Het Bioemendaalsch Weekblad. 15000 mijle nin het Don kere Werelddeel met een auto-karavaan. Een bezoek aan Riga. TOONE »E WEDERWMBMGHEDEN VAN EEN FKANSCHE ONTDEKKINGSREIZIGER IN HET GEHEIMZINNIGE AFRIKA. IN CONTACT MET M ILDE STAMMEN. Afrika is nog steeds een land van allerlei vreemdsoortig leven, tenminste in vergelijking met de Westersche beschaving, zegt Kolonel Georges Marie Haardt, een Fransche ontdek kingsreiziger, die kort geleden een expeditie heeft gemaakt met een karavaan van acht mo tor-vrachtwagens door het onherbergzaamste gebied van het Donkere Werelddeel over een afstand van 15000 mijl. De karavaan van Kolonel Haardt door kruiste het hart van Afrika, het gebied, dat bezocht werd, varieerde van verlaten, onbe woonde woestijnen tot oerwouden, waar een geheel leger van inboorlingen den weg voor de vrachtwagens moest vrijmaken. Een groot ge deelte van de afgelegde route was nooit met moderne wagens bereisd. Steds weder opnieuw moesten de ontdek kingsreizigers hun weg zoeken over wildbrui- schende stroomen, waar zij of zelf een brug over moesten bouwen, of vlotten moesten maken van stammen, die zij in het naburig bosch kapten, en die dikwijls zoo los in elkaar zaten, dat zij nauwelijks een automobiel konden dra_en. Eens moest een troep ongetemde woestij roovers omgekocht worden om de motor-kara vaan tot gids te dienen in een onafzienbaar gedeelte van de Sahara, dat nog niet in kaart gebracht was. Door de tegemoetkomendheid .in de Belgische autoriteiten werden daar 40.000 inboorlingen aan het werk gezet om een weg te kappen, welke misschien nooit meer gebruikt zal worden, van 375 mijl door oerwouden in den Belgischen Congo, welke anders ontoegankelijk zouden geweest zijn. Een van de doeleinden der expeditie was een route te traceeren voor een spoorweg, welke de uitgestrekte Fransche koloniën in Afrika zou verbinden. Dé automobielen waren alle Fran sche Citroën wagens, allen voorzien van het rupssysteem in verbinding met gewone voorwie len. Iedere wagen had een aanhangwagen, en zoowel de wagens als de aanhangwagens moes ten water-, petroleum- en olietanks dragen. De eerste étappe van de reis was een rit van vijf dagen dwars door de groote woestijn naar Burem aan de rivier de Niger. Een gedeelte van dit gebied was het praktisch -nog onbekende Tanozroutft, en land ontbloot van alle hulp middelen over 330 mijl: geen water, geen bosch, geen gras, geen levend schepsel, van wat voor soort ook! Hier zagen de ontdekkingsreizigers de ge bleekte geraamten van vroegere reizigers, die van dorst gestorven waren. De gloed van de zonnestralen was hier onbeschrijfelijk, zegt ko lonel Haardt, en alsof dit nog niet voldoende was, kwelde ons de stank van de petroleum in de verschrikkelijke hitte, en woei er een gewel dige wind, die onze gelaatshuid openreet. - - - - i/ïit men ook in Mogaram. Al de voortanden moeten uitgetrokken worden om deze monsterachtige houten versiersels te kunnen aanbrengen, en een vrouw, die deze niet draagt, wordt niet aan trekkelijk gevonden. Sommige zijn zoo groot als tafelborden en het is een heele kunst om deze behoorlijk aan te brengen. Wanneer het meisje nog zeer jong is, misschien nog geen tien jaar, wordt de buitenhuid van haar beide lippen, voorzichtig opengesneden, en daarin lichte me talen platen aangebracht. Eenige maanden la ter worden deze vervangen door houten platen, en naarmate de huid aangroeit, worden deze steeds grooter. In andere gedeelten van Afrika, brengt men houten pinnen aan door de neus vleugels en de nethuid der vrouwen. Het vreemdste gezicht voor deze ontdekkings reizigers. was misschien wel een inlandsche ja ger aan de Nigera ten Zuidoosten van Burem, die zich vermomd had als een vogel. „Uit een stuk hout had hij den kop en den hals van een vogel gesneden, zegt kolonel Haardt, en met veeren beplakt, en daarin oogen en een open bek aangebracht". Hij liep langzaam op en neer, pikte op den grond, of keek eens in het rond, juist als een werkelijke vogel zou doen, en op deze wijze kon hij dicht genoeg bij de vgels en de hazen ko men, om deze met een stok dood te slaan". In den Congo gekomen, wijdde de expeditie haar grootste aandacht aan het verkrijgen van zeldzame zoölogische exemplaren. Daarom maakte zij een uitstapje van Yalinga naar het moeras van Am Dafote, een streek waar het wemelt van antilopen, leeuwen en olifanten. Op hun terugtocht naar Yalinga, ontmoetten zij een kudde