m m m LOSSE BLAADJES. Jaargang 9 Augustus 1930. Tweede Blad. N°. 32 Kampeeren. BROKJES LEVENSWIJSHEID. 32 VOOR DE VROUW. mSJm SCHAAKRUBRIEK. P m nf 18 m m §p JU up in HIP IS ÉS RECEPT. ALLERLEI. j Ik beleedigde hem nietik zei alleen maar, dat hij een afzetter was. VOOR DE KINDEREN. DE EZEL VAN MIJNHEER PIMPELMANS, dook G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden). „Xander," sprak mijn lieve vrouwtje, „Luister eens wat ik je vraag: leder een is aan 't kampeeren En ik wou dat ook zoo graag. Laten wij bijvoorbeeld morgen Naar den zeekant trekken, want Vast geeft niets zooveel genoegen Als een dagje aan het strand." „Goed," zoo sprak ik, en mijn ega Pakte al, wat noodig was In een kistje en een koffer, In een doos en in een tasch. Bij dit alles nog een tentje En voldoende proviand.... 'k Zie me nu nog moeizaam sjokken Boor het heerlijk mulle zand! Juist begon het flink te ivaaien Nu, zoo'n windje is gezond! 't Zand shaft dadelijk in je oogen, In je ooren, neus en mond. Dan de tent vlug opgezet Een ijz'ren staaf valt op je kop! Sterren zie* je voor je oogen En verpletterd is je dop! Vlug een kopje koffie zetten Allemachtig, wat een rook! 't Hout is nat en wil niet branden; 't Water raakt niet aan de kook. Dan zoo'n smaak'lijk uitziend koekje Maar o jé, alweer een strop: Als je 't even door wilt bijten, Breek j' er al je tanden op. Wij vermaken ons een 'poosje, Maar daar komt een buitje aan. In een ommezientje saust het Of de wereld moet vergaan! Regenjassen aangetrokken Met d*e kraag op tot je oor, Want die ivaterdichte tenten Lekken soms toch wel eens door! Het is tijd om op te breken, Schoon 't nog hard aan 't gieten is. Mopperend ga je, daar het weertje Om er op te schieten is. Na een poosje zwoegend sjoutven Met die zware natte tent Ben je dankbaar, maar verhouwen, Als je veilig thuis weer bent! Zaterdag 9 Augustus '30. NOODLOTTIGE OVERVLOED (Nadruk verboden) Wanneer men in den vollen zomer door de ij pende velden loopt, kan men wonderlijk aan gegrepen worden door een gevoel van erkente lijkheid. Dan wordt men ontvankelijk voor de stemming, waarin de oude volken hun goden dankoffers brachten voor den groei van het graan; dan begrijpt men de beteekenis van de bid- en dankdagen voor het gewasdan ervaart men den zin van de liederen der dichters, die zich verlustigen in de weelde en den overdaad van de natuur. Men moet, al is het nog slechts in zeer ge ringe mate, zooals wij tijdens de mobilisatie jaren, den angst ondervonden hebben van dreigenden hongersnood, om iets te beseffen van den zegen, welke een goede oogst voor het menschdom is. Wat-is er gezwoegd en gezweet voor de grondstoffen van het dagelij ksch brood! En wat is de uitkomst van dezen harden arbeid van wisselvallige oorzaken afhankelijk. Onzekere factoren als het weêr bepalen het welslagen. Is 't niet begrijpelijk, dat de groote godsdienstige feesten der menschheid voor 't meerendeel oor spronkelijk oogstfeesten geweest zijn? Met een bitter gevoel zullen ditmaal na denkende menschen door de bloeiende velden loopen. Het rijpende koren zal hen herinneren aan de klacht, welke hen van 't voorjaar be droefd en verbijsterd heeft. Nog klinkt zij hun als een vloek in de ooren, de verzuchting over de overvloedige oogsten, welke de prijzen heb ben doen dalen en de producten onverkoopbaar hebben gemaakt. Weer staan ze in al hun af schuwelijkheid voor hen, de berichten, dat men de groote hoeveelheden, welke ongebruikt over bleven, heeft weggeworpen of heeft verbrand. Het is of de wuivende korenaren ditmaal een trieste melodie ruischen. „Als ge naar het koren luistert", heeft de vrome dorpspriester Guido Gezelle destijds gezongen. Geen taal vond hij zoo zoet om te hooren, als 't fijn gelispel van die dunne halmen, die den landman 't leven winnen. En hij bad: „Laat de zonne uw' lenden laven, zoetjes, en de zomerwind Moeten wij nu bidden, dat de oogst moge mis lukken, opdat de prijzen weder omhoog zullen gaan? Zou het niet God verzoeken wezen? Kort is het nog slechts geleden, dat men elkaar bang maakte met de vrees voor over bevolking. In honderd jaar is de bevolking dei- aarde bijna verdrievuldigd. Er zou, vreesde men, binnenkort geen voedsel meer wezen voor die steeds toenemende menschen wereld. En nu blijkt er overvloed te zijn. De mensch heeft een nieuwe wijze van bebou wen geleerd. Chemie en techniek, die op alle ge bied de productie tot in 't