24sie Jaargang.
Het Bloemendaalsch Weekblad. 3 October 1930. Tweede Blad.
No. 40.
LOSSE BLAADJES.
Gemengd seizoen.
Brokjes Levenswijsheid-
De Toovercirke!.
Voor de Vrouw.
Wat zal mijn dochter
worden?
De Smokkelaar.
SCHAAKRUBRIEK.
Voor de kinderen.
De ezel van mijnheer Pimpelmans,
door G. Th. Rotman.
Mijn klok staat nog op zomertijd
Want die wordt Zondag pas verzet,
't Moet, officieel om 3 uur 's nachts,
Maar 'k kom er niet voor uit mijn bed.
En mijn kalend,-er aan den wand
Vertelt me, dat het herfst al is.
Ook dit is wett'lijk in den haak
En geen van beide heeft het mis.
De temp'ratuur in heel mijn huis
Spot met kalender en met klok,
En brengt mij beelden voor den geest
Vein ijsvermaak en warme groc!
Reeds heb 'k m'n kachel opgezocht
En van den zolder weer gehaald,
Zoodat de kilte weldra wijkt
En zachte warmte mij omstraalt.
De eerste week van deze maand
Vertoont dus als merkwaardigheid
Een eigenaardig nieuw seizoen.
Met zomer-, herfst- en wintertü
(Nadruk verboden).
(Nadruk verboden).
In de middeleeuwsche legenden leest men van
toovenaars, die het vermogen bezitten, een ge
heimzinnige streep te trekken rondom een
kasteel, een stad of een legerkamp. Door deze
onzichtbare afsluiting gelukt het geen mensch
door te dringen. Men meent een gracht vol
water te zien, welke het doel verspert en durft
niet verder naar voren treden, Maar als de be-
tcovering verbroken is, bemerkt men, dat er
niets was, dat den toegang belemmerde en dat
men zich door zinsbegoocheling heeft laten
bedriegen.
Gewoonljjk houdt men tooververhalen voor
onzin. Hoe is het mogelijk, zegt men, dat zoo
iets bestaat? Dat verstandige menschen slacht
offer van een dergelijke inbeelding kunnen zjjn!
En men voelt zich torenhoog verheven boven
die onwetende, lichtgeloovige middeleeuwers,
die zich door een toovenaar lieten bedriegen en
zich door een toovercirkel van hun doel lieten
afsluiten.
Tegenwoordig zijn wij zoo verstandig, niet
waar Wij gelooven niet meer in toovenaars of
spoken en lachen om die verhalen van de „open
lucht", v/aarmede de meesters der zwarte kunst
bepaalde terreinen omsloten. Een dwaze legende
is die geschiedenis van een oude boerin, wier
landerijen door misdadigers werden geroofd
maar die zich door haar zoon, een toovenaar,
zag gewroken, toen deze die landerijen met
magische lucht omringde, zoodat de roovers de
vruchten van het veld niet konden bereiken en
ze het graan op den akker moesten laten ver
rotten.
Is dit verhaal ongelooflijk? Maar wij '.even
midden in de magische kunst! Het volgend ver
haal immers is waar gebeurd en nog wel in onze
dagen. Wij beleven het zelf op het oogenblik
mee.
Er was een gezelschap menschen, dat teza
men een bezitting beheerde. Het waren nijvere
mannen en vrouwen, ze werkten hard en be
schikten over de vernuftigste middelen en werk
tuigen, welke ze zelf hadden uitgevonden. Zoo
ging hun bezitting met spoed vooruit. De
vruchten vlogen het veld uit, het vee ver
menigvuldigde zich als konijnen; de fabrieken
leverden de waren bij stapels af. De voorraden
namen zoo geweldig toe, dat men er geen berg
plaats meer voor kon vinden.
Nog was de spierkracht van de werkers niet
uitgeput; nog tintelden de hersenen der uit
vinders van energie; nog verhoogde zich de
moed en de werkdrift. Maar de leiders zeiden:
„Houdt op! Houdt op!!! We komen om ia onze
eigen productie. We stikken in onzen overvloed.
En zoo rantsoeneerden zij den arbeid. Slechts
enkelen bleef het vergund, door te werken. Het
gros der genooten werd tot ledigzitten gedoemd.
Men verveelde zich, werd wrevelig en kwam
in opstand. Maar de overgeblevenen vonden ma
chines uit, welke steeds meer menschen over
tollig maakten. En de voortbrenging nam toe
naarmate het aantal voortbrengers afnam.
