LOSSE BLAADJES. 23ste Jaargang 6 Juli 1929. Tweede Blad. N 27 Na den strijd VOOR DE VROUW. SCHAAKRUBRIEK. VOOR DE KINDEREN. DE VERMAKELIJKE HISTORIE VAN DE FAMILIE VAN EMMEN, door G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Nog prijkt het plaveisel Met kalkschilderijen, Nog zitten de muren Met plakplaatjes vol. Nog zie ik die lijst Met ontel'bre partijen, Nog schijnt bij een enk'ling 't Verstand aan den rol! Nog heb 'k in mijn zakken V er kiezing sreclame, Nog klinkt in mijn ooren Vergad'ringsgeschreeuw Partij en partijtje Zij schetterden samen, En bralden en brulden Als tijger en leeuw! Wat zaten z'elkaar soms Geducht in de haren! Nu lachen er honderd: Hun wensch is vervuld! Geen leuze kan meer Hun geweten bezwaren, Maar denkt er om, heer en: Belofte maakt schuld: Zaterdag' 6 Juli 1929. DE ONPERSOONLIJKE DINGEN (Nadruk verboden) Het zal ieder, die bij het onderwijs is betrok ken, of die zelf kinderen op school heeft, wei eens hebben getroffen, dat school-opstellen hoofdzakelijk loopen over hetgeen de leerlingen zelf hebben beleefd. Wanneer een jongen een tocht beschrijft, welken hij in de vacantie heeft ondernomen, gewaagt hij terloops van de bergen, die hij uit de verte heeft gezien of den toren, dien hij onderweg heeft beklommen, maar breed weidt hij uit over een lekken fietsband of een moeilijkheid met het spoorkaartje. De „avon turen" vormen het belangrijkste deel van zijn opstel. Inderdaad zijn die avonturen voor hem ook het belangrijkste geweest. Maar toch zou het heel goed zijn, zoo zulk een reiziger eens wat meer aandacht besteedde aan de onpersoonlijke dingen, welke uit algemeen oogpunt grooter beteekenis bezitten dan hetgeen hij persoonlijk beleefd heeft. Er zijn op reis belangwekkende natuur verschijnselen gade te slaan. De natuur in een onbekende landstreek bergt zooveel geheimen, welke het doorvorschen waard zijn. Geschied kundige herinneringen zijn verbonden aan de namen van steden, burchten en gewesten. Hier hebben zich gebeurtenissen afgespeeld, welke een keerpunt in de wereldhistorie beteekenen. Ginds bewaart een huis de gedachte aan een beroemde persoonlijkheid, een museum bevat scheppingen van oude meesters, een marktplein belichaamt den bouwstijl uit een klassiek ge worden verleden. Hoe moeilijk is het voor kleine, maar ook vaak voor groote reizigers, zich in al dergelijke dingen te verdiepen. Het gelukt hun niet, zich een oogenblik vrij te maken van hun eigen belangen, die in vergelijking met hetgeen zij aanschouwen toch niet meer dan beuzelingen zijn. Het voor beeld van die twee vrouwen, welke onder een concert een gesprek voerden over de beste wijze om visch te bakken, licht een algemeene hebbe lijkheid toe. Wij allen zijn zoo in beslag genomen door persoonlijke aangelegenheden, dat wij geen aan dacht overhouden voor hetgeen ons eigen bestaan niet onmiddellijk raakt. De krant is voor menig lezer niet anders dan beursnoteering en voor menig lezeres niet anders dan familie berichten. De rest is bladvulling, welke men desnoods over kan slaan. Of er een belangrijke maatschappelijke her vorming op til is, is van minder beteekenis dan dat de nicht van tante Pietje is overleden. Een nieuwe opzienbarende kunstuiting trekt minder de aandacht dan de recensie van het liefhebberij- tooneel, waarin Jan of Miesje een rol hebben vervuld. Een aan de orde zijnd probleem op zedelijk of godsdienstig gebied moet het afleg gen bij het bericht, dat de melk een cent in prijs is gedaald. En de politiek is alleen in zoover van gewicht, dat ze de vraag ter tafel brengt, of men meneer Zus of Zoo ook een kaartje moet sturen, omdat hij in de kamer of in den gemeenteraad is gekozen. Wat hebben wij tenslotte te maken met dingen, die ons persoonlijk niet raken? En toch is, uit algemeen oogpunt het onpersoonlijke verreweg het belangwekkendst. Hoeveel verzuimen wij, als het boeiendste en gewichtigste van onzen tijd aan onze aandacht ontsnapt! Hoeveel ruimer wordt ons bestaan, zoodra het ons gelukt, den kring van onze belangstelling te vergrooten, ons te verheffen tot een maatschappelijk mensch, wiens gebied zich uitstrekt ver buiten de grenzen van onze benepen woning. De wereld eindigt niet bij onze huisdeur. Zelfs eindigt ze niet bij de menschengemeenschap. Er bestaan bovenmenschelijke