MB II ■•ii WC It Het Bloemendaalsch Weekblad. 24 October 1930. Tweede Blad. No. 43. LOSSE BLAADJES. „Gluck auf Brökjes Levenswijsheid. Dubbelhandigheid. Voor de Huisvrouw. Tom Murphey's Diamanten Serenade. SCHAAKRUBRIEK. |$!P M S Hi k Hf i li Voor de kinderen. De ezel van mijnheer Pimpelmans, door G. Th. Rotman. „Glück auf!" Zij grijpen hun houweel En gaan de liftkooi binnen. In snelle vaart gaat 't naar beneên; De arbeid moet beginnen. Dra klinkt hun doffe hamerklop Op 's aardrijks ingewanden. En beukt het zwart gesteente los Het vuur moet kunnen branden! .Glück auf!" Zij werken moeizaam voort In staag en somber zwijgen; Zij weten, dat elk oogenblik Hier doodsgevaren dreigen! Opeens een knal; de mijn stort in! lug, redt u, zwarte slaven! ergeefs zij zijn gedood, gewond levend thans begraven! ie schetst de radelooze smart an hen, die achterbleven? at reddingswerk, dat wordt verricht, .n enk'len troost slechts geven, .ar liggen zij, een lange rij, .3 't leven hier verloren Glück auf!" Men zal het uit hün mond. Giet éénmaal nu meer hooren! (Nadruk verboden). (Nadruk verboden). Een geneeskundige instelling ergens in liet buitenland is begonnen met propaganda te maken voor het gebruik van beide handen. Waarom, zegt zij, moet de linkerhand, altijd als onbekwaam, ja nutteloos worden beschouwd? Zij wekt de ouders op, hun kinderen van jongs af aan het gelijkelijk gebruik van beide handen !e gewennen. Hetgeen hier als het allermodernste wordt aangekondigd, werd reeds in praktijk gebracht door den ouderwetschen dorpsschoolmeester, hij wien ik in mijn jeugd het eerste onderwijs heb mogen ontvangen. Vijf van de zes schooldagen schreven wij met de rechterhand; den zesden dag met de linker. En het spijt mij nog wel eens, dat ik deze eenvoudige oefening in mijn later leven niet heb bestendigd. Maar het voort gezet onderwijs is zoo veel omvattend, dat het de eenvoudige verrichtingen vergeet. Onze meester ging uit van de gedachte aan de mogelijkheid, dat een onzer door een ongeval of een ziekte misschien eenmaal het gebruik van de rechterhand zou moeten verliezen. En dan zou hij althans niet heelemaal hulpeloos zijn; de geoefende linkerhand zou het werk kunnen overnemen. Dit was nog zoo'n kwade gedachte niet! Deze verstandige man heeft toen nog niet kunnen voorzien, dat de ramp van den wereld oorlog zoo ontzettend veel mannen van het ge bruik van hun rechterhand zou berooven. Als het kalf verdronken is, dempt men den put, En zoo is men na deze ramp ook begonnen, aan de verwaarloosde ledematen en organen t.e denken. Er zijn scholen ontstaan ten dienste van de door den oorlog verminkten. Doch ook zonder verminkt te zijn, kan men zich het leven gemakkelijker maken door profijt te trekken van het dubbele stel organen, dat de Schepper ten onzen dienste gesteld heeft. Hoe vaak is de rechterhand niet vermoeid! Zou men geen schrijfkramp kunnen vermijden, zoo de linker haar tijdig afloste? Er is nog een andere reden voor het gebruik van de beide handen. Pianisten spelen toch ook niet met één hand, doch oefenen zich, totdat zoowel de ééne als de andere dienst doet. Bij hun spel krijgt ieder van heide haar eigen taak. En zoo ontwikkelt zich een harmonisch orgaan, dat uit twee gelijkwaardige deelen bestaat. Evenzoo als wij bij het loopen beide beenen ge bruiken, zouden wij bij onzen arbeid en bij onze kunst beide handen een gelijk deel kunnen gunnen. Door het eenzijdig gebruik, dat wij van ons iichaam maken, blijven vele krachten onont wikkeld. Een stelselmatige oefening ook van de verwaarloosde organen zou ons doen ervaren, over hoeveel meer kracht