24sie Jaargang. Het Bloemendaalsch Weekblad. 3 October 1930. Tweede Blad. No. 40. LOSSE BLAADJES. Gemengd seizoen. Brokjes Levenswijsheid- De Toovercirke!. Voor de Vrouw. Wat zal mijn dochter worden? De Smokkelaar. SCHAAKRUBRIEK. Voor de kinderen. De ezel van mijnheer Pimpelmans, door G. Th. Rotman. Mijn klok staat nog op zomertijd Want die wordt Zondag pas verzet, 't Moet, officieel om 3 uur 's nachts, Maar 'k kom er niet voor uit mijn bed. En mijn kalend,-er aan den wand Vertelt me, dat het herfst al is. Ook dit is wett'lijk in den haak En geen van beide heeft het mis. De temp'ratuur in heel mijn huis Spot met kalender en met klok, En brengt mij beelden voor den geest Vein ijsvermaak en warme groc! Reeds heb 'k m'n kachel opgezocht En van den zolder weer gehaald, Zoodat de kilte weldra wijkt En zachte warmte mij omstraalt. De eerste week van deze maand Vertoont dus als merkwaardigheid Een eigenaardig nieuw seizoen. Met zomer-, herfst- en wintertü (Nadruk verboden). (Nadruk verboden). In de middeleeuwsche legenden leest men van toovenaars, die het vermogen bezitten, een ge heimzinnige streep te trekken rondom een kasteel, een stad of een legerkamp. Door deze onzichtbare afsluiting gelukt het geen mensch door te dringen. Men meent een gracht vol water te zien, welke het doel verspert en durft niet verder naar voren treden, Maar als de be- tcovering verbroken is, bemerkt men, dat er niets was, dat den toegang belemmerde en dat men zich door zinsbegoocheling heeft laten bedriegen. Gewoonljjk houdt men tooververhalen voor onzin. Hoe is het mogelijk, zegt men, dat zoo iets bestaat? Dat verstandige menschen slacht offer van een dergelijke inbeelding kunnen zjjn! En men voelt zich torenhoog verheven boven die onwetende, lichtgeloovige middeleeuwers, die zich door een toovenaar lieten bedriegen en zich door een toovercirkel van hun doel lieten afsluiten. Tegenwoordig zijn wij zoo verstandig, niet waar Wij gelooven niet meer in toovenaars of spoken en lachen om die verhalen van de „open lucht", v/aarmede de meesters der zwarte kunst bepaalde terreinen omsloten. Een dwaze legende is die geschiedenis van een oude boerin, wier landerijen door misdadigers werden geroofd maar die zich door haar zoon, een toovenaar, zag gewroken, toen deze die landerijen met magische lucht omringde, zoodat de roovers de vruchten van het veld niet konden bereiken en ze het graan op den akker moesten laten ver rotten. Is dit verhaal ongelooflijk? Maar wij '.even midden in de magische kunst! Het volgend ver haal immers is waar gebeurd en nog wel in onze dagen. Wij beleven het zelf op het oogenblik mee. Er was een gezelschap menschen, dat teza men een bezitting beheerde. Het waren nijvere mannen en vrouwen, ze werkten hard en be schikten over de vernuftigste middelen en werk tuigen, welke ze zelf hadden uitgevonden. Zoo ging hun bezitting met spoed vooruit. De vruchten vlogen het veld uit, het vee ver menigvuldigde zich als konijnen; de fabrieken leverden de waren bij stapels af. De voorraden namen zoo geweldig toe, dat men er geen berg plaats meer voor kon vinden. Nog was de spierkracht van de werkers niet uitgeput; nog tintelden de hersenen der uit vinders van energie; nog verhoogde zich de moed en de werkdrift. Maar de leiders zeiden: „Houdt op! Houdt op!!! We komen om ia onze eigen productie. We stikken in onzen overvloed. En zoo rantsoeneerden zij den arbeid. Slechts enkelen bleef het vergund, door te werken. Het gros der genooten werd tot ledigzitten gedoemd. Men verveelde zich, werd wrevelig en kwam in opstand. Maar de overgeblevenen