Fa. ANT. CASSEE Zn. -V. B. B- BRAND 13900 DRUKWERK 2-2-0-0-3 ADVERTENTIËN Schaakrubriek Het avontuur van Lord Winton Burgerlijke Stand Kerkagenda ?GiS Zn. vegers n mourik telef. 13765 LEK, TELEFOON 14461 bloemendaal STOFFEERDERIJ - MAÏRASSENMAKERIJ IN GEVAL VAN ALLEEN OPBELLEN IN GEVAL DAT OF PLAATSING VAN NOODIG IS, BEL OP "■IKS SRLEM - TEL. 13310 RES VOOR CREMATIES wone aardappelschurft. esproken voorbij gaan. st blaasjes, die weldra aan den rand als vliezig De pok is dan gevuld de uit losgeraakte, ver- artusschen de door een er zwam zich bevinden. ziekte haar benaming knollen zoodanig door lardeloos zijn en zeker n gekozen. eoters, die uit de partij iren zijn besmet, zoodat venschelijk kan zijn. De van de gewone schurft- tsmetting van de poters grond worden uitgezet, een andere ziekte, die It veroorzaakt en aldus verkleurige vlekjes, die kan waarnemen. Deze uid plaatselijk is opge- is gekomen. Soms, o.a. dieper in de knol door, ïnsde, maar ondiepe in- ïerkt dezen vorm der n ,maar eerst een paar ig der poters niet moge- It, wel echter schijnt zij en vorm. Wanneer men lootgoed wil overgaan, den gehouden. Over de :eer eigenwijze vriend, j een uitstekend zwem- taar Engeland te zwem en door naar het Salen- De belangstelling op as inmiddels grooter ge- :r een. Wat zeg je? Dat i ik, en onder deze moe- Ie zee in. Hij had nog ij keerde terug of liever j zou zeker door over als niet een paar goede Bewusteloos werd hij lar men hem bijbracht. :eld was, legde men hem /iel en droomde van een rar droomen zijn bedrog sstreepen zijn weder bij hten getrokken, zoodat ider voertuig weer kan iuden heeft. tegenstaande de drukke leweg en Kennemerweg n een aantal gaten en te stoppen met topeca.' ^eg en werken". A.s. Dinsdag 28 Mei. erw. Heer Borsten eene Magie van de mensche- IskerkPopellaanKin- ing vrij. aaide successen, zal °ns ig 31 Mei een concert t in het Bosch. KERKPLEIN 12 -T1ELEF- 22260 MARQUIZEN - ZONZEILEN - TENTLINNEN Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, De Genestetweg 23, Bloemendaal. EINDSPELSTUDIE No. 64. J. B. HORWITZ (1808—1883) Wit aan zet, wint. Stand der stukken: Wit: Kg8, Th8, Pe7, h7. Zwart: Kf6, La3. PARTIJ No. 84. Gespeeld in een correspondentie wedstrijd, 1928/29. Wit: Zwart: N. N. HANS MüLLER ENGELSCH. 1. c2c4 2. Pgl—f3 3. Pbl—c3 4. d2d4 5. Pf3Xd4 6. Pd4Xc6 7. g2—g3? e7e5 Pb8c6 Pg8—f6 e5Xd4 Lf8b4! b7Xc6 Deze plausibele, in het Engelsch Vierpaardspel dik wijls voorkomende, fianchetteeringszet is in dit stadium een fout, die minstens een pion kost. De volgende speelwijze is zeer de moeite waard. 7. Dd8e7 Dreigt De4. 8. Lflg2 Lc8a6! Bedreigt niet alleen c4, maar ook indirect e2. 9. Ddld3 Op 9. Dd4 wint Zwart door 9d5; 10. b3, c5!; 11. Dd3, d4; 12. La8:; Lc3:f enz. 9d7d5 10. b2b3 d5d4 Metamorphose van de zwakke velden! Het punt c4 is wel beveiligd, echter alleen ten koste van de ver zwakking op c3. 11. Dd3Xd4 Op 11. Lc6 fKf8; 12. La8: gaat door Lc3 f, ge volgd door Lal een figuur verloren. 11Ta8d8 12. Lg2Xc6f Ke8f8 13. Lc6d5 Td8Xd5ü Opgegeven. De Toren kan niet genomen worden (c4Xd5), wegens mat op e2. Theoretisch, een belangrijke partij. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 62. (H. RINCK). Stand der stukken: Wit: Kg8, Le5, Pc4, g7. Zwart: Kdl, La8, f2, h2. 