TOONEEL.
SCHILDERKUNST.
Uit Boek en Blad.
INGEZONDEN.
Veel leven om niets.
Wanneer wij op het tooneel alleen Shakespeare
kregen, zou dit zijn én te veel én te weinig. Te
weinig omdat Shakespeare als meest complete
vertegenwoordiger van de profane tooneelschrijf-
en tooneelspeelkunst in den tijd, dat de Kerk,
onmachtig om het maatschappelijk leven in zijn
nieuwe banen verder te leiden, aan wetenschap
en praktijk van het burgerleven die leiding allengs
moest overgeven. Het geheele maatschappelijk
leven begon in zekeren zin van voren af aan,
althans opnieuw. En in dat nieuwe leven, zich
verwonderd opheffende aan de ontdekkingen van
nieuwe werelddeelen en van nieuwe gedachten-
werelden, werden door de wetenschap der ge
schiedenis en der talen, later door die der wiskunde
en der wijsbegeerte, door de kunsten, vooral de
Italiaansehe, de Vlaamsche en de Duitsche schil
derkunst, de grondslagen gelegd voor de nieuwe
westersche beschavingsperiode, waarin wij thans
leven. Ook Shakespeare's kunst staat aldus als
krachtige, frissche, jonge kunst aan het begin
dier periode, en zoolang onze westersche be
schaving (die n'en déplaise Spengler nog lang
niet is uitgeleefd) het leven op onze aarde be-
heerscht, zal Shakespeare bemind en bewonderd
worden.
Maar Ben Jonson spreekt niet ten onrechte
van Shakespeare's .lacked art", gebrekkige kunst
als-zoodanig, en Milton is er evenmin naast als
hij Shakespeare een geboren ongetemde wildzang
noemt. Wij verlangen van kunst, ook op het
tooneel, juist op het tooneel, dat mensch-vormend
heeft te zijn, meer dan natuur, wij verlangen daar
natuurlijke beschaving, vooral zich verinnerlijkende
beschaving, en niet toevallig is het dat Shake
speare, die in Hamlet het prototype gegeven heeft
van innerlijke beleving op het tooneel, in dat
stuk het duurzaamst voor ons is blijven leven.
Shakespeare alleen zou ons ook te veel geven.
Het natuurlijke, niet ontbolsterde, het oer-echte,
maar wat ruwe, ongekunstelde, daarbij het uiterlijk
fleurige, kleurige en het romantische, het moet
op het tooneel, wil het goed gaan, blijven meedoen,
maar alleen dat zou een teveel daarvan zijn,
alleen Shakespeare, zou ons brengen naar een
vermoeiende indigestie. Verfijning is ook een vorm
van veredeling. Shakespeare, lazen wij ergens,
was of all time, no doubt; but also very much
of an age, the age of the later Renaissance, with
its instinct for impetuous life, and its vigorous
rather than discriminate appetite for literature
(Shakespeare gaat zonder twijfel boven zijn tijd
uit, maar hij is ook wel degelijk de vertegen
woordiger van een bepaalden tijd die der latere
Renaissance met zijn voorliefde voor onstuimig
leven en zijn eerder jongkrachtigen dan fijn
onderscheidenden letterkundigen zin.)
Heel eenvoudig, Shakespeare behoort nu een
maal tot de jeugd van de Westersche letterkunde.
Maar daarom is het juist van groot belang, dat
Shakespeare, zooals deze door Royaards op ons
tooneel gebracht is, daar blijft.
Louis Saalborn is de eenige. die zich daartoe
in staat heeft getoond.
