0^^ 23ste Jaargang 9 November 1929. Tweede Blad. N°. 45 LOSSE ÖLAAOJLS. Beursspel. BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. TOONEEL. VOOR DE VROUW. 32 RECEPT. VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, door G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden). De mooie papiertjes vol waarde. Het kost'lijke slijk dezer aarde Ze stonden zoo hoog, Zoo veilig en droog, Dat iedereen graag ze vergaarde. Wie geld. had, deed mee aan 't gejakker; Wie 't niet had, hij voelde zich stakker! En menigeen, kijk, Werd slapende rijk Maar schrikte onaangenaam wakker! Oom Sam schiep een kleine inflatie, 't Verwekte paniek bij de natie! 't Sloeg over naar hier Met weinig plezier Begroette men deze tractatie! De beurs was wat beurs, dat bleek helder, En menig spec'lantje ontsteld' er. Het groote publiek Riep: „Sapperdekriek, 'Straks gaat heel de boel naar den kelder! c Nu is weer herstel ingetreden: Ze gaan niet meer snel naar beneden; Maar 't lesje was duur: Er zijn dat 's secuur Enorme verliezen geleden! Zoo iets zal mij nooit overkomen. (Ik zeg het u hier zonder schromen) De redenDat 's glad! Mijn beurs is te plat, En 'k gok- maar alleen in mijn droomen! Zaterdag 9 November '29. TIJDVERLIES. (Nadruk verboden) „Vraag mij alles, alleen geen tijd!", moet Napoleon hebben geantwoord, toen na zijn be noeming tot bevelhebber van het leger in Italië de daar aanwezige officieren hem hun veront schuldiging aanboden over hun aanvankelijken twijfel in zijn gezag. Over zijn stafkaart gebogen en broedende over de veldtochtsplannen, had hij geen aandacht voor gevoelsoverwegingen, welke met de zaak van het oogenblik niet in verband stonden. In den gemoedelijken ouden tijd zal Napoleon een uitzondering zijn geweest. Thans is zijn houding vrijwel algemeen; het is de houding van den modernen mensch. Zakenlieden hebben in hun kantoor, advocaten in hun wachtkamer een wandspreuk hangen, die den bezoekers herinnert aan de kostbaarheid van den tijd. „Zeg wat gij te zeggen hebt, kort en bedenk dat mijn tijd even kostbaar is als de uwe." Een trein mag geen seconde verliezen; de in krimping van den rijtijd met enkele minuten is een gebeurtenis van belang. Auto's jagen den trein voorbijhet luchtverkeer maakt den slak kengang daar beneden op aarde tot een bespot ting. Gaarne betaalt men het dubbele, desnoods zelfs het tienvoudige, om maar weer tijd te winnen. Inderdaad, er is niets kostbaarders dan tijd. Verloren kapitaal is terug te verdienen, maar verloren tijd is men onherroepelijk kwijt. Wie het leven indeelt in jaren, weet, hoe schielijk hij inteert; spoedig is het slechts een restant je meer, waarover hij nog heeft te beschikken. Aan den -tijd kan men niets af of toe doen; wat men zichzelf en anderen kan ontstelen, is eigenlijk niet zoozeer de tijd als wel de gelegen heid 0111 dien tijd zoo doeltreffend mogelijk te gebruiken. Men wil zijn kleine levenskapitaal zoo rendabel mogelijk maken; er uithalen, wat er inzit; daarom is men spaarzaam met zijn minuten en zuinig op zijn seconden. Moeilijk is het vaak, vast te stellen, wat tijd verlies is. Als de beteekenis van het leven bestond in het verdienen van geld, zou de omschrijving van het euvel gemakkelijk zijn. Dan was tijdverlies het teloor gaan van de gelegenheid om het oogenblik finantieel profijtelijk te doen zijn. Maar geld is niet meer dan een middel om het leven levenswaardig te maken. Omdat onder onze maatschappelijke omstandigheden dit middel een zoo overwegende plaats inneemt