TOONEEL. SCHILDERKUNST. Uit Boek en Blad. INGEZONDEN. Veel leven om niets. Wanneer wij op het tooneel alleen Shakespeare kregen, zou dit zijn én te veel én te weinig. Te weinig omdat Shakespeare als meest complete vertegenwoordiger van de profane tooneelschrijf- en tooneelspeelkunst in den tijd, dat de Kerk, onmachtig om het maatschappelijk leven in zijn nieuwe banen verder te leiden, aan wetenschap en praktijk van het burgerleven die leiding allengs moest overgeven. Het geheele maatschappelijk leven begon in zekeren zin van voren af aan, althans opnieuw. En in dat nieuwe leven, zich verwonderd opheffende aan de ontdekkingen van nieuwe werelddeelen en van nieuwe gedachten- werelden, werden door de wetenschap der ge schiedenis en der talen, later door die der wiskunde en der wijsbegeerte, door de kunsten, vooral de Italiaansehe, de Vlaamsche en de Duitsche schil derkunst, de grondslagen gelegd voor de nieuwe westersche beschavingsperiode, waarin wij thans leven. Ook Shakespeare's kunst staat aldus als krachtige, frissche, jonge kunst aan het begin dier periode, en zoolang onze westersche be schaving (die n'en déplaise Spengler nog lang niet is uitgeleefd) het leven op onze aarde be- heerscht, zal Shakespeare bemind en bewonderd worden. Maar Ben Jonson spreekt niet ten onrechte van Shakespeare's .lacked art", gebrekkige kunst als-zoodanig, en Milton is er evenmin naast als hij Shakespeare een geboren ongetemde wildzang noemt. Wij verlangen van kunst, ook op het tooneel, juist op het tooneel, dat mensch-vormend heeft te zijn, meer dan natuur, wij verlangen daar natuurlijke beschaving, vooral zich verinnerlijkende beschaving, en niet toevallig is het dat Shake speare, die in Hamlet het prototype gegeven heeft van innerlijke beleving op het tooneel, in dat stuk het duurzaamst voor ons is blijven leven. Shakespeare alleen zou ons ook te veel geven. Het natuurlijke, niet ontbolsterde, het oer-echte, maar wat ruwe, ongekunstelde, daarbij het uiterlijk fleurige, kleurige en het romantische, het moet op het tooneel, wil het goed gaan, blijven meedoen, maar alleen dat zou een teveel daarvan zijn, alleen Shakespeare, zou ons brengen naar een vermoeiende indigestie. Verfijning is ook een vorm van veredeling. Shakespeare, lazen wij ergens, was of all time, no doubt; but also very much of an age, the age of the later Renaissance, with its instinct for impetuous life, and its vigorous rather than discriminate appetite for literature (Shakespeare gaat zonder twijfel boven zijn tijd uit, maar hij is ook wel degelijk de vertegen woordiger van een bepaalden tijd die der latere Renaissance met zijn voorliefde voor onstuimig leven en zijn eerder jongkrachtigen dan fijn onderscheidenden letterkundigen zin.) Heel eenvoudig, Shakespeare behoort nu een maal tot de jeugd van de Westersche letterkunde. Maar daarom is het juist van groot belang, dat Shakespeare, zooals deze door Royaards op ons tooneel gebracht is, daar blijft. Louis Saalborn is de eenige. die zich daartoe in staat heeft getoond. De welwillende lezer zal reeds begrepen hebben, dat de voorstelling van „Veel leven om niets" (much ado abouth nothing), die het Nieuwe Nederlandsche Tooneel Donderdag 3 April jl. in den Stadsschouwburg ten tooneele bracht, ons het vorenstaande in de pen heeft gegeven. Daar gelaten. dat wij op grond van een en ander ook van harte hopen, dat het advies wordt gevolgd door de