24ste Jaargang.
Het Bloemen daalsch Weekblad. 7 November 1930. Tweede Blad.
No. 45.
LOSSE BLAADJES.
Regen!
Brokjes Levenswijsheid.
AHedagsmenschen.
Vo©r de Vrouw.
Fransje.
SCHAAKRUBRIEK.
wwim m
ja» lts
2ÉÉ1P
m. éi..
jfi I
I® Pt i
ÜH |i|p tépy
Voor de kinderen.
De ezel van mijnheer Pimpelmans,
door G. Th. Botman.
(Nadruk verboden)
'sMo.gens worden we gewekt
Door 't gekletter van den regen,
En je leest in 't ochtendblad:
Blank staan weiden,'velden, wegen.
Wacht je een droog buitje af
Om naar 't werk je te begeven,
Drie minuten gaat dat goed,
Maar dan krijg je saus voor zeven!
Heel den dag plast onvermoeid
Regen, regen, regen neder.
's Avonds trap je natgeschoeid
Door de plassen huiswaarts weder.
Alles is in dezen tijd,
Die wel „nat seizoen" mag heeten,
Klam en vies, van vochtigheid,
Ook al stook j'om van te zweeten.
Mijn piano houdt zich koest
Als ik op de toetsen trommel;
Dik beschimmeld, zwaar verroest
Is van binnen heel de rommel!
Ieder, die ik tegenkom,
Is al half of heel verkouden.
Zelf zit 'k snott'rend bij een groc,
Die een teed're hand mij brouwde.
D'industrie ligt bijna plat,
Zeggen alle statistieken;
Maar het lijkt m'eei goede tijd
Voor de parapluie-faorieken!
Ook de mode past zich aan;
't Nieuws laat men zich niet ontsnappen:
Steeds meer dames ziet men met
Hooge baggerlaarzen stappen!
Maar die mode houdt geen stand;
Lang zal men daar niet mee loopen,
Daar wij straks uit lijfsbehoud
Duikerspakken moeten koopen,
f<
(Nadruk verboden)
King Vidor, de schepper van De groote pa
rade, heeft een film vervaardigd, welke hij „de
menigte" heeft genoemd. In deze film rolt het,
leven van een mensch ons voorbij, zooals er
millioenen zijn en zooals ook wij zelf zijn. Het
is een troostelooze aanblik, dit voorbijvliegen
van het gewone, doodgewone leven der duizen
den. Het brengt ons in de stemming van den
Oud-Testamentischen Prediker, die de ijdelheid
van het bestaan doorvoelde, wanneer hij lette
op den eentonigen gang van de dingen. De zon
komt op en zij gaat weder onder en spoedt zich
naar hare plaats, waar zij alweder opgaat. De
wind gaat naar het zuiden en loopt om naar
het noorden; altijd door loopt de wind rond en
telkens opnieuw vangt hij zijn omloop aan. Alle
stroomen vloeien naar zee, maar de zee wordt
niet vol. Al die dingen zijn vermoeiend on
uitsprekelijk; het oog krijgt niet gedaan met
het zien, het oor geen rust van het hooren. Wat
er geweest is, dat zal er weder zijn en wat
gebeurd is, dat zal weder gebeuren
Aldus heeft ook de filmkunstenaar het leven
bezien; nooit heeft de eentonigheid van het
bestaan zich zoo neerdrukkend geopenbaard als
in de moderne maatschappij. Als de vader zijn
pasgeborene op de armen houdt, prevelt hij,
dat dit kind nu eens niet zal worden als alle
anderen, want dat er voor zijn jongen wel iets
groots zal zijn weggelegd. Maar er gebeurt
niets groots met den jongen.
Wij zien hem als employé op het kantoor.
Hij zit aan een tafeltje met honderden anderen,
die elk aan een gelijkvormig tafeltje zitten
met een gelijkvormige kantoorjas en een ge
lijkvormige schrijfmachine. We zien ze allen
tegelijk van hun tafeltje opstaan bij het slaan
van het sluitingsuur; we zien ze allen tegelijk
door de wenteldeur komen, allen tegelijk hun
handen wasschen en hun hoed opzetten, allen
tegelijk met een meisje op stap gaan uit de rij
gelijkvormige kantoormeisjes, die terzelfder
tijd uit een andere kantoordeur te voorschijn
treden.