en omdat het gemis van dit middel zich in onze onmeedoogende samenleving zoo pijnlijk doet voelen, verwarren wij onwillekeurig middel met doel. De kostbaarste oogenblikken in ons leven zijn echter niet steeds die, welke finantieel het profijtelijkst zijn. Zelfs in het allerbanaalste leven gaat het genieten met geldelijke onvrucht baarheid, zoo niet met het uitgeven van geld gepaard. Wie vacantie houdt, zich vermeit met naar de menschen te kijken op de stoep van een koffiehuis, luistert naar een concert of de tafereelen volgt op het witte doek; wie zich laat meeslepen door een boeiend tooneelstuk of zich verliest in een spannenden detective-roman; wie naar de ondergaande zon tuurt of de golven der zee over zijn rug laat spoelen; wie zich verkwikt aan een gezond maal of aan een gezonden slaap, verliest tijd in den gangbaren zin van het woord. Hij verdient geen geld in die oogenblikken, hij verspilt geld. Ze kosten hem, deze oogenblikken van ontspanning of van genot. En toch zijn ze de genoeglijkste van het bestaan. Zulk tijdverlies is onontbeerlijk; wie op zijn verloren oogenblikken te zuinig is, wint op zijn manier tijd, maar verliest zijn humeur en zijn gezondheid. Een van de zielsgebreken, waaraan de moderne mensch lijdt, is gierigheid op den tijd. Wij zijn in dit opzicht erger dan Harpagon. We geven van ons geld in een goeie bui soms nog met breed gebaar, maar het gebaar, waarmee wij een minuut van onzen kostbaren tijd afstaan, is het gebaar van een vrek. „Vraag mij alles!", zeggen wij Napoleon na, wanneer men een beroep doet op ons gevoel, op onzen smaak, op onze liefde; „vraag mij alles, alleen geen tijd!" Wij hebben geen tijd meer, om vertrouwelijk met onze huisgenooten te zijn, geen tijd meer voor innigheid, bezinking, levensverdieping. Wij zijn zakelijk geworden. „Maak het kort!", zeggen wij. Juist omdat onze tijd zoo vol en zoo belang wekkend is geworden, juist omdat er zoo veel te beleven valt en omdat het zoo heerlijk is, heden ten dage mensch te zijn, hebben wij den tijd op prijs leeren stellen. Daarom zijn wij er spaarzamer mee dan onze voorouders waren. Maar in onze waardeering verliezen wij soms uit het oog, dat tijd evenals geld eerst beteekenis krij gt wanneer hij wordt uitgegeven. Krenterig heid met den tijd is een even averechtsche economie als krenterigheid in zijn finantiën. Ook ten opzichte van onze minuten bestaat er een zuinigheid, welke de wijsheid bedriegt. H. G. Cannegieter. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 230. (JOS. DUVERGÉ, Amsterdam.) Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Ka6, Dli4, Tc4, Td8, La7, Pf8, e4, g3. Zwart: Ke5, Da3, Te8, Ld6, Ph3, a5, g4, g7. W ereldkampioenschap. Zooals men uit den stand, na de 19e partij hier vermeld, zal hebben begrepen, werd de 18e partij, gespeeld 26 October j.l. in den Haag, door Bogoljubow gewonnen. De 20e partij, op 30 en Sl^October te Rotter dam gespeeld, werd remise. De 21e partij, gespeeld te Amsterdam, op 1 en 2 November, en de 22e partij op 3 November aldaar gespeeld, zijn door Aljechin gewonnen. De laatste der hier te lande gespeelde serie van 6 partijen, gespeeld op 5 en 6 November te 's-Gravenhage, werd remise. Stand van de match: Dr. A. Aljechin 11, E. D. Bogoljubow 5, remise 7 partijen. De match wordt a.s. Zondag te Wiesbaden voortgezet. Oplossing Probleem No. 226. (J. v. DIJK Azn.). Stand der stukken: Wit: Kh7, Db5, La7, Lg2, Pe4, d3. Zwart: Ke6, e7. 