en rijkdom wij wei beschikken dan we vermoeden. Wij behoeven bij deze oefening niet dadelijk zoover te gaan als die Amerikaan, die ontdekt had, dat ook de hersens uit twee gelijke en gelijkwaardige deelen bestaan en die met het onderscheidenlijk oefenen van beide deelen ten slotte bereikte, dat hij zijn werkdag tot volle vier en twintig uur pilbr'eiden kon. Want, terwijl hij het ééne stel hersens gebruikte, liet hij het andere stel slap'sn en zoo wisselden de beide hersenhelften elkander voortdurend af. Dit doet denken aan het fantastische dier, dat baron Von Münchhausen beschrijft. Deze had op zijn jachtavonturen eenmaal een haas gezien met acht pooten: vier onder den buik en vier op den rug. Als de haas moe werd en de honden hem dicht op de hielen zaten, wierp hij zich om en rende op zijn rugpooten verder. Onderwijl rustten zijn buikpooten dan weder uit. In elke fantasie ligt een waarheid in over dreven vorm ingekleed. Hoe dwaas het lijkt, wij zouden die haas van baron Von Münchhausen tot voorbeeld kunnen nemen. Niet alleen door te leeren, onze rechterhand door de linker af en toe af te lossen. Maar door dit aflossingsstelsel op alle gebied toe te passen. Eenzijdigheid is niet slechts een verschijnsel van lichamelijken aard. Ook in geestelijk op zicht laten we te veel aankomen op één be paalde stelling of één bepaald uitgangspunt. Daarop denken wij ons moe. Ook ons gevoel mat zich door een dergelijke eenzijdigheid af. Voor dat het zoover is, moeten wij ons eens omwer pen gelijk de haas van Von Münchhausen. Tot onze verrassing zullen wij dan bemerken, dat wij ook aan de andere zijde over ledematen be schikken. Ook op de tegenovergestelde gedachte kunnen wij loopen en we loopen er vaak even frlsch op. Ons telkens omwerpend, komen wij 't snelst vooruit. Vaak roemt men handigheid als de grootste deugd. Maar de geschikste mensch en de beste werker is de dubbelhandige. Hij, die al zijn. lede maten harmonisch geoefend heeft; die alle organen als gelijkwaardig beschouwt en ge bruikt; die zich hoedt voor verwaarloozing van de ééne helft zijner gedachten en van de andere helft zijner gevoelens. Niet slechts de ledematen, maar ook het hart en de hersens bestaan uit twee symmetrische helften, een rechter en een linker. Dubbelzijdige functie is voorwaarde voor vruchtbaren arbeid, voor harmonische persoon lijkheidsontplooiing, voor volledige levensver vulling. H. G. CANNEGIETER. Elke dame moet zelf kiezen tusschen kimono en Pyama, al zouden wij met name de ouderen en zwaardere dames den raad willen geven, zich niet aan pyama's te wagen. De kimono is bijna altjjd bekoorlijk en wordt tegenwoordig even zorgvuldig versierd als de pyama. Op beide ziet men veel stiksels van goud- en züverdraad, bro- caat, lamé en kant. Bjj de pyama's worden ook shawls en fichu's gedragen en groote geappli- queerde driehoeken van crepe de Chine. OORBELLEN VAN FLUWEEL. De laatste jaren worden weer graag oorbellen gedragen, het laatste snufje zijn oorbellen van fluweel of tenminste van fluweel overtrokken oorbellen. Zij hebben de meest verschillende vor men en zijn gewoonlijk zeer groot. Het doel er van is, oorbellen van dezelfde kleur en stof te dragen als waarvan de japon gemaakt is. Het zwart-witte costuum van kasha met af neembare pelerine is zeer praktisch voor regen achtige dagen. De trench-coat heeft een hooge taille en raglanmouwen. KIMONO OF PYAMA? Ook de négligé wordt beïnvloed door de meer vrouwelijke mode, en vooral in de pyama's komt dat tot uiting. Zij hebben tegenwoordig dikwijls lange schootblouses met of zonder cein tuur en worden veel gemaakt