De welwillende lezer zal reeds begrepen hebben,
dat de voorstelling van „Veel leven om niets"
(much ado abouth nothing), die het Nieuwe
Nederlandsche Tooneel Donderdag 3 April jl. in
den Stadsschouwburg ten tooneele bracht, ons
het vorenstaande in de pen heeft gegeven. Daar
gelaten. dat wij op grond van een en ander ook
van harte hopen, dat het advies wordt gevolgd
door de Telegraaf-redactie aan den Raad van
Amsterdam gegeven om Saalborn's nieuwe
combinatie den Amsterdamschen Stadsschouw
burg ter bespeling te geven, moeten wij ons
ten opzichte van deze voorstelling van een
plicht der dankbaarheid kwijten, door ze zeer
eervol te vermelden. Het was één fleurigheid,
één kleurenrijkdom, één vlottende, pakkende ver
tooning al. Van Praag, Reule, Gobau, Saalborn
zelf, Tourniaire de jongere, Magda Janssens,
Hélène Treep-Vink, om maar alleen te noemen
degenen die het meest op de planken kwamen,
ze hebben zich geheel gegeven om met de niet
geringe middelen, waarover zij beschikken, van
het stuk dat destijds ook als ,,Benedikt and
Beatrice" bekend was, voor een modern publiek
te maken, wat er van te maken viel, ook niet
weinig. Voor ons is het nog steeds de vraag of
Shakespeare niet verdient nog eens opnieuw in
het Nederlandsch te worden vertaald, niet op
de fijn litteraire wijze als Van Looy wel eens heeft
geprobeerd, maar door een letterkundig ont
wikkeld tip-top tooneelman, die Burgersdijk's
vertaling, volgens deskundigen nog altijd de meest
bruikbare, tot grondslag nemend er een modernen
inslag aan gaf, strevend naar grooter soepelheid
met behoud der helderheid, naar bdkorting der
zinnen, met behoud van de beteekenis, en met
omwerking van al wat aan hoogdravendheid
grenst, tot taal eenvoudiger van klank, maar
daarom nog niet ondieper van inhoud. Zou men
dit noemen een zich vergrijpen aan Shakespeare?
Hij zelf zou zoo kinderachtig niet zijn, dit te
beweren. Inhoud en opzet van dit stuk, dat
dateert van 1589, de dichter was toen 34 jaar,
heeft hij niet geschroomd, gelijk hij zoo vaak deed,
te ontleenen aan anderen, aan een novelle van
Bandelli en aan de Orlando furioso van Ariosto
(wie daarover meer wil weten raadplege F.
Holleck-Weithman, Zur Quellenfrage von Much
ado abouth nothing) en wat wij noodig hebben
als brood is: goed tooneelwerk voor allen, voor
het volk dat altijd jong is, in de eerste plaats.
Shakespeare in moderne gedaante zou een onuit
puttelijke bron kunnen worden van nieuw, vol,
frisch. krachtig leven. Shakespeare is de tooneel
geworden eerlijkheid van den mensch, die, op
welke wijze dan ook, staat middenin het leven.
Shakespeare heeft om zoo te zeggen het recht
der werkelijkheid op het tooneel, en zoo tot
allen gebracht; alle drijfveeren die éen krachtig
leven wekken, zijn motieven van zijne tooneel-
figuren. Shakespeare is een antidotum voor elke
wereld, die als de onze gevaar loopt te vermecha-
niseeren. Het laat zich zelfs zeggen, dat Engeland
nooit zoo volledig uit zijn duizendjarige slaap
zou zijn ontwaakt tot die ongelooflijke onder
nemingsgeest en werklust, die dit land de wereld
heeft doen veroveren, zonder hem. Doch wij
hadden het over Saalborn. Mogen wij het in dit
verband nog meermalen over hem hebben!
T.
Vrijdag 11 April speelde Het Schouwtooneel
in den Stadsschouwburg voor de tweede maal
Een abelspel van Esmoreit, sconincs sone van
Ceciliën, gevolgd door Die Cluyte van Meester
Pieter Patelij n, naar het Waalsch van Alecis,
in het Middelnederlandsch overgezet door Jan
Walch.
De mooie en practische décors, door Jacque
Snoek ontworpen, voor Esmoreit geheel in den
geest van de middeleeuwsche en toch zóó, dat ze
de grilligste vlucht der fantasie mogelijk maak
ten tot het volledig volgen der handeling, deden
niet weinig aan het succes der voorstelling toe.
Cecilien, met zijn rotsen en diepblauwe lucht,
nu eens helder, dan weer rossig beschenen,
vormde een mooi contrast met het interieur uit
Damascus, waar de warme paarse gloed en het
ontbreken van elke aanwijzing, dat buiten het
verblijf nog een gansche wereld leeft en woelt,
krachtig de Oostersche sfeer voor oogen
tooverde.