Het zijn dezelfde aardigheden, welke ze ver
tellen; dezelfde liefltoozingen, dezelfde kibbela
rijen. Als ieder ander verloven ze zich, houden
z? op dezelfde manier bruiloft, maken ze de-
"de huwelijksreis naar de Niagara, waar het
v wljo als ieder ander paartje kiekjes neemt,
v i,t en boudeert.
Dan gaan ze trouwen en richten hun thuis
i dat zich in niets onderscheidt van de mil-
11 uen tehuizen in de woningkazernes der
v cldstad. Teder venster uit de ontelbare ven-
-s der wolkenkrabbers geeft uitzicht op het-
z "de familie-tafereel: angst en blijdschap om
cgeboorte van een kind, krakeel met de aan-
'.rouwde familie, echtelijke verwaarloozing,
ir 'at de liefde tot sleur is geworden. Achter
uitgang in de finantiën, hoop op promotie, en,
air, eensklaps de groote verrassing van het for
tuintje gekomen is, het noodlot in den vorm
van een verkeersongeluk.
Wanhoop bij het plotseling verlies van een
kind; de wreedheid der wereld, die zich van
zoo'n duizendmaal op een dag voorkomend ge
val niets aantrekt; tobberij, waaronder de
arbeid lijdt; ontslag en werkloosheid. Het lang
zaam heelen van de wonde; herstel van de
breuk; een nieuwe vleug levensvreugd, zich
uitend in het avondje naar de bioskoop, waar
een heele zaal gelijkvormige menschen na
gelijksoortige lotgevallen met dezelfde grijns op
't gelaat afleiding zoekt voor hetzelfde ver-
driet
Weer is een kind geboren, weer maakt de
"vader zich de illusie, dat deze jongen toch iets
bizonders zal worden. Straks zit hij met hon
derd gelijke jongens op school, gaat hij niet
duizend gelijke jongens de maatschappij in,
t ';t hij, worstelt hij, deelt hij lief en leed met
a. millioenen.
Wie telt de gelijkluidende zerken der eenvor
mige graven op de massa-kerkhoven der we
reld? We zullen er één van zijn, één korreltje
zand uit de stille vlakte, zooals we nu één een-
dagsvliegje zijn in den gonzenden zwerm
Troosteloos is het leven, dat zichzelf gelijk
blijft van den Oud-Testamentischen Prediker
tot de film van King Vidor. AHedagsmenschen
is hun bestaan wel de moeite waard?
Toch treft den toeschouwer in dit stuk rauv e
werkelijkheid, dat tragischer aandoet dan de
avonturen van al de filmromanhelden tezamen,
iets opbeurends, dat hem ook in de waarne
ming van de grauwe wereld daarbuiten dikwijls
een opwekking geeft. Er ligt tenslotte iets
grootsch in de volharding, waarmee de alle-
dagsmensch strijdt tegen zijn lot. Iets grootsch
in de gulle aanvaarding van 't doodgewone, in
het dapper aangrijpen van iedere kans. Iets
grootsch in de echtheid van zijn smart en zijn
liefde, in de overgave aan het oprechte gevoel.
De alledagsmensch, wie hooghartig buiten
het leven staat en den banalen strijd om 't be
staan niet kent, schildert hem af als verachte
lijk en ontwijkt zijn gezelschap. Maar wie zich
als één van de millioenen met hem verwant
voelt, die houdt van hem, zooals hij daar ploe
tert en tobt en verslagen wordt en weer op
staat en op het punt staat om zich uit wanhoop
te verdrinken, maar dan, door zijn kind bij de
hand gegrepen, den kop weer omhoog steekt,
de tanden op elkaar klemt, en opnieuw den
strijd aanbindt, om bij de eerste kleine triomf
lachend al zijn leed alweer vergeten te zijn. Ook
het alledagsleven is een roman en de alledags
mensch kan een held wezen.