fabelachtige hebben vermeerderd, hebben ook den landbouw haar diensten bewezen. Zij zijn het toovermiddel ge bleken, dat den mensch uit zijn benardheid verlossen kan. En deze nieuwe weldaden ontvangt men met. een verzuchtingMet een klacht over overvloed Hoe verbijsterend klinkt het! Maar is, hetgeen zich ten opzichte van het koren openbaart, niet eveneens op te merken bij alle overige stoffe lijke en ook geestelijke levensbehoeften? De onlangs overleden professor Heymans heeft de moderne cultuur vergeleken bij een Sinterklaas avond, waarop de kinderen met zulk een over daad aan geschenken verwend worden, dat ze niet weten, wat ze er mee moeten beginnen. Ja, als zulke kinderen staan wij, moderne menschen, op dit oogenblik in het leven. Onze akkers, onze fabrieken, onze studeerkamers en laboratoria, de werkplaatsen van onze dichters, wijsgeeren en uitvinders, de gelegenheden tot ontspanning en vermaak, de verkeersmiddelen, de scholen, alles staat op zijn weelderigst in bloei. En wij weten geen weg met den overvloed, die ons in den schoot valt. Wij staan als pruilende kinderen bij hun sta pels speelgoed op den Sinterklaasavond en wij trappen den boel uit louter brooddronkenheid stuk; wij vernielen de voorraden en staken de voortbrenging, om de gezegende schaarschte terug te doen keeren, waarbij wij ons zooveel gelukkiger voelden dan bp onzen overvloed. „Als gij naar het koren luistert.,." Arme, dwaze, onmondige menschheid, wat ruischt het koren u een droef en een ernstig lied toe. Hoe veel moet ge nog leeren en hoeveel nog lijden, voordat gij het verstand en dë gezindheid zult hebben verworven om uw overvloed waardig te zijn. H. G. Cannegieter. boven die aardige cretonnes. Het plaatje geeft een heel eenvoudig modelletje weer, dat men gemakkelijk zelf kan maken. De jurk zelf heeft geen mouwen. In het lijfje zijn op zij twee recht hoekige pandjes gezet, die het doen voorkomen, alsof ze overgaan in de voorste plooien van den rok. De rok is met stolpplooien, die op de heup eindigen en vandaar verder naar boven vast- gestikt zijn. Het ceintuurtje is van gemsleer. Het boléro'tje, dat erop gedragen kan worden, is van dezelfde stof, en dat heeft korte mouw tjes. Is men dan nog bang voor de zon, dan kan Opiosaingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Sohaakredaeteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 268. W. B. H. MEINERS (1862—1927). Vi Vr. wk. yf Jg I Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kd7, Da6, Tal, Th8, Lb7. Zwart: Khl, Dg2, Tgl, Th2, Lb6, c5. HET JURKJE VAN CRETONNE. In den zomer, meer dan in elk ander jaar getijde, en vooral natuurlijk tijdens vacantie of logeerpartijtjes, kunnen we heel wat japon netjes aan. Daarom zal men in vele zomer- uitzetten, van de meisjes en vrouwen met de dikke .béurzen, tot die van de vrouwen en meisjes met de heele magere beurzen, dikwijls een paar aardige, gebloemde crétonne jurken aantreffen. Die kunnen overal op uitnemende wijze dienst doen, of dat nu aan het strand is of in de bosschen, thuis of op reis. Ze zijn altijd vroolijk, frisch en handig, en hebben boven de witte strand jurk het groote voordeel, dat ze niet zoo buitengewoon gauw smoezelig zijn. Natuurlijk, een witte japon staat ook altijd aardig en frisch, vooral aan het strand, maar wat doelmatigheid aangaat, gaat er toch niets men er ook lange mouwen inzetten. Op ditzelfde motief kan men natuurlijk diverse variaties bedenken. Men kan vierkante halzen en punt- halzen, ja, zelfs een scheeve punthals nemen, met kraagje of zonder kraagje, enz. Maar bij bijna alle modellen ziet men in den rok plooien, hetzij heelemaal in het rond, hetzij alleen op zij. Verder kan men nog kleine garneeringen aan brengen in effen crétonne. Bijvoorbeeld een effen band langs een punthals of een smal effen strookje langs een vierkante hals, van voren in een strikje in het midden uitloopend. Ook kan men den ceintuur van effen crétonne nemen en dan met een flinke strik van voren. Loes. AMANDELNOOTJES. Daarvoor neemt men op 1*4 ons suiker een zelfde gewicht aan amandelen, verder 7 platte eetlepels tarwemeel en 2 eiwitten. De ongepelde amandelen worden gewasschen, gedroogd en fijngehakt. Vervolgens vermengt men ze met het stijfgeklopte eiwit het gezeefde meel en de suiker, waama men van dit deeg rolletjes vormt, ter dikte van een centimeter. Deze legt men op een met boter besmeerd bakblik en bakt ze daarna in een