Het Bioemendaalsch Weekblad.
15000 mijle nin het Don
kere Werelddeel met een
auto-karavaan.
Een bezoek aan Riga.
TOONE
»E WEDERWMBMGHEDEN VAN EEN
FKANSCHE ONTDEKKINGSREIZIGER IN
HET GEHEIMZINNIGE AFRIKA.
IN CONTACT MET M ILDE STAMMEN.
Afrika is nog steeds een land van allerlei
vreemdsoortig leven, tenminste in vergelijking
met de Westersche beschaving, zegt Kolonel
Georges Marie Haardt, een Fransche ontdek
kingsreiziger, die kort geleden een expeditie
heeft gemaakt met een karavaan van acht mo
tor-vrachtwagens door het onherbergzaamste
gebied van het Donkere Werelddeel over een
afstand van 15000 mijl.
De karavaan van Kolonel Haardt door
kruiste het hart van Afrika, het gebied, dat
bezocht werd, varieerde van verlaten, onbe
woonde woestijnen tot oerwouden, waar een
geheel leger van inboorlingen den weg voor de
vrachtwagens moest vrijmaken. Een groot ge
deelte van de afgelegde route was nooit met
moderne wagens bereisd.
Steds weder opnieuw moesten de ontdek
kingsreizigers hun weg zoeken over wildbrui-
schende stroomen, waar zij of zelf een brug over
moesten bouwen, of vlotten moesten maken van
stammen, die zij in het naburig bosch kapten,
en die dikwijls zoo los in elkaar zaten, dat zij
nauwelijks een automobiel konden dra_en.
Eens moest een troep ongetemde woestij
roovers omgekocht worden om de motor-kara
vaan tot gids te dienen in een onafzienbaar
gedeelte van de Sahara, dat nog niet in kaart
gebracht was. Door de tegemoetkomendheid .in
de Belgische autoriteiten werden daar 40.000
inboorlingen aan het werk gezet om een weg te
kappen, welke misschien nooit meer gebruikt
zal worden, van 375 mijl door oerwouden in den
Belgischen Congo, welke anders ontoegankelijk
zouden geweest zijn.
Een van de doeleinden der expeditie was een
route te traceeren voor een spoorweg, welke de
uitgestrekte Fransche koloniën in Afrika zou
verbinden. Dé automobielen waren alle Fran
sche Citroën wagens, allen voorzien van het
rupssysteem in verbinding met gewone voorwie
len. Iedere wagen had een aanhangwagen, en
zoowel de wagens als de aanhangwagens moes
ten water-, petroleum- en olietanks dragen.
De eerste étappe van de reis was een rit van
vijf dagen dwars door de groote woestijn naar
Burem aan de rivier de Niger. Een gedeelte van
dit gebied was het praktisch -nog onbekende
Tanozroutft, en land ontbloot van alle hulp
middelen over 330 mijl: geen water, geen
bosch, geen gras, geen levend schepsel, van wat
voor soort ook!
Hier zagen de ontdekkingsreizigers de ge
bleekte geraamten van vroegere reizigers, die
van dorst gestorven waren. De gloed van de
zonnestralen was hier onbeschrijfelijk, zegt ko
lonel Haardt, en alsof dit nog niet voldoende
was, kwelde ons de stank van de petroleum in
de verschrikkelijke hitte, en woei er een gewel
dige wind, die onze gelaatshuid openreet.
- - - - i/ïit
men ook in Mogaram. Al de voortanden moeten
uitgetrokken worden om deze monsterachtige
houten versiersels te kunnen aanbrengen, en
een vrouw, die deze niet draagt, wordt niet aan
trekkelijk gevonden. Sommige zijn zoo groot als
tafelborden en het is een heele kunst om deze
behoorlijk aan te brengen. Wanneer het meisje
nog zeer jong is, misschien nog geen tien jaar,
wordt de buitenhuid van haar beide lippen,
voorzichtig opengesneden, en daarin lichte me
talen platen aangebracht. Eenige maanden la
ter worden deze vervangen door houten platen,
en naarmate de huid aangroeit, worden deze
steeds grooter. In andere gedeelten van Afrika,
brengt men houten pinnen aan door de neus
vleugels en de nethuid der vrouwen.
Het vreemdste gezicht voor deze ontdekkings
reizigers. was misschien wel een inlandsche ja
ger aan de Nigera ten Zuidoosten van Burem,
die zich vermomd had als een vogel. „Uit een
stuk hout had hij den kop en den hals van een
vogel gesneden, zegt kolonel Haardt, en met
veeren beplakt, en daarin oogen en een open
bek aangebracht".
Hij liep langzaam op en neer, pikte op den
grond, of keek eens in het rond, juist als een
werkelijke vogel zou doen, en op deze wijze kon
hij dicht genoeg bij de vgels en de hazen ko
men, om deze met een stok dood te slaan".
In den Congo gekomen, wijdde de expeditie
haar grootste aandacht aan het verkrijgen van
zeldzame zoölogische exemplaren. Daarom
maakte zij een uitstapje van Yalinga naar het
moeras van Am Dafote, een streek waar het
wemelt van antilopen, leeuwen en olifanten. Op
hun terugtocht naar Yalinga, ontmoetten zij
een kudde hippopothamussen, en daarom maak
ten zij halt om deze dieren te fotografeeren en
te bestudeeren.