hippopothamussen, en daarom maak ten zij halt om deze dieren te fotografeeren en te bestudeeren. Daar hadden zij ook gelegenheid om een zeld zame manier gade te slaan, waarop de inboor lingen olifanten vangen. Wanneer de verkennners een groote troep van deze kolossale dieren hadden opgespoord, kapten de inboorlingen een circelvorimg pad, rondom de plaats, waar de beesten graasden. Wanneer de beesten daarin liepen, gaf de verkenner het afgesproken teeken, en staken de inboorlingen het gras in brand, zoodat een groot vuur van vlammen de troep insloot, waarop de olifanten verschrikt en versuft, een gemakkelijke prooi van de speren der inlanders werden. Interessant waren ook de vreemde inlandsche dansen. Deze worden meestal speciaal door de mannen uitgevoerd, die zich op rhytmische wijze bewegen, en gevlochten lederen zwepen dragen, terwijl zij hun lichaam verven met een pasta, samengesteld uit boombast, klei en asch. Een andere inlandsche dans, die door man nen en vrouwen te zamen uitgevoerd worden, gelijkt veel op onze primitieve dansen van het platteland. Op de maat van de tam-tams scharen zich de mannen op één lijn, en de vrou wen op een andere, en allen huppelen zij te zamen volgens de doffe tonen van de balafo, een instrument, dat iets gelijkt op een xylofoon, en samengesteld is uit houten latten, die op kalabassen zijn gespanen, en waarop met groote hamers geslagen wordt. In den Belgischen Congo doorkruisten de ontdekkingsreizigers 't oerwoud van den Eaqu- ator, waar zij stammen ontmoetten, die een primitief „draadlooze" berichten dienst had. staken, enz. worden uitgetrokken en in een tusschen de onderste penen, waarvoor men droge schuur bewaard gedurende den winter, 'hoofdzakelijk de groote wortelen gebruikt, kan AU» oror.ooH„„v.or,r,o-, men met kleine penen opvullen. Zoo komt, even- gc VV AAAVA., «iV O- - „1 - 1VUV.OU .UICUDt UdU Gelukkig konden de touaregs, die dit gemeci den uitgevonden van een verrassende vindin-- r..i::i. tvrnvrlPYl VCiCi- j x-»1L _L bewonen, gemakkelijk omgekocht worden, zoo dat zij den reizigers geen moeilijkheden in den weg legden. De volgende vreemde feiten konden wij vaststellen omtrent deze oorlogszuchtige woestijnroovers, die uit 't vilayet Tripoli afkom stig zijn: ten eerste is de man de bruut, die volgens alle wetten van het land de vrouw moet gehoorzamen. Hier heerscht nog het matriar- cbacat. De vrouwen toonen haar gelaat trotsch aan de geheele wereld, maar de man moet ge sluierd gaan. En in de tegenwoordigheid van vrouwen van edele geboorte, moeten de mannen hun gelaat en hun geheele hoofd bedekken. Gekweld en geplaagd door het vrouwvolk be zit de Touareg geen enkele vrijheid. Alle huis houdelijke goederen, als tenten, kameelen en kleederen zijn het eigendom van de vrouwen. De stok, die hij draagt, en de groote houten kast, waarin hij alles stopt, wat zijn vrouw, hem toestaat, zijn het geheele bezit van den man, en alles, wat hem overblijft, als zijn vrouw het in haar hoofd krijgt, van hem te scheiden. Zelfs, wanneer een man na zonsondergang wil uitgaan, mag hij niet alleen gaan. Een negerbe diende wordt hem door zijn vrouw medegegeven om hem als een hond bij iederen stap te be waken, en wee hem, als hij zich zooverre ver. geet, om een beetje te laat thuis te komen! Dan vindt hij de deur gesloten en mag zich nog ge lukkig achten, als hij niet gedwongen is onder den sterrenhemel te slapen. De jonge Touareg, die niettegenstaande al deze onaangenaamheden toch wenschen te trouwen, moet een hoog bedrag voor zijn bruid betalen, zoodat hij zich meestal verplicht ziet naar onwettige middelen te grijpen om aan de zen eisch te voldoen. Het fokken van kameelen of het vervoeren van goederen voo» den Ara- bischen handelaar zouden hem niet voldoende middelen brengen, zoodat de jongeling zijn heil zoekt in de jaarlijksche razzia's, waarbij de snelle aanval, en de nog sneller vlucht de hoofdrol spelen. De dames beslissen, wanneer het strategisch: oogenblik is gekomen, en daarop trekken de mannen er op uit om de een of andere onge lukkige karavaan te overvallen, of op expeditie naar het rijke hoogland van Tibesti. Deze woeste rooftochten zijn de oorzaak, dat zoo menige vruchtbare oasis vernield is, en hebben zeker het verdwijnen van den trans-saharah- handel verhaast. In Tesawa, in de zuidelijke Saharah escor teerden 3000 Hausa ruiters van sultan Barmou de automobilisten naar de stad onder het