3 i 24ste Jaargang 26 April 1930. Tweede Blad. N°. 17 LOSSE BLAADJES. Staatscommissies. BROKJES LEVENSWIJSHEID. VOOR DE VROUW. lil IÉ RECEPTEN. PLUIMVEETEELT. SCHAAKRUBRIEK. HP i ■r emm m HP Wm. n üi wm B igj® mm, WM WH W D lil mtm s VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, (Nadruk verboden.) Als van landbouw, fruit- of veeteelt, Slechte tijding is gemeld, Wordt, om dat te onderzoeken, Een commissie ingesteld. De Minister zegt dan: „Heeren, Dit of dat ligt op z'n rug. Ga met spoed als arts fungeer en; En genees 't patiëntje vlug!" De commissie tijgt aan d'arbeid Heel nauwkeurig en precies. Haast is hierbij uit den booze; „Spoedt u langzaam" is 't devies. Grondig wordt de zaak bekeken Tot de toestand is bekend, „In-" en ,,Aus"-land vergeleken, Zulks tot heil van den patiënt. Wanneer, na een poos traineeren, In de Kamer ivordt gevraagd, Of de zaak al gaat marcheeren, Komt het antwoord onvertraagd: „De Commissie is nog bezig, Dus uw vrees is ongegrond. Is 't rapport straks hier aanwezig, Dan wordt de patiënt gezond." Eindelijk, na zóóveel jaren Is de Staatscommissie klaar. Het Rapport ivordt aangeboden, Groot en lijvig, dik en zivaar. 't Wijst een middel, dat moet baten, Dat brengt zeker hulp in nood Maar terwijl de dokters praatten Was 't patiëntje langs reeds dood! Zaterdag 26 April '30. HET ONTWAKEN VAN DE ZIEL (Nadruk verboden) „Het probleem van de nieuwe opvoeding is het grootste probleem van den tegenwoordigen tijd. Zij is niets anders en mag niets anders zijn dan een hervorming van het innerlijk leven, gelijk aan die van de zestiende eeuw. Een mach tige ketterij, die de levenskrachten der mensch- heid hernieuwt. De beschavingen van Europa en Amerika stikken onder het foedraal van ver steende denkbeelden en doodelijke vooroor- deelen. De geest is gebonden, van kindsbeen af, an een ongerijmde werktuiglijkheid, aan de •anden van hen, die misbruiken in stand .1 ouden. Er is dringend behoefte aan frissche lucht n aan zon, aan zelfvertrouwen, aan mannelijk n helder oordeel, dat op harmonische wijze zijn ezonde vrijheid gebruikt. Men kan deze dingen niet zonder strijd be reiken. Teveel oude en nieuwe misbruiken hebben er belang bij, de ziel het ontwaken te beletten en versperren haar den weg met schij n- waarheden, dood en moorddadig. Maar alle eerlijke en sterke mannen en vrouwen, gezond van verstand en harte, moeten hun keus durven doen tusschen hun bevrijders en hun gemaskerde onderdrukkers." Aldus een woord van Romain Rolland, den Franschen profeet, wiens Jean Christophe wij allen kennen. Nuchtere menschen zullen zich af vragen: wat bedoelt hij met het ontwaken van de ziel? Het is moeilijk, hierop in kort bestek een ant woord te geven. Wij kunnen den term „ziel" vervangen door „geest", „innerlijk", „persoon lijkheid" of nog enkele andere uitdrukkingen, zonder met onze verklaring veel verder te komen. Het begrip „ziel" laat zich moeilijk om schrijven. Toch zal er onder ons wel niemand zijn, die de ervaring niet kent, alsof in zijn binnenste een stuk leven aan banden ligt. Beelden als dat van den gekerkerde in het vleesch spreken tot ieder onzer. Wij gevoelen, hoe de kern van ons leven verschrompelt als een knop, welke men heeft omwondenhoe er een licht binnen in ons onder den domper staat. Veel meer had er van ons leven terecht kunnen komen, zoo al onze gaven en krachten zich vrijelijk hadden mogen ont plooien zoo wij ruim baan hadden gegeven aan onze verlangens en wenschen; zoo wij ons uit hadden geleefd in onze gedachten en idealen. Wij plegen dit uit te drukken door te spreken van „mensch worden in den hoogsten zin van het woord". Maar mensch zijn wij toch allen? Mensch, dat wil zeggen: een hulpeloos, onvol komen wezen, bezwaard met de lasten der aarde en tevergeefs zich verzettend tegen de hem van nature gestelde grenzen. Mensch, dat beteekent betrekkelijkheid, halfheid, kortzichtigheid, slavernij. „De mensch is niet zooveel