LOSSE BLAADJES. brokjes levenswijsheid. schaakrubriek. 23ste Jaargang 12 October 1929. Tweede Blad. N°. 41 Reclame illli ^lÉl A O SC imp H All jfili Mf IP ÉBI BA éÉU ilÉi VOOR DE VROUW. RECEPT. VOOR DE KINDEREN. DE VERMAKELIJKE HISTORIE VAN DE FAMILIE VAN EMMEN, door G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Somtijds hoort men rare dingen, Nu van her en dan van ver. Thans houdt de gemoed'ren bezig De Markies van Champaubert. 't Is een wonderbaar vertelsel: Pas ontslagen uit de cel En gereed met zijn memoires Kwam hij leelijk in de knel! „Wraak!" zoo riepen Themis' ridders, En ontvoerden Clément dra, Stopten 'm in een houten kistje Met een plakje chocola! Om zijn doodsstrijd nog te rekken Werd een luchtpijp aangebracht En toen werd de man begraven; „Adieu, Clément, sluimer zacht!" Wat is achteraf gebleken Na een grondig onderzoek? Heel de zaak teas slechts reclame Voor zijn pas geschreven boek! 't Was een zelfmoord bij vergissing Hij dacht vroolijk op te staan, En als een beroemde schrijver In de wereld rond te gaan. Spelen ivas 't met eigen leven, Blijkbaar zag hij geen gevaar. De moraal van de historie Is voor ieder zonneklaar: Wie een kuil graaft voor een ander Valt er in, zoo 't spreekwoord luidt, Wie gaat delven voor zich zeiven Komt er niet meer levend uit! Zaterdag 12 October '29. OVERWOEKERING (Nadruk verboden) In mijn tuin staat een heester, die er de trots van uitmaakt. Frisch groen hangt er in slingers bij neer. Het is een tropee van loof, dit van blad en spruit glanzend gewas. Ik ben de eenige, die weet, dat de plant, welke de bezoekers bewonderen, zoo dood als een pier is. Ik zie door den guirlandenmantel heen het dorre geraamte, waaruit geen zomerzon en geen plasregen meer leven kunnen verwekken. En ik ken de oorzaak van dezen schijnbaren overvloed en deze werkelijke ai-moede. Wat is het geval? Aan de schutting, waarbij mijn bamboegewas staat, had ik klimplanten gezet. Deze gedijden bij uitstek en hadden al spoedig aan het hekwerk niet genoeg voor hun uitbreidingsdrang. Ze zonden hun ranken uit en deze slingerden zich over het bamboe. In de spichtige stengels vonden ze een kostelijke ge- egenheid zich vast te hechten. Weldra hingen de lianen aan allen kant tot op den grond aan het riet. Iedere stengel was met ranken om wonden, het werd een netwerk, een vlechtwerk van levend groen, waaronder het oorspronkelijke gewas allengs geheel schuil ging. Niemand kon op den duur meer vermoeden, wat voor een plant er door deze slingers van spruiten en blaren werd overstelpt. Eindelijk hadden de lianen het bamboe vol komen verstikt. Het kon geen adem meer halen, geen licht in zich opnemen. Zon noch regen drong tot de plant door, daar alles door de lianen werd opgevangen. Het was een dor geraamte geworden, wat zich tooide met de frissche pracht van het immer toenemende groen. Aan overwoekering sterven is geen verschijn sel, dat zich tot de plantenwereld beperkt. Ook onder menschen komt het herhaaldelijk voor. Velen onzer oogenschijnlijk zoo frissche en gave genooten zijn innerlijk even dood als het bamboe. Wat het oog bedriegt met den schijn van ge zondheid is de fleur, welke zij aan de hen over woekerende omgeving ontleenen. Er is in de plantenwereld geen beter gewas om op te woekeren dan het stengelachtige bamboe. Er is in de geesteswereld geen beter gewas om op te woekeren dan de veelzijdige menschenziel. Welke liaan vindt daar niet ergens een plek om zich vast te hechten? Welke klimplant werpt zonder welslagen zijn ranken uit naar één van haar duizend aanknoopingspunten Hoe weinigen onzer kunnen zichzelf zijn! Het meerendeel moet zich tooien met andermans bladeren, totdat hun eigen levenskracht, inzicht en uitzettingsvermogen