In die sfeer hadden de acteurs hun rol te
spelen en dat was niet gemakkelijk. De taal
alleen reeds brengt groote bezwaren mee en ver-
eischt een vóórstudie, die respect afdwingt. En
dan de mimiek, het gebarenspel, welke mee moe
ten helpen ons de twintigste eeuw te doen ver
geten en geheel op te gaan in middeleeuwsche
mogelijkhedenHet is, dunkt me, zoo gemakke
lijk hierbij in rederijkersfouten te vervallen.
Wanneer we deze moeilijkheden nagaan, moe
ten we dankbaar zijn voor het gebodene.
Jeanne van Rijn was als Damiet werkelijk be
koorlijk. Zij heeft voor deze rol alle noodige
gaven: een lieve stem, die het Middelneder
landsch tot muziek maakt, een aangeboren
gratie, die het haar mogelijk maakt zoo bevallig
te knielen en tot haar vader op te zien, dat 't een
schilderijtje van Raphael wordt. Ook haar
vader: die coninc van Damast, gespeeld door
Dio Huysmans, heeft een zekere waardigheid
in houding en toon, die ,,'t doén". Ko van Dijk
als die coninc van Ceciliën, zou zij n spel aan
schoonheid doen winnen door kalmer gebaar en
toon. Cor Hermus was een goed verrader en
mooiprater als Robbrecht. Jammer, dat Pine
Beider niet voor haar rol geschikt schijnt te
zijn en daardoor een der mooiste tafereelen
bedorven wordt. Noch haar gebarenspel, noch
haar stem kunnen hier voldoen. Esmoreit, ge
speeld door Karei Rijk, had goede momenten,
maar kan nog'natuurlijker spel geven.
Ook de uitspraak van de meesten mag nog
iets zuiverder worden. Niettemin hebben we
genoten, 't Is toch iets beters en hoogers, dan
naar den schouwburg te gaan en daar nog eens
te beleven, wat we bij kennissen wel eens zien
gebeuren en elders in onze nabijheid.
Bij Die Cluyte van Meester Pieter Patelij n
kwam het minder op zuivere uitspraak aan. De
grap, in dié sfeer gespeeld, was hoofdzaak, j
Maar... heeft zoo'n Middelnederlandsche ver- j
taling eigenlijk wel zin? Vertalen doen we om
een werk begrijpelijk te maken en dit is hier
slechts heel eventjes bereikt. Uit het gebaren
spel viel echter voldoende te raden voor wie niet
al het gesprokene volgen kon en er is gelachen,
dat de zaal daverde, toen de zich gek houdende
Pieter Patelij n, gespeeld door Cor Hermus, op
zijn bezemsteel ronddanste, na allerlei onzin in
Waalsch en Duitsch met tenslotte de schreeuw:
una mosca mi picca! (een vlieg heeft me ge
stoken), waarbij hij een plek op zijn dijbeen
aanwijst. Ko van Dijk als de laekencooman was
een beetje triviaal. Sam de Vries als herder,
leuk dom. Een aardige klucht, waarvan we een
prettige herinnering meenemen.
JEANNE VEEN.
Een belangrijke tentoonstelling van
werken door Waalko J. Dingemans en
H. Dingemans Nmnans, ten huize van
Mevr. Dingemans, Spruit en Bosch
straat 7, Haarlem.
Er is geen kunst voor allen,
de kunst is slechts voor enkelen.
(Böcklin).
