m m
LOSSE BLAAUJhS.
23ste Jaargang
2 November 1929. Tweede Blad.
N°. 44
Mode - Revolutie.
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
SCHAAKRUBRIEK.
VOOR DE VROUW.
RECEPT.
VOOR DE KINDEREN.
SAMBO EN JOCKO
Van een leeuw en een aap,
door G. Th. ROTMAN.
(Nadruk verboden).
Het bericht kivam uit Parijs:
„Lange rokken zijn weer mode;
Dames met uw korten rok
Schaf hem af, al doet ge 't noode!
Al te lang dezelfde snit
Zal U zeker gaan vervelen.
Wees dus dankbaar, dat wij thans
U wat nieuws weer toebedeelen.
De verand'ring zal ditmaal
Ook de heeren wel verblijden:
Voortaan is de dochter weer
Van mama te onderscheiden!
Wees gehoorzaam aan 't bevel
Van de Koningin der Mode.
't Is zeer chique, en 't staat U wel
Wat u thans wordt aangeboden:'
Maar de tijden zijn voorbij,
Dat de dames accepteerden
Al de dwaze zotternij
Die de Mode decreteerde!
De Parijsche vrouwenschaar
Is verschrikt te hoop geloopen
En zij riepen met misbaar:
„Nooit gaan wij die dingen koopen!
Nimmer steken ivij opnieuw
Onze vlugge onderdanen,
Slankgelijnd en zij-gekoust,
In een rok van zeven banen
Of een paraplu-foudraal;
Zoo iets kan ons niet bekoren.
Vrijheid is ons ideaal
En wij doen protesten hooren!"
Flink zoo, dames, niet versaagd!
Schreien helpt zoo min als klagen;
Doe niet slaafs, wat „Mode" vraagt,
Laat geen zelfverivijt u plagen!
Om 't gevaar te keeren hier
Daarin zult ge wel niet slagen,
Maar toch vast met meer plezier
Straks uw lange rokken dragen!
Zaterdag 2 November '29.
ROMANTIEK
(Nadruk verboden)
Prachtige zomeravond. Voor het hotel van de
kleine badplaats zitten bezoekers te droomen bij
de muziek van de jazz achter hen in de dans
zaal. Gedachtenloos staren ze voor zich uit
op de grauwe, oude kerk, die, half een bouw-
a! reeds, zich in den schemer verliest. Als
een witte vlek in het donker rijst op het kerkhof
de grafzerk op, de eenige, welke is overgebleven
it het verre verleden, toen men deze plek nog
s begraafplaats gebruikte.
Fantastische tegenstelling tusschen de oude
•imantiek van dit kerkhof en de nieuwe roman-
ek van 't mondaine café.
Een muurtje van baksteen omsluit het kerk-
of. Het geeft een welkomen steun in den rug
n de slenterende dorpelingen, die zich na hun
gtaak verpoozen. Als een vlieg aan de lijmprik
ken ze .vast aan deze betooverende plek. Ze
blijven staan, roerloos, eerbiedig, de mond half
epen van spanning. Ze leunen tegen het muurtje
en turen door de kier van het venster, waardoor
zij de dansers kunnen ontwaren. Ze turen en
blijven turen, aandachtig, devoot, als stonden zij
voor het geheimenis van een godstempel.
Als de muziek zwijgt en de dansers een oogen-
ik rusten, rukken de turende dorpelingen zich
uit hun betoovering los en vervolgen hun slenter
gang. Het is bedtijd; straks zullen ze droomen
van mondaniteit. Straks zal hun verbeelding voor
hen tot werkelijkheid maken, wat thans hun
toomelooze begeerte gewekt heeft: ook rijk te
zijn en loszinnig als de badgasten, die dansen bij
champagne en jazz-muziek. Straks zal de droom
hen bekleeden met gedurfde gewaden en ge
garfde gedachten; zij zullen met edele jonk
vrouwen avonturen beleven, hun hand zal in
zijde en parelen tasten, hun tong zich wagen
aan hoofsche scherts. Chauffeurs en lakeiën,
kellners en kappers zullen ten dienst hun staan
zwoele geur en zwoele muziek hen omringen. En,
als de ontnuchterende morgen hen wekt, zullen
ze wrevelig hun spade of hun vischtuig opnemen
en hunkeren naar den komenden avond
De badgasten voor het hotel turen naar de
menschen, welke het muurtje vangt. Nooit staat
er een troep tegelijk; het is daar de plek voor
de eenzamen. De ééne droomer vervangt er den
anderen.