van gebloemde stof. vooral in den zomer. Voor den winter wordt, inplaats van crepe of crepe de Chine,' wollen velours gebruikt. door FRANK SPARRINGTON. Meneer Tom Murphey's oogjes knepen samen in z'n holronde gezicht, een vreemd gorgelend geluid stiet hij uit, waarbij hij paarsblauw in z'n gezicht werd. Meneer Murphey probeerde binnensmonds te lachen, iets dat hem nog nooit gelukt was en wat hij toch telkens opnieuw probeerde. Meneer Murphey had alle reden om zich pleizierig te voelen. Wat was het toch heerlijk om rentenier te zijn en bovendien een rentenier, die zich de weelde kon veroorloven, er een kost bare verzameling diamanten op na te houden! Meneer Murphey proestte het uit van het lachen. Wat waren de menschen toch dom! Ver schrikkelijk dom. Het was hun eigen schuld, dat hem, Tom Murphey, de gebraden duiven in den mond vlogen. Maar ja en hier werd me neer Murphey's gezicht even ernstig niet iedereen kon ook zoo zijn als hij, nietwaar? Hij had z'n geld toch ook te danken aan z'n hersens. Het zou immers ook heel onbillijk ge weest zijn, wanneer al die andere menschen, zonder hun hersens te gebruiken, geld, veel geld verdiend zouden hebben, waarvoor hjj al het denkwerk deed. Hoogst onbillijk! Sedert een dertig jaar had hij nu al niet meer gewerkt, want toen was hij al binnen. Duizenden van z'n landgenooten hadden hem een zwendelaar en oplichter genoemd. Heelemaal niet juist! Zij hadden gedacht, dat een paar honderd dollar aandeelen in een goudmijn hen duizenden zou den opleveren, zonder er ook maar het minste voor te doen! Neen, Murphey (toen heette hij natuurlijk anders) had bij al die transacties het hersenwerk verricht, zijn denken had veel geld opgeleverd, zijn gedachten hadden rijke goud mijnen ontdektHet was dus niet meer dan billijk, dat die ideeën geld opleverden! Toen meneer Murphey genoeg geld bij elkaar had „gedacht", had hjj er genoeg van gekregen om steeds overhaast de een of andere stad te moeten verlaten en had hij zich een landhuis ge kocht. Allerlei liefhebberijen, die een eerzaam Ame- rikaansch burger passen, had hij zich aange wend. Onder die liefhebberijen behoorde een zeldzame collectie diamanten, die wijd en zijd bekend was geworden. Meneer Murphay grin nikte weer. Neen! dom was hij heusch niet. Om zooveel geld in die kostbare steentjes te ste ken! Weineen, die heele collectie was namak! Wel iswaar, een heel goed soort namaak, waardoor zelfs kenners werden bedrogen. Zoo'n collectie was toch zeker minstens even goed! En boven dien was het een goed idee van hem geweest, den schijn op te houden en het stelletje namaak- diamanten te verzekerena. Daar had z'n buur man, met wien hij heel goed overweg kon, voor gezorgd. Op z'n woord had deze meneer Murphey ge loofd, dat de waarde 100.000 dollar toedroeg! Weer liet meneer Murphey een vreemd roche lend geluid hooren. Gistermorgen had hij plotseling bezoek gekre- 'gen van een fijnen meneer, die in een auto mobiel voorreed. Hij had gehoord van de fraaie collectie diamanten en wilde die we 1 eens graag ien. Heelemaal geen bezwaar natuurlijk, te meer niet, omdat meneer Murphay veel te ge slepen was, om zich te laten misleiden door de fijne manieren van dat heerschap. Dertig jaar geleden zou hij immers net zoo ietsgedaan ïehben! En precies, zooals hij gedacht had, was het uitgekomen. Die meneer Lindsay, zooals hij zich noemde, was het terrein even komen verkennen, want Murphey merkte heel goed, dat de sluiting van z'n ramen een bijzonder punt van belang stelling uitmaakte voor z'n bezoeker. En 's nachts was er ingebroken! Murphey had natuurlijk niets gehoord, o