In het jaar 1925, op de middaghoogte zijns
levens, is Waalko J. Dingemans, midden uit zijn
werk, dat nog zoo rijk was aan beloften, heen
gegaan. In de eigen omgeving vindt ge nu
piëteitvol tentoongesteld zijn nagelaten werken,
als een schoon trezoor van zijn innerlijke ge
voeligheid. Deze kunst, die er allen öm de kunst
is, ,,1'art pour l'art", tracht niet te behagen, zij
ontstond reeds daar, waar de omgeving verwant
schap deed voelen met 't eigen gemoed. Er is
nooit iets opzettelijks, alleen maar het gedreven
zijn door schoonheidsontroering. Zóóveel eenvou
digs is er soms, dat slechts weinigen 't volkomen
zullen verstaan. Zie eens die teekenkrabbel van
een' paardenkop, wat een wereld van gevoelens
spreekt daar niet uit. Zie, hoe innig doorvoeld,
hoe schoon van weergave dat oog in den trouw-
berustenden kop, zie er elders 'bij staan in
trouwe kameraadschap, samen moegewerkt, den
voerman. Zie ze óók op de schilderijen, groot en
krachtig tegen 't blanke licht, dan weer nietig
en tobbend in regen en wind, zooals in die prach
tige krijtteekening, waar de g-uurheid der ele
menten u tegenkomt naast de schoone grijsheid
der atmosfeer. Dingemans heeft ze lief gehad,
de kille waai- en regendagen van ons land, als
de velerlei kleuren op zichzelf zich verdiepen,
maar gelijk ook zijn binden tot één toon. Hoe
zuiver heeft hij dan gevoeld, ofschoon alles in z'n
waarde latend, de gemeenzaamheid der dingen.
Hij ging door den morgen als 't eerste licht
strijkt door de blanke nevelen, hij ging door het
hooge licht van den middag en het weifelend
scheidende van den avond. Steeds van binnen
uit bewogen vertelt hij daarvan. In de aquarel
met de gretig drinkende kalveren. Hoe wonder
lijk vibreert daarin het licht van den groeienden
dag, hoe sappig is overal de kleur. Bekijk eens
den kop van dien boer, hoe verantwoord de
teekening, hoe geestig ook de actie der gulzige
dieren. In „Hooiladen" staat het licht van den
middag hoog en warm over 't Limburgsche land,
het is zóó krachtig, zoo heel en al blijde en ge
lukkig, een symphonie van licht en kleur, een
féést van Zomer. De klare vredigheid van den
komenden avond na een schoonen dag komt over
u bij het schilderij „Paarden, naar huis gaand".
Trouwens, wie het ondergaan kan, zal steeds
getroffen worden door de wonderlijke sensatie
van „buiten zijn", voor deze schilderijen.
Dingemans, die het licht zóózeer minde,
heeft den drempel niet mogen overschrijden,
waarmede hij gekomen zou zijn op een hoogte,
van waaruit hij zich mogelijk nog schooner zou
hebben uitgesproken.
Zijn weg leidde hem tot het Hoogste Licht....
...En wij staren met ontroerde dankbaarheid
naar z'n laatste werk, oogenschijnlijk zoo
simpele teekeningetjes, vlotte notities voor uit
voeriger werken en we beluisteren er de beloofde
schoonheid in, erkennen het steeds hoogere licht,
de steeds wijder wordende ruimte, en ook den
stillen schemer van het ongeziene.
...Men zou het kunnen betreuren, dat een
schoonheid als deze voor velen verborgen blijft.
Op de hoogten echter moet het eenzaam zijn.
Ik zal niet trachten Dingemans, die ook fraaie
etsen maakte, een plaats te geven tusschen zijn
tijdgenooten, noch zijn meerdere of mindere
belangrijkheid ten opzichte van hen, aantoonen.
Eerst véél later zal men de uiteindelijke waar
den zuiver kunnen vaststellen.
Hier op deze tentoonstelling ligt als een boek
voor u open de ziel van een absoluten schilder
en mij komt er enkel schoonheid uit tegen.
Mevr. H. Dingemans Numans toont ook haar
eigen werken, die afzonderlijke bespreking uit
lokken. Ik hoop daartoe spoedig in de gelegen
heid te zijn.
De tentoonstelling blijft open tot 27 April van
2 tot 5 uur.
N. H. DAALDEROP.
GLAS IN LOOD.
Kunstzalen Boskamp, Ovèrveen.
De wereldziel is oud,
en altijd jong gebleven.
De stof wordt traag vernieuwd,
tot voeding van dit leven.