1. Pc4e3f, Kdl—e2: 2. Le5Xh2!, Ke2Xe3; 3 Kg8h8, La84. g7—g8D.; Ld5Xg8: 5. Lh2—gl f2Xgl D. of T. en Wit is pat (remise). GOEDE UITWERKING ontvangen van: H. de Ruiter, te Bloemendaal: J. van Gulik, te Overveen. P. Mars, te Santpoort. NAAR HET ENGELSCH MELVILLE DAVISSON POST (Nadruk Verboden) (Vervolg). Het scheen den stervenden Engelschman moeite te kosten om met zijn verhaal voor den dag te komen Maar ten slotte begon hij uit te spreken wat hij wilde dat een man-van-eer weten zou, vóór de monniken pest hem tot een prooi voor de kraaien zou maken. Hij was commandant geweest van een Engelschen onderzeeër.Bij 'n oefening in de haven van Porthsmouth stootte de toren van de boot bij het bovenkomen tegen den kiel van een kleinen kruiser. De onderzeeër ver dween weer in de diepte, maar door het opendoen van de tanks en door de machines volle kracht te laten geven, slaagde de commandant erin zijn boot weer aan de oppervlakte te brengen. Maar hij kon haar daar niet drijvenden houden en de onderzeeër begon ter stond weer te zinken. En de commandant die aan boord had moeten blijven en het lot van boot en be manning deelen, werd aangegrepen door een rade loozen, onweerstaanbaren angst voor den dood. Hij opende de deur van de commando-toren en sprong in zee. Door die open deur golfde het water binnen en de onderzeeër verging met man en muis. Er viel een zwijgen in het nachtstille vertrek en het duurde even eer Mahadol zijn verhaal voortzette. De Engelschman werd opgepikt, voor den krijgs raad gebracht en uit den dienst ontslagen. Maar de zee scheen nog niet met hem afgerekend te hebben! Hij nam passage naar Amerika, want hij wilde voor goed verdwijnen uit het milieu waarin hij geleefd had. Het gebeurde aan boord van een groote mailboot, die stampvol passagiers was. Op een avond, op vier hon derd mijlen ten Oosten van New-Foundland, op de Noord-Atlantische route, gebeurde het. Het was een prachtige avond; de zee was glad als een spiegel. Het was tien uur; de passagiers waren allemaal op het promenadedek verzameld in avond toilet want de kapitein had een bal georganiseerd. Er waren een heeleboel Amerikaansche dames bij, ver telde de Engelschman, in schitterende toiletten en met prachtige juweelen, dames die in Parijs inkoopen had den gedaan en nu op de terugreis waren. Opeens voer een trilling door het schip. De passagiers schonken er geen aandacht aan; ze dachten dat het een of andere ruk of stoot van de machines was. Maar de officieren begrepen terstond wat er gebeurd was: het schip was in botsing gekomen met een onderzeeschen ijsberg. De man vertelde dat hij snel een stokerspak, dat hij te pakken wist te krijgen, over zijn kleeren aantrok en de officieren bij hun onderzoekingstocht volgde. En wat hij te zien kreeg, vervulde hem met ont zetting. De heele stuurboordzijde van het schip, van den boeg tot den achtersteven, was opengereten, zoo als in een machinefabriek een ijzeren plaat in tweeën gesneden wordt door een of ander metalen werktuig. De zee begon al binnen te gutsen. In één oogopslag ag hij dat het schip ten doode was opgeschreven. Hij rende terug naar het dek. Draadlooze seinen wer den uitgezonden. De reddingsbooten werden losge maakt en de officieren begonnen de passagiers in te deelen. De Engelschman droeg nog steeds zijn stokers plunje en hielp de officieren. Hij voelde zich kalm en beheerscht. Hij zag. dat de booten nauwelijks toe reikend waren voor de vrouwen en kinderen en dat de anderen heelemaal geen kans zouden hebben. Maar dat