H. G. CANNEGIETER.
WIST U,
Dat lelieblaadjes op olijfolie getrokken het
beste en zachtste middel voor brandwonden is?
Dat uien pellen geen tranenvloed zal verwek
ken, als men vooraf de uien in warm en vervol
gens in koud water dompelt?
Dat appelen gezonde glanzende witte tanden
geven en de spijsvertering sterk bevorderen?
Dat een losgeraakte steek in uw zijden kous
tegen te houden is, indien men de losgeraakte
steek nat maakt?
PRACTISCHE WENKEN VOOR HUIS EN
HAARD.
Schuren.
Een goed middel is een Liter water, die in een
oude pan verwarmd wordt met een pond krijt en
een pond1 groene zeep. Wanneer het mengsel dik
geworden is, heeft men een uitstekend schuur
middel voor potten en pannen, keukentafels,
zink, enz.
R o e s t v le k k e n.
Hierop laat men citroenzuur inwerken, dat met
heet water afgewasschen wordt. Het zuur tast
op den duur het linoleum aan; daarom late men
het er niet te lang op blijven, terwijl de daarop
volgende reiniging alle resten er van moet weg
nemen. Vervolgens wordt het linoleum op de ge
wone wijze gewreven.
Kleine kleedjes.
Wanneer ze eenigen tijd gebruikt zijn, krijgen
de hoeken de neiging tot omkrullen, waardoor ze
er slordig uitzien en men gevaar loopt, er over
te struikelen. Om dit te voorkomen kan men aan
de korte zijden een reep linoleum naaien aan
den achterkant; vóór het aannaaien make men
gaatjes in het linoleum.
Glazen stoppen.
Deze gaan soms zoo vast in de flesch zitten,
dat men ze er niet meer uit kan krijgen. Men kan
dan wat slaolie er omheen doen tn de flessch
gedurende eenigen tijd op een warme plaats zet
ten. Wanneer men af en toe tegen de stop tikt,
zal de olie hem spoedig losmaken.
Tomaten.
Wanneer wij slechts twee of drie tomaten be
hoeven te schillen, is het niet de moeite waard,'
daarvoor water aan de kook te brengen. Men kan
ze dan één voor één aan een vork geprikt boven
een gasvlam houden en om en omdraaien, totdat
de schil barst. Dan kan ze gemakkelijk verwij
derd worden.
Japonnen verkrijgen een aangenamen geur,
wanneer in de hangkast een gedroogde sinaas
appel wordt opgehangen. Hierdoor blijven ook de
motten weg. De sinaasappel wordt over zijn ge-
heele oppervlakte met kruidnagels bezet en in een
zeer lauwen oven gedroogd.
Winterhanden, die nog niet open zijn,
worden met wijngeest ingewreven. Zijn ze open,
dan worden ze behandeld met 'n mengsel van 1
ons bijenwas, 4 ons olijfolie, 3 ons vaseline en 1
ons terpentijn. Op een zacht vuur laten wij het
smelten en voegen er dan gram boorzuur aan
toe. Nu roeren wij totdat het mengsel koud is.
Na het gebruik worden de wonden verbonden.
EEN HAARWATER-RECEPT.
Wanneer ge zelf uw haar wascht, zult u daarna
behoefte hebben aan een haarwater, om het haar
te kunnen golven. Wij geven u hier een recept,
dat ook tusschentijds kan worden gebruikt. In
Liter water lost men een theelepeltje kali-
umcarbonaat en een theelepeltje borax op door
het in een flesch om te schudden. Daarna voegt
men er een scheutje eau de Cologne aan toe.
Voor het gebruik giet men een weinig vocht
op een schaaltje; men bevochtigt het haar er
mee, door het met een borsteltje van de scheiding
af te bestrijken.
HET WEER EN ONS UITERLIJK.
Het weer in November is wel in veel opzichten
ongunstig voor ons uiterlijk, doch daar kunnen
wij onze maatregelen tegen nemen. Hier volgen
enkele raadgevingen.