Maar nu het merkwaardige van het geval.
Dit gezelschap leed ontbering temidden van zijn
angstwekkenden overvloed. Men moest zich be
zuinigen. Van de dingen, welke het leven op
sieren en lieflijk maken, kon niets meer komen.
Alleen voor het allernoodzakelijkste was nog
plaats. Men zag zwijgende, strakke gezichten.
Huisvaders zaten in zorg, huismoeders tobden, j
Kinderen leden honger en kou.
zich steeds hooger opstapelenden voorraad. Ber
gen kleeren, bergen voedsel, bergen huisraad
rezen tot aan het firmament opwaarts. De ber
gen werden zoo hoog, dat de leiders van het ge
zelschap angstig werden, dat ze kantelen zou
den. Daarom lieten ze den top neerhalen en
smeten die in de zee. Bergen kleeren, bergen
voedsel, bergen huisraad werden vernietigd.
Met verbijsterde oogen zagen de omstanders
het aan. Ze hadden dit alles zoo goed kunnen
gebruiken. Ze leden gebrek en ze mochten niet
werken omdat er te veel was. Maar aan de
voorraadstapels konden ze niet komen, omdat
een beoefenaar van de zwarte kunst een toover
cirkel rondom die voorraadstapels getrokken
had. Hij had zijn „hocus-pocus!" gesproken en
nu zagen de slachtoffers van zijn begoocheling
een gracht of een muur of een kring van on
begaanbaar woeststijnzand rondom de vruchten
van den gemeenschappelijken arbeid.
Men redeneerde er onderling over, wat deze
wonderbaarlijke belemmering wel zijn kon en
hoe ze daar kon zijn'gekomen. Wie had die hin
dernis opgeworpen, welke de menschheid scheidt
van haar bezit? Wie mocht wel die toovenaar
wezen, die, gelijk hij destijds de roovers van de
landerijen der oude boerin een poets had ge
bakken, nu de gansche menschheid een kool
stooft
Zoodra de begoocheling verbreekt, ziet het
verbaasde oog, dat het zich door „open lucht"
heeft laten bedriegen. De afsluiting is inbeel
ding. De barricade bestaat niet.
Maar waar is de man, die sterker dan de
toovenaar zal blijken te zijn? Die de door hallu
cinaties verbijsterde menschheid haar normaal
gezicht zal hergeven en haar gezond verstand
zal herstellen?
De ljjdende, angstige wereld wacht op het
oogenblik, waarop de menschheid den toover
cirkel verbreken zal, die haar scheidt van haar
zelfverworven bezit.
H. G. CANNEGIETER.
EEN KLOK JURKJE VOOK KINDEREN.
Het aardige jurkje, dat hierooven is afge
beeld, bestaat, zooals van zelf spreekt, uit
twee stukken. Het bovenstuk is eenvoudig ge
noeg, recht toe, recht aan. Om de armgaatjes
en het halsje een smal boordseltje van lint.
Het rokje is een heel ruim klokmodelletje
het is geheel recht, doch wordt ingehaald en
dan aas het bovenstuk bevestigd
Fijn gebloemd mousseline leent zich o.i. het
best voor dit alleraardigste jurkje; het mutsje
kan dan, gevoerd, van dezelfde stof gemaakt
worden, zoomede de kleine réticule. Voor meer
gekleed komt natuurlijk allereerst waschzijde
in aanmerking.
Een knippatroontje is verkrijgbaar onder no.
278, voor leeftijd 3 a 4 jaar; kosten 55 cents.
Laat innerlijke voldoening zwaar
der wegen dan uiterlijke voordeelen,
Wat moet onze dochter worden? is de vraag,
die bij vele ouders een onderwerp van lange en
ernstige bespreking uitmaakt.
Voor de dochter zelf is het vraagstuk der be
roepskeuze niet minder belangrijk. Want zij is
het, die het beroep dient uit te oefengn en die
daarmee niet alleen in haar levensonderhoud
wil voorzien, maar ook haar leven ermee moet
vullen.
En wanneer wij speciaal dit laatste nauwkeu
riger bekijken, komen wij tot verrassende con
clusies. Tegenwoordig kiest n.i. practisch elk
jong meisje een beroep, gedeeltelijk omdat finan-
cieele omstandigheden het noodzakelijk maken,
maar ook omdat het huwelijk tegenwoordig
slechtere vooruitzichten biedt dan ooit te voren.