matig warmen over lichtbruin en gaar in een goed kwartier. Van het blik afnemen en bekoelen laten. Pietje: „Hoe heette het station waar we het laatst stilhielden, moeder?" Moeder: „Dat weet ik niet, je moet stil zijn, Pietje, anders kan moeder niet lezen." Pietje: „Nou, het is jammer, dat u het niet weet, moeder, want Kareltje is daar afgestapt." Rampzalige vader: „Zeg aan den dokter, dat hij dadelijk moet komen. M'n dochtertje heeft een naald ingeslikt." Dienstbode„De dokter heeft het erg druk op 't oogenblik. Is u erg verlegen om die naald?" Groote Bondswedstrijden. Deze door den Nederlandschen Schaakbond te houden wedstrijden zullen plaats hebben van 25 t/m. 29 Augustus 1930 in Hotel Cremers, Wilhelminalaan te Valkenberg. Programma: Maandag 25 Augustus, 16 uur: Ontvangst der deelnemers door liet bestuur van den Limburg- schen Schaakbond. 1923 uur: Eerst, ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. Dinsdag 26 Augustus, 9J13J uur: Tweede ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. 15 uur: Gezamenlijke tocht door de grotten te Valkenberg. 1822 uur: Derde ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. 22| uur: Concert op de ruïne te Valkenberg. Woensdag 27 Augustus 9|13 J uur: Vierde ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. Eerste ronde tweede klasse. 143/4 uur: Autotocht door het Zuid-Limburgsch heuvelland. 1923 uur: Hangpartijen districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. Tweede ronde tweede klasse. Donderdag 28 Augustus, 9|13| uur: Vijfde ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. Derde ronde tweede klasse. 9J12| uur: Eerste ronde derde klasse. 1518 uur: Tweede ronde derde klasse. 1923 uur: Zesde ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. Vierde ronde tweede klasse. Derde ronde derde klasse. Vrijdag 29 Augustus 9J12 uur: Hangpartijen. 1216 uur: Zevende ronde districtskampioenen, hoofd- en eerste klasse. Vijfde ronde tweede klasse. In de groepen, waarin geen hangpartijen zijn, begint de laatste ronde om 9| uur. 16 uur: Limburgsche koffietafel, waarna prijs- uitdeeling. Aanmelding voor de wedstrijden, met bijvoeging van inleggeld (2 gld.) vóór 20 Augustus a.s. bij den eersten bondssecretaris, den heer J. G. Hartogensis, Heerenstraat 16a, 's Gravenhage, (Postcheque 20676). De prijzen bestaan u:t kunstvoorwerpen. Ver plicht is het lidmaatschap van den U. S. B. (het clublidmaatschap daaronder begrepen). Oplossing Probleem No. 265. (A. Ellerma n.) Stand der stukken: Wit: Kf7, Db5, Lc7, Lhl, Pd6, Pe6, g3. Zwart: Ke5, Dd5, Td4, Lf2, Ph4, g6. 1. Db5e8, enz. Goede oplossing ontvangen van M. D. L. Artz en H. W. v. Dort, beiden te Haarlem; P. Mars, te Santpoort. Correspondentie. O v e r v e e n, J. v. G. 1. g4 faalt na 1 Pf3. Wij hebben U de nos. van 13-10-28, 2-2-29 en 23-2-29 toegezonden. I Hoe kwam u er bij den dokter te be- I leedigen?" 25. Even later liep mijnheer Pimpelmans naar de keuken. Hij stuurde Jodocus er op uit om den wagen te halen en ging z'n gezicht wasschen, daar er nog altijd eierdooiers aan kleefden. Hij pakte een busje uit het gootsteenkastje, niet anders denkende, of er zat groene zeep in. Met volle han den greep hij in de lekkere, malsche „zeep" en smeerde z'n gezicht goed in 26. Maar, o wee! Toen hij 't met water wilde afspoelen, bleek het consistentvet te zijn, dat zijn vrouw gebruikte om den mangel te smeren. Met geen mogelijkheid was het vieze, dikke vet er meer af te krijgen. Woedend zocht hij naar een zakje schuurpoederHa! daar had hij 't al! Hfj be strooide er flink z'n heele hoofd mee en liep wéér naar de kraan 27. Ach, ach, hij was alwéér abuis geweest; in plaats van schuurpoeder had hij eeri zakje met gipspoeder gegrepen. En dat werd nu door het water één harde, witte massa, die z'n geheele hoofd omsloot. Bijna stikkend van benauwdheid in zijn omhulsel, rende hij wanhopig de kamer in, om redding te zoeken bij zijn vrouw.... Zwaaiend met z'n armen holde hij om de tafel heen 28. Totdat Jodocus, die juist terugkwam, hem op een stoel duwde en met een forschen mep het gips aan stukken sloeg. Maar, o, jongens, nu moesten de stukken er nog hf en dat viel niet mee. Want mijnheer's bakkebaardjes en z'n kuif zaten in het gips vast en dit kon er niet af, of de haartjes moesten mee. „Ach, ach," zuchtte mijnheer Pim pelmans, „waar heb ik het aan verdiend!" \h

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 5