jee nee. Twee lange uren was het heerschap bezig geweest met z'n brandkast, overigens een juweeltje. Hij had hem moeten openscheuren als een sardineblikje, zoo als dat heet. Maar geweldig jammer, dat hij het gezicht van den man niet had kunnen zien, toen deze eindelijk de cassette in z'n begeerige handen had. Natuurlijk had z'n 'bezoeker niet kunnen nalaten om eventjes, heel eventjes maar, z'n buit te bekijken. H(j had de cassette opengemaaktom daarin niets anders te vin den, dan een stukje papier, waarop met koeien van letters geschreven stond: „Dank U!" Me neer Murphey maakte op dat moment een groote kans een beroerte te krijgen. Dat bin nensmonds lachen moest hij nu toch maar niet meer probeeren. De steentjes waren er niet meer! Al lang niet meer! Ergens in z'n tuin heel diep begraven, waren ze weg gestopt. Misschien zou er over een paar honderd jaar nog eens iemand zijn, die zou meenen, een schat opgegraven te hebben! Vanmorgen vroeg had meneer Murphey het papiertje verbrand. De inbreker had het niet de moeite waard gevonden, het mee te nemen. Dat was ook nog maar wel zoo goed. De ge scheurde brandkast, de leege cassette, de spo ren van inbraak aan het raam van z'n studeer kamer, dat alles was voldoende! Bovendien kon hij immers een signalement van den vermoede- lijken dader geven. In het ochtendblad had reeds een bericht van de inbraak gestaan, de verzekeringsmaat schappij was al gewaarschuwd en de 100.000 dollar waren nu voor honderd procent zeker! Als men den dader zou grijpen, dan zou diens verhaal toch niet geloofd worden! Meneer Murphey's gelaat glom van genoe gen. Na 30 jaren van rust weer eens een mooi zaakje gedaan, waarvoor hij alleen maar weer een beetje had moeten denken. En meneer Mur- prey's denken behoorde toch immers betaald te worden? Die domme wereld! Ze lieten hem een voudig de gebraden duiven in den mond vlie gen (Nadruk verboden). door Jan Pardonna. Als daar geen verandering in komt, ga ik binnen een paar maanden failliet, dacht Frans Ramaars, een jonge dokter, die nu al een half jaar in 't stadje woonde, maar nog steeds op zijn eerste patient wachtte. Hij had al 't moge lijke geprobeerd, hij had geadverteerd, was lid geworden van verschillende vereenigingen en van de soos, maar de menschen wilde nu een maal niet door hem genezen worden. En nu meende hij, den genadeslag te hebben ontvan gen, want hij was verliefd geworden.hope loos verliefd. Dat zou op zichzelf nog zoo erg niet zijn, maar het voorwerp van zijn liefde was de doch ter van den burgemeester. En die burgemeester was schatrijk en de arme dokter vreesde dat hij wel nooit zijn toestemming tot een huwelijk zou geven. Hij klaagde zijn nood aan zijn vriend en die gaf hem den welgemeenden raad, eerst te beproeven, het hart van de schoone te ver overen. Maar hoe? Na een diepzinnig gepeins kwamen beiden tot de slotsom, dat een nachte lijke serenade een beproefd middel was, dat zijn uitwerking ongetwijfeld niet zou missen. Op een goeden avond togen beiden dan ook op het pad, om aan hun voornemen uitvoering te geven. Bij de burgemeester's woning gekomen, begon de verliefde dokter een zoet minneliedje te kweelen. En 't succes bleef niet uit! Aan een der vensters vertoonde zich een slaapmuts met een kwastje, aan een ander een dito, die rijk met kanten versierd was. Juist zette de dokter een nieuw lied in, welks roerende melodie hem zelf de tranen in de oogen bracht, toen hij wreedaardig werd ge stoord door een barsche stem, die zich vlak hij hem liet hooren: „Wil je wel eens maken, dat je wegkomt! Schaam jullie je niet, hier midden in den nacht