oor- verdoovend geraas van tam-tams en trompet ten. Deze sultan is een moderne Salomo, leeft in groote weelde, en is een van de weinige te genwoordig levende mannen, die honderd vrou wen bezit. Hij ontving ons zeer hartelijk en stond zelfs aan den fotograaf van de onder neming toe om in den harem door te dringen en kiekjes van zijn gezin te nemen. Een ietwat minder belangrijk potentaat, die daar de expeditie groote gastvrijheid bewees, was 't opperhoofd van de Manbotu-stam in het Noord-oostelijke gedeelte van den Belgischen Congo. Deze had slechts 20 vrouwen, welke al haar tijd gebruikten om voor haar gemaal te kooben of zich voor hem aantrekkelijk te ma ken. De mannen van dezen stam zijn moedige krijgers. Boven het meer Tehad vond men de lee- lijkste schoonheden van de wereld, behoorende tot de vreemde stam de Massah's, die de lippen #n hun vrouwen doorboren, en daarin groote Alle gereedschappen, die men niet meer noodig heeft, worden schoongemaakt, in het vet gezet en weggeborgen. Voordat het begint te vriezen, zorgt men ook voor de waterhoudende voorwer pen, door ze binnenshuis te halen of te ledigen, terwijl men pompen en buisleidingen tegen de vorst beschermt door ze in te wikkelen. Boerenkool kan goed tegen lichte vorst; men zorgt er alleen voor, dat de kooien niet te rijp worden, omdat dan het hart in den loop van den winter gaat rotten. Ook gekneusde plekken wor den mettertijd rotte plekken, zoodat er niet met de kooien gegooid mag worden en zij altijd voor zichtig behandeld moeten worden. Om het wa ter eruit te laten loopen, legt men ze eerst met de stronken naar boven. Slechts laat geplante soorten zijn geschikt om gedurende den winter te worden bewaard. Worteltjes kunnen tegen vorst, zoolang zij in den grond staan. Zij over winteren het best in schuren of droge kelders tusschen zand. Spruitjes, prei, en schorseneeren zijn ook tegen den winter bestand. Om de kortgeleden gezaaide plantjes en de in den grond blijvende groente te beschermen, legt men bladeren rijsjes of mest met veel stroo klaar, om het dadelijk bij de hand te hebben, als er vorst dreigt te komen. De voor den win ter benoodigde peterselie wordt in potten ge plant. In het kippenhok worden de aftandsche kip pen en de overtollige hanen opgeruimd. In een rendabel bedrijf kunnen wij ze niet langer het genadebrood geven. Verder worden alle dieren, die in het afgeloopen fokjaar niet aan de ver wachtingen voldeden, eveneens geslacht. De hoop op verbetering wordt haast nooit verwe zenlijkt. De jonge dieren worden zoo goed mogelijk gevoerd, zoodat zij spoedig beginnen te leggen. Als het eenigszins kan, worden zij gedurende den winter van de oudere dieren gescheiden ge houden, zoodat men ze beter voeren kan. Geiten worden op zonnige herfstdagen naar buiten ge stuurd, wanneer de dauw Van het land verdwe nen is. Men haalt de dieren 's avonds wat vroe ger binnen, in ieder geval, voordat de herfst- nevels opkomen. Hoe langer ze buiten kunnen blijven, hoe gezonder zij gedurende den winter zullen wezen. Voordat zij definitief in den stal gaan, wordt deze nog eens schoongemaakt en de dieren zelf ook. Vooral de hoeven worden na gezien en bijgesneden. Door de groenteoogst hebben wij veel groene afval, die wij met hooi vermengd als voer geven. Nat, met rijp bedekt, of bevroren voer is zeer slecht voor de geiten. By de konijnen wordt er in de wintermaanden niet gefokt; wij kunnen alleen in de maand Maart geboren dieren, laten dekken, wanneer zij althans voorspoedig opgegroeid z\jn. Wacht men n.l. tot het voorjaar, dan worden zij mis schien te vet en onbruikbaar voor den fok. Men is echter gedwongen te wachten, wanneer men met de dieren een prijs hoopt te halen op een tentoonstelling; dat is dan de reden van de vaak vernomen klacht, dat tentoonstellingsdieren niet deugen voor den fok. De jonge moederkonijnen laat men slechts een paar jongen behouden, omdat ze anders te veel verzwakt worden en benadeeld in hun ver dere ontwikkeling. Daardoor zal men in de lente beschikken over beproefde en betrouwbare fok- rijkheid. Deze wordt tot stand gebracht doordieren- ^-Ue die.ren, die men in de aanstaande i 1PT7f f» niiaf nf niet" moor xrnrtr* r?on -frvtr rroTvmi Ij-ot- instrumenten, die op trommels gelijken en gom gondou's genaamd worden. Zij zijn van hout, en uitgehold op de manier van de eerste luid sprekers, en worden met hamers van rubber bewerkt. Daardoor ontstaan verschillende