Wat in den Raad aan de orde
komt.
HET KIND.
De Raad dezer gemeente komt bijeen in open
bare vergadering op Donderdag 16 Januari, des
namiddags 2 uur, in het Raadhuis te Overveen.
De agenda luidt:
1. Ingekomen stukken.
2. Vaststelling van pensioensgrondslagen.
3. Aankoop grond langs den Bloemendaal-
scheweg.
4. Voorstel tot wijziging der Bouwverorde
ning.
5. Voorstel-Noorman tot wijziging der Retri
butieverordening V.H.O. en M.O. 1929.
6. Verleening ontheffing aanslag in de
Hondenbelasting.
7. Ontheffing bepalingen der Bouwverorde
ning.
8. Intrekking concessie van den B.A.D.
Ingekomen stukken.
Ingekomen zijn:
Dankbetuiging van de Harmonie „Euphonia"
voor het voor 1930 verleend subsidie.
Bericht van goedkeuring door Gedeputeerde
Staten van het raadsbesluit: a. tot aankoop van
langs den Zeeweg gelegen terreinenb. tot vast
stelling van het uitbreidingsplan voor het ter
rein ten Noorden der Schapeduinen.
Verzoek van het hoofdbestuur van den Alge-
meenen Nederlandschen Politiebond, om den
vacantietoeslag ook aan politie-ambtenaren te
verleenen.
B. en W. geven in overweging afwijzend te
beschikken, aangezien zij geen termen aanwezig
achten uitbreiding te geven aan het raadsbesluit
van 24 Mei 1928, waarbij de vacantietoeslag
werd geregeld.
Verzoek der afdeeling OverveenBloemen-
daal van den R.K. Landarbeidersbond, om voor
een in Februari a.s. te houden tentoonstelling-
van bolgewassen een luxe voorwerp beschikbaar
te stellen of een bijdrage in de kosten te ver
leenen.
B. en W. stellen voor op dit verzoek afwijzend
te beschikken, o.a. uit overweging, dat slechts
4 leden van dien bond in de gemeente wonen.
Verzoek van bewoners der Graaf Florislaan
om dien weg te rioleeren.
B. en W. stellen voor, aan adressanten te be
richten, dat getracht zal worden aan hun ver
zoek te voldoen.
Daar gebleken is, dat de voorloopig in tijde-
lijken dienst aangestelde typist bij de afdeeling
Publieke Werken, A. Docter, geschikt is, stellen
Burgemeester en Wethouders voor dezen ambte
naar met ingang van 1 Januari 1930 een vaste
aanstelling te verleenen.
Ontheffingen bepalingen der Bouw
verordening.
Overeenkomstig het advies der Commissie van
Bijstand voor Publieke Werken stellen Burge
meester en Wethouders voor om ontheffing van
artikel 7 der Bouwverordening te verleenen aan
a. J. Kruimel, voor den bouw van een garage
aan den Hooge Duin en Daalscheweg;
b. A. van Geluk, voor den bouw van een
garage aan den Zeeweg;
c. Y. P. van Egmont, voor den bouw van een
garage aan de Madelievenlaan
d. H. Kwak, voor den bouw van een garage
aan de Clematislaan.
Burgemeester en Wethouders, stellen voor,
overeenkomstig het advies der Commissie van
Bijstand voor Publieke Werken, ontheffing van
artikel 7 der Bouwverordening te weigeren aan
pastoor L. J. Willenborg voor den bouw van een
zaaltje achter den Bloemendaalscheweg, aange
zien de toegang daartoe slechts 1 Meter be
draagt, te gering dus in verband met brand
gevaar.
Pensioensgrondslagen.
B. en W. stellen den Raad voor, het totaal be
drag aan pensioensgrondslagen op 1 Juli 1922
van de ambtenaren (met uitzondering van de
boventallige onderwijskrachten) in dienst der
gemeente Bloemendaal nader te bepalen op:
198.869.82 voor eigen pensioen, en 282.653.80
voor weduwen- en weezenpensioen.
B. en W. stellen voor, met ingang van 1 Jan.
1930 nader vast te stellen de pensioensgrond
slagen van Jhr. A. Bas Backer, Burgemeester,
op ƒ6600.Mr. Dr. J. F. Veeren, Secretaris,
op ƒ5800.Jhr. B. de Jonge van Campens
Nieuwland, Ontvanger, op ƒ4200.
Wijziging Bouivverordening.
Daar in de praktijk de noodzakelijkheid is
gebleken om de Bouwverordening te wijzigen,
stellen B. en W. voor, vast te stellen de volgende
verordening tot wijziging der Bouwverordening-
voor de gemeente Bloemendaal:
Artikel 1.