te gaan loeien! Vooruit, doorloopen, of je gaat mee naar het hero!" Het was een agent, die den zanger en zijn vriend kwaadaardig aanstaarde. „Kerel, je bent gek!" riep de vriend, „we bren gen hier een serenade." „Serenade of niet, je mag hier geen spektakel maken, vooruit!" Plotseling vertoonde zich de slaapmuts met het kwastje weer voor het raam. „Agent, arresteer die twee kerels, zonder vorm van proces!" riep hij met krassende stem. De agent deed een greep naar den dokter, maar toen hij ook den vriend wilde arresteeren, had deze reeds het hazepad gekozen. De verliefde esculaap had weldra gelegenheid in een donker hok na te denken over de hoos heid der wereld. Doch zij, voor wie de zanghulde bestemd was geweest, verweet haar vader diens barsche op treden en werkte zoodanig op diens gemoed, dat de burgervader zich reeds den volgenden mor gen naar de gevangenis spoedde en zich uitput te in exuees. „Och, bestedokter, wat spijt me dat," zei hij „Die ezel van een Knik heeft zich natuurlijk weer eens vergist en een heer voor 'n landlooper aangezien. Maarehbeste dokter, wat bracht U er toch toe, midden in den nacht voor ons huis te komen zingen?" De jonge man zag zijn kans schoon, en ver telde van den diepen indruk, die 's burgemees ters dochter op hem had gemaakt. Tot zijn ver wondering en tevens tot zijn groote blijdschap werd de oude heer niet hoos. Hij glimlachte zelfs. „Jonge man," zei hij, „ik vind die attentie Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den Schaakredacteur, GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM. PROBLEEM No. 277. F. Brandon (Haarlem). Eerste Publicatie. -ffirB-iS ,JP |i§ Wé-ÜL I mfa al wm B 65. Maar ach, mijnheer Pimpelmans kon beter met koeien en paarden, dan met een motorfiets overweg. Hij had het indertijd zoo maar eens voor de aardigheid op den motor van een kennis geleerd. Hij slingerde van links naar rechts over den weg.... Daar, 'n eindje voor hem uit, liep Krelis de melkboer, öie twee zware melkbussen aan z'n juk torste. 66. Toet-toet-toet! deed mijnheer Pimpel mans, maar Krelis dacht blijkbaar; „de weg is breed genoeg" en hij sjokte rustig voort. Pang daar ratelde demotorfiets voorbij, en Krelis kreeg een geduchten „oplawaai" tegen het eene eind van zijn juk, zoodat hij wel drie minuten lang in het rond tolde als 'li vlieg wiel. Z'n melk was meteen gekarnd! 67. En nog steeds was de ezel in geen vel den of wegen te bekennen. Mijnheer Pimpel mans tuurde links en rechts van den weg, maar door dat heen en weer kijken verloor hij zijn stuur uit het oog, en op een gegeven oogenblik reed hij dwars door het struikge was heen. regelrecht het vrije veld in. 68. In de wei zat, op een rustig plekje, een vroolijk gezelschap. Ze waren uit „pick nicken". Er werd een heele stapel pannekoe ken gebakken en tusschen elke twee panne koeken werd, onder, groote hilariteit, eea dikke laag stroop gegoten. En vol ongeduld wachtte elk op z'n portie. Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Ke8, De2, Lg7, Pe7, c5, d2. Zwart: Ke6, Dfl, Te3, c4, e4, f3, g2, li5. COMPETITIE-WEDSTRIJDEN. Er is een gewijzigd wedstrijdrooster ver schenen voor de te spelen competitie-wedstrij den van den Nederlandschen Schaakbond in het district Noord-Holland (Zuidelijk gedeelte). Er wordt in 3 klassen gespeeld, n.l. in de 2e, 3e en 4e klasse. De navolgende vereenigingen spelen in een of meer klassen: Vereenigd Amsterdamsch Schaak genootschap (drie tientallen), Amsterdamsche Schaakclub (twee tientallen), Haarlemsch Schaakgezelschap (drie tientallen), Haarlem- sche Schaakvereeniging (een tiental), Schaak club „Kijk uit" te Velsen (drie tientallen). Op 13 October j.l. werden bovengenoemde wedstrijden ingeluid door de ontmoeting te Haarlem tusschen de Haarlemsche Schaakver eeniging (eerste tiental) en de Amsterdamsche Schaakclub (derde 10-tal), voor de tweede klasse-competitie, Het resultaat was 6^i—- 2% ten gunste van de Amsterdamsche Schaakclub, terwijl één partij voor arbitrage moest worden gezonden naar den districtscommissaris te Am sterdam. Vermoedelijk zal die beslissing in het voordeel van de Haarlemsche Schaakvereeni ging uitvallen, zoodat de einduitslag dan zou worden: A.S.C. 6%, H.S.V. 3%. Op 28 October a.s. komt het derde tiental van het Vereenigd Amsterdamsch Schaak genootschap op bezoek bij het eerste 10-tal van het Haarlemsch Schaakgezelschap (tweede klasse-competitie) in Restaurant Köhlinger, Jansstraat 55 te Haarlem. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 78. (A. A. Troïtzky). Stand der stukken: Wit: Kh4, Td5, h2. Zwart: Kf8, Ld2, g2. 1. Td5f5f, Kf8e72. Tf5—e5f, Ke7—f6 (dö)3. Te5—el!, Ld2Xelf; 4. Kh4—h3, g2glP.-j- (indien Zwart een Dame of een Toren neemt, is Wit pat); 5. Kh3g2, Pgle2; 6 Kg2fl, enz. (remise). Op 1Kf8g7; 2. Tf5—f3!, Ld2—g5f (op 2g2—glD; 3. Tf3—g3f, enz.); 3. Kh4—h3, g2—glD; 4. Tf3 f7f, Kg7g65. Tf7—f6f, Kg6—h5; 6. Tf6— h6y, K. of L. X T. en Wit is pat (remise), Goede uitwerking ontvangen van: H. W. v Dort te Haarlem; P. Mars te Santpoort, vele aanvallen onschadelijk gemaakt. heel aardig en hoewel ik niet wist, wat dat nachtelijke gehuil had te beteekenen, heb ik toch geen bezwaar tegen een verloving met mijn dochter. Kom vanmiddag bij ons eten." Met aeze woorden liet hij den overgelukkigen minnaar alleen, 's Middags helde hij met klop pend hart aan. Hij werd in een groote ontvang kamer gelaten. Na eenigen tijd kwam de doch ter des huizes binnen. Verbaasd staarde de dokter de juffrouw aan. Hoewel ze niet onknap was, was ze toch niet het meisje, wier beeltenis in zijn hart stond ge grift. Hier moest een afschuwelijke vergissing hebben plaats gehad. „Bent U, bent U de dochter van den burge meester?" stamelde hij. Het meisje lachte vriendelijk. „Zeker", gaf zij ten antwoord. „Ik danl: U nog wel voor de se renade van vannacht. Ik vond het heel aardig. De dokter wachtte niet, tot zij had uitge sproken. Hij greep zijn hoed en stormde het huis uit, bijna in de armen van haar, aan wie hij "zijn hart had verpand. Het lieve kind keek hem boos aan en gaf hem in onvervalscht dialect te ver staan, dat ze niet van hem gediend was en dat hij op kon hoepelen. Zonder hem verder een blik waardig te keuren, trippelde zij verder. Toen nam de dokter een kloek besluit. Hij zwoer, dat hij met de liefde had afgedaan. Hij zou niet trouwen. Nooit! Als vrijgezel zou hij zijn weg door het leven weten te vinden, be roemd zou hij worden en rijk, ook zonder een rijk huwelijk, .Nadruk verboden). PAARD OF EZEL? Weet je soms het verschil tusschen een paard en een ezel? vroeg de kort aangebonden rechter aan een onzekere getuige. De man werd boos en zei brutaalweg: Ik zou u nooit voor een paard aanzien. STIJLBLOEMPJE. (Uit een verhaal.) Dagobert was als betooverd. Nooit had ahtj de gravin schooner gezien dan torn zij in stomme smart haar gelaat in den sluier verborg. GESCHIEDENIS. Leeraar (op een meisjesschool, bij de oude ge schiedenisles)Wat verstaat men onder tyran- nen? Leerlinge: Getrouwde mannen. MISLUKT COMPLIMENL. Bezoeker: Mevrouw, uw dochter speelt de toon ladder kolossaal mooi! Moeder; O, neen, dat is 't dienstmeiske, die de toetsen van de piano afveegt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 3