Telegraaf-redactie aan den Raad van Amsterdam gegeven om Saalborn's nieuwe combinatie den Amsterdamschen Stadsschouw burg ter bespeling te geven, moeten wij ons ten opzichte van deze voorstelling van een plicht der dankbaarheid kwijten, door ze zeer eervol te vermelden. Het was één fleurigheid, één kleurenrijkdom, één vlottende, pakkende ver tooning al. Van Praag, Reule, Gobau, Saalborn zelf, Tourniaire de jongere, Magda Janssens, Hélène Treep-Vink, om maar alleen te noemen degenen die het meest op de planken kwamen, ze hebben zich geheel gegeven om met de niet geringe middelen, waarover zij beschikken, van het stuk dat destijds ook als ,,Benedikt and Beatrice" bekend was, voor een modern publiek te maken, wat er van te maken viel, ook niet weinig. Voor ons is het nog steeds de vraag of Shakespeare niet verdient nog eens opnieuw in het Nederlandsch te worden vertaald, niet op de fijn litteraire wijze als Van Looy wel eens heeft geprobeerd, maar door een letterkundig ont wikkeld tip-top tooneelman, die Burgersdijk's vertaling, volgens deskundigen nog altijd de meest bruikbare, tot grondslag nemend er een modernen inslag aan gaf, strevend naar grooter soepelheid met behoud der helderheid, naar bdkorting der zinnen, met behoud van de beteekenis, en met omwerking van al wat aan hoogdravendheid grenst, tot taal eenvoudiger van klank, maar daarom nog niet ondieper van inhoud. Zou men dit noemen een zich vergrijpen aan Shakespeare? Hij zelf zou zoo kinderachtig niet zijn, dit te beweren. Inhoud en opzet van dit stuk, dat dateert van 1589, de dichter was toen 34 jaar, heeft hij niet geschroomd, gelijk hij zoo vaak deed, te ontleenen aan anderen, aan een novelle van Bandelli en aan de Orlando furioso van Ariosto (wie daarover meer wil weten raadplege F. Holleck-Weithman, Zur Quellenfrage von Much ado abouth nothing) en wat wij noodig hebben als brood is: goed tooneelwerk voor allen, voor het volk dat altijd jong is, in de eerste plaats. Shakespeare in moderne gedaante zou een onuit puttelijke bron kunnen worden van nieuw, vol, frisch. krachtig leven. Shakespeare is de tooneel geworden eerlijkheid van den mensch, die, op welke wijze dan ook, staat middenin het leven. Shakespeare heeft om zoo te zeggen het recht der werkelijkheid op het tooneel, en zoo tot allen gebracht; alle drijfveeren die éen krachtig leven wekken, zijn motieven van zijne tooneel- figuren. Shakespeare is een antidotum voor elke wereld, die als de onze gevaar loopt te vermecha- niseeren. Het laat zich zelfs zeggen, dat Engeland nooit zoo volledig uit zijn duizendjarige slaap zou zijn ontwaakt tot die ongelooflijke onder nemingsgeest en werklust, die dit land de wereld heeft doen veroveren, zonder hem. Doch wij hadden het over Saalborn. Mogen wij het in dit verband nog meermalen over hem hebben! T. Vrijdag 11 April speelde Het Schouwtooneel in den Stadsschouwburg voor de tweede maal Een abelspel van Esmoreit, sconincs sone van Ceciliën, gevolgd door Die Cluyte van Meester Pieter Patelij n, naar het Waalsch van Alecis, in het Middelnederlandsch overgezet door Jan Walch. De mooie en practische décors, door Jacque Snoek ontworpen, voor Esmoreit geheel in den geest van de middeleeuwsche en toch zóó, dat ze de grilligste vlucht der fantasie mogelijk maak ten tot het volledig volgen der handeling, deden niet weinig aan het succes der voorstelling toe. Cecilien, met zijn rotsen en diepblauwe