24ste Jaargang. Het Bloemen daalsch Weekblad. 7 November 1930. Tweede Blad. No. 45. LOSSE BLAADJES. Regen! Brokjes Levenswijsheid. AHedagsmenschen. Vo©r de Vrouw. Fransje. SCHAAKRUBRIEK. wwim m ja» lts 2ÉÉ1P m. éi.. jfi I I® Pt i ÜH |i|p tépy Voor de kinderen. De ezel van mijnheer Pimpelmans, door G. Th. Botman. (Nadruk verboden) 'sMo.gens worden we gewekt Door 't gekletter van den regen, En je leest in 't ochtendblad: Blank staan weiden,'velden, wegen. Wacht je een droog buitje af Om naar 't werk je te begeven, Drie minuten gaat dat goed, Maar dan krijg je saus voor zeven! Heel den dag plast onvermoeid Regen, regen, regen neder. 's Avonds trap je natgeschoeid Door de plassen huiswaarts weder. Alles is in dezen tijd, Die wel „nat seizoen" mag heeten, Klam en vies, van vochtigheid, Ook al stook j'om van te zweeten. Mijn piano houdt zich koest Als ik op de toetsen trommel; Dik beschimmeld, zwaar verroest Is van binnen heel de rommel! Ieder, die ik tegenkom, Is al half of heel verkouden. Zelf zit 'k snott'rend bij een groc, Die een teed're hand mij brouwde. D'industrie ligt bijna plat, Zeggen alle statistieken; Maar het lijkt m'eei goede tijd Voor de parapluie-faorieken! Ook de mode past zich aan; 't Nieuws laat men zich niet ontsnappen: Steeds meer dames ziet men met Hooge baggerlaarzen stappen! Maar die mode houdt geen stand; Lang zal men daar niet mee loopen, Daar wij straks uit lijfsbehoud Duikerspakken moeten koopen, f< (Nadruk verboden) King Vidor, de schepper van De groote pa rade, heeft een film vervaardigd, welke hij „de menigte" heeft genoemd. In deze film rolt het, leven van een mensch ons voorbij, zooals er millioenen zijn en zooals ook wij zelf zijn. Het is een troostelooze aanblik, dit voorbijvliegen van het gewone, doodgewone leven der duizen den. Het brengt ons in de stemming van den Oud-Testamentischen Prediker, die de ijdelheid van het bestaan doorvoelde, wanneer hij lette op den eentonigen gang van de dingen. De zon komt op en zij gaat weder onder en spoedt zich naar hare plaats, waar zij alweder opgaat. De wind gaat naar het zuiden en loopt om naar het noorden; altijd door loopt de wind rond en telkens opnieuw vangt hij zijn omloop aan. Alle stroomen vloeien naar zee, maar de zee wordt niet vol. Al die dingen zijn vermoeiend on uitsprekelijk; het oog krijgt niet gedaan met het zien, het oor geen rust van het hooren. Wat er geweest is, dat zal er weder zijn en wat gebeurd is, dat zal weder gebeuren Aldus heeft ook de filmkunstenaar het leven bezien; nooit heeft de eentonigheid van het bestaan zich zoo neerdrukkend geopenbaard als in de moderne maatschappij. Als de vader zijn pasgeborene op de armen houdt, prevelt hij, dat dit kind nu eens niet zal worden als alle anderen, want dat er voor zijn jongen wel iets groots zal zijn weggelegd. Maar er gebeurt niets groots met den jongen. Wij zien hem als employé op het kantoor. Hij zit aan een tafeltje met honderden anderen, die elk aan een gelijkvormig tafeltje zitten met een gelijkvormige kantoorjas en een ge lijkvormige schrijfmachine. We zien ze allen tegelijk van hun tafeltje opstaan bij het slaan van het sluitingsuur; we zien ze allen tegelijk door de wenteldeur komen, allen tegelijk hun handen wasschen en hun hoed opzetten, allen tegelijk met een meisje op stap gaan uit de rij gelijkvormige kantoormeisjes, die terzelfder tijd uit een andere kantoordeur te voorschijn treden. Het zijn dezelfde aardigheden, welke ze ver tellen; dezelfde liefltoozingen, dezelfde kibbela rijen. Als ieder ander verloven ze zich, houden z? op dezelfde manier bruiloft, maken ze de- "de huwelijksreis naar de Niagara, waar het v wljo als ieder ander paartje kiekjes neemt, v i,t en boudeert. Dan gaan ze trouwen en richten hun thuis i dat zich in niets