De huid wordt vooral benadeeld door mist;
hierdoor blijven ook allerlei onreinheden erop
kleven, waardoor de poriën verstopt worden.
Daarom wasschen wij ons gezicht 's avonds
grondig en behandelen het met cold cream,
's Morgens poederen wij niet, voordat wij crème
als onderlaag hebben gebruikt. Wij wasschen ons
in dezen tijd ook niet met zeep, doch met schoon
water, waarin een beetje borax.
De ellebogen zijn dikwijls ruw en nu wij weer
vaker avondtoiletten dragen, is dat hinderlijk.
Eiken avond worden zij daarom goed gewasschen
en daarna ingewreven m. cold cream. Het komt
niet in de laatste plaats aan op het wrijvenEn
aangezien voorkomen beter is dan genezen,
wennen wij ons af, met de ellebogen op tafel
te leunen.
Eksteroogen bederven eveneens onze uiterlijke
verschijning, want een lichte gang is van groot
belang daarvoor, terwijl voortdurende pijn aan de
voeten zelfs lijnen en rimpels in het gezicht kan
veroorzaken. Wanneer wij 's morgens en 's avonds
de eksteroogen inwrijven met een schijfje rauwen
aardappel, zullen ze spoedig verdwijnen. Dan
moeten wij ze echter weer niet opnieuw laten
ontstaan en daarvoor versterken wij de spieren
van onze voeten door op kousevoeten over een
kleedje heen en weer te loopen, eerst met de
teenen omhooggerekt, zoodat zij den grond niet
aanraken, en dan met gekromde teenen, zoodat
de bal van den voet niet op den grond komt. Dit
laatste is ook een uitstekende oefening voor
zwakke enkels.
door LEO.
Da lamp gaf een gedempt licht op de tafel,
waar vader de courant zat te lezen en moeder
handwerkte. Fransje keek naar den grooten cir
kel van licht, die de schijn op den grond wierp
en hij zette er zijn soldaatjes in, waarmee hij
speelde. „Als ik die duizend gulden Zaterdag
niet kan teruggeven, dan zal het uitkomen, dat
ik geleend heb en dat kan mijn betrekking
kosten" sprak vader, en zijn stem klonk
lieesch en zacht. „Tais toi!" zei moeder met een
blik op Fransje, die vlak bij den tafel zat en
soldaatjes in het licht liet marcheeren en daar
na „kom Fransje", je moet naar bed, het is veel
te laat". Moe stond op en ging de kamer uit.
Het jongetje keek naar zijn pappie, die in
dezelfde houding zat als. zooeven, maar zijn
hoofd steunde op zijn hand. „Goeden nacht,
ventje" zei hij zacht en gaf Fransje een kusje
op zijn voorhoofd, maar tegelijk liep er iets nats
over zijn wang. Pappie heeft verdriet, dacht
het kind en met kléine ingehouden pasjes liep
het den kamer uit naar zijn eigen kamertje.
„Gauw gaan slapen hoor", zei moeder, „en heel
stil zijn". Zij sloot omzichtig het kamertje af
en ging terug naar haar man. Pappie huilde,
ging het door Fransje's hoofdje, en waarom kan
pappie nu verdriet hebben? Hij is nooit stout,
hjj eet altijd zijn bord leeg en krijgt nooit
slaag. Onrustig draaide hij heen en weer, maar
slapen kon hij niet. Hij kon het eigenlijk wel
eens gaan vragen en zachtjes wipte hij zijn bed
uit en liep de gang weer in, In de huiskamer
klonken vaag de stemmen van Mammie en
Pappie. „Als ik niet zoo met ziekte te kampen
gehad had", zei pappie „dan zaten wij nu niet
zonder die duizend gulden. En toch moet ik ze
Zaterdag terug geven en nu is het al Donder
dag". Even hoorde Fransje niets, maar toen
was het of hij Mammie hoorde huilen. Een
oogenblik keek het ventje in de gang rond, het
was er erg donker en alleen uit zijn kamertje
kwam een beetje licht op den muur. Maar die
schaduw, die daar, leek wel een hand met
lange vingers, die naar hem grepen. Een beetje
bang liep het jongetje naar zijn kamertje terug
en rillend kroop hij weer onder de dekens. Gek,
dacht hij, dat pappie, die toch alles kan, die
duizend guldentjes niet kon krijgen, kon hij
ze maar uit zijn spaarpotje halen. Maar zooveel
zou er zeker niet inzitten, want duizend was
een groot getal, dat wist hij wel. Het was nu
Donderdag, had pappie gezegd en dan was dat
tot Zaterdag nog maar één dagje. Langzaam
overviel hem de slaap en even later lag hij met
open mondje te droomen.