volkomen verstikt zijn door het leger van ranken, dat op hen parasi teert. Wij hebben onze familie, - zonder uitzondering lieve menschen, die van ons houden en die wij van onzen kant bizonder genegen zijn. Maar ieder onzer verwanten maakt aanspraak op een deel van ons voelen, denken en doen. Kinderen schikken zich naar de inzichten hunner ouders en ouders houden rekening met de opvattingen van hun kroost. Men doet wederzijds dit voor elkaar en laat dat, om den ander geen aanstoot te geven. Men drukt eigen levensverlangen den kop in, om vader te geven wat des vaders, tante wat der tante en grootmoeder wat der groot moeder is. Men speelt een rol, wringt zich in allerlei bochten, vermomt zich en neemt een geveinsde houding aan, omdat de volwassen dochter of de onvolwassen zoon met die rol of die houding het beste gebaat zijn. En dan heeft men zijn vrienden, naar wie men zich richt, voor wie men zich schaamt, door wie men zich aansporen laat. Men moet rekening- houden met zijn personeel en zijn werkgever. Men is lid van partij of kerk. Men is getrouwd met een man, die zóó wil of verloofd met een meisje, dat züs voelt. En als goed echtgenoot of liefhebbend minnaar mag men niet in de eerste plaats aan zichzelf denken. Even onverdedigbaar als het bamboe staat de welwillende mensch jegens de lianen van ge voelens en meeningen, welke zich uit zijn om geving over hem slingeren. Een netwerk van conventioneele gedachten omstrikt hem; banden des bloeds, vriendschapsbanden, huwelijks- j banden, banden van hier en banden van daar vlechten zich om hem heen, totdat zijn eigen innerlijk leven volmaakt is verstikt, Gebukt onder de zorgen der zijnen, belast met beslommeringen om anderen, ziet zijn ziel zelf het zonlicht niet meer, dat zich slechts weer spiegelt in het blad dat hem dekt. Hij is middel punt van een bloeiend gezin, van een gezonde zaak, van een vruchtbaar maatschappelijk leven, zooals mijn bamboe middelpunt is van gaaf en glanzend gebladerte. Maar op haar verdorde stengels draagt zijn overwoekerde persoonlijk heid andermans tooi. H. G. Cannegieter. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 227. Dr. F. PALITZSCH (Dresden). WÉL wk m^'m wm. w 'WB mm mm M mm Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Ka6, Del, Tg5, Lc4, g3, g6. Zwart: Kh8, Ta3, Lc3, Ldl, Pa7, Ph2, aö, d7, eö, g7. Partij No. 98. Achtste matchpartij, gespeeld te Wiesbaden, 19 September 1929. WitZwart E. D. B o g o 1 j u b o w. Dr. A. Al je chin. West-Indisch. d2d4 c2c4 Pblc3 f2—f3 c4xdö e2e4 b2xc3 Lflböf Pgle2 0—0 Lbod3 In aanmerking komt ook Lböxd7f, gevolgd door Lele3 en daarna Pe2cld3. 11. c7cö Lel—b2 12. Misschien is Lele3 hier te verkiezen. 1. Pg8—f6 2, b7—b6 3. Lc8b7 4. d7—dö 5. Pf6xdö 6. Pdöxc3 7. e7e6 8. Pb 8d7 9. Lf8—e7 10. a7a6 11. 12. f3—f4 13. Pe2g3 14. Ddle2 15. Beter is hier e4eö. 15. Pg3—hl 16. De2g4 17. Tal—el 18. f4f 5 19. d4—dö 20. Ld3c2 21. Phl—f2 22. f5 Xg6 23. Lb2cl 24. Dg4—f3 25. Kgl—hl 26. Dd8c7 Pd7—f6 h7hö höh4 Pf6—hö 0—0—0 Kc8b8 e6eö cöc4 Le7-cöf g?—g6 Td8g8 Lb7c8 Tg8xg6 Wit staat hopeloos. Op 26. Lele3 volgt Lcö Xe327. Telxe3, Phö—f4!. 26. Phö—g3f. Een mooi en beslissend offer! h2xg3 27. h4xg3f Pf2—h3 28. Lc8xh3 g2 xh3 29. Th8xh3t Opgegeven, Want op 30. Khlg2 (gedwongen) volgt Th3h2 mat. Oplossing Probleem No. 222. (J. CAUVEREN). Stand der Stukken: Wit: Kf6. Dhl, Lbö, Pcö, Pe4, c2, eö, f2, hö. Zwart: Kdö, Tal, Lfl, a2, b3, c7. 