vonden ma chines uit, welke steeds meer menschen over tollig maakten. En de voortbrenging nam toe naarmate het aantal voortbrengers afnam. Maar nu het merkwaardige van het geval. Dit gezelschap leed ontbering temidden van zijn angstwekkenden overvloed. Men moest zich be zuinigen. Van de dingen, welke het leven op sieren en lieflijk maken, kon niets meer komen. Alleen voor het allernoodzakelijkste was nog plaats. Men zag zwijgende, strakke gezichten. Huisvaders zaten in zorg, huismoeders tobden, j Kinderen leden honger en kou. zich steeds hooger opstapelenden voorraad. Ber gen kleeren, bergen voedsel, bergen huisraad rezen tot aan het firmament opwaarts. De ber gen werden zoo hoog, dat de leiders van het ge zelschap angstig werden, dat ze kantelen zou den. Daarom lieten ze den top neerhalen en smeten die in de zee. Bergen kleeren, bergen voedsel, bergen huisraad werden vernietigd. Met verbijsterde oogen zagen de omstanders het aan. Ze hadden dit alles zoo goed kunnen gebruiken. Ze leden gebrek en ze mochten niet werken omdat er te veel was. Maar aan de voorraadstapels konden ze niet komen, omdat een beoefenaar van de zwarte kunst een toover cirkel rondom die voorraadstapels getrokken had. Hij had zijn „hocus-pocus!" gesproken en nu zagen de slachtoffers van zijn begoocheling een gracht of een muur of een kring van on begaanbaar woeststijnzand rondom de vruchten van den gemeenschappelijken arbeid. Men redeneerde er onderling over, wat deze wonderbaarlijke belemmering wel zijn kon en hoe ze daar kon zijn'gekomen. Wie had die hin dernis opgeworpen, welke de menschheid scheidt van haar bezit? Wie mocht wel die toovenaar wezen, die, gelijk hij destijds de roovers van de landerijen der oude boerin een poets had ge bakken, nu de gansche menschheid een kool stooft Zoodra de begoocheling verbreekt, ziet het verbaasde oog, dat het zich door „open lucht" heeft laten bedriegen. De afsluiting is inbeel ding. De barricade bestaat niet. Maar waar is de man, die sterker dan de toovenaar zal blijken te zijn? Die de door hallu cinaties verbijsterde menschheid haar normaal gezicht zal hergeven en haar gezond verstand zal herstellen? De ljjdende, angstige wereld wacht op het oogenblik, waarop de menschheid den toover cirkel verbreken zal, die haar scheidt van haar zelfverworven bezit. H. G. CANNEGIETER. EEN KLOK JURKJE VOOK KINDEREN. Het aardige jurkje, dat hierooven is afge beeld, bestaat, zooals van zelf spreekt, uit twee stukken. Het bovenstuk is eenvoudig ge noeg, recht toe, recht aan. Om de armgaatjes en het halsje een smal boordseltje van lint. Het rokje is een heel ruim klokmodelletje het is geheel recht, doch wordt ingehaald en dan aas het bovenstuk bevestigd Fijn gebloemd mousseline leent zich o.i. het best voor dit alleraardigste jurkje; het mutsje kan dan, gevoerd, van dezelfde stof gemaakt worden, zoomede de kleine réticule. Voor meer gekleed komt natuurlijk allereerst waschzijde in aanmerking. Een knippatroontje is verkrijgbaar onder no. 278, voor leeftijd 3 a 4 jaar; kosten 55 cents. Laat innerlijke voldoening zwaar der wegen dan uiterlijke voordeelen, Wat moet onze dochter worden? is de vraag, die bij vele ouders een onderwerp van lange en ernstige bespreking uitmaakt. Voor de dochter zelf is het vraagstuk der be roepskeuze niet minder belangrijk. Want zij is het, die het beroep dient uit te oefengn en die daarmee niet alleen in haar levensonderhoud wil voorzien, maar ook haar leven ermee moet vullen. En wanneer wij speciaal dit laatste nauwkeu riger bekijken, komen wij tot verrassende con clusies. Tegenwoordig