r LOSSE BLAADJES. 24ste Jaargang 17 Mei 1930. Tweede Blad. N°. 20 Zomertijd. BROKJES LEVENSWIJSHEID. VOOR DË KINDEREN. VOOR DE VROUW. SAMBO EN RECEPT. SCHAAKRUBRIEK. Doos G. TH. ROTMAN. (Nadruk verboden). De zomertijd is in het land, 'k Bedoel de officiëele, Die met een extra uurtje zon Ons allen gaat bedeelen. Weer gaat men ons van hoogerhand Den levensregel leer en: De grootste pret is vroeg naar bed En vroeg lueer uit de veeren! De zomertijd maakt matineus; Wat is er alles vroeg door! Men trekt er na het werk op uit, Men heeft er tijd genoeg voor! En moesten we in den aanvang ook Een uurtje slaap verliezen, Wat hindert datDe morgenstond Heeft goudgevulde kiezen! 'k Wil daarom op den zomertijd Een vroolijk liedje dichten: Hij geeft meer licht en levensvreugd, Maakt zonnige gezichten! En tuie zich voelt tekort gedaan En 't stelsel af wil schaffen, Staat Zondag maar -wat later op En blijft wat langer maffen! Zaterdag 17 Mei '30. BLIJFT ALLES BIJ 'T OUDE? (Nadruk verboden) Er zijn mensclien, die niet in ontwikkeling gelooven. Het streven naar verbetering geeft niets, zeggen ze. Alles blijft bij het oude, want de menschelijke natuur bestendigt zich onver anderlijk. Wat heeft het voor zin, nieuwe vormen en toestanden voor te bereiden? Men zal er geen vermeerdering van het geluk mee bereiken; wat het verleden geopenbaard heeft, zal de toekomst weer openbaren, zij het op andere wijze. Deze menschen hebben ten deele gelijk. In wezen blijft de mensch en ook de wereld zichzelf. Maar de uiterlijke veranderingen oefenen toch voldoenden invloed uit op het karakter en op de geheele levensbeschouwing, om een nieuw type mensch te scheppen. Doordat ons de gelegenheid tot vergelijken ontbreekt, kunnen wij het verschil tusschen den ouden mensch en den nieuwen niet opmerken. Maar als wij eens plotseling in de omgeving van onze voorvaderen werden verplaatst, zouden wij vrijwel verbijsterd staan. Het onderscheid tusschen de oude en de nieuwe levenshouding uit zich vooral in den omgang tusschen de menschen van verschillenden leeftijd, kunne en stand in hun onderlinge betrekkingen. De wijze, waarop volwassenen en kinderen, man nen en vrouwen, bedrijfsleiders en ondergeschik ten zich jegens elkander gedragen, verschilt hemelsbreed van den ouderwetschen omgang. Kinderen, die in het bijzijn van volwassenen moesten zwijgen en die hun mond alleen mochten openen, nadat hun iets was gevraagddie staande aan tafel moesten eten en die met slaag werden geregeerd; wie men onbescheidenheid verweet, wanneer zij een voor de hand liggende inlichting verzochten, kunnen wij ons haast niet meer voorstellen. Evenmin als vrouwen, die slechts leefden bij de gratie van hun echtgenoot. En toch, hoe kort nog is het geleden, dat zelfs vooruit strevende mannen de vrouw onbevoegd achtten om er een eigen overtuiging op na te houden! En de laatdunkendheid, waarmee men vroeger lieden behandelde, die „van minderen stand" heetten te zijn! Dienstboden, arbeiders, ze telden niet mee in de maatschappij en moesten al tevreden wezen, zoo ze bij onafgebroken arbeid een karig stuk brood „verdienden". De emancipatie van het kind, de vrouw en de maatschappelijk ondergeschikte is wel de groote omwenteling in de menschheidsgeschiedenis ge weest. Betreft zij louter uiterlijke gedragingen? Maar ook het karakter heeft zij gewijzigd. Onder danigheid, vroeger de deugd bij uitnemendheid, is een ondeugd geworden. Men waardeert slaafsch- 117. Hoera! daar heb je Kees, de diender, Een man van moed en scherp verstand; Hij zal de leeuw wel even binden! Den ketting heeft hij in z'n hand! Vol spanning rijzen allen op Dat wordt voor Sam vandaag een strop! heid en kruiperigheid niet meer in die mate als het vorige geslacht. Jgtg Het nieuwe type mensch stelt prijs op de erken ning van zijn persoonlijkheid. De arbeider, de vrouw, ook liet kind beroept zich op elementaire rechten, welke de maatschappij dient te eer biedigen. De menschelijke vrijheid is onaantast baar geworden. Hierdoor zijn fierheid en zelf standigheid in de plaats van de voormalige deug den getreden. Een ander kenmerk van den modernen mensch is zijn