1. Db5b8, enz. Goede oplossing ontvangen van J. v. Gulik, te Amsterdam; H. de Ruyter, te Bloemendaal; H. W. v. Dort, te Haarlem; J. Vermeulen, te Heemstede; P. Mars, te Santpoort. Correspondentie. S a n t p o o r t J. Gr. S. Na 1. Pe4g5f, Ke6 f6; 2. La7d4f is Zwart niet mat. wegens '2 e7e5. Nummer zeventien. Het Nieuw Nederlandsch tooneel kwam Woensdag 30 Oct. in den Stadsschouwburg met het doel ons een vroolijken avond aan te bieden. Op een heel enkele damatische flater na, is „Nummer Zeventien" daarvoor geknipt. Maar. Bart Kreeft is zoo'n echte plankenkoning, zoo'n echt rederij kerstype, dat door hem alléén reeds de humor op den loop gaat en het stuk een klucht wordt a la „Prot". Daarna kunnen we nog wel lachen, maarals we onze verbeel ding laten werken. Een leuke scène is wel die, waarin koning Christiaan als kruier nummer 17 op de bank op het plein zit en „zijn vrouw" hem eindelijk daar vindt. De vrouw van No. 17. Daar is iets van te maken voor goede blijspelspelers! Maar Dina van Krieken is een dame en kan moeilijk buiten haar sfeer, vandaar het keurige: „maarjij bént mijn man niet!"zonder emotie, van buiten geleerd, netjes opgezegd. We kennen er, die wel anders van stapel zou den loopenZoo ook de agent, die kruier No. 17 arresteert. Hij pakt hem bij den schouder, maar laat hem met een vies gezicht? 't ging zoo gauw, 't was niet te volgen! weer los. Tja!... je kan nooit weten, hè?Verbeeld je, zoo'n kerel zit onder deVeel eenvoudiger om alleen maar te zeggen: „volg me maar!" Na tuurlijk doet een arrestant dat stellig! Eigenlijk kon 't nog wat beleefder, Piet Fuchs! De vol gende keer moet je zeggen: „Pardon!.... hm.... zal ik u maar even voorgaan?" Een beschaafd mensch is altijd beleefd. Heusch. Of komt pa met het rietje als je niet precies en woordelijk je rol opzegt? Werkelijk goed en doorleefd spel gaven de beide lakeien Frans Nienhuis en Herman Hoog land. En de vroedvrouw Antoinette Sohns. „Elias weet het beter". Als stuk is het een blijspel van het goede soort. Er is strijd, spanning, een ondergang die er een tragedie van zóu gemaakt hebben, en een onverwacht, verblijdend slot. En voor wie 't hooren wil de moraal, dat één gek soms, per ongeluk en als hij eens kalm is, meer goeds uit richt, dan twintig verstandige menschen, die hun kalmte verloren hebben. Jan Musch als Elias in de hoofdrol. Valt er dan nog veel op te merken, dat niet ieder schouwburgbezoeker weet? Hij is geen acteur, hij is eenvoudig de mensch, dien hij moet voor stellen. En die mensch is dan geen figuur, maar een levend mensch. Het tooneel is geen tooneel meer, maar een huis of winkel ergens in een buurtje, waar het geval zich zóó afspeelt. En een goede genius heeft een zijmuur afgebroken om ons het kostelijk grapje te laten mee-beleven. Het kostelijk waar en echt idealisme, waarmee hij maar zit te cijferen, uit te rekenen, van winst en verlies te praten, en verlies te praten, om denkbeeldige speculaties! Een gokker, die thuis in z'n boekje gokt, zooals een ander kruisraadsels oplost. Louter om het spel. Een spel, waarvoor hij zijn heele zaak laat verloopen. Tot de specu latie, door een bijzonder toeval, ernst wordt. Maar dan wil hij ook het onderste uit de kan hebben en zou het deksel op den neus gekregen hebben, als... zijn imbecile broer, per ongeluk, door de telefoon te bedienen met zijn steriotyp antwoord: „Zeker! Natuurlijk!" de catastrophe niet voorkomen had. Want hij die opbelde, was de makelaar, die verkoopen zou, als 't tijd was. De rol van den broer, een heel stille en uiterst moeilijke rol, is