Daar hadden zij ook gelegenheid om een zeld
zame manier gade te slaan, waarop de inboor
lingen olifanten vangen.
Wanneer de verkennners een groote troep van
deze kolossale dieren hadden opgespoord, kapten
de inboorlingen een circelvorimg pad, rondom
de plaats, waar de beesten graasden. Wanneer
de beesten daarin liepen, gaf de verkenner het
afgesproken teeken, en staken de inboorlingen
het gras in brand, zoodat een groot vuur van
vlammen de troep insloot, waarop de olifanten
verschrikt en versuft, een gemakkelijke prooi
van de speren der inlanders werden.
Interessant waren ook de vreemde inlandsche
dansen. Deze worden meestal speciaal door de
mannen uitgevoerd, die zich op rhytmische
wijze bewegen, en gevlochten lederen zwepen
dragen, terwijl zij hun lichaam verven met een
pasta, samengesteld uit boombast, klei en
asch.
Een andere inlandsche dans, die door man
nen en vrouwen te zamen uitgevoerd worden,
gelijkt veel op onze primitieve dansen van het
platteland. Op de maat van de tam-tams
scharen zich de mannen op één lijn, en de vrou
wen op een andere, en allen huppelen zij te
zamen volgens de doffe tonen van de balafo,
een instrument, dat iets gelijkt op een xylofoon,
en samengesteld is uit houten latten, die op
kalabassen zijn gespanen, en waarop met
groote hamers geslagen wordt.
In den Belgischen Congo doorkruisten de
ontdekkingsreizigers 't oerwoud van den Eaqu-
ator, waar zij stammen ontmoetten, die een
primitief „draadlooze" berichten dienst had.
staken, enz. worden uitgetrokken en in een tusschen de onderste penen, waarvoor men
droge schuur bewaard gedurende den winter, 'hoofdzakelijk de groote wortelen gebruikt, kan
AU» oror.ooH„„v.or,r,o-, men met kleine penen opvullen. Zoo komt, even-
gc VV AAAVA., «iV O- - „1 - 1VUV.OU .UICUDt UdU
Gelukkig konden de touaregs, die dit gemeci den uitgevonden van een verrassende vindin--
r..i::i. tvrnvrlPYl VCiCi- j x-»1L _L
bewonen, gemakkelijk omgekocht worden, zoo
dat zij den reizigers geen moeilijkheden in den
weg legden. De volgende vreemde feiten konden
wij vaststellen omtrent deze oorlogszuchtige
woestijnroovers, die uit 't vilayet Tripoli afkom
stig zijn: ten eerste is de man de bruut, die
volgens alle wetten van het land de vrouw moet
gehoorzamen. Hier heerscht nog het matriar-
cbacat. De vrouwen toonen haar gelaat trotsch
aan de geheele wereld, maar de man moet ge
sluierd gaan. En in de tegenwoordigheid van
vrouwen van edele geboorte, moeten de mannen
hun gelaat en hun geheele hoofd bedekken.
Gekweld en geplaagd door het vrouwvolk be
zit de Touareg geen enkele vrijheid. Alle huis
houdelijke goederen, als tenten, kameelen en
kleederen zijn het eigendom van de vrouwen.
De stok, die hij draagt, en de groote houten
kast, waarin hij alles stopt, wat zijn vrouw,
hem toestaat, zijn het geheele bezit van den
man, en alles, wat hem overblijft, als zijn vrouw
het in haar hoofd krijgt, van hem te scheiden.
Zelfs, wanneer een man na zonsondergang wil
uitgaan, mag hij niet alleen gaan. Een negerbe
diende wordt hem door zijn vrouw medegegeven
om hem als een hond bij iederen stap te be
waken, en wee hem, als hij zich zooverre ver.
geet, om een beetje te laat thuis te komen! Dan
vindt hij de deur gesloten en mag zich nog ge
lukkig achten, als hij niet gedwongen is onder
den sterrenhemel te slapen.
De jonge Touareg, die niettegenstaande al
deze onaangenaamheden toch wenschen te
trouwen, moet een hoog bedrag voor zijn bruid
betalen, zoodat hij zich meestal verplicht ziet
naar onwettige middelen te grijpen om aan de
zen eisch te voldoen. Het fokken van kameelen
of het vervoeren van goederen voo» den Ara-
bischen handelaar zouden hem niet voldoende
middelen brengen, zoodat de jongeling zijn heil
zoekt in de jaarlijksche razzia's, waarbij de
snelle aanval, en de nog sneller vlucht de
hoofdrol spelen.
De dames beslissen, wanneer het strategisch:
oogenblik is gekomen, en daarop trekken de
mannen er op uit om de een of andere onge
lukkige karavaan te overvallen, of op expeditie
naar het rijke hoogland van Tibesti. Deze
woeste rooftochten zijn de oorzaak, dat zoo
menige vruchtbare oasis vernield is, en hebben
zeker het verdwijnen van den trans-saharah-
handel verhaast.