1. Dhlg2, enz. Goede oplossing ontvangen van H. de Ruiter, te Bloemendaal; H. W. v. Dort, te Haarlem; J. v. Gulik, te Overveen; P. Mars, te Santpoort. W ereldkampioenschap. De 9e, 10e en 11e partij zijn te Heidelberg gespeeld. De stand van dezen tweekamp is thans: Aljechin 5, Bogoljubow 2 en vier par tijen remise. De match is op 11 Oct. te Berlijn voortgezet, terwijl daarna gespeeld zal worden in ons land, de eerste partij in Den Haag op 24 October a.s. LANGE EN DRIEKWARTMANTELS. De mantels vertoonen dit winterseizoen een groote en bonte verscheidenheid, zooals we nog zelden tevoren zagen. We zien korte mantels en lange mantels, driekwart-mantels, waaronder een stuk van den japon uitkomt, en heele man tels, die alles bedekken. En zelfs zien we man tels, die van achteren langer zijn dan van voren, in overeenstemming met de „dalende" lijn van de japonnen. Dan hebben we rechte mantels, en mantels die van onderen wijd uitloopen, en het klokkende model dus volgen van een deel van onze japonnen. Uit de talrijke collecties hebben we een greep gedaan, teneinde eenig idee te geven van al wat er zoo te koop is in dit nieuwe seizoen. De vele soorten bontmantels natuurlijk nog buiten beschouwing gelaten. Allereerst heb ben we dan geheel rechts op de teekening een lange mantel, heelemaal recht, van een oud- blauwe diagonaal-stof (die dit jaar buitenge woon populair isvan voren met een ceintuurtje gesloten met een galalith-gesp. Het kraagje is van petit-gris, of wajt daarvoor doorgaat. Aan 3 Meter stof van 140 breedte heeft men genoeg. Dat ceintuurtje, komende uit de zijnaden is een détail, dat we heel veel zien toegepast. Heele maal links hebben we een zoogenaamde drie kwartmantel, van donkerroode stof, met groote zakken en een driehoekig pand in den rug. Ook een détail, dat veelvuldig bij de nieuwe modellen wordt aangetroffen. Voor dezen mantel is slechts 2.75 M. stof van 140 breed noodig. In het midden twee reismantels. De eene, links, van beige stof, gevoerd met beige crêpe, en waarvan de beige sjaal gegarneerd is aan de uiteinden met marineblauwe en roode chevrons. De an dere, rechts, van een fantasiestof, blauw met licht beige, van achteren lager vallend dan van voren, en gegarneerd met blauw leer. LOES. Tapioca-pap is een heerlijk schoteltje voor „toe", voor de liefhebbers van meelspijzen. Op ongeveer 1 ons tapioca neemt men 11/2 kan melk en een snuifje, zout. Men wascht de tapioca en laat ze gedurende 3 uur staan weeken in de melk met het zout. Daarna brengt men de pap roerende aan de kook en laat ze vervolgens op een zacht pitje, terwijl men van tijd tot tijd roert, gaar en gebonden worden. Dat zal ongeveer l1/^ uur in beslag nemen. 57. Op zekeren avond waren meneer en mevrouw uit en Kaatje moest op het huis passen. „Jo", zei Hans tegen Kees, terwijl Kaatje om boodschappen was, „nu zullen we 't eens écht laten spoken. Kaatje blijft toch in elke winkel een half uur staan praten, dus we hebben al den tijd." 58. „Naar den zolder!" zei Hans. In den zolder vloer was 'n gaatje, dat precies in de keuken uitkwam. Hierdoor lieten de jongens netjes 'n paar dunne touwtjes zakken. Toen stoven ze naar de keuken en hadden, gierend en proestend, in enkele minuten een prachtig spook gemaakt, van 'n mombakkes en wat oude kleeren. 59. Dit spook werd netjes aan het eene touw vastgemaakt en achter de keukentafel neergelegd. En terwijl Hans het andere touw aan de lamp vastmaakte, bond Kees touwen aan de pooten van alle stoelen en de tafel. Toen sloop Hans weer naar den zolder en Keesje kroop weg in de don kere gang, met de uiteinden van z'n touwtjes in de hand. 60. Eindelijk kwam Kaatje thuis. Ze schonk 'n kopje thee in en ging in een boek met spook geschiedenissen zitten lezen. Maar wat was dat? Opeensrrrtschoof de stoel, die vlak bij Kaatje stond, zoomaar vanzelf 'n eind op zij en vlak daaroprrrtbewoog de tafel. En toeno jongens! begon de lamp heen en weer te schommelen. Kaatje verstijfde van schrik!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1929 | | pagina 3