moois," verklaren ironisch de pessimisten, die de fouten en ge breken van hun genooten met den vinger aan wijzen en „de werkelijkheid" tot hun be wij s maken. Maar er bestaat nog een andere mensch, die evenzeer tot de werkelijkheid behoort, al is hij niet voor iederen botterik zichtbaar. Wanneer men een heilige of een held in de gevangenis sluit, merkt niemand hem op, maar niettemin leeft hij. Slechts zijn cipiers hooren zijn zuchten en het gerinkel met zijne ketenen. Deze gevangen heilige of held heeft Romain Rolland op het oog, als hij spreekt van de ziel. Kon ieder onzer dit beste en sterkste in zich bevrijden, zoodat het in de zon en de frissche lucht aan den dag trad inplaats van in den kerker besloten te zijn, hoe anders zou ons per soonlijk leven, maar ook het maatschappelijk leven er uit zien. Het was een gemeenschap van heiligen en helden geworden. Zoo heeft niet alleen het individu, maar ook de samenleving belang bij den bevrijdings arbeid, waartoe de dichter ons oproept. Maar deze bevrijdingsarbeid is moeilijk. Wij moeten een keus doen tusschen de bevrijders en de ge maskerde onderdrukkers der ziel. Hoe onder scheiden wij hen van elkaar? Heerschers zijn niet alleen sterk, maar ook listig en tenslotte gewetenloos. Zoo draagt menig onderdrukker het masker van den bevrijder. Wij leveren ons over aan een verlangen, een harts tocht, een waarheid, die-zich aandient als een bevrijder van onze persoonlijkheid, maar ont waren na onze overgave te laat, dat onze be drieglijke gids onder het masker der vrijheid ons tot zijn slaaf heeft gemaakt. Onze ziel is ontwaakt, maar zij ontwaakte in duisternis. H. G. Cannegieter. EEN LEUKE, SPORTIEVE MANTEL. Behalve de vele mantels met allerlei soorten van cape-j es, met groote cape-j es en kleine ».VV> jüUj pit is'.',? sa M j;|ji j:.i* W inilt tweed, een leuk ruitje, of andere zwart-en- witte motieven. Wit met bruin, en wit met beige, beige met zwart, enz., zijn daarop natuur lijk de veelvoorkomende variaties. Het plaatje geeft zoo'n vlot, sportief model aan, met raglan- armsgaten. Onder dezen mantel kan men in de eerste plaats dragen een bijpassende rok van dezelfde stof, en daarbij dan een wit jersey overhemdje met zwart afgebiesd, wat iets heel nieuws is. Men kan er echter ook een heele jurk onder dragen, van kersroode kasha bijvoorbeeld of emeraldgroene kasha. Dikwijls wordt het toilet dan voltooid door een nauwsluitend dopje, een capeline, van bijvoorbeeld ongeveer dezelfde stof als de mantel. Ook ziet men veel heele stelletjes, als capeline, scarf (sjaal) en taschje, alle drie uit dezelfde stof. Dit seizoen ziet namelijk beide uitersten toegepast in de hoeden- mode: men heeft de heel nauwsluitende cape- lines, die heel chique kunnen staan, en men heeft de echte zomersche strooien hoeden, met zeer breeden rand, die bijzonder flatteus zijn, bij een echt zomersch japonnetje of ensemble. En onze schoenen? Naast de wandelschoenen met platten hak, die men nog veel uitgevoerd ziet in licht beige, met opgestikte en ingestikte patronen banden, hoekjes, enz., van donker bruin krokodil, en rood leder, hagedis, slang, enz., hebben we ook de schoenen met hoogen hak, op zij laag uitgesneden. Waarbij de op merking verdient, dat deze schoenen dit jaar wel buitengewoon hooge hakken hebben. Laatste decreet van de Parijsehe mode. Zomerbont wordt ook veelvuldig op mantels gedragen. En om nog wat verder van den hak op den tak te springen de heele lange japonnen, zooals we die in som mige étalages van groote modezaken zien, „model-japonnen" van Parijsehe huizen, schij nen er bij ons niet erg in te willen. Zoodat we ze dezen zomer wel niet veel zullen zien, be halve dan op feestelijke gelegenheden, als avondtoilet. Loes. ROEREIEREN MET HAM. Op 4 eieren neemt men wat peper en zout, 4 eetlepels melk, 20 gram boter en Yi ons ham. De eieren worden met peper en zout geklopt, waarna men er de 4 lepels vloeistof door roert, en