belangen. Voor den waren levenskunstenaar spreekt ook de zooge naamd onbezielde natuur de taal der schoonheid. Hij kan genieten van vorm en klank, van kleur en beweging, ook al bereiken zij hem niet door bemiddeling van een menschelijk wezen. En de wijze verheft zich zelfs boven de stof en boven het zintuigelij k leven. Eerst in het boven persoonlijke ervaart hij het hoogste geluk. Want het onpersoonlijke en bovenpersoonlijke werkt zuiverend en bevrijdend. Hoe verademen wij, wanneer wij eens een oogenblik los worden van onze eigen pleiziertjes en pijntjes, van onze eigen belangetjes en verstandhoudinkjes. Het persoonlijke kan ons, zoo wij niet bij tijd en wijle onze gevangenis openbreken, gaan om sluiten als een benepen muur en ons afzonderen van het ruime wijde heelal. Daarom moeten wij onze kinderen van jongsaf opvoeden tot belangstelling ook in de onpersoon lijke dingen. „Schrijf nu eens niets over jezelf!", zei een verstandig leeraar tot de jongens en meisjes, die hij een opstel liet maken. „Spreek nu eens niet over jezelf!", moeten wij tegen onszelf leeren fluisteren. „Denk nu eens niet aan jezelf." Er is buiten ons eigen bestaan en buiten onze eigen omgeving zooveel boeiends en belangwekkends om over te schrijven, te spreken, te denken. Omgang met de onpersoonlijke dingen verfrischt en versterkt ons bestaan. H. G. Cannegieter. ergens aan blijven haken, wat tot min of meer pijnlijke incidenten kan leiden. De strikjes aan den hals, de kleintjes wel te verstaan, en die aan de taille of op den schouder zijn minder gevaarlijk, zoolang we niet op handen en voeten loopen; wat weer niet gezegd kan worden van de erg leuke, maar bar onhandige strikjes aan STRIKKEN Een bewijs voor de terugkeer van meer vrouwelijke gratie, meer „echte vrouwelijkheid" zooals de heeren der schepping dat zoo graag noemen, is wel het veelvuldig gebruik van „lintjes en strikjes", vooral strikjes, als gar neering van onze japonnen, mantels, enz. Er zijn honderd oude, zoowel als nieuwe manieren om strikkengarneering toe te passen. Strikken op den schouder, op de heup, aan den hals, op den maag, aan de taille of op den rug, strikken op mogelijke en onmogelijke plaatsen, van aller hande formaat en stof. Langen tijd was het het voorrecht van kleine meisjes 0111 jurken te heb ben met een breed taffetas lint om het middel met een kolossale strik van achteren, waardoor ze volgens een van onze Parijsche zussen het heele jaar door op een Paaschei geleken. Maar tegenwoordig ziet men heele respectabele jonge vrouwen baljaponnen dragen, met even breede linten en nog grootere strikken en lange afhan gende einden. Overigens een lastige dracht, aan gezien de lange einden der groote strikken licht i de polsen. Want deze vertoonen een onweerstaan- bare neiging om overal in te hangen, in thee kopjes, soepborden en mokkataarten. En daarom lijken de heele kleine, platte strikjes daarvoor I het beste en onschuldigste. Overigens moet men niet gelooven, dat de mode zich de wét laat stellen door bezwaren van „lastigheid". In dat opzicht is zij onvermurwbaar en hardleers. Wat zullen we verder nog van de strikken en strikjes zeggen? Het plaatje geeft er een heele ver scheidenheid van aan. Zoodat men maar voor het kiezen heeft, welke toepassing men voor het eerstvolgende nieuwe japonnetje zal willen ge bruiken. Loes. GEBAKKEN UIEN. Neem op 6 uien een lepel boter. Schil de uien, wasch ze en snijd ze zoo dun mogelijk in plakjes. De boter maakt men lichtbruin in de koekenpan, waarna men er de uien in doet en bakt, tot ze lichtbruin zijn. Telkens keeren met een platte lepel. Daarna dadelijk uit de pan nemen, om aanbranden te voorkomen. Een heerlijke saus bij visch of kalfsvleesch, enz., maakt men van 2 ons boter, sap van 1 citroen, peper en 2 eetlepels zeer fijn gehakte peterselie. De boter wordt tot room geroerd, waarna men er druppelsgewijs het citroensap bijdoet, en daarna peterselie en peper. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. 214. J. GOTHELF (Leipzig). Zwart. abed e g h Wit, MAT IN TWEE ZETTEN. Stand der stukken: Wit: Ka3, Da4, Tb5, Th4, Lel, Lhl, Pb4, Pe2, d7. Zwart: Ke4, Dg4, Tel, Th8, Lbl, f3, h5. 