maakte op dat moment geen indruk op hem. Toen hoorde hij opeens een vrouw gillen en hij vloog heen om haar naar boven te brengen. Hij was juist twee dekken lager, vertelde hij, toen alle lichten op 't schip uitgingen en hij zich in een tastbare, pikzwarte duisternis bevond, die hem scheen te verzwelgen. Toen opeens was het schip een oord der verschrikking voor hem geworden. Hij kon de zee hooren binnen-stroomen; onder hem... een dek lager, gilde de vergeten vrouw in doodsangst, wild, uitzinnig, niet-meer-menschelijk klonk het, zei de man en toen begon het schip eensklaps sterk naar stuurboord over te hellen. En op dat moment was het met zijn moed en zelfbe- heersching gedaan. Hij scheen opnieuw in den strik geraakt, die de boot aan boord van den onderzeeër voor hem had opgezet en waaruit hij toen had weten te ontsnappen. Hij wilde niet als een rat verdrinken; hij wi 1 d e niet meegevoerd worden in de huivering wekkende afgronden van de zee. De schrik, de rede- looze, willooze ontzetting kreeg hem te pakken en joeg hem op. Hij keerde zich om en vluchtte. Met den doodsangst als een snuivend, gruwelijk mon ster achter zich aan, tastte hij in het donker zijn weg naar het dek. Hij dacht aan niemand dan aan zichzelf. Zijn leven redden was de eenige gedachte waarvoor nog plaats was in zijn brein. Het dek was aan den kant, waar hij het bereikte, op gepropt met menschen. Hij ging terug, liep om en kwam aan de andere zijde uit. Juist toen hij het dek weer wilde betreden, stootte zijn voet tegen iets. Hij kon niet zien wat het was, maar hij bukte werktuige lijk, raapte het op en hield het in de hand, terwijl hij een oogenblik nadacht over wat hij nu verder zou doen. Aan den kant waar hij zich bevond, waren of ficieren rustig bezig vrouwen in de laatste boot te doen plaats nemen. En hij besloot, het kostte wat het wilde, een plaats te veroveren tusschen de mannen die in deze boot meegingen. Het was donker, hij droeg stokersplunje, niemand zou hem herkennen. Een van de officieren kwam op hem toe, terwijl hij naderde. Er was nog een matroos in de boot noodig en hij vroeg of de stoker kon roeien. Alles wat de man kon stamelen was een korte bevestiging, ofschoon hij zijn gevoel van nameloos geluk wel tegen de ster ren had willen uitschreeuwen. Hij werd in de boot geduwd en greep een paar riemen. Op dat oogenblik werd hij zich bewust dat hij iets in de hand hield en zonder er naar te kijken, stopte hij het in den zak van zijn stokersbuis. Voor de tweede maal was hij rakelings aan den dood ontsnapt! Mahadol zweeg weer. Zijn groote hand was als een stolp boven de tafel. Hij keek naar Lord Winton, die onbeweeglijk voor het vuur zat. U weet wat er met die mailboot gebeurde, Lord Winton. ledereen weet het. Het was misschien de vreeselijkste scheepsramp van onzen tijd. Lord Winton knikte, maar hij zei niets. Toen het dag werd, werd de reddingsboot op gepikt, vervolgde Mahadol. In de drukte en ver warring die volgde op het aan boord komen van de schipbreukelingen, maakte de oud-officier gebruik om zijn eigen kleeren, die onder zijn stokersplunje zaten, uit te trekken en ze in zee te gooien. Hij wilde blijven doorgaan voor den stoker, waarvoor men hem had aangezien. In deze kleeren en als hij zich niet schoor, zou niemand argwaan tegen hem koesteren. In de eerste haven die het schip dat hen had opgepikt aandeed, droste hij, vond zijn