bewonderenswaardig gespeeld door Daan van Ollefen Jr. Mary Smithuysen gaf vlot en fijn spel als Josie, de dochter van Elias. Ook Ko van Dijk, als de bankier Livingston, was een bankier. Behalve aan het slot, wanneer hij in eigen persoon Elias komt gelukwenschen. Maar dat heeft de auteur van het stuk op zijn geweten. HET MODERNE STIJLJAPONNETJE. Modes mogen komen en gaan, korte rokken, lange rokken, tailles hoog of tailles laag, lange mouwen of korte mouwen, één ding is er dat met slechts heele geringe wijzigingen telkenmale ten tooneele verschijnt en altijd weer bekoort en in den smaak valt. Dat is: het stijljaponnetje. Een van de aardigste, vlotste, jeugdigste drach ten voor het jonge meisje, de pas ontloken bloem. In hoofdlijnen blijft dat altijd hetzelfde, namelijk kort, strak lijfje, met wijde, eenigszins uit staande rok. De détails dragen dan verder tot zekere hoogte de kenmerken van de heerschende mode-opvattingen. Zoo kan men hoewel het volstrekt niet noodig is den rok van het stijljaponnetje in dit seizoen van achteren iets lager, laten vallen dan voren. Men kan er een groote Berthe-kraag op dragen, en meer van die speciale dingen die het nieuwe modeseizoen heeft gebracht. De stijljaponnetjes worden gemaakt van zware zij'den stof, moire, taffetas of iets van dien aard. Vooral taffetas leent zich uitstekend voor het doel. Het patroon, zooals dat op het plaatje in groote lijnen staat aangegeven (boven: de rug, onder: het voorstuk) is heel eenvoudig en heel nieuw. De rok kan gewoon rond loopen, of van achteren lager vallen dan van voren, al naar men de jurk bestemt voor een bakvisch van vijftien, of een jong meisje van achttien of daaromtrent. Het stijljaponnetje van het plaatje zou men bijvoorbeeld van oud-rose alpaga kun nen nemen, dat onder kunstlicht zoo'n mooi effect maakt en bovendien gemakkelijk te be werken is. De rok heeft als eenige garneering strikjes van paarlblauwe zijde zoo plat mogelijk geperst. In plaats van alpaga kan men ook hemelsblauwe taffetas nemen, of watergroene moire. En in plaats van den rok met strikjes te garneeren, kan men een breede ceintuur van velours in een donkerder tint nemen, en op den schouder een klein bouquetje. Loes. Smakelijke Turfjes (dessert). Men bakt sneetjes brood, van de korst ontdaan, in bruin gemaakte boter aan beide kanten brain. Men maakt verder op de gewone manier bessensap- saus en weekt daarin de gebakken sneetjes brood tot ze zacht geworden zijn. Dan stapelt men ze in een piramide op een schotel en giet er de overblijvende saus over. 13. Neef komt nu plots'ling weer bij zinnen; Hij denkt: „Ik móét en zal er uit!" In 't perk daarnaast staat buurman Langhals, En Neeflief neemt een kloek besluit: Met één sprong suizend door de lucht, Neemt hij langs Langhals' kop de vlucht! 14. Hij sliert langs Langhals naar beneden, Als zat hij op een rodelbaan; Komt, bevend over al zijn leden, Weer veilig op den grond te staan: Want Langhals is een heel braaf dier, En geeft om menschenvleesch geen zier. 15. Terwijl is Sambo aangekomen Bij 't woonhuis van den Directeur; Brutaalweg sluipt het heerschap binnen, Van achter door de keukendeur. De biefstuk, die op 't aanrecht ligt, Onttrekt zich weldra aan 't gezicht. 16. Nu sluipt hij langs de trap naar boven, Waar d'eega van den directeur Zich, met het oog op een visite, Bewerkt met „poudre" en odeur, Terwijl haar man, voor hij zich scheert, De zeepkwast met gevoel hanteert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1929 | | pagina 4