2e prijs: „Neue Leipzinger Zeitung" (1927). Een paar oude historietjes. Het was tijdens het Weener concours van 1882, dat Bird na eenige uren spelens tegen niemand minder dan Tschigorin zijn partij moest af breken, aangezien de rheumatische oude snoeper zoo'n last van jicht had, dat tallooze salicyl- tabletten niet bij machte waren, hem op de been te houden. Ilij had zijn partij tegen Tschigorin zoo goed als gewonnen, maar inplaats van de zekere winst in de wacht te sleepen, wordt hij kermend van pijn de tournooizaal half uitge dragen. Tschigorin verging het er echter naar! In zijn goeden tijd was het een der knapste figuren, die men ooit zag. Met zijn fijnbesneden gelaat, door donkere lokken en baard omlijst, was hij de lieveling van het zwakke geslacht. In hezelfde concours moest hij wegens de middagpauze zijn partij, die op winst stond, af breken, om ze in een vooravond voort te zetten. In die namiddagpauze gebruikte hij het maal ten huize van een Hongaarsche, een vurige blonde schoonheid. Om zes uur begint het con cours weer ende gelukkige ongelukkige Tschigorin gaat, ondanks zijn winststelling, schaakmat In hetzelfde concours ging het Mason om een andere reden niet voor den wind. Hij had het heele zware tournooi gespeeld met een geest kracht en een scherpte van blik, die hem alle reden gaven op den eersten prijs te hopen. Het was in een der laatsten ronden, dat hij een heerlijk aangelegde partij, waarin hij uitge sproken positievoordeel had, moest afbreken. De middagtafel was goed, de borrel voordien naar venant, de wijn tijdens de lunch ging er in als een bijbeltekst in een heilsoldaat; kortom, Mason was tegen half zes bijna met geen stok wakker te krijgen. Toch kwam hij nog redelijk op tijd in de tournooizaal, maar adoeh, papa; wat ging dat winnen van die gewonnen partij raai'! Een paar keer deed hij een zwakken zet, waar door al zijn voordeel verloren ging; vervolgens liet hij twee stukken instaan, om zich daarna bij het buffet te gaan troqsten en de partij door tijdsoverschrijding te verliezen. Mason haalde daardoor 23 punten en zijn rivalen Steinitz en Winawer 24. (Wordt vervolgd Oplossing Eindspelstudie No. 64. (J. B. HORWITZ, 1808—1883.) Stand der stukken: Wit: Kg8, Th8, Pe7, h7. Zwart: Kf6, La3. 1. Kg8—f8, La3Xe7f; 2. Kf8—e8, Kf6—g7; 3. Th8g8f, Kg-7Xh7; 4. Ke8—f7, Le7—h4 (op Le7d6 wint 5. Tg8gl); 5. Tg8—g4, Lh4—d8; 6. Tg4—d4, Ld8—g5; 7. Td4—dl en wint. Goede uitwerking ontvangen van: H. de Ruiter, te Bloemendaal; J. v. Gulik, te Overveen; P. Mars, te Santpoort. STERILISEERING VAN DRINKWATER VOOR 2500 JAREN. Men zou zich zeer vergissen zoo men meende dat steriliseering tot het dooden van ziekte kiemen een uitvinding is van den nieuweren tijd. In Herodotus' Historiën I, 188, lezen wij, 1 naar aanleiding van de beschrijving van den i veldtocht van Cyrus tegen Babyion: „Als echter de Groot-koning ten strijde trekt is hij welvoorzien van koren en vee; ja, ook i water wordt meegenomen uit de rivier Choaspes bij Susa; want alleen van dit water drinkt de koning en van geen ander. En hij mag reizen 1 waarheen hij wil, hem volgt een menigte van wagens op vier raden, door muildieren getrok ken, die gekookt water uit de Choaspes in zilveren vaten achter hem aanrijden." De Perzische priesters, die zeker tot deze maatregelen hebben geadviseerd, zullen wellicht nooit van bacteriën, enz., hebben gehoord Maar dat neemt niet weg dat hun hygiënische voor- I schriften, die op oeroude ervaringen en zorg vuldige waarnemingen berust zullen hebben, daarom nog niet minder doeltreffend zijn geweest. 1. Dit is mijnheer Gijsbrecht Karei van Emmen. De vriendelijkheid en opgewektheid stralen hem uit zijn heldere oogen en er is letterlijk niets, wat hem zijn goed humeur kan doen verliezen. 2. En dit is mevrouw Eulalia Frederika van Emmen, een zachtmoedige en teerhartige dame, steeds bereid om iemand een vriendelijk woord toe te voegen of de behulpzame hand te bieden. 3. En dat is Kaatje, de dienstbode van de familie Van Emmen. 't Is een echte goeie dikkerd, die nog geen vlieg kwaad kan doen. Alleen heeft ze 'n driftig gestel, maar, ieder mensch heeft nu eenmaal z'n gebreken. 4. En hier hebben we Kees, Hans en Jantje van Emmen, drie brave jongens, zoolang ze ten minste niet ondeugend zijn. Ze kunnen je met van die echte onschuldige, trouwhartige oogen aan kijken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1929 | | pagina 4