daarna ook de gehakte ham. In een pannetje laat men de boter smelten, giet er het eier- mengsel in en verwarmt dit onder voortdurend I roeren tot de eieren een gelijkmatige, gestolde, samenhangende maar niet droge massa vormen. Men dient de aldus bereide roereieren op een verwarmde schaal op, en vormt er een randje omheen van gefruite driehoekjes oud brood. ELECTRISCHE KUNSTMOEDERS. Door de Prov. Electrieiteits Maatschappij in Gelderland zijn in 1929 verschillende resultaten opgenomen, welke hier en daar behaald worden met electrische kunstmoeders. Daarbij is gebleken, dat de kosten aan verbruikte electriciteit varieeren tusschen 4 en 10 cent per kuiken, gedurende den geheelen opfoktijd. Bij dit betrekkelijk groote verschil speelden natuurlijk de buitentemperatuur en de plaats: .waar de kunstmoeder stond een. belangrijke rol, evenals de behandeling. De voor- deelen zijngvoote zindelijkheid, beduidende tijdsbesparing, gelijkmatige warmte, dus ook tegen den motregen, nooit te koud, absoluut brandvrij, steeds zuivere lucht in het opfokhuis, na de afsluiting blijft de kunstmoeder nog een heele poos warm. Wie ze gebruikt is er enthousiast over. Lang durige stroomstoring zou natuurlijk noodlottig kunnen worden. Wanneer men over goedkoopen stroom kan beschikken, dan is de prijs van de verbruikte electriciteit geen bezwaar. S Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Lflg2 Kei— fl g4xf5 Lel xd2 Lg2e4 10. 11. 12. 13. 14. Le7h4j- 0—0 Pe4 X d2| Dd5 X f5 Probleem No. 253 O. v. KROBSHOFER (Leipzig). Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kdl. Üc2, Lg8. Pd3, d5. Zwart: Kd4, d2. 2e prijs, wedstrijd „Neue Leipziger Zeitung" (1926). Partij No. 110. Gespeeld in het Marshall-Schaakhuis te New- cape-jes, met lange en korte, met breede en smalle, zien we ook veel sportieve mantels, in York, 1928. Wit: F. J. Marshall. Zwart v. Sol d a te nkof f. Geweigerd Koningsgambiet. e2e4 1. e7e5 f2—f4 2. d7—d5 e4xd5 3. e5e4 d.2d3 4. Pg8—f6 d3xe4 5. Pf6xe4 Ddle2 6. Dd8 X d5 Pbl—d2 7. f7—f5 g2—g4 8. Pb 8c6 c2c3 9. ;r ware 9. gf5:, waarna b.v. zou kunnen volgen 9Pd4; 10. De4:j, De4:; 11. Pe4:, Pc2:t; 12. Kdl, Pal; 13. Pg3, Ld7; 14. Lg2, 00—0; 15. Ld2, La4f; 16. Kol! en Wit heeft het betere spel. 9. Lf8e7 De voorkeur verdiende direct Pglf3. 14. Df5—f6 Pglf3 15. Lc8h3j" Kflgl 16. Ta 8e8 De2—d3 17. Ïe8—d8 Le4xh7f 18. Op 18. Dc2 volgt Pe5ü; 19. fe5(19. Pe5:?, Dg5f! en wint of 19. Db3t, Kh8; 20. feö:, Td2! enz.). Db6|! en wint. 18. Kg 8h8 Dd3—g6 19. Td8xd2ü Het begin van een mooie slotcombinatie. Pf3xd2 20. Pc6=d4U Dg 6b 5 21. Df6—g6i!t Opgegeven. mm Slotstand. Oplossing Probleem No. 250. (Prof. Julius R. Neukom m). Stand der stukken: Wit: Kei, Dh8. Td3, Th6. Lf8, Lb3, Pe4, Pf6, b6, d-7, g3. Zwart: Ke5, Te7, Lg6, c6, d5, f7. 1. Pe4d6, enz. Goede oplossing ontvangen vanH. de Ruyter, te Bloemendaal; H. WT. v. Dort, te Haarlem. Correspondentie. Zooals uit den „Stand der stukken" kon blijken, behoort in het diagram van Probleem No. 251 de pion op h6 wit te zijn. DOOB G. TH. ROTMAN. 107. O wee, daar komt het hollend paard al! De dienders worden bang en bleek! Ze gaan van schrik subiet aan 't hollen, En laten Sambo in den steek; Hij valt met luiden smak op straat, Waardoor het gips aan stukken gaat. 108. Sam neemt nu dadelijk de beenen, Tot hij vriend Jocko weer ontmoet; Bij 't nad'ren van het edel tweetal Vlucht alles met den meesten spoed! Op welk een kluchtige manier Dit soms geschiedt, aanschouwt men hier! 106. Terwijl is Sambo met z'n wagen Gestopt voor de politiewacht; Door dapp're dienders voortgedragen, Wordt hij naar binnen toe gebracht. Voorzichtig, mannen, opgepast! Het gips is breekbaar: houdt dus vast! 105. Een ouwe bles, die juist voorbijkomt, Krijgt, bom! de trommel op z'n bol! Z'n heele kop zit in het duister En 't dier gaat angstig op den hol; En onder 't hollen gaat de trom Van rataplan en lombombom!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 5