onderscheidt van de mil- 11 uen tehuizen in de woningkazernes der v cldstad. Teder venster uit de ontelbare ven- -s der wolkenkrabbers geeft uitzicht op het- z "de familie-tafereel: angst en blijdschap om cgeboorte van een kind, krakeel met de aan- '.rouwde familie, echtelijke verwaarloozing, ir 'at de liefde tot sleur is geworden. Achter uitgang in de finantiën, hoop op promotie, en, air, eensklaps de groote verrassing van het for tuintje gekomen is, het noodlot in den vorm van een verkeersongeluk. Wanhoop bij het plotseling verlies van een kind; de wreedheid der wereld, die zich van zoo'n duizendmaal op een dag voorkomend ge val niets aantrekt; tobberij, waaronder de arbeid lijdt; ontslag en werkloosheid. Het lang zaam heelen van de wonde; herstel van de breuk; een nieuwe vleug levensvreugd, zich uitend in het avondje naar de bioskoop, waar een heele zaal gelijkvormige menschen na gelijksoortige lotgevallen met dezelfde grijns op 't gelaat afleiding zoekt voor hetzelfde ver- driet Weer is een kind geboren, weer maakt de "vader zich de illusie, dat deze jongen toch iets bizonders zal worden. Straks zit hij met hon derd gelijke jongens op school, gaat hij niet duizend gelijke jongens de maatschappij in, t ';t hij, worstelt hij, deelt hij lief en leed met a. millioenen. Wie telt de gelijkluidende zerken der eenvor mige graven op de massa-kerkhoven der we reld? We zullen er één van zijn, één korreltje zand uit de stille vlakte, zooals we nu één een- dagsvliegje zijn in den gonzenden zwerm Troosteloos is het leven, dat zichzelf gelijk blijft van den Oud-Testamentischen Prediker tot de film van King Vidor. AHedagsmenschen is hun bestaan wel de moeite waard? Toch treft den toeschouwer in dit stuk rauv e werkelijkheid, dat tragischer aandoet dan de avonturen van al de filmromanhelden tezamen, iets opbeurends, dat hem ook in de waarne ming van de grauwe wereld daarbuiten dikwijls een opwekking geeft. Er ligt tenslotte iets grootsch in de volharding, waarmee de alle- dagsmensch strijdt tegen zijn lot. Iets grootsch in de gulle aanvaarding van 't doodgewone, in het dapper aangrijpen van iedere kans. Iets grootsch in de echtheid van zijn smart en zijn liefde, in de overgave aan het oprechte gevoel. De alledagsmensch, wie hooghartig buiten het leven staat en den banalen strijd om 't be staan niet kent, schildert hem af als verachte lijk en ontwijkt zijn gezelschap. Maar wie zich als één van de millioenen met hem verwant voelt, die houdt van hem, zooals hij daar ploe tert en tobt en verslagen wordt en weer op staat en op het punt staat om zich uit wanhoop te verdrinken, maar dan, door zijn kind bij de hand gegrepen, den kop weer omhoog steekt, de tanden op elkaar klemt, en opnieuw den strijd aanbindt, om bij de eerste kleine triomf lachend al zijn leed alweer vergeten te zijn. Ook het alledagsleven is een roman en de alledags mensch kan een held wezen. H. G. CANNEGIETER. WIST U, Dat lelieblaadjes op olijfolie getrokken het beste en zachtste middel voor brandwonden is? Dat uien pellen geen tranenvloed zal verwek ken, als men vooraf de uien in warm en vervol gens in koud water dompelt? Dat appelen gezonde glanzende witte tanden geven en de spijsvertering sterk bevorderen? Dat een losgeraakte steek in uw zijden kous tegen te houden is, indien men de losgeraakte steek nat maakt? PRACTISCHE WENKEN VOOR HUIS EN HAARD. Schuren. Een goed middel is een Liter water, die in een oude pan verwarmd wordt met een pond krijt en een pond1 groene zeep. Wanneer het mengsel dik geworden is, heeft men een uitstekend schuur middel voor potten en pannen, keukentafels, zink, enz. R o e s t v le k k e n. Hierop laat men citroenzuur inwerken, dat met heet water afgewasschen wordt. Het zuur tast op den duur het linoleum