gelui den, naarmate van de kracht der hamerslagen of de plaats, waar zij treffen. Kolonel Haardt verklaart dan verder: „Dit zendstation wordt in het midden van het dorp geplaatst, juist tegenover de hut van het opper hoofd van den stam. Wanneer er een bericht moet uitgezonden worden, begint de bericht- zender met zijn hamer te slaan en dit geluid is tot op zes mijl afstand te hooren." „Wij twijfelen echter aan de doelmatigheid van deze vreemde soort telegraaf, totdat wij er van overtuigd worden door persoonlijke erva ring. Toen wij door een zeker dorp trokken, vroegen wij aan het operhoofd om vier kippen, die ons gebracht moesten worden een eind verder, op den wég, dien wij insloegen. Terwijl de Gougoudou-speler dit bericht met zijn in strument uitzond, reden wij snel weg, zoodat het voor het opperhoofd onmogelijk was hard- loopers voor ons uit te zenden. Maar drie mijlen buiten het dorp stond een inlander te wachten met de vier kippen, waarom wij gevraagd had- den.Dat voorval overtuigde ons! Copyright-Anglo-American Newspaper Service-Harms Tiepen. WERK IN TUIN EN STAL VOOR OCTOBER. Het voornaamste werk is het oogsten van het winterooft en het binnenhalen van de winter groenten; bij beide geldt: eerst goed rijp laten Worden en dan droog oogsten. Nieuwe aanplantingen of het opnieuw beplan ten van een bed, moeten wachten tot de tweede helft van de maand.' Meer haast hebben wij met het planten van de bessenboompjes; als wij daar in September nog niets aan gedaan hebben, wordt het nu hoog tijd. Ook beginnen wij met de voorbereidende werkzaamheden voor de vruchtboomen, die wij wenschen te planten. De grond wordt diep omgeploegd en de noodige mest ingebracht. De beste boompjes zijn nauwelijks goed ge noeg. Hierop kan niet uitdrukkelijk genoeg ge wezen worden; beknibbelen geeft later einde- Iooze teleurstelling en ergenis. Goede boompjes groeien veel sneller en men oogst er later ook veel meer van. Zij worden zoodanig geplant, dat de wortelhals juist boven de aarde uitkomt. Bij het vullen van het gat werpt men de aarde tot een heuveltje op, omdat die zich in het plant- gat later nog weer samenpakt. In plantgaten mag geen versche mest -komen, wel vergane van den mesthoop. Afdekken met vochtige turfmolm bevordert het vormen van wortels. De aarde wordt rondom goed platgetreden en met een paar kannen water begoten. Daarna kan men er wel een dunnen laag versche stalmest over heen leggen. Vermoedt men, dat de boomen stokken noodig zullen hebben, dan plant men deze mee in het plantgat. De stok moet eindigen onder den kroon en vooreerst worden de pas geplante boomen slechts losjes aan de stokken verbonden. Het aanbinden gebeurt pas in de lente. Zoo noodig zet men hekjes om de boomen om ze te beveiligen tegen het vee, dat de schors ervan afknabbelt. De groentebedden, waarvan men geoogst heeft, worden goed omgegraven en gemest, waarna men de losse kluiten laat liggen, zoodat bonten platen aanbrengen. Deze gewoonte yindtlde yorst er zijn werk kan verrichten. Boonen lente niet of niet meer voor den fok gebruiken wil, worden na korten mesttijd geslacht. (Nadruk verboden.) HET INKUILEN VAN WINTERPENEN. Winterpenen, die moeten overwinteren, moet men tot in de maand November toe in den grond laten, want een lichte vorst schaadt hen abso luut niet. B(j het uitnemen worden zij voorzich tig uitgetrokken en van alle overtollige aarde en onkruid bevrijd, waarbij men er speciaal tegen waakt, de worteltjes te beschadigen. Zijn de bladeren niet al te sterk, dan kan men ze eenvoudig vlak boven de peen afbreken in het tegengestelde geval moet men deze blade ren één tot twee centimeter hierboven verwij deren. De penen worden goed van aarde gerei nigd, doch niet gewasschen. Daarna worden zij gesorteerd: de groote en gladde penen, de mid delsoorten en de kleine, niet geheel uitgegroeide, worden ieder gescheiden. Op een drogen, poreuzen bodem wordt de win tervoorraad in een gat ingekuild van een meter breedte en een diepte van ongeveer 40 centi meter. De gesorteerde penen worden hierin zoo danig opgestapeld, dat de bovenkant steeds naar buiten steekt en de wortelpunten naar elkaar en naar binnen zijn gekeerd. Iedere laag wordt met zand bestrooid, zoodat de penen aaneenge sloten in een soort zandbed komen te liggen. De wortelkronen moeten aan 'beide zijden van den stapel een zoo glad mogelijkeh wand vor men. Geen uitstekende deelen mogen dus te zien