In Tesawa, in de zuidelijke Saharah escor
teerden 3000 Hausa ruiters van sultan Barmou
de automobilisten naar de stad onder het oor-
verdoovend geraas van tam-tams en trompet
ten. Deze sultan is een moderne Salomo, leeft
in groote weelde, en is een van de weinige te
genwoordig levende mannen, die honderd vrou
wen bezit. Hij ontving ons zeer hartelijk en
stond zelfs aan den fotograaf van de onder
neming toe om in den harem door te dringen
en kiekjes van zijn gezin te nemen.
Een ietwat minder belangrijk potentaat, die
daar de expeditie groote gastvrijheid bewees,
was 't opperhoofd van de Manbotu-stam in het
Noord-oostelijke gedeelte van den Belgischen
Congo. Deze had slechts 20 vrouwen, welke al
haar tijd gebruikten om voor haar gemaal te
kooben of zich voor hem aantrekkelijk te ma
ken. De mannen van dezen stam zijn moedige
krijgers.
Boven het meer Tehad vond men de lee-
lijkste schoonheden van de wereld, behoorende
tot de vreemde stam de Massah's, die de lippen
#n hun vrouwen doorboren, en daarin groote
Alle gereedschappen, die men niet meer noodig
heeft, worden schoongemaakt, in het vet gezet
en weggeborgen. Voordat het begint te vriezen,
zorgt men ook voor de waterhoudende voorwer
pen, door ze binnenshuis te halen of te ledigen,
terwijl men pompen en buisleidingen tegen de
vorst beschermt door ze in te wikkelen.
Boerenkool kan goed tegen lichte vorst; men
zorgt er alleen voor, dat de kooien niet te rijp
worden, omdat dan het hart in den loop van den
winter gaat rotten. Ook gekneusde plekken wor
den mettertijd rotte plekken, zoodat er niet met
de kooien gegooid mag worden en zij altijd voor
zichtig behandeld moeten worden. Om het wa
ter eruit te laten loopen, legt men ze eerst met
de stronken naar boven. Slechts laat geplante
soorten zijn geschikt om gedurende den winter
te worden bewaard. Worteltjes kunnen tegen
vorst, zoolang zij in den grond staan. Zij over
winteren het best in schuren of droge kelders
tusschen zand. Spruitjes, prei, en schorseneeren
zijn ook tegen den winter bestand.
Om de kortgeleden gezaaide plantjes en de
in den grond blijvende groente te beschermen,
legt men bladeren rijsjes of mest met veel stroo
klaar, om het dadelijk bij de hand te hebben,
als er vorst dreigt te komen. De voor den win
ter benoodigde peterselie wordt in potten ge
plant.
In het kippenhok worden de aftandsche kip
pen en de overtollige hanen opgeruimd. In een
rendabel bedrijf kunnen wij ze niet langer het
genadebrood geven. Verder worden alle dieren,
die in het afgeloopen fokjaar niet aan de ver
wachtingen voldeden, eveneens geslacht. De
hoop op verbetering wordt haast nooit verwe
zenlijkt.
De jonge dieren worden zoo goed mogelijk
gevoerd, zoodat zij spoedig beginnen te leggen.
Als het eenigszins kan, worden zij gedurende
den winter van de oudere dieren gescheiden ge
houden, zoodat men ze beter voeren kan. Geiten
worden op zonnige herfstdagen naar buiten ge
stuurd, wanneer de dauw Van het land verdwe
nen is. Men haalt de dieren 's avonds wat vroe
ger binnen, in ieder geval, voordat de herfst-
nevels opkomen. Hoe langer ze buiten kunnen
blijven, hoe gezonder zij gedurende den winter
zullen wezen. Voordat zij definitief in den stal
gaan, wordt deze nog eens schoongemaakt en
de dieren zelf ook. Vooral de hoeven worden na
gezien en bijgesneden. Door de groenteoogst
hebben wij veel groene afval, die wij met hooi
vermengd als voer geven. Nat, met rijp bedekt,
of bevroren voer is zeer slecht voor de geiten.
By de konijnen wordt er in de wintermaanden
niet gefokt; wij kunnen alleen in de maand
Maart geboren dieren, laten dekken, wanneer zij
althans voorspoedig opgegroeid z\jn. Wacht
men n.l. tot het voorjaar, dan worden zij mis
schien te vet en onbruikbaar voor den fok. Men
is echter gedwongen te wachten, wanneer men
met de dieren een prijs hoopt te halen op een
tentoonstelling; dat is dan de reden van de vaak
vernomen klacht, dat tentoonstellingsdieren niet
deugen voor den fok.
De jonge moederkonijnen laat men slechts
een paar jongen behouden, omdat ze anders te
veel verzwakt worden en benadeeld in hun ver
dere ontwikkeling. Daardoor zal men in de lente
beschikken over beproefde en betrouwbare fok-
rijkheid. Deze wordt tot stand gebracht doordieren- ^-Ue die.ren, die men in de aanstaande
i 1PT7f f» niiaf nf niet" moor xrnrtr* r?on -frvtr rroTvmi Ij-ot-
instrumenten, die op trommels gelijken en gom
gondou's genaamd worden. Zij zijn van hout,
en uitgehold op de manier van de eerste luid
sprekers, en worden met hamers van rubber
bewerkt. Daardoor ontstaan verschillende gelui
den, naarmate van de kracht der hamerslagen
of de plaats, waar zij treffen.