kiest n.i. practisch elk jong meisje een beroep, gedeeltelijk omdat finan- cieele omstandigheden het noodzakelijk maken, maar ook omdat het huwelijk tegenwoordig slechtere vooruitzichten biedt dan ooit te voren. Zoo' zat*he™ge^s°ch~ap""huiverend rondom den] „Ik moet op mijn eigen beenen kunnen staan, mijn ouders kunnen mij niet nog jarenlang kost, inwoning en kleeren geven!" „Ik moet voor mij zelf kunnen zorgen, want tegenwoordig mag je er niet meer op rekenen, dat je man dat doet, zelfs al krijg je er een!" Dat zijn de nuchtere overwegingen, waarmee zelfs schoolmeisjes vertrouwd zijn. Zij moeten dus een beroep kiezen en wel een, waarbij de op leiding zoo vlug en goedkoop mogelijk geschiedt en dat toch de beste arbeids- en salarisvoor- waarden belooft. Alle meisjes, die nu of in afzienbaren tijd voor hun beroepskeuze staan, zijn het er dus wel over eens, dat ze een beroep moeten kiezen. Maar voor welk beroep voelen zij nu het meest Een buitenlandsch 'blad heeft onlangs een en quête daarover gehouden en een groot aantal antwoorden ontvangen. Bijna 80 van de ant woorden luidde ongeveer als volgt: Eigenlijk zouden wij het liefst geen beroep hebben, tenminste niet buitenshuis en uitsluitend met het doel, om geld te verdienen. Maar als wij dan toch een beroep moeten kiezen, hebben wij het liefst een z.g. vrouwelijk-beroep." Den laatsten tijd ziet men dan ook het opmer kelijke verschijnsel, dat het werk van een modis te of hulp in de huishouding, het vervaardigen van sieraden en zelfs het lang versmade huis houdelijke werk weer meer gewaardeerd worden De zuivere kantoorarbeid en andere min of meer machinaal werk eischende beroepen, blijken niet meer zoo buitengewoon gewild te zijn als eeni- gen tijd geleden. Een uitzondering vormt het be roep van winkeljuffrouw, wat gedeeltelijk is te danken aan het feit, dat er op dit gebied nog altijd krachten tekort komen. Ook het beroep van verpleegster is weer meer populair gewor den, hetgeen wel blijkt uit het opmerkelijke feit dat een groot krankzinnigengesticht, dat al ja ren de grootste moeilijkheden had met de perso neelsvoorziening, nu een stroom van sollicitaties te behandelen krijgt en dat terwijl dit bero'ep buitengewoon moeilijk en inspannend en de sala- rieering daarmee niet in overeenstemming is. Een ander merkwaardig symptoon der gewij zigde opvattingen werd ons medegedeeld door de directrice van een meisjesschool. Zij vroeg de meisjes, die eindexamen H. B. S. gedaan hadden, hoe zij de met zooveel moeite en kosten verwor ven kennis dachten te benutten, m.a.w. of zij gingen studeeren en in welk vak. Van de 26 meisjes wilden er slechts 8 de hoogeschooi be zoeken. Van de overige 18 werden er 10 onder wijzeres of verpleegster, waarvoor zij het behaal de diploma niet absoluut noodig hadden; de resteerende 8 meisjes verklaarden, zich speciaal te willen toeleggen op zuiver huishoudelijk werk, waarhij min of meer doorschemerde, dat zij de verworven kundigheden hoopten toe te passen in hun eigen gezin. Wat kunnen wij nu uit dat alles opmaken? Het zijn misschien losse feiten en het kan on juist zijn, ie generaliseeren. Maar toch geloof ik, dat ieder van ons hetzelfde verschijnsel wel zal hebben opgemerkt in zijn eigen kring van kennissen. Ja, de geringe lust tot het uitoefenen van een beroep, die wij bij de jongere generatie zien, gaat zelfs hand aan hand met een afnemen der arbeidslust bij de oudere vrouwen, die zich reeds een plaats veroverd hebben in de maat schappij. Het schijnt ook, dat hier innerlijke mo tieven bij in het spel zijn, meer dan uiterlijke