Artikel 44 wordt gelezenTer opvanging van
beerstoffen en huishoudwater moet bij elke
nieuw te bouwen woning een septictank volgens
door Burgemeester en Wethouders voorge
schreven model van tenminste 3.25 M3. inhoud
worden geplaatst. Deze put moet in verbinding
worden gebracht met een gestapelden zakput
van ten minste 1 M3. inhoud. Burgemeester en
Wethouders kunnen van deze bepaling onthef
fing verleenen.
Artikel 2.
De tweede en de laatste zin van artikel 45
vervallen.
Grondaankoop.
B. en W. stellen den raad voor, hen te mach
tigen om voor den prijs van 10.per M2. aan
te koopen van den heer K. Honig 140 M2.
grond, deel uitmakende van perceel sectie A.,
nos. 6794, 6267, 2822; en mede in verband met
het verplaatsen van een hek op dezen grond voor
genoemden aankoop een bedrag van ƒ1900.
beschikbaar te stellen.
Retributieverordening M.O. en V.H.O.
Naar aanleiding van het om advies in hare
handen gesteld prae-advies van B. en W., d.d.
28 November 1929, om het voorstel van den heer
W. Noorman tot wijziging van artikel 3 der
„Retributieverordening V.H.O. en M.O. 1929"
niet aan te nemen, deelt de commissie mede, dat
de meerderheid der commissie zich met het
voorstel van B. en W. kon vereenigen. Indien
men evenwel aan het standpunt van den heer
Noorman tegemoet wil komen, adviseert de
commissie, art. 3 in dien zin te wijzigen, dat de
retributie voor hen, wier inkomen 2000.of
minder is, 40.en voor hen wier inkomen
2001.of meer, doch niet meer dan 3000.
is, 60.zal bedragen.
Naar aanleiding van dit advies geven B. en W.
den Raad in overweging, het voorstel van den
heer Noorman niet aan te nemen, temeer daar
in de verordening reeds de mogelijkheid wordt
opengesteld om voor leerlingen, die uitmunten
door aanleg en ijver, na ingewonnen advies van
het Hoofd der school, telkens voor een jaar, ge
heel of gedeeltelijk vrijstelling van het betalen
van retributie te verleenen en indien zulks
noodig mocht blijken, de boeken en andere leer
middelen door de gemeente te doen betalen.
De vrouw des huizes stond voor den spiegel
en bewonderde het effect van haar nieuwen
mantel. Zij hield hem wijd open en constateerde
nog eens, met blijdschap, hoe prachtig de ge
bloemde zijden voering er van harmonieerde met
de kleur van haar japon.
„Eigenlijk 'n tref, zeg, dat ik datzelfde terra
cotta heb kunnen krijgen, dat ook domineert in
de mantelvoering. En dat kleine terra dingsig-
heidje op m'n hoed echt 'n vondst van me,
vind je niet?"
„Nou en of," antwoordde haar man ietwat
stroef. Henriette keerde zich om.
„Zeg Leo, je vindt 't toch wel goed, dat ik
alleen ga, nu jij niet mee kan?"
„Ik zou niet weten waarom niet." Leo lag,
gemakkelijk uitgestrekt, in een fauteuil en op
een laag bankje vóór hem rustte, in een nat
verband, zijn verstuikte voet.
„Ik kan eigenlijk ook net zoo goed thuisblijven
anders zit jij hier den heelen middag alleen.
En wat kan mij eigenlijk die soiree schelen."
„De soiree natuurlijk niet maar je nieuwe
toilet, denk daar eens aan!"
Henriette kleurde.
„Flauwert! Ik wil best hier blijven."
Zij wierp een teleurgestelden blik op haar
bekoorlijk spiegelbeeld en langzaam liet zij den
mantel van haar schouders glijden. Maar nu
protesteerde haar man.
„Welnee, geen kwestie van! Je gaat natuurlijk.
Ik zal den middag best om krijgen. Ik ga wat
lezen dat nieuwe boek, van m'n verjaardag
nog daar kom ik anders nooit toe."
„Ja? Zal je je heusch niet vervelen."
Henriette haalde den wijden mantel weer om
zich heen. „Ik zal Jaantje zeggen, dat ze een
lekker kopje thee voor je moet zetten en
wacht, ik haal even de bonbons hier kan je
wat snoepen onder het lezen."
Leo knikte. „Nou adieu dan, amuseer je!"