Kolonel Haardt verklaart dan verder: „Dit
zendstation wordt in het midden van het dorp
geplaatst, juist tegenover de hut van het opper
hoofd van den stam. Wanneer er een bericht
moet uitgezonden worden, begint de bericht-
zender met zijn hamer te slaan en dit geluid is
tot op zes mijl afstand te hooren."
„Wij twijfelen echter aan de doelmatigheid
van deze vreemde soort telegraaf, totdat wij er
van overtuigd worden door persoonlijke erva
ring. Toen wij door een zeker dorp trokken,
vroegen wij aan het operhoofd om vier kippen,
die ons gebracht moesten worden een eind
verder, op den wég, dien wij insloegen. Terwijl
de Gougoudou-speler dit bericht met zijn in
strument uitzond, reden wij snel weg, zoodat
het voor het opperhoofd onmogelijk was hard-
loopers voor ons uit te zenden. Maar drie mijlen
buiten het dorp stond een inlander te wachten
met de vier kippen, waarom wij gevraagd had-
den.Dat voorval overtuigde ons!
Copyright-Anglo-American Newspaper
Service-Harms Tiepen.
WERK IN TUIN EN STAL VOOR OCTOBER.
Het voornaamste werk is het oogsten van het
winterooft en het binnenhalen van de winter
groenten; bij beide geldt: eerst goed rijp laten
Worden en dan droog oogsten.
Nieuwe aanplantingen of het opnieuw beplan
ten van een bed, moeten wachten tot de tweede
helft van de maand.' Meer haast hebben wij met
het planten van de bessenboompjes; als wij daar
in September nog niets aan gedaan hebben,
wordt het nu hoog tijd. Ook beginnen wij met
de voorbereidende werkzaamheden voor de
vruchtboomen, die wij wenschen te planten. De
grond wordt diep omgeploegd en de noodige
mest ingebracht.
De beste boompjes zijn nauwelijks goed ge
noeg. Hierop kan niet uitdrukkelijk genoeg ge
wezen worden; beknibbelen geeft later einde-
Iooze teleurstelling en ergenis. Goede boompjes
groeien veel sneller en men oogst er later ook
veel meer van. Zij worden zoodanig geplant,
dat de wortelhals juist boven de aarde uitkomt.
Bij het vullen van het gat werpt men de aarde
tot een heuveltje op, omdat die zich in het plant-
gat later nog weer samenpakt. In plantgaten
mag geen versche mest -komen, wel vergane van
den mesthoop. Afdekken met vochtige turfmolm
bevordert het vormen van wortels. De aarde
wordt rondom goed platgetreden en met een
paar kannen water begoten. Daarna kan men
er wel een dunnen laag versche stalmest over
heen leggen. Vermoedt men, dat de boomen
stokken noodig zullen hebben, dan plant men
deze mee in het plantgat. De stok moet eindigen
onder den kroon en vooreerst worden de pas
geplante boomen slechts losjes aan de stokken
verbonden. Het aanbinden gebeurt pas in de
lente. Zoo noodig zet men hekjes om de boomen
om ze te beveiligen tegen het vee, dat de schors
ervan afknabbelt.
De groentebedden, waarvan men geoogst
heeft, worden goed omgegraven en gemest,
waarna men de losse kluiten laat liggen, zoodat
bonten platen aanbrengen. Deze gewoonte yindtlde yorst er zijn werk kan verrichten. Boonen
lente niet of niet meer voor den fok gebruiken
wil, worden na korten mesttijd geslacht.
(Nadruk verboden.)
HET INKUILEN VAN WINTERPENEN.
Winterpenen, die moeten overwinteren, moet
men tot in de maand November toe in den grond
laten, want een lichte vorst schaadt hen abso
luut niet. B(j het uitnemen worden zij voorzich
tig uitgetrokken en van alle overtollige aarde
en onkruid bevrijd, waarbij men er speciaal
tegen waakt, de worteltjes te beschadigen. Zijn
de bladeren niet al te sterk, dan kan men ze
eenvoudig vlak boven de peen afbreken in
het tegengestelde geval moet men deze blade
ren één tot twee centimeter hierboven verwij
deren. De penen worden goed van aarde gerei
nigd, doch niet gewasschen. Daarna worden zij
gesorteerd: de groote en gladde penen, de mid
delsoorten en de kleine, niet geheel uitgegroeide,
worden ieder gescheiden.
Op een drogen, poreuzen bodem wordt de win
tervoorraad in een gat ingekuild van een meter
breedte en een diepte van ongeveer 40 centi
meter. De gesorteerde penen worden hierin zoo
danig opgestapeld, dat de bovenkant steeds naar
buiten steekt en de wortelpunten naar elkaar
en naar binnen zijn gekeerd. Iedere laag wordt
met zand bestrooid, zoodat de penen aaneenge
sloten in een soort zandbed komen te liggen.
