LOSSE BLAADJES. 24ste Jaargang 7 Juni 1930. Tweede Blad. N°. 23 Opvoedkundig! 8 HO KJ ES LEVENSWIJSHEID. VOOR DE KINDEREN. VOOR DE VROUW. SAMBO EN Loes. TOONEEL. J 0 C K 0 Van een leeuw en een SCHAAKRUBRIEK. doob G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Ter bestrijding van de musschen- plaag looft de Larensehe Boerenbond een bedrag van enkele centen uit voor eiken ingeleverden musschenpoot. Wellicht hebt U reeds vernomen Van den vogelpootjesprijs, Hoe de Boerenbond te Laren Jacht maakt op de musschenscharen Op een minder mooie wijs. In de school wordt allerwegen „Liefde voor het diergeleerd Aan de kind'ren. Eenmaal buiten Lokt de Bond hen met iaat duiten En de leus wordt omgekeerd. „Toe maar, jongens! Geldv er dienen! Ruk een musch z'n pooten uit! Durf je niet? O, wat een stakkerd!" Zoo wordt wreedheid aangewakkerd En de hebzucht uitgebuit. Laat de meester dan maar praten: „Handel liefd'rijk met een dier", Harde harten zijn te vreezen! Heen, de musch moog' schaad'lijk wezen, Dit is toch niet de manier! Zaterdag 7 Juni '30. PINKSTERBRAND (Nadruk verboden) Pinksteren is onder de Christelijke feestdagen gene, welke het dichtste staat bij den langsten tg. Er zal tusschen dit tijdstip van viering en beteekenis van het feest wel verband zijn. zon, die alles in gloed zet, die de wereld be- ucht en de vruchten doet rijpen, wordt het -ibool van de geestdrift. Op Pinksteren staat zon van de geestdrift het hoogst. Deze dag wekt de herinnering aan de aanste- lijkheid van dit vuur. Men kent het oude chaal van Simson, den zonneheld, wiens kracht in de lengte van zijn haar, gelijk de kracht .an de zon in de lengte harer stralen. Simson «ïgt in een zijner vlagen van kwajongens- chtigen overmoed een groot aantal vossen, aan welker staarten hij brandende fakkels bindt. Zoo >gt hij de wanhopige dieren de velden door, ke door het vuur dezer fakkels in brand vliegen. een oogenblik zijn alle graanstapels, wingerden olijftuinen verwoest. De zon kan een verterend vuur zijn, zooals aar gloed onder andere omstandigheden een weldadige uitwerking heeft. Gelijk de zon ook de geestdrift. Van Simson heet het, dat de geest Gods hem ustig maakt. De gevolgen van deze onrust jken weinig op hetgeen wij plegen te verstaan nder de vruchten van den heiligen geest. Het i eilige vuur doet groeien en gedijen, het onheilige uur verteert. Toch voelde de verwoester der Iden zijn onverwinnelijke dollemansdrang als oddelijke geest. Nog zijn er menschen, die, oezeer de schrik van de vredige wereld, te goeder trouw overtuigd zijn, dat hun vernietigend werk uit verheven beweegredenen ontstaat. Vurige gedachten, gloeiende gevoelens hebben herhaaldelijk brand gesticht. Als een vuurzee zijn 'evoluties over de menschheid gevarenhet opwin dende woord van de aanstichters werkte aan- -tekelijk. Er schijnt op sommige keerpunten van de geschiedenis geen opbouw mogelijk dan op de uinhoopen van het verouderde. Vernietiging gaat veelal noodwendig aan vernieuwing vooraf. Maar het is dezelfde zon, die hier met haar gloed verteert en ginds met haar gloed bevrucht. Aanstekelijk is hare warmte gelijk de geestdrift aanstekelijk is. Men klaagt wel, dat het onze nuchtere wereld van heden aan geestdrift ontbreekt. Zakelijk en berekenend zijn onze gedachten. Wij zijn te verstandig geworden voor de uitzinnigheid, welke in ontvankelijker eeuwen profeten dreef tot getuigen en gansche scharen deed samenstroomen 129. Toevallig moest met dezen spoortrein Dien dag de gouverneur van 't land, Op