Maar toen hij haar even later buiten de straat
zag oversteken keek hij haar eenigszins grimmig
na. Wat was ze blij, dat ze gaan kon met haar
nieuwen mantel! 't Zou anders heusch niet zoo
erg geweest zijn, als ze nu eens, terwille van
hem thuis was gebleven. Zoo'n dood enkele
keer, dat hem eens wat mankeerde! Maar
natuurlijk, nu ze den kans had, haar vriendinnen
de oogen uit te steken, zou het een al te groot
offer zijn geweest om thuis te blijven. Nou ja,
ze had aangeboden hem gezelschap te houden,
maar zoo'n aanbod neem je niet aan, als je merkt,
dat 't eigenlijk met tegenzin gedaan wordt.
Hij stak een sigaar op en bladerde wat in zijn
boek en begon toen te lezen. Maar het boeide
hem niet en verveeld keek hij op de klok en
toen op straat. Heerlijk weer was 't echt om
een eindje te loopen. Die verwenschte voet ook!
Dan keek hij verbaasd naar de deur, die even
kraakte, en toen langzaam open kierde. En om
den hoek vertoonde zich een blozend kopje, met
een paar heldere blauwe oogen, die hem vroolijk
toelachten.
„Da is ik weer!" zong een hoog stemmetje
en een mollig klein meisje waggelde, op een
paar dikke beentjes, de kamer in. Dicht voor Leo
plantte ze zich neer en er klonk nu een tikje
verbazing en ongeduld in haar stemmetje, toen
ze zichzelf nog eens aankondigde:
„Da' is pappa's kinnie weer!"
Nu lachte Leo, die eerst, met groote verba
zing op het kleine schepseltje had neergezien en
dadelijk drukte zij zich kraaiend van pret tegen
hem aan.
„Ik is weggeloopen," kondigde zij guitig aan.
„Ben je weggeloopen? En mag jij dat?"
Leo had nooit met kinderen omgegaan, maar
als geheel vanzelf had hij dit kleine grappige
wezentje op zijn schoot genomen en vertrouwe
lijk drukte zij zich tegen hem aan.
„Kinnie moet nij pappa," verklaarde zij op
beslisten toon.
Alweer pappa! Lieve hemel zag het kind hem
voor haar vader aan?"
„Waar is pappa?" vroeg hij.
Maar zij lachte alleen. Toen wees hij op haar.
„Wie is dit?"
„Kinnie."
„En dit?"
„Pappa!" kraaide het kindje. En ze plantte
haar eigen kleine wijsvingertje naast den zijnen
op zijn borst.
Verward keek de man op haar neer. Verbeeld
je, dat zóó iets waar kon wezen! Dat dit aardige
kleine meisje zijn kind was! Och, je dacht eigen
lijk weinig aan zulke dingen als je ook al
zóó veel aan je hoofd had maar eigenlijk,
als je kinderen had, dan wist je toch pas goed
waarvoor je zorgde en werkte en spaarde.
De kleine op zijn schoot sprong plotseling
overeind en luisterde.
„Bertha! Bertha!" werd er geroepen met een
gedempte stem.
Het kind keek hem aan, half ondeugend en
half verschrikt.
„Kinnie' stoppen!" En vlug verdween ze
achter zijn stoel.
Toen werd er geklopt. Mina, de huisnaaister
keek, met haar fijn spits gezichtje naar binnen.
„O, meneer, neemt u me niet kwalijk, is o,
daar zit ze al de ondeugd! Kom dadelijk hier
Bertha heb ik je niet gezegd? O, meneer,
ik heb haar zoo verboden de kamer uit te gaan."
„Kinnie wil bij pappa," verklaarde het kind,
dat aarzelend vanuit haar schuilplaats was te
voorschijn gekomen.
„Gut meneer 't is zonde," zei Mina „Pappa
ocharm! zeker om' dat baardje van
meneer."
„Hoe komt het kind hier?" informeerde de
heer des huizes.
Mina zuchtte.
„Guns meneer, ze is nou eenmaal bij me in
huis en ik moet toch wachten tot ik weet waar
ze naar toe kan en nou mocht ik 'r van
mevrouw mee hier naar toe brengen -en ik
zal wel zorgen, dat ze meneer niet meer komt
storen."
„Ze stoort me heelemaal niet. 't Is een aardig
klein ding. Maar ik begrijp nog niet is 't
familie van je."
„Heelemaal niet meneer. D'r vader is met 'r
bij me in huis gekomen toen 'r moeder ge
storven is en nou is 'r vader ook dood en nou
zal ik zien, dat ze in een weeshuis komt
mevrouw zou eens informeeren en nou mocht
ik 'r zoolang mee hier naar toe brengen. Ik kan
haar natuurlijk niet bij me houden, ik ben ook
maar alleen en ik moet alle dagen uit naaien.