middelpuntvliedendheid. De ouderwetsche mensch zocht het middelpunthij voelde zich slechts thuis op de plek, „waar God hem gezaaid had." Levenslang bleef hij aan deze plek ge bonden; van de rest der wereld nam hij geen kennis en het vreemde veroordeelde hij als dwaas of misdadig. Thans heeft het gemakkelijke en snelle verkeer den mensch los gemaakt van zijn middelpunt, dat hij thans vliedt om zich langs den omtrek van den grooten aardcirkel te bewegen. De radio en de bioskoop brengen hem dagelijks met heel de wereld in aanraking en hij krijgt hierdoor een universeelen blik op het menschen- bestaan, dat allengs overal gelijkvormig wordt en elk plaatselijk karakter verliest. De vroegere mensch was inwoner van zijn stad, van zijn dorp of gehucht; de tegenwoordige mensch voelt zich wereldburger. Zou ook dit het menschentype niet in wezen hebben veranderd? Zoo zouden er meer verschillen te noemen zijn. Zeker, in de groote dingen van leven en dood blijft alles bij 't oude, en het leed zal bij de voort gaande ontwikkeling het geluk volgen als de trouwe schaduw van ouds. Maar zelfs deze groote dingen dragen wij anders. Het is niet hetzelfde, thans ziek te zijn of ziek te zijn vijftig jaren geleden. Een patiënt is een ander wezen, mede door de volmaakt verschillende behandeling. Men denke slechts aan de verdoovende middelen bij een operatie. Zelfs de dood is anders geworden. Zeker, wij gaan nog den weg van alle vleesch, maar wij aanvaarden het afscheid van 't leven in een andere stemming dan onze voorvaderen, die ook in hun rouw zich moeilijk in onze houding zouden kunnen schikken. Wij zouden een tijdje ons in him zieleleven moeten kunnen verplaatsen om het ontzaglijk verschil tusschen toen en nu te ervaren. H. G. Cannegieter. EEN SPECIAAL MODEL JURK MET HET CAPE-EFFECT. We zien ze dit seizoen buitengewoon veel, de jurken en mantels met het cape-effect, dat zich leent tot een vrijwel onbeperkt aantal variaties. Eene daarvan is op de teekening van deze week weergegeven. Dit model kan uitgevoerd worden in bruin, zwart, donkerblauw of groen. Als stof 118. Maar wat is dat? Krik-krak! daar zakken Ze plots'ling allen door de kast! Sam maakt een buit'ling van je wèlste, Zijn staartje zit nu niet meer vast! Hij vlucht, van Jocko vergezeld, Ver van het dorp, in 't vrije veld. kan men crêpe de chine nemen. Het ceintuurtje is smal en van dezelfde stof. De bij behoor ende hoed is van een exclusief stroo-model, met breeden, laag in den hals vallenden rand. Van hoeden gesproken, moet ons de opmerking van het hart, dat met de terugkeer van de vrouwe lijke lijn in de mode, ook de behoefte ontstond aan meer flatteuse hoedjes. De eenvoudige, strenge vilthoed heeft geruimen tijd geregeerd, doch verleden jaar kwamen de stroohoeden al in dichte drommen opzetten. En dit seizoen zijn vooral de gebreide of gehaakte barets heel populair, of barets van dezelfde Engelsche stof, als waarvan de mantel gemaakt is. Verder ziet men in de étalages der winkels een terugkeer van de „katoentjes", de katoenen jurken en ensembles, die men zelfs in de „eerste klasse zaken" aantreft. Bij deze aardige katoenen jurken draagt men barets van katoenen garens vervaardigd, die licht, soepel en makkelijk plooibaar zijn. Met een lintje, een aardig speldje hier of daar, wat handig drapeeren en wat koket manoeuvreeren ermee, kan men een heel flatteus hoedje maken en profijt trekken van de flat teuse lijn, die in elk vrouwengelaat wel te vinden is. Een witte baret staat vroolijk en zomersch bij een lichte jurk. Een gele baret draagt men bij witte jurken, en marine-blauwe barets bij japonnen van bleekgeel, ivoor kleur, wit, lavendel, enz. Ze zijn makkelijk om te dragen en worden even makkelijk als een zak doek gewasschen. Men kan ze met wat handig heid zelf haken of breien en dan is de prijs een kwestie van een paar kwartjes... Wie zei daar, dat de vrouwenmode een nachtmerrie voor de mannenbeurs is?! LOES. Gestoofde knolselderij maakt men van 2 of 3 groote selderij knollen, die men in dikke plakken verdeelt; snijdt ze na het schillen in reepen en kook ze gaar met water en zout. Op een vergiet laten uitlekken, het kooknat opvangen en daar van 21/2 kopje gebruiken om 1 maggi-bouillon- blokje in op te lossen. Men verwarmt een flinke lepel boter met een lepel bloem, onder flink roeren, voegt er dan langzaam den bouillon bij, laat het sausje even doorkoken en stooft dan de selderij er een oogenblik in na. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Sohaakredaoteur, Qed. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 257. P. A. KOETSHEID (Rotterdam.) Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kd7, Tc2, Ld8, Lh7, Pa4, a6, c3, e6, f2, g5, h3. Zwart: Kd5, a7, f3. J. Gunsberg f In hoogen ouderdom, 76 jaar, is 4 Mei j.l. in Londen overleden de schaakmeester Isidor Guns- berg (geb. te Boedapest). H|Gunsberg was een goede oude bekende in ons land en vooral oudere Amsterdamsche spelers zullen de schitterende simultaanvoorstellingen, welke de Engelsche meester in 1885 in het Ver- eenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap gaf, niet hebben vergeten. Later heeft hij in ons land nog séances gegeven in 1889 en 1893. In 1895 ging hij echter reeds achteruit, zoodat zijn bloeiperiode ligt tusschen de jaren 1885 en 1891. Maar in dien tijd wist hij zich op te werken tot een meester van den allereersten rang en werd hij algemeen beschouwd als de eenige candidaat, JOCKO Van een leeuw en een 119. Bij 't vallen van den avond zoeken Zij zich een schuilplaats voor den nacht, Een hooischelf kan daar goed voor dienen, Je ligt als in een bed zoo zacht! Ook is 't van binnen warm en droog, En loop j'er niet zoo in het oog. die met kans op succes Steinitz zou kunnen bevechten. Een match, in 1891 gespeeld, werd door laatst genoemde met +6, 4, 9 gewonnen. Gunsberg bekleedde tot aan zijn dood een zeer goede positie in de Engelsche schaakwereld als journalist. Onderstaande partij is een mooi staaltje van Gunsberg's talent. Partij No. 112. Gespeeld in het tournooi te Hastings, 26 Augus tus 1895. Wit: Zwart: I. Gunsberg J. Mason (1854—1930). (1849—1905). Schotscli gambiet. e2e4 1. e7e5 Pgl—f3 2. Pb 8c6 d2—d4 3. eöxd4 Lflc4 4. Lf8c5 0—0 5. d7—d6 c2c3 6. d4xc3 Ddl—b3 7. Dd8—d7 Db3 Xc3 8. Pg8—f6 Lelg5 9. Dd7—e7 Dc3b3 10. 0—0 Pbl—c3 11. Pc6a 5 Db3c 2 12. Pa5 X c4 Pc 3d5 13. De7—d8 Tal—dl 14. c7c6 Pdö xföf 15. g7 x f6 Lgöh4 16. Dd8e7 Dc2 X c4 17. De7-e6 Dc4c3 18. De6xe4 Tfl—el 19. De4g6 Lh4 X f 6 20. Lc5b4 Dc3xb4 21. Dg6 xf6 TdlxdÖ 22. a7a5 Db4d2 23. Lc8—e6 Pf3—g5 24. Tf8d8 Pg5e4 25. Df6h4 Dd2d4 26. Td8 X d6 Pe4f6f 27. Dh4 x f6 Dd4xf6 28. Ta 8d8 Df6g5f 29. Kg 8f8 Dg5xa5 30. Td6—dl h2h3 31. Tdlxelj Daöxel 32. Td8d7 Deleö 33. Kf8—g8 g-'—gl 34. b7b5 f2—f4 35. Td7—dl| Kgl—f2' 36. Tdl—d3 f4—f5 37. Le6d5 f5—f6 38. h7116 Kf2—e2 39. Ld5c4 De5e8j 40. Kg 8h7 De 8e4| 41. Opgegeven Oplossing Probleem No. 253. (O. v. K r o b s h o f e r). Stand der stukken: Wit.: Kdl. Do2. Lg8. Pd3, dö. Zwart: Kd4, d2. 1. Lg8—h7, Kd4e3; 2. Dc2c8, enz. Kd4xd5; 2. Lh7-f5, enz. Goede oplossing ontvangen vanH. W. v. Dort, te Haarlem. Voorts zijn de Problemen Nos. 251 en 252 alsnog goed opgelost doorH. de Ruijter, te B 1 o e m e n d a a 1. HUMOR. De rijke man gaf zijn zoon een flinke uit brander. Het is een schandaal, zooveel geld als je verteert! Dat gaat maar uit en pa zal wel be talen. Hier heb je weer een rekening van den autohandelaar! Jij rijdt maar in auto's! Toen je vader zijn leven begon, liep hij Dan was u een bijzonder mensch, zei de zoon, de meeste menschen beginnen met kruipen. Heer (tot architect)„Hier hebt u nu een opgave van de kasten, die m'n vrouw wil heb ben. Laat u er nu maar een huis omheen bouwen „Opstaan. Opstaan," riep de kellner en bonsde op de deur, „er is brand „Goed," antwoordde de stem van binnen, „maar als ik nu opsta, moet ik dan voor vandaag de kamer betalen?" „Denkt u soms dat ik een idioot ben?" „Ik niet. Maar mijn oordeel is niet opgewas sen tegen dat van anderen." c 120. 't Wordt ochtend. Jantje Visscher hengelt Terw(jl zijn vriend wat dut, naar bliek. Sam loert het stiekum af, de stakker Is van den honger driekwart ziek! En ach, de brave hengelaar Beseft nog niets van al 't gevaar!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 1