weg over het Ameri kaansche vasteland en ging vandaar verder naar het Oosten. Hij zwierf door China, door Britsch-Indië, Tibet, Mongolië en belandde tenslotte in Rangoon. Maar hij kon van zichzelf en zijn wroeging niet los komen. En er was nog iets waarvan hij niet loskomen kon. Plotseling nam de Oosterling zijn hand weg van het mysterieuze ding op de tafel en Lord Winton zag de flonkering van veel juweelen. Mahadol haalde met zijn forsche vingers voorzichtig de opeengehoopte steenen uit elkaar en het stapeltje ontvouwde zich tot een dubbele rij van groote Oos- tersche edelsteenen, paarlen, en diamanten, het schoonste en kostbaarste halssnoer dat Lord Winton ooit gezien had. Het leek wel alsof iemand de edelste steenen ter wereld moeizaam had bijeengegaard voor dit onvergelijklijke sieraad. Lord Winton sprong overeind. Goeie hemel! riep hij. Was het dat wat de man gevonden had? De Oosterling streelde met zijn vingers over de stee nen en zijn aanraking was een liefkoozing Daarop leunde hij met een zucht terug in zijn stoel. Ja, zei hij, dit is wat de man heeft opgeraapt. Hij vertelde dat het in de eerste maanden dat hij het in zijn bezit had, zijn bedoeling was geweest het te houden, zooals iemand een schat verbergt, om er in uitersten nood gebruik van te maken. Maar toen ont waakte zijn nieuwsgierigheid of degeen, aan wie het halssnoer had behoord, levend van het schip was afgekomen. Het werd een soort van dwanggedachte voor hem om daar achter te komen. Eindelijk, het was in Manilla, vond hij in een oude Amerikaansche courant, een beschrijving van het sieraad met de mededeeling dat het met het verongeluk te schip in de diepte was verdwenen. Het vertegen woordigde een fortuin en de naam en het adres van de Amerikaansche eigenares stonden er ook bij ver meld. Deze naam was den oud-officier niet onbekend; het was de vrouw van een van de allerrijkste mannen uit de Vereenigde Staten. De Stervende man zei, dat zijn eerste gewaarwording een gevoel van verlichting was, omdat degeen die het kleinood verloren was, dat verlies wel kon dragen en hij, als de nood aan den man mocht komen, de steenen dus met een gerust geweten te gelde zou kunnen maken, zonder dat de werkelijke eigenaar daaronder zou lijden. Dat was zijn plan, maar hij voerde het nooit uit. Een vreemde, sentimenteele obsessie had zich bij hem vastgezet, sterker dan honger en ontbering. Hij kreeg een idee dat de halssnoer een soort van symbool was dat hem in handen was gespeeld door hetzelfde Nood lot,dat hem ambt en aanzien had beroofd. En hij kon die idee fixe niet van zich afzetten, hij ging gelooven dat als hij niet van het sieraad scheidde, het hem, door middel van datzelfde ondoorgrondelijke, blinde Nood lot, weer eer en fatsoen zou terugbrengen. Maar dien avond in Rangoon was hij zich er van bewust gewor den dat dit slechts een waanvoorstelling was geweest. Hij stond voor de poort van het groote Onbekende en zijn eenig verlangen was nog dat het sieraad in handen van de rechtmatige eigenares zou terugkomen. Hij zei mij den naam,die nooit uit zijn herinnering was weg geweest: Mrs. Henry Randolp Norman in Newport. De groote Britsch-Indiër stond op. zijn hand nog steeds liefkoozend streelend langs het flonkelende won der der edelsteenen. - Dit is, wat ik op het hart had, Lord Winton, zei hij eenvoudig. Toen ik hoorde dat U naar Amerika ging, dacht ik dat U