omstandigheden. Zoo zêi onlangs een „self made" vrouw, die met succes een groot mode atelier leidde: „Ja, het is wel mooi, om zooveel succes in het leven te hebben, maar er komt toch nog een groot vraagteeken achter. Want wanneer men door ontzaglijke moeite eindelijk zijn doel be reikt heeft en het heele leven niet meer gevuld wordt door den strijd om het bestaan, begint men zich af te vragen, waartoe dat alles dient en voelt men de groote leegte ervan. Ik heb me al dikwijls afgevraagd of ik niet gelukkiger en innerlijk tevredener geworden was als huis moeder, al had ik dan ook hard moeten werken en tobben met geldgebrek." Wat nu Is het mogelijk, dat een van de oude re voorvechtsters der vrouwenbeweging (die voornamelijk het openstellen van alle beroepen voor vrouwen beoogde) gelijk had met haar on langs geuite meening: „Wij ouderen hebben ons hartebloed gegeven, om nieuwe wegen te hanen voor de jongere generatie en die jongeren haas ten zich weer terug te gaan." Als dat waar is, krijgen de tegenstanders der vrouwenemanci patie gelijk, die beweerden, dat het een dwaling was. Vermoedelijk zal een beweging, die zooveel eentonige vrouwenlevens waarde heeft gegeven, niet betiteld worden als een dwaling. Wij zien het er echter toch wel van komen, dat men het een omweg zal noemen. Omwegen kunnen tijd en kracht kosten, maar behoeven niet geheel vergeefs gemaakt te zijn; men kan eruit leeren. Als wij ouders uit de boven beschreven symptonen ieeren, dat bij de beroepskeuze van onze dochters de innerlijke voldoening van het werit zwaarder weegt dan de uiterlijke voordee len, is er al veel gewonnen. En als onze dochters zelf de keuze van haar beroep in dien geest doen en alleen een beroep kiezen, waarvoor zij ook roeping voelen, dan komen wij al een eind in de goede richting. (Nadruk verboden.) door P. R. BUCKLEY. Ben je in den oorlog geweest? Nee. De man met het roode gezicht deed een fer me haal aan z'n sigaar en legde z'n voeten nog iets gemakkelijker op de bank in de rook- salon. Van de zeshonderd menschen aan boord van het passagiersschip scheen hij de eenige te zijn, die het niet noodig achtte de laatste tien minuten, vóór zij het schip zouden veria ten, te gaan staan of zenuwachtig heen en weer te loopen. Och, zei hij, dat is werkelijk jammer. Dat zou je wel genezen hebben. De oorlog heeft het mij ook gedaan. Het kostte me drie vingers, maar die zijn het wel waard. Daar heb ik ver leerd om te piekeren en me bezorgd te maken, Alles wat me overkomt, neem ik, zooals het valt. Ik lig geen heele nachten wakker om te piekeren over dingen, die hadden kunnen zijn of wat misschien zal kunnen gebeuren. Je moet alles maar afwachten, en zoolang je het nog niet weet, moet je je er niet druk over maken De jongeman naast hem staarde droevig naar een aschbakje. Ik wou, dat ik ook zoo was, mompelde hij. Neem nu eens als voorbeeld, hetgeen je me zoo juist vertelde, ging de man met het roode gezicht yerder. Jou is een betere baan aangeboden dan je had. Wanneer ze je eruit gooien, zal je wel verder zien. Naar den duivel ermee, dat is mijn motto. En zooals ik je al gezegd heb, je kunt het niet weten alvorens je het geprobeerd hebt. Het geeft dus niets of je achtentwintig uren op den dag gaat zitten piekeren, inplaats van achttien, zooals je nu doet. Het schijnt me.... Kom je hebt ongelijk. Niets kan het pro bleem oplossen alvorens je je betrekking aan genomen hebt. Als ze je eruit gooien, vooruit dan maar! Laat ze verder naar den duivel loopen. Wat gebeuren moet, gebeurt toch, of je zit te piekeren of niet. De jonge man lachte witjes. Ik