Stille figuren doemen op uit den schemer;
men bemerkt ze eerst, als ze er al een tijd staan,
in hun droom verloren. Zwijgende figuren; ge-
i ruchtloos zijn ze in den schemer verdwenen en
nu staat er een ander, even stil, even zwijgend,
even in droom verloren als zij.
't Wordt laat en de straat raakt ontvolkt.
Tegen den achtergrond van de oude kerk, met
de grafzerk als eenig decor, hangt tegen het
muurtje de dorpsrentenier. Hij is geen boer en
geen heer. Hij is de geachte ingezetene, wiens
vader en voorvader ook reeds geachte ingezetene
waren. Hij is nooit buiten het dorp geweest.
Wat denkt hij, wat droomt hij, terwijl hij met
hunkerenden schroom naar de dansenden tuurt?
Wat denkt hij, wat droomt hij, verloren in dat
wufte en wereldsche tafereel, waarvan hij door
de kier der gordijnen een tipje ontwaart? Hij
is oud-geworden met God en met eere en toch
omspint hem de romantiek.
Twee menschen; een man en een vrouw. Moe
en goor zien ze er uit. Nog jong zijn ze, misschien
een paar jaar getrouwd. Maar het slovend
bestaan heeft reeds zijn stempel gedrukt in hun
trekken.
Strak houden ze eikaars hand omklemd, daar
voor 't muurtje. Alsof ze bang zijn, elkaar te zul
len verliezen, nu dit groote en mooie hen weglokt
uit hun tevreden bekrompenheid naar de grenze-
looze verten van het onbereikbare. Een innigen
handdruk wisselen ze, onbewust en onwille
keurig, nu een nieuwe verteedering hun liefde
opwekt uit de verdooving der sleur. Ze turen en
turen en droomen van gloed en van hartstocht,
van de liefde der loszinnigen en der rijken, waar
over ze tot nu toe slechts in hun leesboeken
lazen, maar die ze nu in werkelijkheid vóór zich
zien door de kier van 't gordijn
Een bleek, stil jongetje. Hij zit op het muurtje,
het hoofd op de ellebogen gesteund. Gister zat
hij er ook, toen de dorpsstraat ontvolkt raakte
in het late uur. En eergister.
Peinzend boren zijn ouwelijke oogen zich door
de kier van 't gordijn. Onbeweeglijk zit hij te
staren, te luisteren naar de vreemde muziek
van de loszinnige rijken. Wat denkt hij, wat
droomt hij
De badgasten voor het hotel wijzen hem voor
zichtig elkaar en hij wordt op zijn beurt in hun
verbeelding de held uit een sentimenteel sprook
je, zooals voor hen de rentenier en het afgetobde
echtpaar helden zijn geworden uit een teer
zomeravond-verhaal.
Als het klimop langs den bouwval der oude
kerk, als de rozen, welke zich slingeren rondom
de veranda van 't moderne café, rankt zich in
luchtige avondstonden rondom den ernst en de
zakelijkheid van het leven de romantiek, die aan
de overzijde het wonder veronderstelt, dat men
aan.deze zijde ontbeert.
H. G. Cannegieter.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
Eindspelstudie No. 67.
O. RITTERSHAUS.
(Sterkrade).
Wit aan zet wint.
Stand der stukken:
Wit: Kc2, Pd3, Pgl, f2. g6.
Zwart: Ka2, Lhl, a3, f3, g3, g7.