komen. Heeft de stapel den bovenkant van den kuil bereikt, dan wordt over dezen stapel heen een zandlaag opgeworpen van 40 tot 50 centi meter hoogte, zoodat de wortelen daardoor ge heel en al bedekt zijn. Op dezen zandhoop wordt op beide zijden een laag stroo gelegd, waarna men de geheele zaak met aarde dusdanig af dekt, dat het water naar de zijden kan afvloei en. Daarbij moet men er echter op letten, dat het hoogste punt van den zandhoop steeds vrij van aarde blijft, zoodat daar het stroo zichtbaar is en de uitwaseming hiervan vrij in de buiten lucht kan geschieden. De eerste aardlaag maakt men ongeveer 10 centimeter dik; bij het optre den van vorst kan men deze laag tot 40 c.M. toe opvoeren. De daarvoor benoodigde aarde wordt uit een smalle greppel, langs de geheele lengte van den kuil gehaald. Het beste is deze greppel nog iets dieper (dus méér dan 40 c.M. diep) te maken, dan de kuil zelf, zoodat het water in deze greppel kan afwateren, waardoor een verzameling van vocht op den bodem van den kuil en de daarmede gepaard gaande ver rotting van de laagstliggende penen wordt voor komen. Zoodra in den na-winter de koude weer iets vermindert, dekt men den stapel nog eens extra af. Als men de wortelen op deze wijze laat overwinteren, kan men er verzekerd van zijn, mits men natuurlijk gezondcwortelen heeft ge nomen, dat zjj in Mei nog frisch zijn als pas- geoogste winterpenen. Wil men voor particulier gelbruik winter penen laten overwinteren, dan is een „wortel- pyramide" in den kelder reeds voldoende. Ook hiervoor benoodigt men vochtig ,grof zand, des noods tuinaarde. Daarmede wordt eerst een cir kelvormige, ongeveer 10 centimeter hooge laag gelegd. Daarop worden de winterpenen in ster vorm, met de punten naar binnen geplaatst, zoo danig, dat de boveneinden wederom gelijk met als by het inkuilen, de eene laag boven de an dere, in pyramidevorm de punten van de hoo- gere rijen mogen wel iets naar beneden wijzen.) De laatste rij wordt met 'n dek van zwaardere aarde bedekt. Herinneringen aan oude tijden. Wij hebben allen wel eens iets gehoord van het Baltische volk, van zjjn eeuwenlangen strijd tegen de Russische overheersching, van zijn moed in het aangezicht van den dood, dien zij ook de laatste jaren herhaaldelijk hebben be toond, van hun gastvrijheid, van hun kasteeien, die middelpunten van kunst en wetenschap waren. De oude stedennamen: Riga, Reval en Dorpat, klinken ons bekend toe; vele bekende geleerden zijn eigenlijk Balten: Karl Ernst von Baer, Graaf Keyserling, Carl Schirren, de beide Oettings's, Wilhelm Stieda, Baron Stromberg en Rohrbach. Ook Rusland dankt vele van zijn beste staatslieden en generaals aan het Bal tische volk. Hun land is echter minder goed bekend. Wel weten wjj, dat er uitgestrekte bosschen, heide velden en moerassen zijn naast schrale weiden en akkers, doch het landschap hebben wjj nooit hooren roemen, hoewel het van een bijzondere, karakteristieke schoonheid is. Wij zullen er daarom een uitstapje naar maken en kiezen als uitgangspunt Stettin. Vandaar varen wjj in twee dagen naar Riga. Aan den mond van de Duna komen wij in den trotschen haven, die nog sporen uit den Hanze-tjjd vertoont. Ons schip wordt gemeerd aan een breede kade en al gauw staan wij op den wal temidden van een bonte menigte, die meer Russisch dan Duitsch is in haar uiterlijk. Deze indruk wordt nog versterkt door de honderden kraampjes met vleesch, kaas, kramerijen, levende visch en groote hoopen boschvruchten en paddestoelen. Wjj gaan verder en bezichtigen den ouden Ordensburcht, die nu dient als paleis voor den President. Verder in de oude stad gekomen, vermindert den Oost-Europeeschen invloed en zouden wij ons in Oost-Duitschland kunnen wanen. De bochtige straatjes en steegjes zijn hier althans practisch, want men komt er gemak kelijker de hellingen mee op en af. Riga ligt n.l. op nogal geaccidenteerd terrein. Wij be kijken nu den met roode tegels versierden, reusachtigen Maria-Dom, waarvan wij den plompen toren reeds uit zee konden zien. De bouw van deze kerk werd begonnen in 1211, zoodat het koor en de zijbeuken Romaansche vormen vertoonen. Het feit, dat de Dom reeds in enkele tientallen jaren gereed was, wjjst er wel op,'dat Riga in die jaren reeds zeer in aan zien gestegen is, vermoedelijk omdat het toen de residentie van een Aartsbisschop werd. De ridders en burgers hebben echter nog vele' andere kerken gebouwd. Van den Domtoren