Kom Bertha!"
Maar Bertha protesteerde heftig.
„Kinnie wil bij pappa blijven!" schreide zij.
Het bedroefde gezichtje en dè tranen in de
groote blauwe oogen van het kind maakten Leo's
hart wonderlijk week.
„Wel ze kan toch best hier blijven," ver
klaarde hij. „Wanneer ga je naar huis?"
„Om vijf uur meneer."
„Nou, kom ze dan om vijf uur maar halen!"
„Bestig meneer en als ze u soms lastig
wordt dan stuurt u ze maar naar de naaikamer."
Mina vertrok en het kindergezichtje was
ineens weer een en al glimlach.
„Pappa zoet," zei ze waardeerend. En dadelijk
dribbelde ze nu, in groote bedrijvigheid door de
kamer.
„Kinnie apies koken voor pappa - en vleeschje
en pum," kondigde ze aan en bij de tafel schar
relde ze druk met denkbeeldige potten en
pannen. Toen bracht ze hem, voorzichtig loopend,
een bordje denkbeeldige soep.
„Zichtig hoor, heet!" waarschuwde ze en met
groote voldoening keek ze toe, hoe hij vlugge
leerling als hij was met een imaginairen lepel
en met veel blijken van genot, proefde van haar
kooksel.
Maar toen Jaantje binnenkwam met de thee
en pappa verzocht om een kopje voor haar ook
en om wat koekjes erbij en hij haar het bonbon
schaaltje voorhield, toen liet ze met een kreet
van vreugde, haar eigen bedenksels voorloopig
in de steek voor de meer tastbare lekkernijen.
Leo lag achterover in zijn stoel naar haar te
kijken met een zulk een intens genot, dat hij
zelf er verbaasd over was. Hij had nooit geweten,
dat kinderen zóó aardig konden wezen. Hoe was
't mogelijk, dat Henriette zoo'n schepseltje
doodkalm naar 't weeshuis kon laten gaanWas
't eigenlijk niet onnatuurlijk, dat ze nooit eens
klaagde over het gemis aan kinderen? Dat hij
daar zelden of nooit aan gedacht had, was tot
daar aan toe hij had altijd z'n hoofd vol
zaken maar zij, die eigenlijk geen enkele
ernstige bezigheid had neen, onnatuurlijk
was 't!
En toen later, nadat Kinnie door Mina met
een zoet lijntje meegetroond naar huis vertrok
ken was, Henriette kwam, keek hij haar aan met
een gevoel van wrok.
„Wel mannie, hoe heb je 't gehad? Heb je je
erg verveeld?" informeerde ze.
„Absoluut niet. 'k Heb bezoek gehad Heb je
je geamuseerd?"
„Bezoek? Van wie?"
„Och je kent haar toch niet."
„Haar?" Henriette's blik gleed vlug over de
leege bonbonnière en over het schaaltje, waarin
nog slechts kruimels van koekjes lagen. En Leo
zag hoe er opeens een onrustig flikkeren in haar
oogen kwam. „Een jong meisje?"
Hij knikte. Er kwam een boosaardige gedachte
in hem op.
„Ja, heel jong."
„Zoo? En ik ken haar niet? Gek, om dan net
toevallig hier te komen, als ik er niet ben."
„Ja, toevallig."
Zij zweeg even. „Enne je hebt je dus niet
verveeld
„Integendeel. Ik heb in lang niet zoo'n prettige
middag gehad."
„Zoo."
Dien avond was Henriette stiller dan anders
en Leo zag het met inwendige pret. O, ze was
jaloersch jaloersch op Kinnie.
Den volgenden ochtend na het ontbijt, zei
Henriette
„Ik had eigenlijk met Nelly afgesproken bood
schappen te gaan doen en in de stad te lunchen,
maar ik blijf net zoo lief thuis. Ik zal haar even
opbellen.
„Wel nee, onzin, ga jij gerust!" protesteerde
Leo. „Om mij behoef je heusch niet thuis te
blijven."
Henriette kleurde.
„Krijg je vandaag weer bezoek van die vrien
din van je?" vroeg ze vinnig.
„Ja, ze zou vandaag weer komen," zei hij
opgewekt.
„O, best, dan kan ik wel gaan. A'dieu!" En
Henriette stond beleedigd op. Met opgeheven
hoofd liep ze de kamer uit en met een smak
sloeg ze de deur dicht.