een gentlemanmisschien het sieraad voor mij aan de eigenares zoudt willen terug brengen en mij zoo ontslaan van een verplichting, waarvan ik de vervulling al langer heb uitgesteld dan ik eigenlijk verantwoorden kan. Ik zal er uit het diepst van mijn hart dankbaar voor zijn. Amerika ligt drie duizend mijlen westwaarts en ik ben oud en haat de zee. Hij luisterde niet naar Lord Winton's antwoord, noch naar diens uitroepingen van verbazing. Hij boog zich over de tafel met een abrupte, begeerige beweging, zijn gezicht vlak bij de juweelen; zijn vingers streelden er langs als de vingers van een vrek, die zijn heet- beminde goudstukken telt. Lord Winton realiseerde zich plotseling, hoezeer deze wonderlijke Oosterling aan deze steenen verknocht moest zijn; welk een schatten ze voor zijn hart waren en welk een lust voor zijn oogen, welk een zelfover winning het voor hem moest beteekenen om ervan te scheiden.Hij zag in al zijn heiligheid den innerlijken strijd van den man voor hij had kunnen besluiten om afstand te doen van dezen schat, van welks bestaan niemand op aarde wist dan hijzelfalléén om het vertrouwen van een stervende niet te beschamen. De man leefde met en voor edelsteenen. Hij aanbad ze; ze waren hem een hartstocht en een romantische religie: in hun flonkering zag hij een afstraling .van de heerlijkheid der toovermeisjes in zijn paradijs. Het moest hem een bovenmenschelijke inspanning kos ten om van dit allerschoonst van exotische heerlijk' heid te scheiden. Een oogenblik, terwijl hij over de tafel gebogen stond, scheen Mahadol de tegenwoordigheid van Lord Win ton te vergeten, zijn lippen bewogen, zijn gezicht raakte de steenen bijna aan; zijn vingers liefkoosde ze met een haast devote verteedering. Toen, met een ruk, kwam hij overeind en verliet snel en zonder groet de kamer, als iemand die bang is op een met moeite ge nomen besluit te zullen terugkomen. In de hall schoot hij haastig in zijn avondmantel en greep zijn hoed en stok. Lord Winton was hem gevolgd en opende de straat deur. Op den drempel bleef den Oosterling één oogenblik dralen. U zult den naam niet vergeten? vroeg hij. En daarmee liep hij haastig de stoeptreden af. Lord Winton zag den' donkeren reus verdwijnen in den nacht. Zoo spoedig het hem na zijn aankomst op zijn diplo- matieken post mogelijk was, ging Lord Winton naar Newport. Het was elf uur in den morgen toen hij zich in een weelderige ontvangkamer bevond, een ontvangkamer die uitzag over de zee en waarin de ochtendzon hel der scheen. Lord Winton was een bewonderaar en goed beoor deelaar tevens van vrouwenschoon, maar de vrouw die de kamer binenkwam, overtrof het meest volmaak te dat zijn oogen ooit hadden aanschouwd. Ze was ouder dan hij, misschien tien jaar; maar er was een onverwoestbare lieflijkheid in haar toch krachtig gesneden gezicht en een waardigheid in haar kloeke en toch elegante gestalte, die onmiddellijk tot eerbiedige bewondering noopte. Het eenige woord dat haar verschijning eenigermate- juist zou kunnen tee kenen was: vorstelijk. Lord Winton was een beetje verward; iets wat dezen „ladykiller" niet vaak in damesgezelschap overkwam! Het duurde even voor hij goed op gang was met zijn verhaal, maar langzamerhand kwam hij weer onder de bekoring van de romantische geschiedenis die hij te vertellen had en stroomden zijn woorden vlot en boeiend. Want hij was een goed verteller. De