lucht, nu eens helder, dan weer rossig beschenen, vormde een mooi contrast met het interieur uit Damascus, waar de warme paarse gloed en het ontbreken van elke aanwijzing, dat buiten het verblijf nog een gansche wereld leeft en woelt, krachtig de Oostersche sfeer voor oogen tooverde. In die sfeer hadden de acteurs hun rol te spelen en dat was niet gemakkelijk. De taal alleen reeds brengt groote bezwaren mee en ver- eischt een vóórstudie, die respect afdwingt. En dan de mimiek, het gebarenspel, welke mee moe ten helpen ons de twintigste eeuw te doen ver geten en geheel op te gaan in middeleeuwsche mogelijkhedenHet is, dunkt me, zoo gemakke lijk hierbij in rederijkersfouten te vervallen. Wanneer we deze moeilijkheden nagaan, moe ten we dankbaar zijn voor het gebodene. Jeanne van Rijn was als Damiet werkelijk be koorlijk. Zij heeft voor deze rol alle noodige gaven: een lieve stem, die het Middelneder landsch tot muziek maakt, een aangeboren gratie, die het haar mogelijk maakt zoo bevallig te knielen en tot haar vader op te zien, dat 't een schilderijtje van Raphael wordt. Ook haar vader: die coninc van Damast, gespeeld door Dio Huysmans, heeft een zekere waardigheid in houding en toon, die ,,'t doén". Ko van Dijk als die coninc van Ceciliën, zou zij n spel aan schoonheid doen winnen door kalmer gebaar en toon. Cor Hermus was een goed verrader en mooiprater als Robbrecht. Jammer, dat Pine Beider niet voor haar rol geschikt schijnt te zijn en daardoor een der mooiste tafereelen bedorven wordt. Noch haar gebarenspel, noch haar stem kunnen hier voldoen. Esmoreit, ge speeld door Karei Rijk, had goede momenten, maar kan nog'natuurlijker spel geven. Ook de uitspraak van de meesten mag nog iets zuiverder worden. Niettemin hebben we genoten, 't Is toch iets beters en hoogers, dan naar den schouwburg te gaan en daar nog eens te beleven, wat we bij kennissen wel eens zien gebeuren en elders in onze nabijheid. Bij Die Cluyte van Meester Pieter Patelij n kwam het minder op zuivere uitspraak aan. De grap, in dié sfeer gespeeld, was hoofdzaak, j Maar... heeft zoo'n Middelnederlandsche ver- j taling eigenlijk wel zin? Vertalen doen we om een werk begrijpelijk te maken en dit is hier slechts heel eventjes bereikt. Uit het gebaren spel viel echter voldoende te raden voor wie niet al het gesprokene volgen kon en er is gelachen, dat de zaal daverde, toen de zich gek houdende Pieter Patelij n, gespeeld door Cor Hermus, op zijn bezemsteel ronddanste, na allerlei onzin in Waalsch en Duitsch met tenslotte de schreeuw: una mosca mi picca! (een vlieg heeft me ge stoken), waarbij hij een plek op zijn dijbeen aanwijst. Ko van Dijk als de laekencooman was een beetje triviaal. Sam de Vries als herder, leuk dom. Een aardige klucht, waarvan we een prettige herinnering meenemen. JEANNE VEEN. Een belangrijke tentoonstelling van werken door Waalko J. Dingemans en H. Dingemans Nmnans, ten huize van Mevr. Dingemans, Spruit en Bosch straat 7, Haarlem. Er is geen kunst voor allen, de kunst is slechts voor enkelen. (Böcklin). In het jaar 1925, op de middaghoogte zijns levens, is Waalko J. Dingemans, midden uit zijn werk, dat nog zoo rijk was aan beloften, heen gegaan. In de eigen omgeving vindt ge nu piëteitvol tentoongesteld zijn nagelaten werken, als een schoon trezoor van zijn innerlijke ge voeligheid. Deze kunst, die er allen öm de kunst is, ,,1'art pour l'art", tracht niet te