Partij No. 100.
Achttiende matchpartij, gespeeld te 's-Graven-
hage, 26 October 1929.
WitZwart
E. D. Bogol j ubow. Dr. A. A 1 j e c b i n.
Fransche
verdediging.
e2e4
1. i
e7e6
d2d4
2.
d7d5
Pbl—C3
3.
Pg8—f6
Lelg5
4.
döxe4
Pc3xe4
5.
Lf8e7
Lg5 x f6
6.
g7 xf6
Pgl—f3
7.
f6—f5
Pe4c3
8.
c7c6
g2g3
9.
Pb 8d7
Lflg2
10.
Dd8c7
Ddle2
11.*
b7—b5
Pf3e5
12.
Lc8b7
0—0—0
13.
Pd7—b6
De2h5
14.
Th8—f8
f2—f4
15.
b5b4
Pc3e2
16.
Pb6d5
Lg2 x d5
17.
c6xd5
Kcl—bl
18.
a 7a 5
g3—g4!
19.
f5 Xg4
f4—f5!
20.
e6xf5
Dh5xf5
21.
a 5a4
Thl—el
22.
a4a 3
b2—b3
23.
Lb7c8
Df 5 X h7
24.
Lc8e6
Dh7—d3
25.
0—0—0
c2—c3ü
26.
Kc8—b7
Tdl—cl
27
Do7—b6
c3xb4
28.
Le7 X b4
Tel—c6
29.
sterk,
Pf4xe6
Dd3h7f
Tc6xc7f
Dh7d7
Pe5d3
Tel xc7j
Het pleit is
fraaie wijze.
37.
Db6xc7
Pd3c5f
38.
Kb 7b6
Dd7 x c7f
39.
Kb6xc7'
Pc5xe6f
40.
Kc7—d7
Pe6 x d8
41.
Kd7 X d8
b3—b4
42.
Kd8—d7
Kblc2
43.
Kd7—c6
Kc2—b3
44.
Kc6b5
Kb3 Xa3
45.
Kb5c4
b4b5
46.
Kc4 X b5
Ka 3b3
47.
Kb 5a 5
a 2a 4
48.
Ka 5a 6
Kb3b4
49.
Ka 6b6
a4a5f
50.
Kb 6c6
Kb4a4
51.
Opgegeven.
DE TAILLE OP HAAR OORSPRONKELIJKE
PLAATS.
Ja, eigenlijk is er aan ons niets veranderd. De
taille is altijd op haar rechte plaats gebleven.
Alleen de mode heeft dat deel van onze japon
nen, dat met het woord „taille" aangeduid wordt,
en waarom dus in vroegste tijden het .ceintuurtje
geslagen werd, dat de kleeding bijeen moest
houden, heele reizen laten maken. Naar omhoog
en naar omlaag. Totdat onze taille feitelijk zoo
wat onder de knie was aangeland. Toen, in de
laatste drie, vier jaar, begon de terugtocht,
langzaam aan omhoog. Bij elk seizoen dat kwam,
kon men in de diverse toonaangevende mode
kronieken lezen, dat de taille weer een snippertje
hooger was gekomen. En nu, nu zijn we dus
weer op het normale punt aangeland. Wat het
begrijpelijk maakt, dat sommigen verwachten,
dat we na enkele seizoenen de taille nog weer
hooger zullen zien, bijvoorbeeld, tot zoo ongeveer
onder het oksel, waarna we er allemaal zullen
uitzien, in onze lange jurken met pofmouwtjes
als Napoleon's egade Joséfine. Maar ter zake,
op dit oogenblik is de taille, kortweg, normaal.