Zoo' zat*he™ge^s°ch~ap""huiverend rondom den] „Ik moet op mijn eigen beenen kunnen staan,
mijn ouders kunnen mij niet nog jarenlang kost,
inwoning en kleeren geven!" „Ik moet voor mij
zelf kunnen zorgen, want tegenwoordig mag je
er niet meer op rekenen, dat je man dat doet,
zelfs al krijg je er een!"
Dat zijn de nuchtere overwegingen, waarmee
zelfs schoolmeisjes vertrouwd zijn. Zij moeten
dus een beroep kiezen en wel een, waarbij de op
leiding zoo vlug en goedkoop mogelijk geschiedt
en dat toch de beste arbeids- en salarisvoor-
waarden belooft.
Alle meisjes, die nu of in afzienbaren tijd
voor hun beroepskeuze staan, zijn het er dus wel
over eens, dat ze een beroep moeten kiezen.
Maar voor welk beroep voelen zij nu het meest
Een buitenlandsch 'blad heeft onlangs een en
quête daarover gehouden en een groot aantal
antwoorden ontvangen. Bijna 80 van de ant
woorden luidde ongeveer als volgt:
Eigenlijk zouden wij het liefst geen beroep
hebben, tenminste niet buitenshuis en uitsluitend
met het doel, om geld te verdienen. Maar als wij
dan toch een beroep moeten kiezen, hebben wij
het liefst een z.g. vrouwelijk-beroep."
Den laatsten tijd ziet men dan ook het opmer
kelijke verschijnsel, dat het werk van een modis
te of hulp in de huishouding, het vervaardigen
van sieraden en zelfs het lang versmade huis
houdelijke werk weer meer gewaardeerd worden
De zuivere kantoorarbeid en andere min of meer
machinaal werk eischende beroepen, blijken niet
meer zoo buitengewoon gewild te zijn als eeni-
gen tijd geleden. Een uitzondering vormt het be
roep van winkeljuffrouw, wat gedeeltelijk is te
danken aan het feit, dat er op dit gebied nog
altijd krachten tekort komen. Ook het beroep
van verpleegster is weer meer populair gewor
den, hetgeen wel blijkt uit het opmerkelijke feit
dat een groot krankzinnigengesticht, dat al ja
ren de grootste moeilijkheden had met de perso
neelsvoorziening, nu een stroom van sollicitaties
te behandelen krijgt en dat terwijl dit bero'ep
buitengewoon moeilijk en inspannend en de sala-
rieering daarmee niet in overeenstemming is.
Een ander merkwaardig symptoon der gewij
zigde opvattingen werd ons medegedeeld door
de directrice van een meisjesschool. Zij vroeg de
meisjes, die eindexamen H. B. S. gedaan hadden,
hoe zij de met zooveel moeite en kosten verwor
ven kennis dachten te benutten, m.a.w. of zij
gingen studeeren en in welk vak. Van de 26
meisjes wilden er slechts 8 de hoogeschooi be
zoeken. Van de overige 18 werden er 10 onder
wijzeres of verpleegster, waarvoor zij het behaal
de diploma niet absoluut noodig hadden; de
resteerende 8 meisjes verklaarden, zich speciaal
te willen toeleggen op zuiver huishoudelijk werk,
waarhij min of meer doorschemerde, dat zij de
verworven kundigheden hoopten toe te passen
in hun eigen gezin.
Wat kunnen wij nu uit dat alles opmaken?
Het zijn misschien losse feiten en het kan on
juist zijn, ie generaliseeren. Maar toch geloof
ik, dat ieder van ons hetzelfde verschijnsel wel
zal hebben opgemerkt in zijn eigen kring van
kennissen. Ja, de geringe lust tot het uitoefenen
van een beroep, die wij bij de jongere generatie
zien, gaat zelfs hand aan hand met een afnemen
der arbeidslust bij de oudere vrouwen, die zich
reeds een plaats veroverd hebben in de maat
schappij. Het schijnt ook, dat hier innerlijke mo
tieven bij in het spel zijn, meer dan uiterlijke
omstandigheden. Zoo zêi onlangs een „self
made" vrouw, die met succes een groot mode
atelier leidde:
„Ja, het is wel mooi, om zooveel succes in het
leven te hebben, maar er komt toch nog een
groot vraagteeken achter. Want wanneer men
door ontzaglijke moeite eindelijk zijn doel be
reikt heeft en het heele leven niet meer gevuld
wordt door den strijd om het bestaan, begint
men zich af te vragen, waartoe dat alles dient
en voelt men de groote leegte ervan. Ik heb me
al dikwijls afgevraagd of ik niet gelukkiger en
innerlijk tevredener geworden was als huis
moeder, al had ik dan ook hard moeten werken
en tobben met geldgebrek."