geloof, dat iemand zich de filosofie niet eigen kan maken door haar alleen maar te hooren verkondigen. Wel, niet van mtf. Maar misschien heb je wel een meisje, of zooiets. Vrouwen hebben al tijd het juiste gevoel voer dergelijke zaken. De jongeman zuchtte. Ik wil met je wedden, zei de man met het roode gezicht, terwijl hij hem scherp aankeek, ik wil met je v/edden, dat je op dit oogen blik over iets piekert. Heb je misschien een flesch troostrijk vocht in je koffer? Ik.... Schrik maar niet. Ik ben geen ambtenaar van de prohibitie. 't Is 't is een fieseh whiskey. Mijn schoonva..., ik hoop, dat hij dat wordt, mijn schoonvader is een Engelschman. Zijn firma heeft mij een betrekking aangeboden; en bij vroeg me..., Wel, en wat zou dat? Ben je soms bang voor de douane? Nee, maar ik..„ Wel, als je bang bent, gepakt te worden, geef dan die fieseh. maar hier. Ik heb nog best trek in een hartversterking. Ze hebben nog nooit m'n koffer nage zocht, zei de jongeman zenuwachtig. Maar men zegt, dat de douanen nu een zeker in stinct hebben om uit te vinden,wie iets pro beert te smokkelen. Ja, ze zijn verduiveld handig'. Op het mo ment, dat ze een kerel, zoo bleek als een doek, zien bibberen, dan denken ze, dat hij iets heeft, waarover hij zich bang' maakt. En dan grijpen ze hem alleen maar, omdat hij bang was, dat ze dat zouden doen. Maar, ze zullen je niet doodmaken! Naar den duivel er mee. De, de loopplank is uitgelegd. De man met het roode gezicht richtte zich op en glimlachte. Zeg, zei hij, ik heb een gevoel alsof ik een padvinder ben en ik zal je vertellen, wat ik daarmede bedoel. Jij denkt, dat ze je koffer zul len ruineeren en je ziet er zoo miserabel uit, dat ik ervan overtuigd ben, dat ze dat ook zul len doen. Nu zal ik je erdoor helpen. Ik wed dat niemand in mijn koffer zal kijken. Om een dollar? Ik houd er niet van... Stil maar. Is dat jouw koffer? Neem jij dan de mijne en wacht op me buiten vóór het douane-kantoor. Anderhalf uur later ontmoetten zij elkaar weer; de man met het roode gezicht zoog met welbehagen aan een nieuwe sigaar. Wel, ben je er door gekomen? Ja, en ze hebben m'n koffer niet nage snuffeld. Net als met mij. Zie je wel, als je maar nergens over piekert, dan komt alles wel in orde. Maar je transpireert verschrikkelijk. Ben je misschien nog bang? Toen we onze koffers geruild hadden, kon er toch niets meer gebeuren, antwoordde de jongeman eenigszins geïrriteerd. Ik transpi reer, doordat je koffer zoo verduiveld zwaar is. De man met het roode gezicht nam z'n eigen koffer op en keek den jongeman aan met een gezicht van een beleedigden weldoener. Dat kan uitkomen, merkte hij op, er zit ten ook zes flesschen brandewijn in. (Nadruk verboden.) Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den Schaakredacteur, GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM. PROBLEEM No. 375. Dr. M. Hogrefe (Bremen). Mat in twee zetten. SLand der stukken: Wit: Kfl, Db2, Ta8, Te4, Lb3, Ld6, Pb6. co, c7, h4. Zwart: Kb7, Dh8, Tc8, La2, Pg6, (5. OPLOSSING PROBLEEM No. 37! (Mej. M. Roest). Stand der stukken: Wit: Kh8, Dd8, Td3, Th6, Lfó, Pe4, b4. c4, g'3, g4. Zwart: Ke5, Lc3, Pd4, Pe8, d7, e6. 1. Fe4.d6, enz. Eén der oplossers schrijft ons: „Een van de gaafste problemen, die ik r.og aangetroffen heb in de verschillende tijdschrif ten. En moeilijk tevens door de verleidings- zetten, als Paard g5 en Paard c5. Het is een lust zulke mooie problemen uit te snorren". Met dit oordeel stemmen wij volkomen in, hetgeen trouwens uit de publicatie is gebleken. Goede oplossing ontvangen van M. D. L. Artz, F. Brandon en H. W. v. Dort, allen te Haarlem; P. Mars te Santpoort. OPLOSSING PROBLEEM No. 372. (H. Mendes da Costa, 18451923). Stand der stukken: Wit: Ka2, Dh8, Lb5, Pc2, Pe5, d-4. Zwart: Kdl, a3, a5, d2, d3. 