't Was onder een ontwerp van Joep Nicolas,
dat ik eens deze regels vond, en nu op deze ten
toonstelling van glas in lood, waar 't vroegst
aanwezige uit de dertiende eeuw dateert, en in
veel van 't moderne werk oude technieken wer
den opgevat, kwamen ze me weder in gedachten.
De glasschilderkunst is niet bijzonder
populair.
Dat Dick en Wouter Crabeth, die volgens
Immerzeel voor inboorlingen van Gouda werden
gehouden, van 1555 tot 1577, de wereldberoemde
ramen in de Sint 'Janskerk aldaar maakten, dat
zij daarvoor ongeveer tien en een halve stuiver
per vierkanten voet ontvingen, en dat er voor
een paar jaar in 't bar fatsoenlijke Sticht een
onfatsoenlijke ruzie is geweest over een raam
van Jan Toorop, dat in de Domkerk zou worden
geplaatst, ziedaar, de gemiddelde kennis die men
over het algemeen van glas in lood heeft.
Het samenvoegen van meerdere stukken glas
door looden banden kwam reeds in de tiende
eeuw voor, de kunst om op glas te schilderen
en daarna in te branden, schijnt men in Duitsch-
land in de elfde eeuw gevonden te hebben. Een
zeer bijzondere hoogte van ontwikkeling be
reikte de glasschilderkunst in het bloeitijdperk
van de gothiek, die voor haar groote raam
openingen als het ware om versiering van het
glas riep.
Het eerste émail op glas (zilvergeel) werd
door Jacob Griesinger uit Ulm, circa 1460, toe
gepast. Later kwamen het rood, blauw, groen,
e.a. Ook begon men nieuwe kleuren te maken
door verschillende kleuren glas tegen elkaar aan
te plaatsen, doubleeren dus. Door het meer of
minder wegetsen van een dier kleuren kreeg
men weer nieuwe variaties.
In de zestiende eeuw had men al zóóveel
émailkleuren, waarmede men uiterst vlot op
blank glas kon schilderen, dat het gekleurde glas
zoo goed als geheel verdween. Een hoogst be
langrijke eigenschap van de glas in lood-kunst,
namelijk om de beeldcontouren aan te geven
door het lood, en er sterk sprekende teekenlij nen
mede uit te drukken of te ondersteunen, liet men
tot groote schade in de zeventiende eeuw los en
de gewoonte der rechthoekige banden kwam er
voor in de plaats. Dit was reeds een begin van
het verval van deze schoone decoratieve kunst,
het neo-classicisme zorgde voor de rest. In de
tweede helft der vorige eeuw begon weer de op
bloei, men zocht naar de verloren procedé's en
bouwde op de eenvoudige oude techniek-be
ginselen weder verder.
De vormspraak van onzen tijd, zoozeer van de
oude afwijkend, is dan ook het grootste verschil
tusschen het hier geëxposeerde van de heden-
daagsche en de oude meesters. Het is te wen-
schen, dat voor een vrij zeldzame tentoonstelling
als deze veel belangstelling mag zijn. De uit
voerige ontwerpen van Prof. R. N. Roland Holst
trekken bovenal de aandacht. Een volledige be
spreking zou hier te ver voeren en zonder illu
straties een vrij dorre opsomming dreigen te
worden. Bijzondere aandacht zou ik echter voor
Joep Nicolas willen vragen. Wat is het feitelijk,
dat zoo ongemeen boeit in zijn ramen? Is het de
wqnderschoone kleur, zijn bijzondere kracht die
aan Pieter Breughel soms doet denken, of werkt
ook de leute die Pallieter voor den geest roept,
daartoe mede. De foto naar zijn raam voor de
koperen bruiloft van Henk Wiegersma, den
sympathieken, Brabantschen geneesheer-schil
der, die voor veel jonge kunstenaars een steun
was, zal wel menig vertrek van schilder en jonge
dichter versieren.
N. H. DAALDEROP.
„Focus".