Wat nu Is het mogelijk, dat een van de oude
re voorvechtsters der vrouwenbeweging (die
voornamelijk het openstellen van alle beroepen
voor vrouwen beoogde) gelijk had met haar on
langs geuite meening: „Wij ouderen hebben ons
hartebloed gegeven, om nieuwe wegen te hanen
voor de jongere generatie en die jongeren haas
ten zich weer terug te gaan." Als dat waar is,
krijgen de tegenstanders der vrouwenemanci
patie gelijk, die beweerden, dat het een dwaling
was. Vermoedelijk zal een beweging, die zooveel
eentonige vrouwenlevens waarde heeft gegeven,
niet betiteld worden als een dwaling. Wij zien
het er echter toch wel van komen, dat men het
een omweg zal noemen. Omwegen kunnen tijd
en kracht kosten, maar behoeven niet geheel
vergeefs gemaakt te zijn; men kan eruit leeren.
Als wij ouders uit de boven beschreven
symptonen ieeren, dat bij de beroepskeuze van
onze dochters de innerlijke voldoening van het
werit zwaarder weegt dan de uiterlijke voordee
len, is er al veel gewonnen. En als onze dochters
zelf de keuze van haar beroep in dien geest
doen en alleen een beroep kiezen, waarvoor zij
ook roeping voelen, dan komen wij al een eind
in de goede richting.
(Nadruk verboden.)
door
P. R. BUCKLEY.
Ben je in den oorlog geweest?
Nee.
De man met het roode gezicht deed een fer
me haal aan z'n sigaar en legde z'n voeten
nog iets gemakkelijker op de bank in de rook-
salon. Van de zeshonderd menschen aan boord
van het passagiersschip scheen hij de eenige
te zijn, die het niet noodig achtte de laatste
tien minuten, vóór zij het schip zouden veria
ten, te gaan staan of zenuwachtig heen en
weer te loopen.
Och, zei hij, dat is werkelijk jammer. Dat
zou je wel genezen hebben. De oorlog heeft het
mij ook gedaan. Het kostte me drie vingers,
maar die zijn het wel waard. Daar heb ik ver
leerd om te piekeren en me bezorgd te maken,
Alles wat me overkomt, neem ik, zooals het
valt. Ik lig geen heele nachten wakker om te
piekeren over dingen, die hadden kunnen zijn
of wat misschien zal kunnen gebeuren. Je moet
alles maar afwachten, en zoolang je het nog
niet weet, moet je je er niet druk over maken
De jongeman naast hem staarde droevig
naar een aschbakje.
Ik wou, dat ik ook zoo was, mompelde
hij.
Neem nu eens als voorbeeld, hetgeen je
me zoo juist vertelde, ging de man met het
roode gezicht yerder. Jou is een betere baan
aangeboden dan je had. Wanneer ze je eruit
gooien, zal je wel verder zien. Naar den duivel
ermee, dat is mijn motto. En zooals ik je al
gezegd heb, je kunt het niet weten alvorens
je het geprobeerd hebt. Het geeft dus niets of
je achtentwintig uren op den dag gaat zitten
piekeren, inplaats van achttien, zooals je nu
doet.
Het schijnt me....
Kom je hebt ongelijk. Niets kan het pro
bleem oplossen alvorens je je betrekking aan
genomen hebt. Als ze je eruit gooien, vooruit
dan maar! Laat ze verder naar den duivel
loopen. Wat gebeuren moet, gebeurt toch, of
je zit te piekeren of niet.
De jonge man lachte witjes.
Ik geloof, dat iemand zich de filosofie niet
eigen kan maken door haar alleen maar te
hooren verkondigen.
Wel, niet van mtf. Maar misschien heb je
wel een meisje, of zooiets. Vrouwen hebben al
tijd het juiste gevoel voer dergelijke zaken.
De jongeman zuchtte.
Ik wil met je wedden, zei de man met het
roode gezicht, terwijl hij hem scherp aankeek,
ik wil met je v/edden, dat je op dit oogen
blik over iets piekert. Heb je misschien een
flesch troostrijk vocht in je koffer?