„Ja", zei de koning, „en wat zou je dan wel
willen, Fransje?" Wat liad die koning een
vriendelijk, rond gezicht, Fransje was heele-
maal niet bang voor hem. „Pa"ppie heeft dui
zend gulden noodig", zei hij, „maar die hebt u
zeker niet voor hem". De koning keek bedenke
lijk en streek over zijn lange witte baard. „Dui
zend gulden is heel veel" zei hij, „maar ik zal
eens even in mijn brandkast kijken". Verder
ging Fransje's droom niet, want opeens was hij
klaar wakker. Het was al licht in het kamer
tje en de zon keek door het kiertje van de
gordijnen, die niet heelemaal dichtgetrokken
waren. Fransje's gedachten waren den geheelen
ochtend bij de duizend gulden en pappie, die ver
driet had. „Vanmiddag ga je naar Hans Leen-
ders spelen, goede vent?" vroeg mammie. Zij
had kringen om de oogen en zij was zeker erg
verkouden, tenminste' zij snoot ieder oogenblik
haar neus. 's Middags speelde hij in de groote
kamer van notaris Leenders met doozen solda
ten en een groote vesting. Maar het spelletje
wilde niet erg vlotten en toen bedacht Hansje
was anders. „Ga jij voor de brandkast staan"
zei hij tegen Fransje", dan zal ik den bal naar
je trappen en jij moet die tegenhouden, net
als bij het voetballen". Brandkast? ging het
door het jongetje, maar daar haalde de koning
de duizend gulden uit voor pappie. En met een
blik op de groote kast vroeg hij aan Hansje,
„zit daar geld in?" Deze knikte wijs en zei
gewichtig: „En wat een boel, ik mag er wel
eens even in kijken". „Zoo", zei Fransje met
tien o's. „Ga jij dan eens gauw aan je vader
vragen of hij er niet van geven wil. Ik heb
knikkers om te ruilen, heele mooie".
Hansje liep gewillig den kamer uit en even
- jOTam hii terug met zijn vader, die een
e-gn groote, dikke man was en een erg vrien
delijk gezicht had. Net d.e koning, dacht
Fransje. „Wel kereltje", zei de notaris, „wat
wil je van mij". Fransje gaf den grooten man
onbevangen een hand en zei, Pappie heeft
duizend gulden noodig en hij heeft verdriet.
Hansje zegt, dat uw in uw brandkast heel veel
geld hebt; wilt u niet met mij ruilen, ik heb
heele mooie stuiters en zij zijn nog niet kapot".
Notaris Leenders nam het ventje od zijn knie
en sprak, terwijl hij met zijn hand door
Fransje's haar streek. „En jongetje, waarom
moet je pappie dat geld wel hebben?" „Hij
moet het Zaterdag hebben", antwoordde het
ventje. „De koiing wilde het mij oet geven,
toen ik wakker werd".
Mijnheer Leenders keek het jongetje even
aan en gaf hem een kusje. Toen liep hij naar
den grooten ijzeren kast, opende die en nam
er een biljet van duizend gulden uit, dat hij in
een enveloppe vouwde. „Geef dit maar aan je
pappie", zei hij, en zijn stem trilde een beetje.
„Dan zal ik je nu even naar huis brengen".