reis, ter feestelijke wijding Van 't stoomgemaal te Broek-op-Zand; 't Was een gezelschap vol gewicht, Een onvergetelijk gezicht. op hun meesleepend woord. Wij gelooven, aldus klaagt men, niet meer in de kracht van de geest drift. Toch kennen juist wij een dergelijken brand als welke met Simson's fakkels de gansche wereld in een enkel oogenblik in vuur zet. Juist in onzen tijd met zijn snelle verkeersmiddelen'is de gees telijke aanstekelijkheid groot. Als besmettelijke ziekten verspreiden zich leuzen, gewoonten en liefhebberijen over de aarde. Zij steken de wereld in brand en vernietigen daarna zichzelf. Kort^is de duur van haar hevig bestaan. Als een zinnebeeld van deze aanstekelijkheid vliegt het lied over de landen. Op zeker oogenblik hoort men een bepaalde melodie. Menj hoort haar hier, men hoort haar daar, men hoort haar alom. Draaiorgels spelen haar, straatjongens fluiten haar; radio, grammofoon en jazzband brengen haar ten gehoore. Dit liedje zit*in deAlucldren neemt gansch den dampkring in^beslag. Morgen wordt het door een anderen „Schlager" vervangen en*overmorgen kent niemand het meer. Zoo als dit lied de gedachte. Heilige zoowel als onheilige gedachten werken aanstekelijk. Men kan er zich tegen verzetten, men kan zich te weer stellen, het geeft niet. Wat kan de afzonderlijke korenaar doen, wanneer Simson's vossen met brandende fakkels de velden doorrennen? Inj.de algemeene vuurzee ontbrandt zij mee; haar gloed ontstaat niet uit eigen begeerte, maar onder den onweerstaanbaren drang van een universeele aandrift. Wij klagen vaak over de besmettelijkheid van slechte gedachten, verkeerde gewoonten en mis dadige neigingen. Over de kracht van het vuur datMverteert. Maar Pinksteren herinnert ons er aan, dat niet slechts het onheilige besmettelijk van aard is, doch dat van het heilige een niet minder aanstekelijke werking uitgaat. De kracht van het vuur dat bevrucht evenaart die van|het vuur dat verteert. Dit is de moedgevende Pinksterboodschapdat het getuigenis van het goede, verhevene en heilige zich verspreidt als een brand, de aarde in beslag neemt gelijk de zon, die de wolken doorbreekt en in wier warmte en licht nu alle volken zich koesteren. Te dikwijls meenen wij mismoedig, dat onze idealen eenzaam zijn en gedoemd tot vruch teloos uitsterven. Wat geeft het, verzuchten wij, zoo wij ze in hun afgeslotenheid trouw blijven? Maar eenklaps breekt de Pinksterbrand uit en tot onze vreugde ervaren wij, dat wat wij voor een persoonlijke illusie hebben gehouden, het gemeengoed is der gansche geestdriftige wereld. H. G. Cannegieter. 2 Pinksterbrand OVER NIEUWE HOEDEN EN NOG IETS. De stoffen hoed, passend bij (en gemaakt van) de stof van de jurk, is een verschijnsel van dezen zomer, dat bijzonder inslaat, zoodat we mogen zeggen, dat de stoffen hoed zich een stoffen, om nog niet eens te reppen van organ die en taffetas. Het plaatje laat het nieuwe model zien, waarvan de rand recht van het voor- 130. De Broek-op-Zandsche Dorpsfanfare Had wekenlang gerepeteerd, De leden van het Zangkoor hadden Hun keel met katjesdrop gesmeerd; De feestcommissie baadt in zweet En staat in vol ornaat gereed. hoofd af staat en verder het gezicht zoo flatteus omsluit. Om den bol een ripslint en de partjes van den bol vallen over elkaar, om vooral goed het model te krijgen, dat om het hoofd sluit. De hoed is ongevoerd. Weet u wat nog meer een echt zomerver- schijnsel is? Van dit jaar althans? De zeer veel gedragen zachte pastelkleuren. De voor jaarsmode zag veel