De wortelkronen moeten aan 'beide zijden van
den stapel een zoo glad mogelijkeh wand vor
men. Geen uitstekende deelen mogen dus te zien
komen. Heeft de stapel den bovenkant van den
kuil bereikt, dan wordt over dezen stapel heen
een zandlaag opgeworpen van 40 tot 50 centi
meter hoogte, zoodat de wortelen daardoor ge
heel en al bedekt zijn. Op dezen zandhoop wordt
op beide zijden een laag stroo gelegd, waarna
men de geheele zaak met aarde dusdanig af
dekt, dat het water naar de zijden kan afvloei
en. Daarbij moet men er echter op letten, dat
het hoogste punt van den zandhoop steeds vrij
van aarde blijft, zoodat daar het stroo zichtbaar
is en de uitwaseming hiervan vrij in de buiten
lucht kan geschieden. De eerste aardlaag maakt
men ongeveer 10 centimeter dik; bij het optre
den van vorst kan men deze laag tot 40 c.M.
toe opvoeren. De daarvoor benoodigde aarde
wordt uit een smalle greppel, langs de geheele
lengte van den kuil gehaald. Het beste is deze
greppel nog iets dieper (dus méér dan 40 c.M.
diep) te maken, dan de kuil zelf, zoodat het
water in deze greppel kan afwateren, waardoor
een verzameling van vocht op den bodem van
den kuil en de daarmede gepaard gaande ver
rotting van de laagstliggende penen wordt voor
komen. Zoodra in den na-winter de koude weer
iets vermindert, dekt men den stapel nog eens
extra af. Als men de wortelen op deze wijze laat
overwinteren, kan men er verzekerd van zijn,
mits men natuurlijk gezondcwortelen heeft ge
nomen, dat zjj in Mei nog frisch zijn als pas-
geoogste winterpenen.
Wil men voor particulier gelbruik winter
penen laten overwinteren, dan is een „wortel-
pyramide" in den kelder reeds voldoende. Ook
hiervoor benoodigt men vochtig ,grof zand, des
noods tuinaarde. Daarmede wordt eerst een cir
kelvormige, ongeveer 10 centimeter hooge laag
gelegd. Daarop worden de winterpenen in ster
vorm, met de punten naar binnen geplaatst, zoo
danig, dat de boveneinden wederom gelijk met
als by het inkuilen, de eene laag boven de an
dere, in pyramidevorm de punten van de hoo-
gere rijen mogen wel iets naar beneden wijzen.)
De laatste rij wordt met 'n dek van zwaardere
aarde bedekt.
Herinneringen aan oude tijden.
Wij hebben allen wel eens iets gehoord van
het Baltische volk, van zjjn eeuwenlangen strijd
tegen de Russische overheersching, van zijn
moed in het aangezicht van den dood, dien zij
ook de laatste jaren herhaaldelijk hebben be
toond, van hun gastvrijheid, van hun kasteeien,
die middelpunten van kunst en wetenschap
waren. De oude stedennamen: Riga, Reval en
Dorpat, klinken ons bekend toe; vele bekende
geleerden zijn eigenlijk Balten: Karl Ernst von
Baer, Graaf Keyserling, Carl Schirren, de beide
Oettings's, Wilhelm Stieda, Baron Stromberg
en Rohrbach. Ook Rusland dankt vele van zijn
beste staatslieden en generaals aan het Bal
tische volk.
Hun land is echter minder goed bekend. Wel
weten wjj, dat er uitgestrekte bosschen, heide
velden en moerassen zijn naast schrale weiden
en akkers, doch het landschap hebben wjj nooit
hooren roemen, hoewel het van een bijzondere,
karakteristieke schoonheid is. Wij zullen er
daarom een uitstapje naar maken en kiezen
als uitgangspunt Stettin. Vandaar varen wjj
in twee dagen naar Riga. Aan den mond van
de Duna komen wij in den trotschen haven, die
nog sporen uit den Hanze-tjjd vertoont. Ons
schip wordt gemeerd aan een breede kade en
al gauw staan wij op den wal temidden van
een bonte menigte, die meer Russisch dan
Duitsch is in haar uiterlijk. Deze indruk wordt
nog versterkt door de honderden kraampjes
met vleesch, kaas, kramerijen, levende visch en
groote hoopen boschvruchten en paddestoelen.
Wjj gaan verder en bezichtigen den ouden
Ordensburcht, die nu dient als paleis voor den
President. Verder in de oude stad gekomen,
vermindert den Oost-Europeeschen invloed en
zouden wij ons in Oost-Duitschland kunnen
wanen.
De bochtige straatjes en steegjes zijn hier
althans practisch, want men komt er gemak
kelijker de hellingen mee op en af. Riga ligt
n.l. op nogal geaccidenteerd terrein. Wij be
kijken nu den met roode tegels versierden,
reusachtigen Maria-Dom, waarvan wij den
plompen toren reeds uit zee konden zien. De
bouw van deze kerk werd begonnen in 1211,
zoodat het koor en de zijbeuken Romaansche
vormen vertoonen. Het feit, dat de Dom reeds
in enkele tientallen jaren gereed was, wjjst er
wel op,'dat Riga in die jaren reeds zeer in aan
zien gestegen is, vermoedelijk omdat het toen
de residentie van een Aartsbisschop werd. De
ridders en burgers hebben echter nog vele'
andere kerken gebouwd.