In een gevoel van onberedeneerde onrust deed
ze dien ochtend haar boodschappen en slechts
met moeite bedwong ze zich tegenover haar
schoonzuster, met wie ze winkelde. Later aan
de lunch, zei Nelly opeens:
„Toen ik hoorde, dat Leo huisarrest had, ver
wachtte ik eigenlijk, dat je niet komen zou. Zit
hij nou heelmaal alleen thuis?"
„O, neen, hij heeft bezoek van een vriendin."
„O, ja? Van wie?"
Henriette haalde de schouders op. „Ik ken
haar niet."
Nelly scheen verbaasd.
„En ben je dan niet thuisgebleven om kennis
te maken?"
„Daar is me niet om gevraagd hoor!"
Nelly keek haar even verwijtend aan.
„Nou zeg, vraagt Leo je wel ooit iets voor
hem te doen? Als ik Frans daarmee vergelijk
Die zou me wat anders vertellen, als ik hem
alleen liet als hem iets mankeerde.
Henriette kleurde en stil keek ze een poosje
voor zich heen. Toen zei ze:
„Ja, ik geloof ook, dat 't beter is, als ik aan
stonds maar naar huis ga. Dan tref ik de visite
nog wel."
En in de tram, onderweg naar huis, verweet
ze zichzelve haar boosheid. Hoe had ze nu van
Leo iets slechts kunnen denken! klaar hij was
dien ochtend ook zoo afwijkend geweest en haar
teleurstelling was te grooter geweest, omdat ze
nu juist den moed meende te hebben, eens met
hem te praten over dat schattige kleine ding,
dat bij Mina in huis was. Zou 't niet vreeselijk
zijn, als dat lieve schepseltje naar een weeshui,
moest, terwijl zij, jong, gezond en rijk, snakte
naar een kind Misschien kon ze nu toch nog.
Thuis borg ze haar hoed en mantel weg en
zacht liep ze naar de huiskamer, waar binnen ze
stemmen hoorde. En toen in een oogenblik van
angstige nieuwsgierigheid, opende ze zachtjes
de deur.
Daar zat Leo, zijn gezicht zoo vroolijk als ze
het in langen tijd niet had gezien en vóór hen.
stond, met opgeheven handjes, de kleine Bertha
die hem iets aan te bieden scheen, dat hij met
veel vertoon van blijdschap opnam uit de leegte
tusschen de mollige kinderhandjes.
„Zichtig hoor, heet!" vermaande de kleine
moederlijk. Maar toen kreeg ze Henriette in
oog en met een verrukt: „Tante! Tante!" vloog
ze op haar af.
In een warm gevoel van verlichting en vreugde
drukte ze het kind tegen zich aan. Toen knielde
ze naast Leo's stoel en haar oogen vol blijde
tranen glimlachte ze hem toe.
„Is dit je vriendinnetje, mannie?"
Hij keek even verbaasd, maar er was iets ir.
haar, dat hem dwong zijn arm om haar heen t<
slaan en haar hartelijk te kussen.
„En ken jij dat vriendinnetje ook al?"
Henriette veerde overeind en ging op de
leuning van zijn stoel zitten.
„Is het geen schatje, Leo. En mogen wij n.
toestaan, dat ze in een weeshuis gaat, terwijl w
o Leo ik heb altijd zoo vreeselijk verlangd
naar een kind.
Leo drukte haar innig tegen zich aan.
,Maar kindje, en ik dachtWaarom heb j
daar dan nooit over gesproken?"
„Och ik weet niet ik dacht, dat je 't ver
velend zou vinden en je hebt 't ook altijd zoo
druk."
„Tante ook thee?" informeerde kleine Bertha,
die bij de tafel aan 't scharrelen was, met allerle
voortbrengselen van haar rijke fantasie.
„Kinnie" bleef.. Ze zat dien middag aan tafel
tusschen de beide pleegouders. En zóó verrukt
begroette ze ieder gerecht, door Jaantje binnen
gebracht, dat het anders zoo stuursche gezicht
van de oude meid, een en al glimlach nu, wel
tien jaren jonger geleek.
En over het blonde kinderkopje heen ver
zekerden „pappa" en „tante" elkaar, in een
blijden glimlach^ dat ze nog nooit tevoren van
een gast zóóveel voldoening hadden gehad. En
terwijl ze plannen maakten voor de toekomst en
overlegden wat er nu eerst voor de kleine gedaan
moest worden, waren ze vol van een wondere
vreugde. Zóóveel rijker en dieper scheen opeens
hun leven! En in een groot gevoel van dank
baarheid genoten ze de opgetogenheid van het
kleine moederlooze schepseltje, dat, als een
kostbaar geschenk, in hun leven was gekomen.
CAREL BRENSA.
maar net of er niets gebeurd is." (B.)