schoone vrouw zat tegenover Lord Winton en luisterde in spanning, ze bewoog zich niet, maar naar- mate het verhaal vorderde, kwam er een zonnige ge DRUKKERIJ TIMMER - BLOEMENDAAL amuseerde uitdrukking op het edele gezicht die een zacht licht over elke trek ervan deed schijnen. Toen Lord Winton uitgesproken had, leunde ze terug in haar stoel, haar vingers speelden met het halssnoer, de uitdrukking van vroolijkheid verlevendigde haar gezicht en haar oogen waren half toegeknepen van pret. Wat ongelooflijk slim van Mahadol! zei ze. De afspraak was dat hij mij dit collier in Amerika moest leveren voor 250.000 dollars, vrij van inkomende rech ten. Ik heb me al afgevraagd hoe Mahadol het zou klaarspelen om die te ontduiken, want dat hij ze be talen zou, dat heb ik geen oogenblik geloofd. Ze wachtte even en vervolgde: Maar hij speelde het klaar, met behulp van een beetje romantiek en een Britschen attaché! Lord Winton sprong op. U wilt dus zeggen stamelde hij, dat die oude schurk van een Mahadol die heele historie verzonnen heeft, die vreeselijke ziekte, de aan lager wal geraak ten Engelschman, de scheepsramp, het vertrouwen van een stervende dat hij niet mocht beschamen, alles alleen om een collier dat hij U verkocht had in Ame rika te krijgen zonder invoerrechten te betalen! Precies! lachte ze geanimeerd. De bagage van iemand die aan het gezantschap verbonden is, wordt niet door de douanen onderzocht. Lord Winton stond op het punt om verontwaardigd uit te vallen. Maar de zachte, prettige stemming van zijn gastvrouw ontwapende hem. Waarom zouden we er verder over praten, zei ze haar oogen weer half toegeknepen. Ons gouver nement doet U er geen genoegen mee en de mogelijk heid is niet uitgesloten dat Zijner Majesteits regee ring zich zou gaan afvragen of Lord Winton wel in elk opzicht geschikt is voor een diplomatieke carrière! EINDE. BEVALLEN: J. Smit—Busbroek, d; A. G. Waas dorp-Vermeeren, z. ONDERTROUWD: Jhr. A. van Lennep en E. Gib bons; G. Bakker en A. Roessen; H. F. van Luijken en R. A. Verhoef. GETROUWD: H. Rootliep en W. van Kempen; B. G. Donderdahl en F. van der Werff. OVERLEDEN: A. Nauta, 36 j„ overl te Haarlem; B. Schimmelpenning, 65 j. GEVESTIGD: C. J. Meijer, Bloemendaalscheweg 143, Bloemendaal; F. Hinlopen, Bloemendaalscheweg 164, Overveen; J. van der Wekken, Vogelenzang- scheweg 71, Vogelenzang; H. L. A. van de Pavert, Bloemendaalscheweg 4a, Bloemendaal; J. Stroink, Grenslaan 6, Aerdenhout; M. van Adelsberg, Juliana- laan 51, Overveen; J. H. Volkmann, Schulpweg 15, Aerdenhout; A. Beekman, Kinheimweg 35, Bloemen daal; G. W. Jacobs, Kweekduinweg 3, Overveen. ZONAG 26 MEI 1929. BLOEMENDAAL. NED. HERV. GEMEENTE, voormiddags 10 uur. Ds. H. J. Dijckmeester, IJmuiden. JONGELIEDENSAMENKOMST in gebouw „Maranatha", des voormiddags 10 uur: Ds. J. Th. Eggink, Rotterdam. GEREFORMEERDE KERK, voormiddags 10 uur. Ds. J. C. Brussaard. n.m, 5 uur Ds. J. C. Brussaard. VRIJE KATHOLIEKE KERK, Popellaan, Zondag 10.30 v.m. Gezongen H. Mis. Donderdag 7.30 uur v.m. Stille H. Mis. Donderdag 8 uur n.m. Vesper en Lof. Zaterdag 7.30 v.m. Stille H. Mis. OVERVEEN. NED. HERV. GEMEENTE (Ramplaan) v.m. 10 uur, De heer K. Koopman. SANTPOORT. NED. HERV. GEMEENTE, voormiddags 10 uur. Prot. Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga. „Heimwee" (Ps. 119:19).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1929 | | pagina 3