Ik....
Schrik maar niet. Ik ben geen ambtenaar
van de prohibitie.
't Is 't is een fieseh whiskey. Mijn
schoonva..., ik hoop, dat hij dat wordt, mijn
schoonvader is een Engelschman. Zijn firma
heeft mij een betrekking aangeboden; en bij
vroeg me...,
Wel, en wat zou dat? Ben je soms bang
voor de douane?
Nee, maar ik..„
Wel, als je bang bent, gepakt te worden,
geef dan die fieseh. maar hier. Ik heb nog
best trek in een hartversterking.
Ze hebben nog nooit m'n koffer nage
zocht, zei de jongeman zenuwachtig. Maar
men zegt, dat de douanen nu een zeker in
stinct hebben om uit te vinden,wie iets pro
beert te smokkelen.
Ja, ze zijn verduiveld handig'. Op het mo
ment, dat ze een kerel, zoo bleek als een doek,
zien bibberen, dan denken ze, dat hij iets heeft,
waarover hij zich bang' maakt. En dan grijpen
ze hem alleen maar, omdat hij bang was, dat
ze dat zouden doen. Maar, ze zullen je niet
doodmaken! Naar den duivel er mee.
De, de loopplank is uitgelegd.
De man met het roode gezicht richtte zich op
en glimlachte.
Zeg, zei hij, ik heb een gevoel alsof ik een
padvinder ben en ik zal je vertellen, wat ik
daarmede bedoel. Jij denkt, dat ze je koffer zul
len ruineeren en je ziet er zoo miserabel uit,
dat ik ervan overtuigd ben, dat ze dat ook zul
len doen. Nu zal ik je erdoor helpen. Ik wed
dat niemand in mijn koffer zal kijken. Om een
dollar?
Ik houd er niet van...
Stil maar. Is dat jouw koffer? Neem jij
dan de mijne en wacht op me buiten vóór het
douane-kantoor.
Anderhalf uur later ontmoetten zij elkaar
weer; de man met het roode gezicht zoog met
welbehagen aan een nieuwe sigaar.
Wel, ben je er door gekomen?
Ja, en ze hebben m'n koffer niet nage
snuffeld.
Net als met mij. Zie je wel, als je maar
nergens over piekert, dan komt alles wel in
orde. Maar je transpireert verschrikkelijk. Ben
je misschien nog bang?
Toen we onze koffers geruild hadden, kon
er toch niets meer gebeuren, antwoordde de
jongeman eenigszins geïrriteerd. Ik transpi
reer, doordat je koffer zoo verduiveld zwaar
is.
De man met het roode gezicht nam z'n eigen
koffer op en keek den jongeman aan met een
gezicht van een beleedigden weldoener.
Dat kan uitkomen, merkte hij op, er zit
ten ook zes flesschen brandewijn in.
(Nadruk verboden.)
Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den
Schaakredacteur,
GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM.
PROBLEEM No. 375.
Dr. M. Hogrefe (Bremen).
Mat in twee zetten.
SLand der stukken:
Wit: Kfl, Db2, Ta8, Te4, Lb3, Ld6, Pb6.
co, c7, h4.
Zwart: Kb7, Dh8, Tc8, La2, Pg6, (5.
OPLOSSING PROBLEEM No. 37!
(Mej. M. Roest).
Stand der stukken:
Wit: Kh8, Dd8, Td3, Th6, Lfó, Pe4, b4. c4,
g'3, g4.
Zwart: Ke5, Lc3, Pd4, Pe8, d7, e6.
1. Fe4.d6, enz.
Eén der oplossers schrijft ons:
„Een van de gaafste problemen, die ik r.og
aangetroffen heb in de verschillende tijdschrif
ten. En moeilijk tevens door de verleidings-
zetten, als Paard g5 en Paard c5. Het is een
lust zulke mooie problemen uit te snorren".
Met dit oordeel stemmen wij volkomen in,
hetgeen trouwens uit de publicatie is gebleken.
Goede oplossing ontvangen van
M. D. L. Artz, F. Brandon en H. W. v. Dort,
allen te Haarlem; P. Mars te Santpoort.
OPLOSSING PROBLEEM No. 372.
(H. Mendes da Costa, 18451923).
Stand der stukken:
Wit: Ka2, Dh8, Lb5, Pc2, Pe5, d-4.