Van den Domtoren heeft men het mooiste
gezicht op Riga, dat zich denken laat. Het be
klimmen is wel vermoeiend, maar bij helder
weer wordt de inspanning ten volle beloond.
villadorpen ontstaan zjjn, waar de bemiddeld»
inwoners van Riga eind Mei, begin Juni, met
pak en zak en met hun heele familie heen
trekken. Ze krjjgen zoo een genoeglijke en
rustige vacantie, behalve misschien de huis
vrouw, die op primitieve wjjze moet zorgen,
dat er eten op tafel komt voor de door het
baden hongerig geworden leden van haar gezin.
Restaurants e.d. ziet men er practisch niet,
hoewel er wel enkele hotels en pensions staan.
Op het strand bestaan eigenaardige tradities.
Tot 10 uur 's morgens ziet men uitsluitend
mannen aan het strand, daarna tot 1 uur
uitsluitend vrouwen. De menschen komen
dus niet met hun gezin aan het strand, om er
een vroolijken en genoeglijken dag te beleven,
neen er wordt werkeljjk gebaad en dat niet
in badcostuum. Over smaak valt niet te twisten.
's Middags kan iedereen nu in badpak
genieten van de groote rustige golven en van
het zeldzaam zachte fjjne zand. Het strand is
wel honderd meter breed en gaat over in een
duinenrij van enkele meters hoogte. Dit ideale
strand is 40 K.M. lang en overal van dezelfde
prachtige kwaliteit. Men kan dus drukke of
eenzame gedeelten opzoeken naar verkiezing.
Veel vreemdelingenverkeer is er nog niet en een
tourist, die met zjjn Baedeker in de hand, be
pakt en bezakt door het land trekt, wordt
vreemd aangekeken.
Toch blijven wij niet te lang op het strand,
want in de omgeving van Riga zjjn nog vele
ruïnes uit vroegeren en lateren tjjd, terwijl wij
ook de teere en woeste schoonheid van het
landschap en zijn uitgestrekte vergezichten
willen leeren kennen. Wij kunnen b.v. in
een boot de Duna afvaren tot het beroemde
Kakenhusen. Het gaat zeer primitief toe en
zelfs de „groote" boot, waarop men nog wel
zóó zijn best heeft gedaan, is geen voorbeeld
van comfort. Met ons twaalven gaan we er in
en varen het kilometerslange rivierdal af. Bij
een scherpe bocht der rivier zien wjj op een
hooge rots de ruïne van de oude vesting Sel-
burg. Verderop lijken de oevers wel Engelsche
parken; voorai de berken zijn mooi en hoog
opgegroeid. Uit de verte zien wij reeds hun
zilveren stammetjes schitteren. Wij varen voor
bij de fuiken, waarin de wereldberoemde Duna-
zalmen worden gevangen, die de beste zalmen
ter wereld worden genoemd. Zonder roeien,
slechts voortgedreven door den stroom, komen
wij aan een hoogen rots, de bekende tranenrots
uit de sagen der Lettische volkszangers. Daar
houden wij stil. Een deel van de beroemde
Staburga is kortgeleden ingestort en in de
rivier gevallen. Het volk meent nu, dat de
zielen der bedrogen meisjes, die hier al weenen-
de in rotsen veranderd zijn, eindelijk rust heb
ben gekregen.
Na een kort oponthoud varen wfj weer door.
In den laten namiddag zien wij de ruïne van
het eens zoo machtige Kakenhusen, dat reeds
in de 18e eeuw door de vluchtende soldaten van
August de Sterke werd opgeblazen. De ruïne
maakt een grootschen indruk, maar de aan
grenzende buitenplaats der baronnen van Loe-
wenstern ziet er in haar verwoesting ellendig
uit. Kasteel en park zfjn vreeselijk beschadigd
door de granaten en daar het goed onteigend
is, werd er ook nooit meer iets gedaan aan het
herstel ervan. Ook de graven der edelen ver
vallen; het schijnt, dat de door hen beheerschte
i periode een einde heeft genomen. Wat zal de
De reusachtige wateroppervlakte^ van de Duna toekomst varL dit land zyn?
'1'~ Het is echter ten volle een bezoek waard,
niet het minste om den kijk, dien wij er krijgen
op de geschiedenis van onzen eigen tijd.
(Nadruk verboden)!
v.io.iia£, vto-g vac uuvcucuxucu wcuciuiu geiijiv mei. i geuieu voii ue j_juna en de Aa HJ
den buitensten rand komen. De tusschenruim.te|tige breede strand, waarlangs
is bedekt met houtvlotten, die uit Rusland aan
komen drijven en in Riga verkocht worden.
Toch is de stad onherkenbaar veranderd voor
hen, die er vóór de Russische revolutie geweest
zijn. De handel is minder levendig, de scheeps
vaart minder druk, terwijl de industrie vernie
tigd is. De talrijke fabrieken aan den rand der
stad liggen stil; de machines zijn door de Rus
sen meegenomen en nooit teruggegeven. Hier
door werden de Letlandsche arbeiders broode
loos gemaakt en de industriestad Riga verloor
door emigratie meer dan 30 van haar in
woners.