heeft men het mooiste gezicht op Riga, dat zich denken laat. Het be klimmen is wel vermoeiend, maar bij helder weer wordt de inspanning ten volle beloond. villadorpen ontstaan zjjn, waar de bemiddeld» inwoners van Riga eind Mei, begin Juni, met pak en zak en met hun heele familie heen trekken. Ze krjjgen zoo een genoeglijke en rustige vacantie, behalve misschien de huis vrouw, die op primitieve wjjze moet zorgen, dat er eten op tafel komt voor de door het baden hongerig geworden leden van haar gezin. Restaurants e.d. ziet men er practisch niet, hoewel er wel enkele hotels en pensions staan. Op het strand bestaan eigenaardige tradities. Tot 10 uur 's morgens ziet men uitsluitend mannen aan het strand, daarna tot 1 uur uitsluitend vrouwen. De menschen komen dus niet met hun gezin aan het strand, om er een vroolijken en genoeglijken dag te beleven, neen er wordt werkeljjk gebaad en dat niet in badcostuum. Over smaak valt niet te twisten. 's Middags kan iedereen nu in badpak genieten van de groote rustige golven en van het zeldzaam zachte fjjne zand. Het strand is wel honderd meter breed en gaat over in een duinenrij van enkele meters hoogte. Dit ideale strand is 40 K.M. lang en overal van dezelfde prachtige kwaliteit. Men kan dus drukke of eenzame gedeelten opzoeken naar verkiezing. Veel vreemdelingenverkeer is er nog niet en een tourist, die met zjjn Baedeker in de hand, be pakt en bezakt door het land trekt, wordt vreemd aangekeken. Toch blijven wij niet te lang op het strand, want in de omgeving van Riga zjjn nog vele ruïnes uit vroegeren en lateren tjjd, terwijl wij ook de teere en woeste schoonheid van het landschap en zijn uitgestrekte vergezichten willen leeren kennen. Wij kunnen b.v. in een boot de Duna afvaren tot het beroemde Kakenhusen. Het gaat zeer primitief toe en zelfs de „groote" boot, waarop men nog wel zóó zijn best heeft gedaan, is geen voorbeeld van comfort. Met ons twaalven gaan we er in en varen het kilometerslange rivierdal af. Bij een scherpe bocht der rivier zien wjj op een hooge rots de ruïne van de oude vesting Sel- burg. Verderop lijken de oevers wel Engelsche parken; voorai de berken zijn mooi en hoog opgegroeid. Uit de verte zien wij reeds hun zilveren stammetjes schitteren. Wij varen voor bij de fuiken, waarin de wereldberoemde Duna- zalmen worden gevangen, die de beste zalmen ter wereld worden genoemd. Zonder roeien, slechts voortgedreven door den stroom, komen wij aan een hoogen rots, de bekende tranenrots uit de sagen der Lettische volkszangers. Daar houden wij stil. Een deel van de beroemde Staburga is kortgeleden ingestort en in de rivier gevallen. Het volk meent nu, dat de zielen der bedrogen meisjes, die hier al weenen- de in rotsen veranderd zijn, eindelijk rust heb ben gekregen. Na een kort oponthoud varen wfj weer door. In den laten namiddag zien wij de ruïne van het eens zoo machtige Kakenhusen, dat reeds in de 18e eeuw door de vluchtende soldaten van August de Sterke werd opgeblazen. De ruïne maakt een grootschen indruk, maar de aan grenzende buitenplaats der baronnen van Loe- wenstern ziet er in haar verwoesting ellendig uit. Kasteel en park zfjn vreeselijk beschadigd door de granaten en daar het goed onteigend is, werd er ook nooit meer iets gedaan aan het herstel ervan. Ook de graven der edelen ver vallen; het schijnt, dat de door hen beheerschte i periode een einde heeft genomen. Wat zal de De reusachtige wateroppervlakte^ van de Duna toekomst varL dit land zyn? '1'~ Het is echter ten volle een bezoek waard, niet het minste om den kijk, dien wij er krijgen op de geschiedenis van onzen eigen tijd. (Nadruk verboden)! v.io.iia£, vto-g vac uuvcucuxucu wcuciuiu geiijiv mei. i geuieu voii ue j_juna en de Aa HJ den buitensten rand komen. De tusschenruim.te|tige breede strand, waarlangs is bedekt met houtvlotten, die uit Rusland aan komen drijven en in Riga verkocht worden. Toch is de stad onherkenbaar veranderd voor hen, die er vóór de Russische revolutie geweest zijn. De handel is minder levendig, de scheeps vaart minder druk, terwijl de industrie vernie tigd is. De talrijke fabrieken aan den rand der stad liggen stil; de machines zijn door de Rus sen meegenomen en nooit teruggegeven. Hier door werden de Letlandsche arbeiders broode loos gemaakt en de industriestad Riga verloor door emigratie meer dan 30 van haar in woners. De oude stad is omgeven door prachtige parken, die op de