Zwart: Kdl, a3, a5, d2, d3.
1. Dh8h6,
Kdl—cl(e2); 2. Lb5Xd3(f), enz.; anders':' 2.
Pe5f3 enz.
Goede oplossing ontvangen van
H. de Rujjter te Bloemendaai; H. W. v.
te Haarlem; P. Mars te Santpoort.
Dort
53. Het werd herfst en het werd winter.
Grauwtje had z'n kuren al aardig afgeleerd.
Op 'n mooien dag ging mijnheer Pimpelmans
naar 't schaatsenrijden kijken. Door zijn kijker
genietend van het schoone schouwspel, stond
hij rechtop in z'n wagen, boven op een hoogen
heuvel. Diep beneden hem lag de rivier, waar
d° schaatsenrijders heen en weer i"»den.
54. Maar Grauwtje, die niet lang kon stil
staan, deed opeens een paar stappen achteruit.
Het achterwieltje kwam boven den afgrond te
zweven endaar had je 't alweer. De wagen
duikelde achterover en mijnheer Pimpelmans
stortte, begeleid door een lawine van sneeuw,
in de gapende diepte, terwijl de wagen met
Grauwtje kalm boven op den heuvel bleef
staan.
55. Met een plof kwam de ongelukkige vee
arts halverwege de helling in de dikke sneeuw
laag terecht. Van dat oogenblik af rolde hij
als een hal verder. Al spoedig was hij aan alle
kanten met sneeuw overdekt; ja, 't werd een
complete sneeuwbal, die onder 't rollen hoe
langer en grooter werd.
56. Beneden op de rivier genoten de schaat
senrijders, niets kwaads vermoedend, van hun
heerlijke sport, toen opeens, tot hun ghoote
ontzetting en consternatie, de reuzensneeuwbal
het ijs op kwam stuiven. Na een eind met
groote sprongen voortgehuppeld te zijn, gleed
hij in vliegende vaart voort.
WEDSTRIJD
DUITSCHLAND—NEDERLAND.
De wedstrijd Rijnland en Westfalen tegen
Nederland is door de Duitschers gewonnen met
43(2 tegen 34% punt. In de eersta ronde won
ons land met 2019, maar de tweede ronde
deed zulks te niet met 14%24%. De Neder-
landsche spelers aan de borden 2139 waren
te zwak voor de Duitsche tweede helft.
GOEDE GELEGENHEID.
Boef (die voor het misdadigers-album ge
fotografeerd wordt)Maak een afdruk meer;
mijn verloofde heeft nog geen portret van me.
VERKEERDE DLAGNOSE.
Heer des huizes (nijdig)Onze dokter heeft
toch bij de laatste ziekte mijner vrouw een
verkeerde diagnose gesteld. Hij zeide, ik moest
haar een pelsgarnituur koopen, en nu wil zij
een automobiel.
UIT EEN BRIEF VAN EEN BAKVISCHJE.
Op den top van den berg stond een oud,
half vervallen slot en riep om reparatie.
Hm Hm.
Men zegt altijd, ieder mensch begaat
in zijn leven drie dwaasheden; mijn vrouw
zegt,...
Bent u getrouwd?...,
Ja....
En uw beide andere dwaasheden?
UIT DE GROOTE WERELD.
Gisteren, mevrouw de gravin, hebben de
Jansens een groote soirée gegeven.
- Hoor eens, dergelijke menschen kunnen
toch geen soirée geven; zij kunnen op zijn
hoogst een troep lui bijeentrommelen.
KLEINIGHEID.
De oude maarschalk Wrangel stond voor
Berlijn. Hij wilde met zijn troepen de revolu-
tionnaire onrusten bedwingen. De burgerij van
Stettin, zijn geboorte- en woonplaats, liet hem
weten, dat, als hij Berlijn binnenrukte, zjjn
vrouw zou worden opgehangen.
Wrangel rukte Berlijn binnen.
Toen hij weldra naar Stettin terugkeerde en
zijn vrouw gezond en wel aantrof, zeide hij:
Heb ik het niet gedacht. Je kunt geen staat
maken op de Stettiners",
HUMOR UIT HET BUITENLAND.
De automobilist is een mensch, die denkt dat
,ijn automerk het beste van de wereld is, ter-
v'ijl hij toch geld terzijde legt, om zich het vol-
ïide jaar een andere te koopen.
(Southern Lumberman).