De oude stad is omgeven door prachtige
parken, die op de voormalige vestingwallen
zijn aangelegd. Daaromheen bevindt zich de
nieuwe stad met breede straten en ruime plei
nen, kanalen met kleine havens voor den hout
handel.
Nadat wij weer beneden zijn, loopen wij door
den koelen kruisgang, die met klimop begroeid
en beschaduwd.
Even verder zien wij een geheel
ander beeld: het drukke beursplein. De beurs
is pas in de negentiende eeuw opgericht, doch
was een waardig teeken van Riga's grootheid.
Terwijl adel en geestelijkheid elkaar de macht
betwistten, hebben de oude kooplieden en am
bachtslui, de gilden en de werkzame poorters
Riga's roem verbreid tot aan de oevers der
Wolga en tot in Perzië. Een ander gebouw,
dat meer rechtstreeks uit den gildentijd stamt,
is het „Schwarzhaupter"-huis van het zeer
exclusieve gilde van jonge militairen en zoons
van patricische families, dat is ontstaan uit de
reeds in de 13e eeuw gestichte broederschap
van St. George.
De hooge Gothische gevel is naar het markt
plein toegekeerd en is helaas in den Renais
sancetijd voorzien van ornamenten, die er niet
bi) passen. Toch kunnen de oorspronkelijke,
schoone vormen nog duidelijk onderkend wor
den. Het gebouw is nauw verbonden aan de
geschiedenis der stad en is van binnen geheel
gemoderniseerd. De zilververzameling van on
schatbare waarde is door de Russen „geëva
cueerd' en eerst na lange onderhandelingen is
men erin geslaagd, enkele stukkeu vjrn groote
historische waarde terug te krijgen
In architectonisch opzicht zijn de huizen om
de oude kerk van St. George en het klooster
van den Heiligen Geest zeer bezienswaardig.
Het klooster is een overblijfsel van de oude
burcht van de orde der Zwaardbroeders, die in
1902 werd verbouwd. In Riga kan men ook een
houten toren zien ter hoogte van 136 M., die
eenig is in de geheele wereld. Een andere merk
waardige toren is die van de St. Petruskerk,
de grootste kerk der stad. Aan het kerkgebouw
verliest men niet veel, doch de driedeellge toren
in barokstijl geeft het stadsbeeld iets karakte
ristieks door de gracieuse luchtigheid van het
geheel. Wanneer men dezen toren eenmaal ge
zien heeft, zal men hem niet vergeten.
Van de oude vestingwerken is slechts een
massieve kruittoren overgebleven en trotsche
zwanen zwemmen nu rond in de grachten, Wfl
gaan nu de omstreken van Riga bezoeken. De
bewoners der stad blijven n.l. 's zomers zooveel
mogelijk den heelen dag op het strand. Wfj
sporen in een klein uur door het mondings-
gebied van de Duna en de Aa naar het prach-
veracheidene
Pé-TSAI.
Een nieuwe groente.
Reeds sedert een eeuw kent men in de Euro-
peesche botanische tuinen de pé-tsai of Chi-
neesche kool (Brassica Chinensis) met haar
reusachtige, door zware ribben gedragen blade
ren. Maar eerst sedert het jaar 1840 werd in
ruimer kring bekend, dat deze plant ook een
voedingsmiddel is. Toch was men er toen nog
ver vandaan, deze groente op haar juiste waar
de te schatten. Eerst in het begin dezer eeuw
werd de plant nauwkeuriger onderzocht en ont
wikkelde zich voor haar, toen men van haar
voortreffelijkheid als voedingsmiddel overtuigd
was, eene ijverige reclame.
In geheel Azië wordt de pé-tsai in groote
hoeveelheden aangeplant en vormt in den win
tertijd bfj alle volksklassen, alleen of in ver
binding met rijst, knoflook of uien, een natio
naal gerecht. In Europa echter hield men tot
het begin dezer eeuw deze plant voor een tame
lijk minderwaardig voedingsmiddel, omdat men
niet verstond haar tot het aanzetten van kop
pen te brengen. Dientengevolge gaf men het
kweeken dezer groente spoedig weder op. Daar
entegen gelukte het onlangs den Franschen
kweeker R. de Roter, reuzen-exemplaren van
een in het oog loopende schoonheid te trekken,
waarmede hij op Fransche tentoonstellingen
exposeerde. Zij hadden zulk een succes, <jp.t de
heer De Roter, ofschoon hij verscheidene Hec
taren met pé-tsai had beplant, in minder dan
geen tijd zijn oogst uitverkocht had.
De pé-tsai is een wintergroente, waarvan men
de bladeren op de wijze van spinazie, de ribben
op verschillende manieren en het hart als salade
eet. Met onze kool heeft de plant, trots zjjn
naam, mets gemeen. Gekookt is zy zeer sappig
en malsch en van kostelgken smaak. By ons
moet men de pé-tsai in mestbodem uitzaaien
in voren van 10 c.M. afstand. Als de planten sterk
genoeg geworden zyn, zet men ze op een afstand
van 30 tot 60 c.M. van elkander. Hoe verder men
ze uit elkaar zet, hoe beter ze worden. In den
loop van Augustus, September en October,
ploegt men na, wiedt men en giet. In November
kan men beginnen te oogsten.
