geteekende platte
grond, bestaande uit twee vierkanten. In het midden
van het eene vierkant stond: „I C", in het tweede
„II C". Aan één zijde van het tweede vierkant stond
een klein kruisje. Daarvóór was geschreven „9 p" en
er boven was een boogje getrokken met de raadsel
achtige aanduiding: „7 p" en „3 p a. g".
Michel zag onmiddellijk, dat deze letters in hetzelfde
handschrift waren als de inscripties in de boeken van
zijn voorvader. Het was deze dus geweest, die de
papiertjes tusschen de samengeplakte bladen had ver
stopt. Een gedachte flitste door Michel Coudrec's geest.
Als deze primitieve plattegrond eens een aanwijzing
bevatte omtrent den schat der Cherchemonts. Hij dacht
een oogenblik na en meende dat de ontcijfering niet
zoo heel moeilijk kon zijn. „I C" en „II C" beteekenden
ongetwijfeld eerste en tweede kelder (Cave) en de
„P" achter de andere cijfers moest óf aanduiden
„pieds" (voeten), óf „pierres" (steenen). Zou dit
strookje dun papier de oplossing bevatten van het
mysterie dat zijn voorvader het leven en diens na
komelingen hun eer had gekost?
Wat was er van de Cherchemonts overgebleven. Voor
zoover Michel wist was van het heele geslacht nog
slechts één jong meisje in leven, dat op het oogenblik
gouvernante was bij de kinderen van een zekere Ma
dame Perrin in Parijs. Zijn eerste opwelling was om
haar van zijn ontdekking in kennis te stellen. Maar hij
liet een week voorbijgaan, zonder een stap in die rich
ting te doen.
Hoe kwam dat?
Een verleiding, eerst zwak en aarzelend, maar lang
zamerhand heviger, had zijn hoofd en hart in haar ban.
Veronderstel dat het papiertje dat hij gevonden had,
den juisten weg naar den schat wees, en hij, Michel,
dezen vond? Zou hij er dan, nadat de kostbaarheden
meer dan een eeuw onaangeroerd hadden gelegen, er
niet de rechtmatige bezitter van worden? Stond niet ir
art. 2279 van de Code Civil dat ten opzichte van
roerende goederen bezit een rechtstitel geeft? Werd in
dit artikel niet tot drie jaar beperkt de termijn: „waar
in hij die iets verloren heeft of wien iets ontstolen is, er
rechten op kan laten gelden? En luidde niet art. 2262:
„Alle rechtsgevolgen betreffende eigendom, werkelijk
of persoonlijk, zijn beperkt tot dertig jaar"?
Zoo mijmerde Michel Coudrec. En voor zijn geestes
oog zag hij de schatten van Cherchemont fonkelen: de
diamanten en paarlen, de robijnen, het goudveel
goudeen fortuin!
II.
Er was maar één weg om het antwoord op deze laatste
vraag te krijgennaar het kasteel te gaan en zelf
een onderzoek in te stellen.
Twaalf dagen na zijn verbijsterende ontdekking, stapte
Michel af aan het hotel in Domfront en denzelfden
middag voerde een ouderwetsch voertuig hem naar
Cherchemont.
Al het land is verkaveld, had de hoteleigenaar hem
verteld. Het chateau is nu het eigendom van een
zekeren monsieur Ignace Lankwitz, die het tijdens het
jachtseizoen verhuurt. Hij woont in Parijs, waar hij een
leventje van plezier lijdt en komt nooit hier.
Michel huurde een klein, twee-wielig karretje met
ruimte voor één passagier. Maar van den ouden koet
sier, naast wien hij zat, een heerschap wiens neus de
sporen droeg van veelvuldig alcohol-gebruik, werd hij
verder niets gewaar.
Ten laatste hield de koetsier stil voor een gebarica-
deerde poort, waarachter Michel een imposante laan
van hooge dennen zag, aan den kant waarvan zich
een groote wei uitstrekte, waar koeien vreedzaam
liepen te grazen. En aan het einde van de laan zag
hij een glimp van het kasteel.
Dit is de oude oprijlaan, legde de koetsier uit,
hij is nu afgesloten. Ik zal u naar den anderen ingang
brengen.
Dat hoeft niet, weerde Michel af. Wacht hier
maar op me.
Hij sprong uit het karretje en slaagde er zonder veel
moeite in om over de versperring te komen. Juist op
deze wijze kon hij het kasteel bereiken zonder de aan
dacht van omwonende boeren te trekken.
Het chateau was opgetrokken in rooden baksteen met
hooge daken en dichtbegroeid met klimop. De smalle
ramen waren alle voorzien van stevige blinden. Een
paar stoepjes gaven de plaats aan waar zich ingangen
bevonden en het gebouw was geflankeerd door een
tweetal massieve torens.
Een afgebrokkelde stoep leidde omhoog naar een ter
ras. Behoedzaam ging de jonge man naar boven en
probeerde den knop van de deur. Gesloten! Bij een
volgende deur had hij niet veel meer succes. Daarop
ging hij naar een van de hoektorens. Hij merkte' aan
den onderkant een luik op, waarvan het ijzerwerk
geheel verroest was. Na wat rukken en trekken
slaagde hij er in het luik open te krijgenen hij
staarde in een holle ruimte!
Toen hij er in keek, meende hij een steenen vloer te
onderscheiden. Hij liet zich door de opening glijden en
waagde den sprong! Hij belandde zonder ongelukken
op den grond en bevond zich in de gewelven van het
kasteel. Hij begon zijn onderzoekingstocht met behulp
van lucifers. De kelder waarin hij terecht was gekomen
had inderdaad, zooals op den plattegrond van zijn
voorvader stond aangegeven, den vorm van een vier
kant. En een kleine opening in het muurwerk gaf toe
gang tot een tweeden kelder van dezelfde afmeting.
Dat klopte boven verwachting! Michel voelde al zijn
spieren trillen van spanning.
Maar het was onmogelijk zijn onderzoek voort te
zetten bij het licht van lucifers. Hij vond den weg
naar boven en slaagde erin een paar gedeeltelijk op
gebrande kaarsen meester te worden. En bij deze
minder-spaarzame verlichting ontdekte hij in den
tweeden kelder boven zijn hoofd een boog, uitgehou
wen in de rots waarop het kasteel was gebouwd. Als
de teekening juist was, moest hij zich nu ongeveer
onder de geheime bergplaats bevinden. Boven zich
zag hij eerst niets dan de sporen van het ruwe houwers-
werk in den rotssteen. En hoe moest hij deze hoogte
bereiken? Hij keek rond en ontdekte in den eersten
kelder een houten krat, die deze of gene daar had
laten staan. Deze trok hij naar dat gedeelte van den
muur, dat naar hij meende moest correspondeeren met
de gemerkte plaats op de teekening. Zonder er aan te
denken dat hij groote kans liep armen of beenen te
breken, stapte hij op zijn wrak voetstuk en bekeek
aandachtig de uitsteeksels, die hij thans in de rots
zag. Hij meende op te merken dat een van deze uit
steeksels van binnen uitgehold was, zóó, dat iemand
er aan den achterkant den arm zou kunnen insteken.
Michel had van de aanvang af getwijfeld aan de
beteekenis van de aanduiding: „3 p. a. q."
(Wordt vervolgd).