behagen, zij ontstond reeds daar, waar de omgeving verwant schap deed voelen met 't eigen gemoed. Er is nooit iets opzettelijks, alleen maar het gedreven zijn door schoonheidsontroering. Zóóveel eenvou digs is er soms, dat slechts weinigen 't volkomen zullen verstaan. Zie eens die teekenkrabbel van een' paardenkop, wat een wereld van gevoelens spreekt daar niet uit. Zie, hoe innig doorvoeld, hoe schoon van weergave dat oog in den trouw- berustenden kop, zie er elders 'bij staan in trouwe kameraadschap, samen moegewerkt, den voerman. Zie ze óók op de schilderijen, groot en krachtig tegen 't blanke licht, dan weer nietig en tobbend in regen en wind, zooals in die prach tige krijtteekening, waar de g-uurheid der ele menten u tegenkomt naast de schoone grijsheid der atmosfeer. Dingemans heeft ze lief gehad, de kille waai- en regendagen van ons land, als de velerlei kleuren op zichzelf zich verdiepen, maar gelijk ook zijn binden tot één toon. Hoe zuiver heeft hij dan gevoeld, ofschoon alles in z'n waarde latend, de gemeenzaamheid der dingen. Hij ging door den morgen als 't eerste licht strijkt door de blanke nevelen, hij ging door het hooge licht van den middag en het weifelend scheidende van den avond. Steeds van binnen uit bewogen vertelt hij daarvan. In de aquarel met de gretig drinkende kalveren. Hoe wonder lijk vibreert daarin het licht van den groeienden dag, hoe sappig is overal de kleur. Bekijk eens den kop van dien boer, hoe verantwoord de teekening, hoe geestig ook de actie der gulzige dieren. In „Hooiladen" staat het licht van den middag hoog en warm over 't Limburgsche land, het is zóó krachtig, zoo heel en al blijde en ge lukkig, een symphonie van licht en kleur, een féést van Zomer. De klare vredigheid van den komenden avond na een schoonen dag komt over u bij het schilderij „Paarden, naar huis gaand". Trouwens, wie het ondergaan kan, zal steeds getroffen worden door de wonderlijke sensatie van „buiten zijn", voor deze schilderijen. Dingemans, die het licht zóózeer minde, heeft den drempel niet mogen overschrijden, waarmede hij gekomen zou zijn op een hoogte, van waaruit hij zich mogelijk nog schooner zou hebben uitgesproken. Zijn weg leidde hem tot het Hoogste Licht.... ...En wij staren met ontroerde dankbaarheid naar z'n laatste werk, oogenschijnlijk zoo simpele teekeningetjes, vlotte notities voor uit voeriger werken en we beluisteren er de beloofde schoonheid in, erkennen het steeds hoogere licht, de steeds wijder wordende ruimte, en ook den stillen schemer van het ongeziene. ...Men zou het kunnen betreuren, dat een schoonheid als deze voor velen verborgen blijft. Op de hoogten echter moet het eenzaam zijn. Ik zal niet trachten Dingemans, die ook fraaie etsen maakte, een plaats te geven tusschen zijn tijdgenooten, noch zijn meerdere of mindere belangrijkheid ten opzichte van hen, aantoonen. Eerst véél later zal men de uiteindelijke waar den zuiver kunnen vaststellen. Hier op deze tentoonstelling ligt als een boek voor u open de ziel van een absoluten schilder en mij komt er enkel schoonheid uit tegen. Mevr. H. Dingemans Numans toont ook haar eigen werken, die afzonderlijke bespreking uit lokken. Ik hoop daartoe spoedig in de gelegen heid te zijn. De tentoonstelling blijft open tot 27 April van 2 tot 5 uur. N. H. DAALDEROP. GLAS IN LOOD. Kunstzalen Boskamp, Ovèrveen. De wereldziel is oud, en altijd jong gebleven. De stof wordt traag vernieuwd, tot voeding van dit leven. 