aan; daarom late men het er niet te lang op blijven, terwijl de daarop volgende reiniging alle resten er van moet weg nemen. Vervolgens wordt het linoleum op de ge wone wijze gewreven. Kleine kleedjes. Wanneer ze eenigen tijd gebruikt zijn, krijgen de hoeken de neiging tot omkrullen, waardoor ze er slordig uitzien en men gevaar loopt, er over te struikelen. Om dit te voorkomen kan men aan de korte zijden een reep linoleum naaien aan den achterkant; vóór het aannaaien make men gaatjes in het linoleum. Glazen stoppen. Deze gaan soms zoo vast in de flesch zitten, dat men ze er niet meer uit kan krijgen. Men kan dan wat slaolie er omheen doen tn de flessch gedurende eenigen tijd op een warme plaats zet ten. Wanneer men af en toe tegen de stop tikt, zal de olie hem spoedig losmaken. Tomaten. Wanneer wij slechts twee of drie tomaten be hoeven te schillen, is het niet de moeite waard,' daarvoor water aan de kook te brengen. Men kan ze dan één voor één aan een vork geprikt boven een gasvlam houden en om en omdraaien, totdat de schil barst. Dan kan ze gemakkelijk verwij derd worden. Japonnen verkrijgen een aangenamen geur, wanneer in de hangkast een gedroogde sinaas appel wordt opgehangen. Hierdoor blijven ook de motten weg. De sinaasappel wordt over zijn ge- heele oppervlakte met kruidnagels bezet en in een zeer lauwen oven gedroogd. Winterhanden, die nog niet open zijn, worden met wijngeest ingewreven. Zijn ze open, dan worden ze behandeld met 'n mengsel van 1 ons bijenwas, 4 ons olijfolie, 3 ons vaseline en 1 ons terpentijn. Op een zacht vuur laten wij het smelten en voegen er dan gram boorzuur aan toe. Nu roeren wij totdat het mengsel koud is. Na het gebruik worden de wonden verbonden. EEN HAARWATER-RECEPT. Wanneer ge zelf uw haar wascht, zult u daarna behoefte hebben aan een haarwater, om het haar te kunnen golven. Wij geven u hier een recept, dat ook tusschentijds kan worden gebruikt. In Liter water lost men een theelepeltje kali- umcarbonaat en een theelepeltje borax op door het in een flesch om te schudden. Daarna voegt men er een scheutje eau de Cologne aan toe. Voor het gebruik giet men een weinig vocht op een schaaltje; men bevochtigt het haar er mee, door het met een borsteltje van de scheiding af te bestrijken. HET WEER EN ONS UITERLIJK. Het weer in November is wel in veel opzichten ongunstig voor ons uiterlijk, doch daar kunnen wij onze maatregelen tegen nemen. Hier volgen enkele raadgevingen. De huid wordt vooral benadeeld door mist; hierdoor blijven ook allerlei onreinheden erop kleven, waardoor de poriën verstopt worden. Daarom wasschen wij ons gezicht 's avonds grondig en behandelen het met cold cream, 's Morgens poederen wij niet, voordat wij crème als onderlaag hebben gebruikt. Wij wasschen ons in dezen tijd ook niet met zeep, doch met schoon water, waarin een beetje borax. De ellebogen zijn dikwijls ruw en nu wij weer vaker avondtoiletten dragen, is dat hinderlijk. Eiken avond worden zij daarom goed gewasschen en daarna ingewreven m. cold cream. Het komt niet in de laatste plaats aan op het wrijvenEn aangezien voorkomen beter is dan genezen, wennen wij ons af, met de ellebogen op tafel te leunen. Eksteroogen bederven eveneens onze uiterlijke verschijning, want een lichte gang is van groot belang daarvoor, terwijl voortdurende pijn aan de voeten zelfs lijnen en rimpels in het gezicht kan veroorzaken. Wanneer wij 's morgens en 's avonds de eksteroogen inwrijven met een schijfje rauwen aardappel, zullen ze spoedig verdwijnen. Dan moeten wij ze echter weer niet opnieuw laten ontstaan en daarvoor versterken wij de spieren van onze voeten door op kousevoeten over een kleedje heen en weer te loopen, eerst met de teenen omhooggerekt, zoodat zij den grond niet aanraken, en dan met gekromde