Het eerste Aprilnummer van „Focus" brengt
een aantal groote reproducties naar foto's, be
kroond in een onderlingen wedstrijd van de
Nederlandsche Amateur Fotografen Vereeniging
te Amsterdam. J. H. v. d. Hoek Ostende en
A. P. W. van Dalsum brengen wondermooie
Amsterdamsche stadsgezichten, evenals L. Swaap.
Een bijzonder geestige foto uit deze serie is
„Het lachende Muurtje", door Leo R. Krijn.
Ook is ex' van H. J. van Duui-en een teer naakt
figuurtje van een klein meisje. Verder vinden wij
uit den zelfden wedstrijd een enkele waterlelie
door E. J. de Veer, terwijl het nummer geopend
wordt door een alleraardigste foto „Nieuw Leven
met een paar kuikens door P. Kleine.
In het redactioneel gedeelte verschijnt een
Memoriam aan wijlen J. J. M. Guy de Coral,
vroeger een bekend fotohandelaar te Amsterdam.
..Hoe mijn fotogrammen ontstonden" is de
titel van een artikel door N. L. Rijnbende, ge
ïllustreerd met eenige interessante afbeeldingen
van z.g. abstracte foto's. Het artikel bespreekt
de voorwerpen, waarmee deze foto's gemaakt
zijn en de gevolgde methode wordt tevens be-
j schreven.
H. Boonzajer schrijft een vervolgartikel over
het zelf maken van een camera voor het maken
van opnamen op kinofilm. Een aardig werkje voor
knutselaars.
In den „Foto Omroep voor Beginners" worden
verschillende soorten afdrukpapieren en hun
eigenschappen besproken.
In de „Geïllustreerde Critiek" zijn ditmaal
Indische foto's aan de beurt. Fraai van compositie
en lichtwerking is de foto „Waterval" van Th.
Nijland. In een vervolgartikel wordt door den
Redacteur A. B. de kool- of pigmentdruk behan
deld. Hierin worden de materialen voor dit
procédé uitvoerig beschreven, onder vermelding
van allerlei practische wenken. Verder Vereem
gingsnieuws, Raad en Daad enz.
Geachte Redactie,
Het ingezonden stuk van den heer Leonard A.
Springer in Uw blad van 12 dezer geeft ons in
hoofdzaak aanleiding tot de navolgende opmer
kingen, welke tevens mogen vei'klaren, waarom
wij meenen gedétailleerde beantwoording achter
wege te kunnen laten.
1. Het is steeds uitermate bedenkelijk een rede
te beoordeelen, welke men niet zelf aangehoord
heeft, doch alleen poogt te reconstrueeren uit een
beknopt dagblad-verslag. Zoo worden ook hier
verschillende beweringen en wenschen bestreden
die de heer Polak in het geheel niet geuit heef;
en daartegenover stellingen geponeerd, welke ooi
door den heer Polak verdedigd waren.
2. Indien een Vereeniging als „BloemendaaL
Bloei" iemand uitnoodigt tot het houden eenv
lezing, heeft ieder lid ten volle het recht de keuze
van onderwerp en spreker te critiseeren en daar
tegenover zijn wij gaarne bereid ten allen tijde
ons beleid te verdedigen. Maar natuurlijk gaat het
niet aan, iedere opmerking van den spreker als
een uiting der Vereeniging op te vatten.
3. De Vereeniging „Bloemendaal's Bloei" stel',
zich allerminst op het standpunt, dat hare lede:;
niet nog veel overdenken en leeren kunnen
Het organiseeren dezer lezing bewijst veeleer het
tegendeel en wij, die daarbij tegenwoordig waren,
blijven den heer Polak hartelijk dankbaar voor
alles, wat hij naar de juiste typeering Uwer
Redactie „uit de warmte van zijn nobel ge
moed", met zijn „oorspronkelijken geest" en de
kracht zijner „persoonlijkheid" ons gegeven heeft.
Hoogachtend,
Het Bestuur der Vereeniging
„Bloemendaal's Bloei".
Mijnheer de Redacteur,
Zoudt ge zoo goed willen zijn onderstaand
stukje in Uw veel gelezen blad te plaatsen. Bij
voorbaat mijn dank.