't Was onder een ontwerp van Joep Nicolas, dat ik eens deze regels vond, en nu op deze ten toonstelling van glas in lood, waar 't vroegst aanwezige uit de dertiende eeuw dateert, en in veel van 't moderne werk oude technieken wer den opgevat, kwamen ze me weder in gedachten. De glasschilderkunst is niet bijzonder populair. Dat Dick en Wouter Crabeth, die volgens Immerzeel voor inboorlingen van Gouda werden gehouden, van 1555 tot 1577, de wereldberoemde ramen in de Sint 'Janskerk aldaar maakten, dat zij daarvoor ongeveer tien en een halve stuiver per vierkanten voet ontvingen, en dat er voor een paar jaar in 't bar fatsoenlijke Sticht een onfatsoenlijke ruzie is geweest over een raam van Jan Toorop, dat in de Domkerk zou worden geplaatst, ziedaar, de gemiddelde kennis die men over het algemeen van glas in lood heeft. Het samenvoegen van meerdere stukken glas door looden banden kwam reeds in de tiende eeuw voor, de kunst om op glas te schilderen en daarna in te branden, schijnt men in Duitsch- land in de elfde eeuw gevonden te hebben. Een zeer bijzondere hoogte van ontwikkeling be reikte de glasschilderkunst in het bloeitijdperk van de gothiek, die voor haar groote raam openingen als het ware om versiering van het glas riep. Het eerste émail op glas (zilvergeel) werd door Jacob Griesinger uit Ulm, circa 1460, toe gepast. Later kwamen het rood, blauw, groen, e.a. Ook begon men nieuwe kleuren te maken door verschillende kleuren glas tegen elkaar aan te plaatsen, doubleeren dus. Door het meer of minder wegetsen van een dier kleuren kreeg men weer nieuwe variaties. In de zestiende eeuw had men al zóóveel émailkleuren, waarmede men uiterst vlot op blank glas kon schilderen, dat het gekleurde glas zoo goed als geheel verdween. Een hoogst be langrijke eigenschap van de glas in lood-kunst, namelijk om de beeldcontouren aan te geven door het lood, en er sterk sprekende teekenlij nen mede uit te drukken of te ondersteunen, liet men tot groote schade in de zeventiende eeuw los en de gewoonte der rechthoekige banden kwam er voor in de plaats. Dit was reeds een begin van het verval van deze schoone decoratieve kunst, het neo-classicisme zorgde voor de rest. In de tweede helft der vorige eeuw begon weer de op bloei, men zocht naar de verloren procedé's en bouwde op de eenvoudige oude techniek-be ginselen weder verder. De vormspraak van onzen tijd, zoozeer van de oude afwijkend, is dan ook het grootste verschil tusschen het hier geëxposeerde van de heden- daagsche en de oude meesters. Het is te wen- schen, dat voor een vrij zeldzame tentoonstelling als deze veel belangstelling mag zijn. De uit voerige ontwerpen van Prof. R. N. Roland Holst trekken bovenal de aandacht. Een volledige be spreking zou hier te ver voeren en zonder illu straties een vrij dorre opsomming dreigen te worden. Bijzondere aandacht zou ik echter voor Joep Nicolas willen vragen. Wat is het feitelijk, dat zoo ongemeen boeit in zijn ramen? Is het de wqnderschoone kleur, zijn bijzondere kracht die aan Pieter Breughel soms doet denken, of werkt ook de leute die Pallieter voor den geest roept, daartoe mede. De foto naar zijn raam voor de koperen bruiloft van Henk Wiegersma, den sympathieken, Brabantschen geneesheer-schil der, die voor veel jonge kunstenaars een steun was, zal wel menig vertrek van schilder en jonge dichter versieren. N. H. DAALDEROP. „Focus". Het