Samen liepen de groote man en het kleine
jongetje naar huis en toen hij veilig en wel bin
nen was, vervolgde de notaris zijn weg. „Pap
pie", riep Fransje en hij hield de enveloppe voor
zich uit, „dit heb ik voor u geruild tegen mijn
knikkers". De vader nam het couvert aan en
opende het, maar met een kreet van verwon
dering bleef hij zitten,
„Vrouw", riep hij een beetje 'opgewonden,
„kom eens gauw kijken". De moeder kwam
binnen en beiden staarden met uiterst verbaas
den blik naar het biljet, dat voor hen op de
tafel lag. „Kom eens gauw hier Fransje", zei
pappie, „en vertel eens hoe je hier aan komt".
„Och", sprak het jongetje, „De koning wilde
het vannacht net voor mij uit de brandkast
halen en toen werd ik wakker. Maar mijnheer
Leenders had ook een brandkast en hij ruilde
met mij voor drie stuiters. Ik heb er toch nog
genoeg over en hij genoeg, duizend guldentjes,
zegt hij," en wipte naar zijn speelhoek eri begon
de soldaatjes op te zetten. Onderwijl ging de
vader naar de telefoon om den notaris te be
danken. „Geen dank", zei deze, „de ruil, die ik
vanmiddag gedaan heb, was mij meer waard,
dan menige voordeelige transactie" en hij legde
de telefoon op den haak.
(Nadruk verboden).
HOOGER DAN DE EIFFELTOEEN...
Hooger dan de Eiffeltoren zal het nieuwe ge
bouw, de Empire-State-Building in New York
worden. Het gebouw zal grootendeels uit roest
vrij staal en glas worden opgetrokken.
WOUDEN-VERANDEREN IN PAPIER...
Het papierverbruik der wereld bedraagt on
geveer jaarlijks twee milliard kilogram. Daar
van gebruiken de Vereenigde Staten bijna de
helft. Per hoofd wordt in de Vereenigde Staten
62 K.G. papier verbruikt, in Engeland 37 K.G.,
in Duitschland 26.5 K.G., in Holland 9 K.G., on
danks het ijverige werken van de belastingamb
tenaren, om zooveel mogelijk papier vol te krij
gen. Deze reusachtige hoeveelheden papier kan
men alleen verkrijgen door het verwerken van
hout. Terwijl in 1880 nog 70 van het papier
materiaal uit lompen en stroo bestond, en slechts
10 hout werd gebruikt, is tegenwoordig die
verhouding ongeveer omgekeerd. Zoo verdwijnt
woud na woud in den papiermolen.
EEN LICHTBAKEN VOOR DAG EN NACHT.
Bij de luchtraces te Chicago op 23 Augustus
j.l. kon men ook een nieuwen lichtbaken voor
vliegtuigen zien, die dag en nacht zichtbaar is
en overdag het zonlicht, 's nachts het licht van
neon-lampen terugkaatst. Het baken is gecon
strueerd volgens een geheel nieuw principe met
8 parabolische spiegels, die in 8 richtingen rood
licht uitzenden; dit lioht is op veie K.M.'s af
stand te zien, omdat het door de spiegels 30
maal wordt versterkt. In de focuslijn der spie
gels staan telkens 2 Neonlampen verticaal boven
elkaar. Ook op groote hoogten, vlak boven het
baken zijn deze te zien.
Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den
Schaakredacteur,
GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM
PROBLEEM No. 279.
E. S c h u 1 z (Stolp).
fy/M
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kb7, Dg4, Pa6, Pd3, è6, f2.
Zwart: Kb5, c3, d4, f4.
Partij No 120.
Gespeeld in het landentournooi te Hamburg,
15 Juli 1930.
Wit: Zwart:
G. Stahlberg. Dr. A. A1 j e c h i n.
(Zweden). (Frankrijk).
Indische verdediging.