Alzoo hebben we weer een autobusdienst van
Santpoort naar Aerdenhout. Waar men echter
hier in Bloemendaal vooral bij het Prov. Zieken
huis om zit te springen, is een autobusdienst
van Prov. Ziekenhuis naar de Zijlbrug. Dat was
een rendeerend lijntje en zou ook thans een lijntje
zijn met reden van bestaan, en dat geen wind
eieren zou leggen. Ik zie in den autobusdienst
Prov. ZiekenhuisAerdenhout een dienst, waar
wederom dik geld bij moet, het tarief is te hoog-
Wil de gemeente geen dienst naar Haarlem
(Zijlbrug) hebben, terwijl er toch zooveel vraag
naar is? Ik besluit met den vroeden vaderen
een goeden raad te geven en dit is, om zoo spoedig
mogelijk te bevorderen een dienst P. Z.Zijlbrug.
i Men gaat wel met een bus naar Haarlem. Maar
men gaat niet eerst met de bus naar de tram
en dan per tram naar Haarlem. Dat zou heen
en terug 50 ets kosten, dat vindt een ieder, wie
men ook spreekt, veel te duur. U Mijnheer de
j Redacteur dankzeggend, teeken ik
Hoogachtend,
EEN BLOEMENDALER.
Z ITT
Jaarwedde w<
Pla
Vergadering van der
Donderdagmiddag, onder
den Burgemeester, Jhr. A.
zijn de leden Kremer, De
Bij de ingekomen stukk
reeds vermelde voorstel va
leenen een
Toeslag 03
H. Dou'i
We herinneren er aan,
len, den deui'waarder van
tingen en bediende bij dei
H. Douwma, dien, na bijn;
gemeente geweest te zijn
op 5 September 1907
slag is verleend, met inga
verleenen een toeslag op
172.om hem in staa
te kunnen leven.
De heer B o r n w a t
Douwma een zoodanige to
vrij kan wonen. Daarmee
een groote dienst bewezei
De heeren H 0 g e n b
sluiten zich daarbij aan.
op, dat niet met een i
worden gerekend.
De heer Laan is ei
meente maar steeds extr,
waar de Rijks- en Pro vim
70 pensioen krijgen.
B. en W. deden nu
Douwma ook 70 zal kr
dat men gaat boven de
naren krijgen.
De heer Bornwate
om aan Douwma een t<
geven per jaar.
Het voorstel van den
aangenomen met de stem
gaal, Laan en Van Neder
Verder wordt door B.
van den Raad onderworp
wij deren van twee booms
een iep, staat aan de we
laan en de andere, een ei
die laan, beide bij de kru
daalscheweg.
De raad is algemeen
boomen moeten blijven
Onder de nagekomen
van D. de Vos, die op 1
steld als technisch ambt
mogen behouden en hem
salaris te willen toekenn
De salariscommissie h
plaatst in klasse 14, als
bij Publieke Werken
schouwt als een „achter
Hij verzoekt te worden g
De heer Hogenbir
om alles aangaande de
tot de volgende verga
Kremer nog eenige ams
te dienen.
Aldus wordt besloten.
Medaille hi
Besloten wordt een vc
te verleenen voor de huii
den R.-K. Volksbond, dk
te Overveen wordt geope
Naar aanleiding van e
Prinsenberg wordt der
voorstel om te besluiten
te verleenen aan een pi
een gedeelte van de sloot
strook aan de Oranje Na
aan A. J. P. Janssen.
Naar aanleiding van
heer Prinsenberg verde
voorgestelde redactie x
geheel in den vorm is e:
schillenden, onder meei
raadpleegd.
Het voorstel van B. er
De wt
Van Ged. Staten is be
jaarwedden van de we!
vastgesteld.
Belast
bep
Het voorstel van B. e:
van heffing der plaatse
inkomen voor het belas
1 Mei 1931 weder te bep
genomen.
B. en W. worden gei
de vergunning, die de
fram wegmaatschappij
meente tot het leggen
tramweg HaarlemZs
waar deze den Zwartew
voorwaarden voor het
dien tramweg bij ande
vaard krachtens raadsb
Verbreèding
Voor verbreeding va
weg verklaarde Ir. A.