En nu vraagt natuurlijk onze aandacht, de wijze
.- 29. Db6a 6
Op Lb4xel zou volgen 30. Tc6xb6|,Kb7 xb6;
31. Pe2—c3, Lel Xc3; 32. Dd3Xc3, Td8—c8;
33. Dc3b4f en wint.
Tel—cl 30. Td8c8
Pe2—f4 31. Lb4d6
Op Lb4d2 zou volgen Pf4xe6, Ld2xcl;
33. Pe6c5f en wint. Ook 32. Telc5 is zeer
32. f7 Xe6
33. Tc 8c7
34. Ld6xc7
35. Da5b6
36. Tf8d8
37.
beslecht en op buitengewoon
Oplossing Probleem No. 225.
(J. Colpa).
Stand der stukken:
Wit: Kb8, Dh6, Pc5, Pd3, a3. a4, b5, g2, h4.
Zwart: Kd4, Pb2, a5, d5,
1. Pd3e5, enz.
Goede oplossing ontvangen van
J. v. Gulik, te Amsterdam (ook nog van no.
225); H. de Ruyter te Bloemendaal; P. Mars,
te Santpoort.
W ereldkainpiocnschap.
De 19e partij, Zondag en Maandag j.l. hidden
Haag gespeeld, is door Aljechin gewonnen. Stand
Dr. Aljecliin 9, Bogoljubow 5, remise 5.
La Femme de France
waarop nu de taille aangegeven wordt. Daarvoor
zijn een heeleboel manieren. De eenvoudigste is
natuurlijk de ceintuur, van zacht leer, of van
stof. Dit is de eenvoudigste manier en de
zekerste, dat wil zeggen, dat deze wijze bijna
iedereen „staat". Het meest flatteus dus. Een
andere manier is, de japon zoo te drapeeren, dat
de taille daardoor nauwkeurig wordt aan
gegeven. Maar daarvoor moet men weer een
zeer ervaren naaister zijn( of hebben). De eerste
manier is „jeugdig" en elegant. De laatste
manier is meer „gekleed". Dus nu moet men
zelf maar kiezen. De teekening geeft twee voor
beelden. Links een japon van zwarte crêpe
marocain, waarbij de taille dan is aangegeven
door kleine plooitjes, waarmee de zijpanden aan
een lang, smal pand van voren en van achteren
zijn gezet. Rechts een marine-blauw japonnetje,
waarbij een kraagje en manchetjes van rose of
gele organdi gedragen wordt. Ceintuurtje van
dezelfde kleur (rose of geel).
Loes.
Chocolade-cake, om gemakkelijk zelf te maken.
Neem 2 eieren, 1 pond lichte bruine suiker, 2l/o
lepel cacao, 2 lepels melk en meng alles dooreen.
Smelt !/2 pond delfia en giet dat met kleine
scheutjes door het mengsel. Neem een lang
werpig biscuitblikje en besmeer dat met boter.
Leg hierin om en om, telkens een laagje choco
lade-mengsel en een laagje biscuit. Begin en
eindig met chocolade-mengsel. Koel en stijf laten
worden. Vóór het uitnemen uit het blik, dit even
verwarmen.
Meneer Van Krieken daarentegen,
Zoekt redding bij het apenhok,
Maar krijgt, tot overmaat van rampen,
Het met de apen aan den stok;
Z'n strooien hoed, z'n snor, z'n haar,
't Gespuis plukt alles uit elkaar!
10.
Weer anders doet het Neef Van Stralen:
Hij ziet een hek en klimt er op,
Hij denkt: „Ik laat m'er over zakken,
En Sambo heeft een reuzen-strop!"
Maar ach, de man had niet bedacht,
Wat aan den and'ren kant hem wacht
11.
Een groote bison, woest en dreigend,
Vliegt uit zijn hok op Neeflief toe!
Neef staat te beven op zijn beenen,
Hij zegt van schrik geen ba of boe!
Hij hapt en hikt, zijn kaak klapt neer;
Zijn tong wordt droog en taai als leer!
12.
Van schrik verlamd laat Neef zich vallen,
En ziet, dit redt hem uit den nood,
Daar nu de bison met zijn horens
Precies op Sambo's neusbeen stoot.
Vriend Sam, van pijn en schrik half dol,
Gaat woedend brullend weer op hol.