1. Dh8h6, Kdl—cl(e2); 2. Lb5Xd3(f), enz.; anders':' 2. Pe5f3 enz. Goede oplossing ontvangen van H. de Rujjter te Bloemendaai; H. W. v. te Haarlem; P. Mars te Santpoort. Dort 53. Het werd herfst en het werd winter. Grauwtje had z'n kuren al aardig afgeleerd. Op 'n mooien dag ging mijnheer Pimpelmans naar 't schaatsenrijden kijken. Door zijn kijker genietend van het schoone schouwspel, stond hij rechtop in z'n wagen, boven op een hoogen heuvel. Diep beneden hem lag de rivier, waar d° schaatsenrijders heen en weer i"»den. 54. Maar Grauwtje, die niet lang kon stil staan, deed opeens een paar stappen achteruit. Het achterwieltje kwam boven den afgrond te zweven endaar had je 't alweer. De wagen duikelde achterover en mijnheer Pimpelmans stortte, begeleid door een lawine van sneeuw, in de gapende diepte, terwijl de wagen met Grauwtje kalm boven op den heuvel bleef staan. 55. Met een plof kwam de ongelukkige vee arts halverwege de helling in de dikke sneeuw laag terecht. Van dat oogenblik af rolde hij als een hal verder. Al spoedig was hij aan alle kanten met sneeuw overdekt; ja, 't werd een complete sneeuwbal, die onder 't rollen hoe langer en grooter werd. 56. Beneden op de rivier genoten de schaat senrijders, niets kwaads vermoedend, van hun heerlijke sport, toen opeens, tot hun ghoote ontzetting en consternatie, de reuzensneeuwbal het ijs op kwam stuiven. Na een eind met groote sprongen voortgehuppeld te zijn, gleed hij in vliegende vaart voort. WEDSTRIJD DUITSCHLAND—NEDERLAND. De wedstrijd Rijnland en Westfalen tegen Nederland is door de Duitschers gewonnen met 43(2 tegen 34% punt. In de eersta ronde won ons land met 2019, maar de tweede ronde deed zulks te niet met 14%24%. De Neder- landsche spelers aan de borden 2139 waren te zwak voor de Duitsche tweede helft. GOEDE GELEGENHEID. Boef (die voor het misdadigers-album ge fotografeerd wordt)Maak een afdruk meer; mijn verloofde heeft nog geen portret van me. VERKEERDE DLAGNOSE. Heer des huizes (nijdig)Onze dokter heeft toch bij de laatste ziekte mijner vrouw een verkeerde diagnose gesteld. Hij zeide, ik moest haar een pelsgarnituur koopen, en nu wil zij een automobiel. UIT EEN BRIEF VAN EEN BAKVISCHJE. Op den top van den berg stond een oud, half vervallen slot en riep om reparatie. Hm Hm. Men zegt altijd, ieder mensch begaat in zijn leven drie dwaasheden; mijn vrouw zegt,... Bent u getrouwd?..., Ja.... En uw beide andere dwaasheden? UIT DE GROOTE WERELD. Gisteren, mevrouw de gravin, hebben de Jansens een groote soirée gegeven. - Hoor eens, dergelijke menschen kunnen toch geen soirée geven; zij kunnen op zijn hoogst een troep lui bijeentrommelen. KLEINIGHEID. De oude maarschalk Wrangel stond voor Berlijn. Hij wilde met zijn troepen de revolu- tionnaire onrusten bedwingen. De burgerij van Stettin, zijn geboorte- en woonplaats, liet hem weten, dat, als hij Berlijn binnenrukte, zjjn vrouw zou worden opgehangen. Wrangel rukte Berlijn binnen. Toen hij weldra naar Stettin terugkeerde en zijn vrouw gezond en wel aantrof, zeide hij: Heb ik het niet gedacht. Je kunt geen staat maken op de Stettiners", HUMOR UIT HET BUITENLAND. De automobilist is een mensch, die denkt dat ,ijn automerk het beste van de wereld is, ter- v'ijl hij toch geld terzijde legt, om zich het vol- ïide jaar een andere te koopen. (Southern Lumberman).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 3