teenen, zoodat de bal van den voet niet op den grond komt. Dit laatste is ook een uitstekende oefening voor zwakke enkels. door LEO. Da lamp gaf een gedempt licht op de tafel, waar vader de courant zat te lezen en moeder handwerkte. Fransje keek naar den grooten cir kel van licht, die de schijn op den grond wierp en hij zette er zijn soldaatjes in, waarmee hij speelde. „Als ik die duizend gulden Zaterdag niet kan teruggeven, dan zal het uitkomen, dat ik geleend heb en dat kan mijn betrekking kosten" sprak vader, en zijn stem klonk lieesch en zacht. „Tais toi!" zei moeder met een blik op Fransje, die vlak bij den tafel zat en soldaatjes in het licht liet marcheeren en daar na „kom Fransje", je moet naar bed, het is veel te laat". Moe stond op en ging de kamer uit. Het jongetje keek naar zijn pappie, die in dezelfde houding zat als. zooeven, maar zijn hoofd steunde op zijn hand. „Goeden nacht, ventje" zei hij zacht en gaf Fransje een kusje op zijn voorhoofd, maar tegelijk liep er iets nats over zijn wang. Pappie heeft verdriet, dacht het kind en met kléine ingehouden pasjes liep het den kamer uit naar zijn eigen kamertje. „Gauw gaan slapen hoor", zei moeder, „en heel stil zijn". Zij sloot omzichtig het kamertje af en ging terug naar haar man. Pappie huilde, ging het door Fransje's hoofdje, en waarom kan pappie nu verdriet hebben? Hij is nooit stout, hjj eet altijd zijn bord leeg en krijgt nooit slaag. Onrustig draaide hij heen en weer, maar slapen kon hij niet. Hij kon het eigenlijk wel eens gaan vragen en zachtjes wipte hij zijn bed uit en liep de gang weer in, In de huiskamer klonken vaag de stemmen van Mammie en Pappie. „Als ik niet zoo met ziekte te kampen gehad had", zei pappie „dan zaten wij nu niet zonder die duizend gulden. En toch moet ik ze Zaterdag terug geven en nu is het al Donder dag". Even hoorde Fransje niets, maar toen was het of hij Mammie hoorde huilen. Een oogenblik keek het ventje in de gang rond, het was er erg donker en alleen uit zijn kamertje kwam een beetje licht op den muur. Maar die schaduw, die daar, leek wel een hand met lange vingers, die naar hem grepen. Een beetje bang liep het jongetje naar zijn kamertje terug en rillend kroop hij weer onder de dekens. Gek, dacht hij, dat pappie, die toch alles kan, die duizend guldentjes niet kon krijgen, kon hij ze maar uit zijn spaarpotje halen. Maar zooveel zou er zeker niet inzitten, want duizend was een groot getal, dat wist hij wel. Het was nu Donderdag, had pappie gezegd en dan was dat tot Zaterdag nog maar één dagje. Langzaam overviel hem de slaap en even later lag hij met open mondje te droomen. „Ja", zei de koning, „en wat zou je dan wel willen, Fransje?" Wat liad die koning een vriendelijk, rond gezicht, Fransje was heele- maal niet bang voor hem. „Pa"ppie heeft dui zend gulden noodig", zei hij, „maar die hebt u zeker niet voor hem". De koning keek bedenke lijk en streek over zijn lange witte baard. „Dui zend gulden is heel veel" zei hij, „maar ik zal eens even in mijn brandkast kijken". Verder ging Fransje's droom niet, want opeens was hij klaar wakker. Het was al licht in het kamer tje en de zon keek door het kiertje van de gordijnen, die niet heelemaal dichtgetrokken waren. Fransje's gedachten waren den geheelen ochtend bij de duizend gulden en pappie, die ver driet had. „Vanmiddag ga je naar Hans Leen- ders spelen, goede vent?" vroeg mammie. Zij had kringen om de oogen en zij was zeker erg verkouden, tenminste' zij snoot ieder oogenblik haar neus. 