heldere, felle kleuren, voor den zomer hebben evenwel de zachtere tinten de overhand, waarbij het roomkleurige crème de allereerste plaats in gaat nemen. Dan komen, in deze volgordepastelrose, azuur, bleekblauw, zacht watergroen, terwijl het geel meer speciaal in beslag genomen wordt door de jonge vrouwe lijke garde. Dat wil echter niet zeggen, dat het marineblauw zou hebben afgedaan. Geenszins. Evenals beige, zwart en grijs is het marineblauw één van die fundamenteele kleuren, die altijd een voorname plaats blijven innemen in de vrouwemnode. Vooral bij mantelpakjes is marineblauw zeer gevraagd, omdat het zoo alleraardigst staat bij de kwieke overhemd bloesjes, van zachtrose, abrikooskleur, lichtgeel en blauw. De „boutonnière", het kleine bou- quetje van gemaakte bloemen, op de revers van het manteltje, of ook op de cape, doet weer opgeld. Van vroolijke, kleurige wilde bloemen staat het erg aardig. Maar van een stijf, wit piqué gemaakt bloempje staat het toch nog fijner! Herdenkingsavond voor Jhr. A. W. G. van Riemsdijk, op Zaterdag 31 Mei, in den Stads- schouivburg. Zelden zal een herdenkingsavond zóó het geestelijk leven van den herdachte benaderen, als deze stemmige avond, vol eerbiedig beheerschte geestdrift en ontroering. Het inleidend woord, door Leo Lauer gespro ken, beeldde klaar en suggestief van Riemsdijk als mensch en kunstenaar uit. Hoe hij het liefst vertoefde tusschen de eenvoudigen, de nede- rigen. Hoe hij gaarne goed deed en verdwaalden op den rechten weg trachtte terug te brengen. Hoe hij de waarheid kende van het deviesbeter géven, dan nemen. Zijn kunst is dan ook een zich geheel willen uitleven van zijn drang tot daden, tot helpen. En we raken, al nadenkend, over tuigd, dat hij graag droomend zich de verwezen lijking voorstelde van al het mooie menschelijke, dat in het leven, in het werkelijke leven, on mogelijk is. Vandaar misschien, dat zijn tooneel- werk den stempel draagt van wat spreker aan duidde met: een kinderlijk gemoed. Dit kinderlijke in zijn gemoedsleven gaf hem ook het geloof in een tijd, waarin zijn werk beter gewaardeerd zal worden. Hij schreef, aldus spreker, soms in koortsachtige spanning' en zei tot zijn vrienden: „Ik laat mijn werk drukken. Als ik dood ben zullen ze eenmaal gespeeld worden." Ook zag hij „zich graag spelen". Wie weet hoeveel geluk hem die schijnbare verwezen lijking van adeldom in de beste en hoogste be teekenis schonk! Spreker eindigde zijn rede met te verwijzen naar Van Riemsdijk's getuigenis„Muziek is het geloof van alle tijden." En inderdaad, ieder voor wie muziek iets meer is dan een streeling der zinnen, weet het: wie zich in het diepere wezen der muziek ver liest, en losraakt van de wereld, heeft in zich iets benaderd van het onzienbare, ontastbare, dat elk geestelijk leven leidt en vervult. Van Riemsdijk als kunstenaar is dan ook het best te herdenken in wat hem het hoogste kunst genot gafde muziek. Voor dit gedeelte van den avond zorgde de Haarlemsche Orkestvereeni- ging. Gespeeld werd: Treurmuziek uit „Gotter- dammerung" van Wagner, Air van Joh. Seb. Bach, Andante cantabile, van P. Tschaikowsky en de treurmarseh uit de Eroica van Beethoven. Als mensch is hij gehuldigd en herdacht in een zijner meest teekenende tooneelstukkenDe kleine apostel, gespeeld door het Holl.