eerste Aprilnummer van „Focus" brengt een aantal groote reproducties naar foto's, be kroond in een onderlingen wedstrijd van de Nederlandsche Amateur Fotografen Vereeniging te Amsterdam. J. H. v. d. Hoek Ostende en A. P. W. van Dalsum brengen wondermooie Amsterdamsche stadsgezichten, evenals L. Swaap. Een bijzonder geestige foto uit deze serie is „Het lachende Muurtje", door Leo R. Krijn. Ook is ex' van H. J. van Duui-en een teer naakt figuurtje van een klein meisje. Verder vinden wij uit den zelfden wedstrijd een enkele waterlelie door E. J. de Veer, terwijl het nummer geopend wordt door een alleraardigste foto „Nieuw Leven met een paar kuikens door P. Kleine. In het redactioneel gedeelte verschijnt een Memoriam aan wijlen J. J. M. Guy de Coral, vroeger een bekend fotohandelaar te Amsterdam. ..Hoe mijn fotogrammen ontstonden" is de titel van een artikel door N. L. Rijnbende, ge ïllustreerd met eenige interessante afbeeldingen van z.g. abstracte foto's. Het artikel bespreekt de voorwerpen, waarmee deze foto's gemaakt zijn en de gevolgde methode wordt tevens be- j schreven. H. Boonzajer schrijft een vervolgartikel over het zelf maken van een camera voor het maken van opnamen op kinofilm. Een aardig werkje voor knutselaars. In den „Foto Omroep voor Beginners" worden verschillende soorten afdrukpapieren en hun eigenschappen besproken. In de „Geïllustreerde Critiek" zijn ditmaal Indische foto's aan de beurt. Fraai van compositie en lichtwerking is de foto „Waterval" van Th. Nijland. In een vervolgartikel wordt door den Redacteur A. B. de kool- of pigmentdruk behan deld. Hierin worden de materialen voor dit procédé uitvoerig beschreven, onder vermelding van allerlei practische wenken. Verder Vereem gingsnieuws, Raad en Daad enz. Geachte Redactie, Het ingezonden stuk van den heer Leonard A. Springer in Uw blad van 12 dezer geeft ons in hoofdzaak aanleiding tot de navolgende opmer kingen, welke tevens mogen vei'klaren, waarom wij meenen gedétailleerde beantwoording achter wege te kunnen laten. 1. Het is steeds uitermate bedenkelijk een rede te beoordeelen, welke men niet zelf aangehoord heeft, doch alleen poogt te reconstrueeren uit een beknopt dagblad-verslag. Zoo worden ook hier verschillende beweringen en wenschen bestreden die de heer Polak in het geheel niet geuit heef; en daartegenover stellingen geponeerd, welke ooi door den heer Polak verdedigd waren. 2. Indien een Vereeniging als „BloemendaaL Bloei" iemand uitnoodigt tot het houden eenv lezing, heeft ieder lid ten volle het recht de keuze van onderwerp en spreker te critiseeren en daar tegenover zijn wij gaarne bereid ten allen tijde ons beleid te verdedigen. Maar natuurlijk gaat het niet aan, iedere opmerking van den spreker als een uiting der Vereeniging op te vatten. 3. De Vereeniging „Bloemendaal's Bloei" stel', zich allerminst op het standpunt, dat hare lede:; niet nog veel overdenken en leeren kunnen Het organiseeren dezer lezing bewijst veeleer het tegendeel en wij, die daarbij tegenwoordig waren, blijven den heer Polak hartelijk dankbaar voor alles, wat hij naar de juiste typeering Uwer Redactie „uit de warmte van zijn nobel ge moed", met zijn „oorspronkelijken geest" en de kracht zijner „persoonlijkheid" ons gegeven heeft. Hoogachtend, Het Bestuur der Vereeniging „Bloemendaal's Bloei". Mijnheer de Redacteur, Zoudt ge zoo goed willen zijn onderstaand stukje in Uw