1. d2d4
2. c2c4
3. Pblc3
4. Ddlb3
5. d4Xc5
6. Pgl—f3
7. Lel—d2
8. Db3c2
9. a2a3
10. Ld2Xc3
11. b2—b4
12. e2e3
Beter is Lb2, om lv
13. Lfld3
14. Dc2 X c3
15. 0—0
16. Ld3e2
Pg8—f6
e7é6
Lf8b4
c7c5
Pb8—c6
Pf6e4
Pe4Xc5
f7—f5
Lb4Xc3
0—0
Pc5e4
reperpaar te behoud
b7b6
Pe4Xc3
Lc8b7
Pc6e7
Dd8—e8!
Het wordt duidelijk, dat zwart reeds de leiding
heeft. Interessant is, dat pion d7 volstrekt
niet nadeelig staat.
17. Tfl—dl
Later blijkt de Toren op fl te ontbreken.
Ta8d8
18. a3—a4
Ziet er zeer goed uit, echter komt de aanval
te laat.
f5—f4!
19. a4—a5 f4Xe3
20. Dc3Xe3 Pe7—f5
21. De3c3 d7—d6
22. a5Xb6 a7Xb6
23. Pf3—el
Op Ta7 zou Td7 volgen. Wit is van plan Lf3
te spelen, maar dat wordt netjes verhinderd.
e6—e5!
24. Tal—a7
Lf3 faalt, wegens. Pd4! want op 25. Lb7zon
Pe2j volgen, zoodat de Looper weer terug zou
moeten gaan, omdat anders volgt Lf3: en
daarna toch Pe2f kan gespeeld worden.
Pf55d4
25. Dc3—e3 Td8—d7
26. Ta7a2
Er dreigde Pe2:f; 27. De2:, Lf3!
Td7—f7
27. f2—f3 Tf7—f4
28. Le2d3 De8—h5
29. Ld3—fl Dh5g5
30. Ta2—f2 h7h6
31. Kgl—hl Tf4 X f3
Opgegeven.
Want op 32. Dg5: volgt Tf2: en op 32. Tf3:
volgt De3:; 33. Te3:, Tfl: mat.
OPLOSSING PROBLEEM No. 276.
(H. L. Schuld, 1875—1920).
Stand der stukken:
Wit: Kg7, Tf2, Lb8, Lh7, Pd5, Pe3, a3, b6,
e7 en g3.
Zwart: Kd4, Tdl, Lb3, a4, c4, c5, d2, e6, g5.
1. Tf2e2 enz.
Goede oplossing ontvangen van P. Mars te
Santpoort.
'k Wou graag 'n beetje insectenpoejer.
Voor hoeveel?
Nou, voor zoowat twintigduizend stuks!
73. Rrr-boem! Daar vloog mijnheer Pimpel
mans met zijn motor regelrecht op den tent
wagen in; de wind paktê dg linnen bedekking
en daar ging het heele zaakje, mijnheer Pimpel-
mans incluis, do lucht in. Het was de prach
tigste vliegmachine, die je je nv.yrr bedenken
kan. Waar zou dat belanden?
74. Wel, een paar kilometers verder kwam
mijnheer Pimpelmans in de telefoondraden te
recht, terwijl de motorfiets en de wagen in het
gras langzaam maar zeker tot pulver ver
brandden. Tot overmaat van smart kwam er
een stevig onweersbuitje afzakken. En daar
hing de arme man, bewusteloos, in den neer
kletterenden regen. De stroop regende er
schoon af,
75. Ssss-boem! Daar werd opeens de telefoon-
lsiding door den bliksem getroffen. Vonk-:i.
lichtstralen en rookwolken schoten sissend ui'
mijnheer Pimpelmans' broek en de arme man
vloog met een vaart langs de draden vooruit
tot hij togen een telefoonpaal kwakte en omlaag
in 't natte gras tuimelde.
76. Er is zeker een telegram in mijn broek
--schoten! zuchtte h'j, terwijl hij overriudkrab-
belde en kreunend near huis strompelde. Het
was een droevig gezicht, den eerwaardigen
man zóó te zien loopen. Maar gelukkig brak de
zon door, en nog eer hij Er-e'neuten bereikte,
was het 't mooiste weer van de wereld.