Wanneer men de pé-tsai met terstond wil eten
maar ze voor den winter conserveeren wil, dan
geeft de N„ volgens Chineesch recept, de volgende
zes handelingen aan: 1. Men legt de pé-tsai na
den oogst in de zon, tot zij geel begint te worden,
dan legt men ze op hoopjes in een afgeschoten
ruimte of stapelt ze op, op opgeworpene graven,
zoodanig, dat ze tegen de grootste koude beschut
zyn. 2. Men legt ze dicht naast en op elkaar op
den grond eener bergruimte, op vochtig rivier
zand. 3. Men hangt ze aan de wortels, hoofd
naar beneden aan gesloten, doch luchtige stel
lingen, zoo dicht mogeiyk by elkander op aan
IJzerdraad. 4. Men zout ze als zuurkool in 5.
Sommige maken ze in in azfn, ook dat schaft
een voortreffelijk gerecht. 6. Eenige laten ze be
vriezen en weeken ze dan in mosterd- of gember-
water. Ook op deze wfjze toebereid, vormt het
een aangenaam gereohi-
Het medespelen van H.
zeker. Indien deze speler n<
sure hersteld is, zal Parson
Immer speelt dan links-hs
binnen.
Hopen we, dat dit gereo
nederiaag-reeks doet verai
overwinningen.
„NAFOLEO
Ü'R MEE",
tafereelen
clever, vert.
Het gezelschap van Cor i
het Vereenigde Rotterdan
I gaf dit stuk verleden Za
stadsschouwburg. Wij ha
dezen mooien Schouwburg
dadelijk weer trof ons di
zijn rustig monumentaal
rijk en gezellig karakter,
trappen, zaal en tooneel is
beid, die steeds weer aan
den directeur, den heer Ca
gasten altyd even vriende
zorg voor deze fraaie en ni
beste handen.
De veel te geringe opko:
deze was onverdiend, on
logisch van het publiek, -
gaan als er iets goeds gej
De inhoud van 't stuk,
speeld werd, dat pétillant
de eerste twee tafereelen,
Als het scherm opgaat
panopticumbeeld in een g
twee haakjes: 't was al ee
tic van Gimberg, eenigs:
volkomen roerloos te blijvi
zeg maar een bedrijf lang
ook in een vitrine als wass
van Gasteren), in het midi
met een Mussolini-pop,
poppen van dezen tyd, Mi
enz. Publiek bezichtigt on
twee bakvisschen biyven
verliefd op de Napoleon-]
Landru (bakvisschen-bezi;
maal uit verliefdheid en
vertrekken. En de poppet
misdadigers, de massale
wien alleen de vrouw wel
de kleine blauwbaard, die
stelselmatig afmaakte,
wisselen van gedachten, ir
Vereenigde Staten van E
daar wel iets in, als er
aan het hoofd van staat,
blij in het doode panopt
gekomen, lacht er om, m
herleefden Napoleon een
je historisch costuum kun
op, je werd opgebracht!
Mussolini aan, de das va
jas van Stresemann, in d
onder je militaire brein 1
en zoo zien we dan de:
van de werkman-op-Zoni
volgend tafereel de zaal i
tot restaurant getransfo:
waarin op de deuren de
ren aan de gloriedagen v;
de diplomaten met elka;
bij de maitresse van dei
zant (Dirk van Veen), J
Carelsen), die, zij is ook
zooveelste maal in de gi
streeren dat de (oude)
deigrond altijd op vroui
takt heeft berust. Heerlij]
een conferentie-president
rukkelijk Briand-type me
snorren en allerlei slappe
dagen.
De Amerikaansche ge
Duitschen bril op, spreken
brutaler dan de anderer
parvenu, stelt, het is vo
plomaten een verrassin]
bliek een ultimatum. Er
Statenbond komen, ond
nemer van Amerika en
of Amerika geeft er der
cretiiet op. Napoleon woi
maat eisch antwoord (d
val voor Amerika) bij
naar de officieele bijeenl
de zoetsappige president
geworden, hem uitsluit,
tact met Josephine, die
eerste vrouw en die a
driftigen vreemden mar
gezicht en den adelaar
antwoordt die verliefdhi
door het voorwerp daal
en in een volgend tafere
van 100 jaar geleden is
geblazen, hij is weer d«
hij eenmaal was, de he
en zijn gedrag zijn die v
van het heden. Uit deze
kingen rijke tegenstell:
Walter Hasenciever eer
zóó vol van belachelyk
dat het hem ook niet m
spel of een treurspel te
en bovendien een toone
dagelijksch leven ziet a
die heenwijst naar der
is de groote historische
leon was, als held in
als held in pyama in he
belachelijk en als leve
onzen tijdgeest zoowel
Onze tydgeest is in h
cynisch en belachelijk
rentie, de filmopname,
panopticum, waarmee
besluit, het is de kr
wassen pop of vast be:
scepticisme zelf; een r
leuteraar, en de twee gi
er de smakelooze sai
pudding.
De schrijver wil U
met spot en hoon, me'
heid en met realiseerei
lergang des Abendlan
werkelijke leven afgt
meeleven. Inderdaad is
deinen nog heel wat
heldendom dan het in T
het heldendom is van
helden zijn niet meer
i