voormalige vestingwallen zijn aangelegd. Daaromheen bevindt zich de nieuwe stad met breede straten en ruime plei nen, kanalen met kleine havens voor den hout handel. Nadat wij weer beneden zijn, loopen wij door den koelen kruisgang, die met klimop begroeid en beschaduwd. Even verder zien wij een geheel ander beeld: het drukke beursplein. De beurs is pas in de negentiende eeuw opgericht, doch was een waardig teeken van Riga's grootheid. Terwijl adel en geestelijkheid elkaar de macht betwistten, hebben de oude kooplieden en am bachtslui, de gilden en de werkzame poorters Riga's roem verbreid tot aan de oevers der Wolga en tot in Perzië. Een ander gebouw, dat meer rechtstreeks uit den gildentijd stamt, is het „Schwarzhaupter"-huis van het zeer exclusieve gilde van jonge militairen en zoons van patricische families, dat is ontstaan uit de reeds in de 13e eeuw gestichte broederschap van St. George. De hooge Gothische gevel is naar het markt plein toegekeerd en is helaas in den Renais sancetijd voorzien van ornamenten, die er niet bi) passen. Toch kunnen de oorspronkelijke, schoone vormen nog duidelijk onderkend wor den. Het gebouw is nauw verbonden aan de geschiedenis der stad en is van binnen geheel gemoderniseerd. De zilververzameling van on schatbare waarde is door de Russen „geëva cueerd' en eerst na lange onderhandelingen is men erin geslaagd, enkele stukkeu vjrn groote historische waarde terug te krijgen In architectonisch opzicht zijn de huizen om de oude kerk van St. George en het klooster van den Heiligen Geest zeer bezienswaardig. Het klooster is een overblijfsel van de oude burcht van de orde der Zwaardbroeders, die in 1902 werd verbouwd. In Riga kan men ook een houten toren zien ter hoogte van 136 M., die eenig is in de geheele wereld. Een andere merk waardige toren is die van de St. Petruskerk, de grootste kerk der stad. Aan het kerkgebouw verliest men niet veel, doch de driedeellge toren in barokstijl geeft het stadsbeeld iets karakte ristieks door de gracieuse luchtigheid van het geheel. Wanneer men dezen toren eenmaal ge zien heeft, zal men hem niet vergeten. Van de oude vestingwerken is slechts een massieve kruittoren overgebleven en trotsche zwanen zwemmen nu rond in de grachten, Wfl gaan nu de omstreken van Riga bezoeken. De bewoners der stad blijven n.l. 's zomers zooveel mogelijk den heelen dag op het strand. Wfj sporen in een klein uur door het mondings- gebied van de Duna en de Aa naar het prach- veracheidene Pé-TSAI. Een nieuwe groente. Reeds sedert een eeuw kent men in de Euro- peesche botanische tuinen de pé-tsai of Chi- neesche kool (Brassica Chinensis) met haar reusachtige, door zware ribben gedragen blade ren. Maar eerst sedert het jaar 1840 werd in ruimer kring bekend, dat deze plant ook een voedingsmiddel is. Toch was men er toen nog ver vandaan, deze groente op haar juiste waar de te schatten. Eerst in het begin dezer eeuw werd de plant nauwkeuriger onderzocht en ont wikkelde zich voor haar, toen men van haar voortreffelijkheid als voedingsmiddel overtuigd was, eene ijverige reclame. In geheel Azië wordt de pé-tsai in groote hoeveelheden aangeplant en vormt in den win tertijd bfj alle volksklassen, alleen of in ver binding met rijst, knoflook of uien, een natio naal gerecht. In Europa echter hield men tot het begin dezer eeuw deze plant voor een tame lijk minderwaardig voedingsmiddel, omdat men niet verstond haar tot het aanzetten van kop pen te brengen. Dientengevolge gaf men het kweeken dezer groente spoedig weder op. Daar entegen gelukte het onlangs den Franschen kweeker R. de Roter, reuzen-exemplaren van een in het oog loopende schoonheid te trekken, waarmede hij op Fransche tentoonstellingen exposeerde. Zij hadden zulk een succes, <jp.t de heer De Roter, ofschoon hij verscheidene Hec taren met pé-tsai had beplant, in minder dan geen tijd zijn oogst uitverkocht had. De pé-tsai is een wintergroente, waarvan men de bladeren op de wijze van spinazie, de ribben op verschillende manieren en het hart als salade eet. Met onze kool heeft de plant, trots zjjn naam, mets gemeen. Gekookt is zy zeer sappig en malsch en van kostelgken smaak. By ons moet men de pé-tsai in mestbodem uitzaaien in voren van 10 c.M. afstand. Als de planten sterk genoeg geworden zyn, zet men ze op een afstand van 30 tot 60 c.M. van elkander. Hoe verder men ze uit elkaar zet, hoe beter ze worden. In den loop van Augustus, September