veel gelezen blad te plaatsen. Bij voorbaat mijn dank. Alzoo hebben we weer een autobusdienst van Santpoort naar Aerdenhout. Waar men echter hier in Bloemendaal vooral bij het Prov. Zieken huis om zit te springen, is een autobusdienst van Prov. Ziekenhuis naar de Zijlbrug. Dat was een rendeerend lijntje en zou ook thans een lijntje zijn met reden van bestaan, en dat geen wind eieren zou leggen. Ik zie in den autobusdienst Prov. ZiekenhuisAerdenhout een dienst, waar wederom dik geld bij moet, het tarief is te hoog- Wil de gemeente geen dienst naar Haarlem (Zijlbrug) hebben, terwijl er toch zooveel vraag naar is? Ik besluit met den vroeden vaderen een goeden raad te geven en dit is, om zoo spoedig mogelijk te bevorderen een dienst P. Z.Zijlbrug. i Men gaat wel met een bus naar Haarlem. Maar men gaat niet eerst met de bus naar de tram en dan per tram naar Haarlem. Dat zou heen en terug 50 ets kosten, dat vindt een ieder, wie men ook spreekt, veel te duur. U Mijnheer de j Redacteur dankzeggend, teeken ik Hoogachtend, EEN BLOEMENDALER. Z ITT Jaarwedde w< Pla Vergadering van der Donderdagmiddag, onder den Burgemeester, Jhr. A. zijn de leden Kremer, De Bij de ingekomen stukk reeds vermelde voorstel va leenen een Toeslag 03 H. Dou'i We herinneren er aan, len, den deui'waarder van tingen en bediende bij dei H. Douwma, dien, na bijn; gemeente geweest te zijn op 5 September 1907 slag is verleend, met inga verleenen een toeslag op 172.om hem in staa te kunnen leven. De heer B o r n w a t Douwma een zoodanige to vrij kan wonen. Daarmee een groote dienst bewezei De heeren H 0 g e n b sluiten zich daarbij aan. op, dat niet met een i worden gerekend. De heer Laan is ei meente maar steeds extr, waar de Rijks- en Pro vim 70 pensioen krijgen. B. en W. deden nu Douwma ook 70 zal kr dat men gaat boven de naren krijgen. De heer Bornwate om aan Douwma een t< geven per jaar. Het voorstel van den aangenomen met de stem gaal, Laan en Van Neder Verder wordt door B. van den Raad onderworp wij deren van twee booms een iep, staat aan de we laan en de andere, een ei die laan, beide bij de kru daalscheweg. De raad is algemeen boomen moeten blijven Onder de nagekomen van D. de Vos, die op 1 steld als technisch ambt mogen behouden en hem salaris te willen toekenn De salariscommissie h plaatst in klasse 14, als bij Publieke Werken schouwt als een „achter Hij verzoekt te worden g De heer Hogenbir om alles aangaande de tot de volgende verga Kremer nog eenige ams te dienen. Aldus wordt besloten. Medaille hi Besloten wordt een vc te verleenen voor de huii den R.-K. Volksbond, dk te Overveen wordt geope Naar aanleiding van e Prinsenberg wordt der voorstel om te besluiten te verleenen aan een pi een gedeelte van de sloot strook aan de Oranje Na aan A. J. P. Janssen. Naar aanleiding van heer Prinsenberg verde voorgestelde redactie x geheel in den vorm is e: schillenden, onder meei raadpleegd. Het voorstel van B. er De wt Van Ged. Staten is be jaarwedden van de we! vastgesteld. Belast bep Het voorstel van B. e: van heffing der plaatse inkomen voor het belas 1 Mei 1931 weder te bep genomen. B. en W. worden gei de vergunning, die de fram wegmaatschappij meente tot het leggen tramweg HaarlemZs waar deze den Zwartew voorwaarden voor het dien tramweg bij ande vaard krachtens raadsb Verbreèding Voor verbreeding va weg verklaarde Ir. A.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 6