-Vlaamsch Tooneel. Een merkwaardig tooneelwerk, om zijn hoog opgevoerde fantastische voorstelling van allerlei mogelijkheden op humanitair gebied. Als besluit van den avond legde Leo Lauer een krans, geschonken door vrienden en be wonderaars, bij een portret van den overledene. Wij dragen de overtuiging mede, dat deze 131. De bloem der Loon-op-Zandsche schoonen Staat schuchter blozend in de rij, Getooid met bloemen, lint en strikjes, Gehuld in kant en witte zij; De jongste draagt als welkomstgroet Een ruiker liefelijk en zoet. avond zal hebben bijgedragen om Van Riems dijk's gedachtenis levend te houden, zelfs in dezen tijd, waarin zoo spoedig indrukken ver gaan of verdrongen worden. JEANNE VEEN. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Sohaakredaoteur, Qed. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 261. C. C. W. MANN ('s-Gravenliage). Mat in drie zetten. Stand der stukken Wit: Kf7, Dbl, Ld6, Pe4, h2. Zwart: Ke3, c4, h3. Het Schaakspel. lil het bekende leerboek voor het schaakspel door Dr. Emanuel Lasker schrijft deze de volgende inleiding tot de „Leer van de eerste beginselen van het schaakspel" Het schaakspel heeft een geschiedenis, die van oudsher de belangstelling opgewekt heeft, van welke men echter weinig weet. Men kent eenige fabels, die over het ontstaan van het spel hande len, fabels, die slechts in zooverre historische waarheid bevatten, dat zij de p 1 a a t s van zijn ontstaan naar Azië en den t ij d van zijn ge boorte naar een zeer ver verleden verleggen. Men heeft spelen op Egyptische beeldhouwwerken meenen te ontdekken, die op het schaakspel gelijken. Men heeft geschreven documenten ont dekt, die ongeveer duizend jaar oud zijn, en op het schaakspel betrekking hebben. Echter was het schaakspel uit die tijden niet inet het onze identiek. Het schaakspel heeft ongetwijfeld vele veranderingen ondergaan, en wie weet of niet het. damspel, juister-gezegd een damspel, voor- looper van ons spel is geweest. Het schaakspel begon zijn Europeesche loop baan ruim duizend jaar geleden. In Spanje was het destijds irt trek en bewonderd, en liet spel van den adel en der geleerden. In de ridder burchten en aan de hoven werd het beoefend, en door „troubadours" in kunstrijke gedichten bezongen. Honderden van jaren bleef het het voorname, edele, koninklijke spel, dat slechts door lieden met verfijnden smaak op prijs gesteld werd, langzaam doordringend naar Italië en Frankrijk en tenslotte overal inheemsch, waar blanken woonden. Het schaakspel heeft, zooals reeds gezegd, wijzi gingen ondergaan, echter slechts uiterlijk in zijn vormen niet in zijn wezen. Dit is al die honderden van jaren behouden gebleven. Dit wezen te ontdekken is daarom niet moeilijk: steeds heeft het schaakspel den strijd tusschen twee vijandelijke partijen willen voorstellen, een strijd tot het bittere einde, die weliswaar volgens wet en welgemanierdheid, echter zonder genade of eerbiediging gevoerd werd. Men herkent dit schier onmiddellijk uit de regels van het spel. Met toestemming van den schrijver voor Nederland bewerkt door W. A. t. Schelfhout. Rotterdam, D. Bolle, Aug. 1927. Oplossing Probleem No. 257. (P. A. Koetshei d). Stand der stukken: Wit: Kd7, Tc2 Ld8. Lh7. Pa4, a6, c3, e6, f2, gö, 1)3. Zwart: Kd5, a7, f3. 1. Tc2a2, enz. Goede oplossing ontvangen van H. de Ruyter, te B 1 o e m e n d a a 1 (ook nog van Probleem No. 256); H. W. v. Dort, te Haarlem (ook nog van Probleem No. 256) 132. Tuuttuut-rombom, daar komt de spoortrein, Houdt knarsend stil bij het station, Waarop het zangkoor vol van geestdrift Terstond het welkomstlied begon; En bij het klinken van 't refrein Richt ieders oog zich op den trein.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 5