en October, ploegt men na, wiedt men en giet. In November kan men beginnen te oogsten. Wanneer men de pé-tsai met terstond wil eten maar ze voor den winter conserveeren wil, dan geeft de N„ volgens Chineesch recept, de volgende zes handelingen aan: 1. Men legt de pé-tsai na den oogst in de zon, tot zij geel begint te worden, dan legt men ze op hoopjes in een afgeschoten ruimte of stapelt ze op, op opgeworpene graven, zoodanig, dat ze tegen de grootste koude beschut zyn. 2. Men legt ze dicht naast en op elkaar op den grond eener bergruimte, op vochtig rivier zand. 3. Men hangt ze aan de wortels, hoofd naar beneden aan gesloten, doch luchtige stel lingen, zoo dicht mogeiyk by elkander op aan IJzerdraad. 4. Men zout ze als zuurkool in 5. Sommige maken ze in in azfn, ook dat schaft een voortreffelijk gerecht. 6. Eenige laten ze be vriezen en weeken ze dan in mosterd- of gember- water. Ook op deze wfjze toebereid, vormt het een aangenaam gereohi- Het medespelen van H. zeker. Indien deze speler n< sure hersteld is, zal Parson Immer speelt dan links-hs binnen. Hopen we, dat dit gereo nederiaag-reeks doet verai overwinningen. „NAFOLEO Ü'R MEE", tafereelen clever, vert. Het gezelschap van Cor i het Vereenigde Rotterdan I gaf dit stuk verleden Za stadsschouwburg. Wij ha dezen mooien Schouwburg dadelijk weer trof ons di zijn rustig monumentaal rijk en gezellig karakter, trappen, zaal en tooneel is beid, die steeds weer aan den directeur, den heer Ca gasten altyd even vriende zorg voor deze fraaie en ni beste handen. De veel te geringe opko: deze was onverdiend, on logisch van het publiek, - gaan als er iets goeds gej De inhoud van 't stuk, speeld werd, dat pétillant de eerste twee tafereelen, Als het scherm opgaat panopticumbeeld in een g twee haakjes: 't was al ee tic van Gimberg, eenigs: volkomen roerloos te blijvi zeg maar een bedrijf lang ook in een vitrine als wass van Gasteren), in het midi met een Mussolini-pop, poppen van dezen tyd, Mi enz. Publiek bezichtigt on twee bakvisschen biyven verliefd op de Napoleon-] Landru (bakvisschen-bezi; maal uit verliefdheid en vertrekken. En de poppet misdadigers, de massale wien alleen de vrouw wel de kleine blauwbaard, die stelselmatig afmaakte, wisselen van gedachten, ir Vereenigde Staten van E daar wel iets in, als er aan het hoofd van staat, blij in het doode panopt gekomen, lacht er om, m herleefden Napoleon een je historisch costuum kun op, je werd opgebracht! Mussolini aan, de das va jas van Stresemann, in d onder je militaire brein 1 en zoo zien we dan de: van de werkman-op-Zoni volgend tafereel de zaal i tot restaurant getransfo: waarin op de deuren de ren aan de gloriedagen v; de diplomaten met elka; bij de maitresse van dei zant (Dirk van Veen), J Carelsen), die, zij is ook zooveelste maal in de gi streeren dat de (oude) deigrond altijd op vroui takt heeft berust. Heerlij] een conferentie-president rukkelijk Briand-type me snorren en allerlei slappe dagen. De Amerikaansche ge Duitschen bril op, spreken brutaler dan de anderer parvenu, stelt, het is vo plomaten een verrassin] bliek een ultimatum. Er Statenbond komen, ond nemer van Amerika en of Amerika geeft er der cretiiet op. Napoleon woi maat eisch antwoord (d val voor Amerika) bij naar de officieele bijeenl de zoetsappige president geworden, hem uitsluit, tact met Josephine, die eerste vrouw en die a driftigen vreemden mar gezicht en den adelaar antwoordt die verliefdhi door het voorwerp daal en in een volgend tafere van 100 jaar geleden is geblazen, hij is weer d« hij eenmaal was, de he en zijn gedrag zijn die v van het heden. Uit deze kingen rijke tegenstell: Walter Hasenciever eer zóó vol van belachelyk dat het hem ook niet m spel of een treurspel te en bovendien een toone dagelijksch leven ziet a die heenwijst naar der is de groote historische leon was, als held in als held in pyama in he belachelijk en als leve onzen tijdgeest zoowel Onze tydgeest is in h cynisch en belachelijk rentie, de filmopname, panopticum, waarmee besluit, het is de kr wassen pop of vast be: scepticisme zelf; een r leuteraar, en de twee gi er de smakelooze sai pudding. De schrijver wil U met spot en hoon, me' heid en met realiseerei lergang des Abendlan werkelijke leven afgt meeleven. Inderdaad is deinen nog heel wat heldendom dan het in T het heldendom is van helden zijn niet meer i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 4