's Middags speelde hij in de groote kamer van notaris Leenders met doozen solda ten en een groote vesting. Maar het spelletje wilde niet erg vlotten en toen bedacht Hansje was anders. „Ga jij voor de brandkast staan" zei hij tegen Fransje", dan zal ik den bal naar je trappen en jij moet die tegenhouden, net als bij het voetballen". Brandkast? ging het door het jongetje, maar daar haalde de koning de duizend gulden uit voor pappie. En met een blik op de groote kast vroeg hij aan Hansje, „zit daar geld in?" Deze knikte wijs en zei gewichtig: „En wat een boel, ik mag er wel eens even in kijken". „Zoo", zei Fransje met tien o's. „Ga jij dan eens gauw aan je vader vragen of hij er niet van geven wil. Ik heb knikkers om te ruilen, heele mooie". Hansje liep gewillig den kamer uit en even - jOTam hii terug met zijn vader, die een e-gn groote, dikke man was en een erg vrien delijk gezicht had. Net d.e koning, dacht Fransje. „Wel kereltje", zei de notaris, „wat wil je van mij". Fransje gaf den grooten man onbevangen een hand en zei, Pappie heeft duizend gulden noodig en hij heeft verdriet. Hansje zegt, dat uw in uw brandkast heel veel geld hebt; wilt u niet met mij ruilen, ik heb heele mooie stuiters en zij zijn nog niet kapot". Notaris Leenders nam het ventje od zijn knie en sprak, terwijl hij met zijn hand door Fransje's haar streek. „En jongetje, waarom moet je pappie dat geld wel hebben?" „Hij moet het Zaterdag hebben", antwoordde het ventje. „De koiing wilde het mij oet geven, toen ik wakker werd". Mijnheer Leenders keek het jongetje even aan en gaf hem een kusje. Toen liep hij naar den grooten ijzeren kast, opende die en nam er een biljet van duizend gulden uit, dat hij in een enveloppe vouwde. „Geef dit maar aan je pappie", zei hij, en zijn stem trilde een beetje. „Dan zal ik je nu even naar huis brengen". Samen liepen de groote man en het kleine jongetje naar huis en toen hij veilig en wel bin nen was, vervolgde de notaris zijn weg. „Pap pie", riep Fransje en hij hield de enveloppe voor zich uit, „dit heb ik voor u geruild tegen mijn knikkers". De vader nam het couvert aan en opende het, maar met een kreet van verwon dering bleef hij zitten, „Vrouw", riep hij een beetje 'opgewonden, „kom eens gauw kijken". De moeder kwam binnen en beiden staarden met uiterst verbaas den blik naar het biljet, dat voor hen op de tafel lag. „Kom eens gauw hier Fransje", zei pappie, „en vertel eens hoe je hier aan komt". „Och", sprak het jongetje, „De koning wilde het vannacht net voor mij uit de brandkast halen en toen werd ik wakker. Maar mijnheer Leenders had ook een brandkast en hij ruilde met mij voor drie stuiters. Ik heb er toch nog genoeg over en hij genoeg, duizend guldentjes, zegt hij," en wipte naar zijn speelhoek eri begon de soldaatjes op te zetten. Onderwijl ging de vader naar de telefoon om den notaris te be danken. „Geen dank", zei deze, „de ruil, die ik vanmiddag gedaan heb, was mij meer waard, dan menige voordeelige transactie" en hij legde de telefoon op den haak. (Nadruk verboden). HOOGER DAN DE EIFFELTOEEN... Hooger dan de Eiffeltoren zal het nieuwe ge bouw, de Empire-State-Building in New York worden. Het gebouw zal grootendeels uit roest vrij staal en glas worden opgetrokken. WOUDEN-VERANDEREN IN PAPIER... Het papierverbruik der wereld bedraagt on geveer jaarlijks twee milliard kilogram. Daar van gebruiken de Vereenigde Staten bijna de helft. Per hoofd wordt in de Vereenigde Staten 62 K.G. papier verbruikt, in Engeland 37 K.G., in Duitschland 26.5 K.G., in Holland 9 K.G., on danks het ijverige werken van de belastingamb tenaren, om zooveel mogelijk papier vol te krij gen. Deze reusachtige hoeveelheden papier kan men alleen verkrijgen door het verwerken van hout. Terwijl in 1880 nog 70 van het papier materiaal uit lompen en stroo bestond, en slechts 10 hout werd gebruikt, is tegenwoordig die verhouding ongeveer omgekeerd. Zoo verdwijnt woud na woud in den papiermolen. EEN LICHTBAKEN VOOR DAG EN NACHT. Bij de luchtraces te Chicago op 23 Augustus j.l. kon men ook een nieuwen lichtbaken voor vliegtuigen zien, die dag en nacht zichtbaar is en overdag het zonlicht, 's nachts het licht van neon-lampen terugkaatst. Het baken is gecon strueerd volgens een geheel nieuw principe met 8 parabolische spiegels, die in 8 richtingen rood licht uitzenden; dit lioht is op veie K.M.'s af stand te zien, omdat het door de spiegels 30 maal wordt versterkt. In de focuslijn der spie gels staan telkens 2 Neonlampen verticaal boven elkaar. Ook op groote hoogten, vlak boven het baken zijn deze te zien. Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den Schaakredacteur, GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM PROBLEEM No. 279. E. S c h u 1 z (Stolp). fy/M Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kb7, Dg4, Pa6, Pd3, è6, f2. Zwart: Kb5, c3, d4, f4. Partij No 120. Gespeeld in het landentournooi te Hamburg, 15 Juli 1930. Wit: Zwart: G. Stahlberg. Dr. A. A1 j e c h i n. (Zweden). (Frankrijk). Indische verdediging. 1. d2d4 2. c2c4 3. Pblc3 4. Ddlb3 5. d4Xc5 6. Pgl—f3 7. Lel—d2 8. Db3c2 9. a2a3 10. Ld2Xc3 11. b2—b4 12. e2e3 Beter is Lb2, om lv 13. Lfld3 14. Dc2 X c3 15. 0—0 16. Ld3e2 Pg8—f6 e7é6 Lf8b4 c7c5 Pb8—c6 Pf6e4 Pe4Xc5 f7—f5 Lb4Xc3 0—0 Pc5e4 reperpaar te behoud b7b6 Pe4Xc3 Lc8b7 Pc6e7 Dd8—e8! Het wordt duidelijk, dat zwart reeds de leiding heeft. Interessant is, dat pion d7 volstrekt niet nadeelig staat. 17. Tfl—dl Later blijkt de Toren op fl te ontbreken. Ta8d8 18. a3—a4 Ziet er zeer goed uit, echter komt de aanval te laat. f5—f4! 19. a4—a5 f4Xe3 20. Dc3Xe3 Pe7—f5 21. De3c3 d7—d6 22. a5Xb6 a7Xb6 23. Pf3—el Op Ta7 zou Td7 volgen. Wit is van plan Lf3 te spelen, maar dat wordt netjes verhinderd. e6—e5! 24. Tal—a7 Lf3 faalt, wegens. Pd4! want op 25. Lb7zon Pe2j volgen, zoodat de Looper weer terug zou moeten gaan, omdat anders volgt Lf3: en daarna toch Pe2f kan gespeeld worden. Pf55d4 25. Dc3—e3 Td8—d7 26. Ta7a2 Er dreigde Pe2:f; 27. De2:, Lf3! Td7—f7 27. f2—f3 Tf7—f4 28. Le2d3 De8—h5 29. Ld3—fl Dh5g5 30. Ta2—f2 h7h6 31. Kgl—hl Tf4 X f3 Opgegeven. Want op 32. Dg5: volgt Tf2: en op 32. Tf3: volgt De3:; 33. Te3:, Tfl: mat. OPLOSSING PROBLEEM No. 276. (H. L. Schuld, 1875—1920). Stand der stukken: Wit: Kg7, Tf2, Lb8, Lh7, Pd5, Pe3, a3, b6, e7 en g3. Zwart: Kd4, Tdl, Lb3, a4, c4, c5, d2, e6, g5. 1. Tf2e2 enz. Goede oplossing ontvangen van P. Mars te Santpoort. 'k Wou graag 'n beetje insectenpoejer. Voor hoeveel? Nou, voor zoowat twintigduizend stuks! 73. Rrr-boem! Daar vloog mijnheer Pimpel mans met zijn motor regelrecht op den tent wagen in; de wind paktê dg linnen bedekking en daar ging het heele zaakje, mijnheer Pimpel- mans incluis, do lucht in. Het was de prach tigste vliegmachine, die je je nv.yrr bedenken kan. Waar zou dat belanden? 74. Wel, een paar kilometers verder kwam mijnheer Pimpelmans in de telefoondraden te recht, terwijl de motorfiets en de wagen in het gras langzaam maar zeker tot pulver ver brandden. Tot overmaat van smart kwam er een stevig onweersbuitje afzakken. En daar hing de arme man, bewusteloos, in den neer kletterenden regen. De stroop regende er schoon af, 75. Ssss-boem! Daar werd opeens de telefoon- lsiding door den bliksem getroffen. Vonk-:i. lichtstralen en rookwolken schoten sissend ui' mijnheer Pimpelmans' broek en de arme man vloog met een vaart langs de draden vooruit tot hij togen een telefoonpaal kwakte en omlaag in 't natte gras tuimelde. 76. Er is zeker een telegram in mijn broek --schoten! zuchtte h'j, terwijl hij overriudkrab- belde en kreunend near huis strompelde. Het was een droevig gezicht, den eerwaardigen man zóó te zien loopen. Maar gelukkig brak de zon door, en nog eer hij Er-e'neuten bereikte, was het 't mooiste weer van de wereld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 3