De avonturen van Piepneus en Bibbersnoetje i Si 25ste Jaargang. Het Bloemendaalsch Weekblad. 16 Januari 1931. Tweede Blad. Ne. 2. LOSSE BLAADJES. Record-waanzin. Brokjes Levenswijsheid. Humaniteit. Voor de Vrouw. Het heerlijke gerecht. SCHAAKRUBRIEK. '2lP i (Nadruk verboden.) Af en toe doet men een poging Om opnieuw eens op te geven, Hoeveel uur men aan één stuk wel In de lucht kan blijven zweven. Bobby Tront en Edna Cooper Twee Amerikaansche vrouwen Zjjn er in geslaagd om 't langer. Dan een ander uit te houden. Dagen-lang onafgebroken Zweefden zij in hooger sfeeren. Ja, zij schenen niet voornemens Naar de aarde weer te keeren. 'tls geweldig, zoo'n prestatie! Wat een durf en zelfvertrouwen Toonden in hun vliegend kistje, Deze beide jonge vrouwen! Toch lijkt 't mij geen dankbaar werkje. Om maar steeds records te breken: Aanstonds komen er weer and'ren Om haar naar de kroon te steken. Die haar deze eer niet gunnen En er hevig naar verlangen, Om weer tien minuten langer In de lucht te blijven hangen. En daarbij zal het niet blijven, Want wéér and'ren zullen trachten. Om opnieuw te overtreffen. 't Aantal dagen, plus de nachten, Dat men in de lucht kan zweven. Rustig door de wolken dwalen, Los van 't woelig aardsche leven. Eer vermoeidheid dwingt tot dalen. En hóé trotsch zij mogen wezen Op haar eervolle successen, Altijd blijft de roem kortstondig Voor de overwinnaressen. Zeker is de moed der dames En hun energie reusachtig. Maar toch lijkt mij 'tnut dier vluchten Wel een beetje twijfelachtig. Want blijft men 't record verbeet'ren, Dan gaat het daar aanstonds zóó toe, Dat men instijgt als een bakvisch En er uitstapt als^een opoe! (Nadruk verboden i Het innerlijk leven van vele tijdgenooten wordt in de war gebracht door den strijd tus- schen natuurdrift en humaniteit. Deze strijd voltrekt zich in het verborgene en de slachtof fers zijn zich de ware oorzaak van hun verdrie telijkheden slechts zelden bewust. Zij schrij ven hun onvrede aan allerlei andere factoren toe, daar de ware aard van hun moeilijkheid hun onbekend blijft. Humaniteit is de vrucht van de menschelijke beschaving, en de menschelijke beschaving is, vergeleken bij de tallooze eeuwen, welke daar aan in de natuurlijke ontwikkeling van het ge slacht zijn voorafgegaan, nog zeer jong. Hu maniteit is nog steeds meer een ideaal dan een werkelijkheid. Men streeft naar humaniteit, neiging. Kan een soldaat humaan wezen? Men heeft het er over, den oorlog te humaniseeren, maar dit is hetzelfde als wanneer men een wolf met een schaapsvacht bekleedt. De oorlog doet de natuurdriften, die onder den mantel der huma niteit liggen te sluimeren, ontwaken, en zou ■dit niet voor velen de aantrekkelijkheid van het krijgsbedrijf zijn, dat dit hen tijdelijk van den innerlijken tweestrijd verlost en vrij spel geeft aan den oermenschelijken overmeesteringslust Dat krijgstoerusting nog steeds blijft besten digd, bewijst, hoe weinig het humaniteits-ide- aal nog beteekent voor de praktijk. Kan men in den omgang humaan wezen? Maar men behoudt zich immers het recht voor, de welgevalligen tot zijn vrienden te kiezen en zich te onttrekken aan hen, op wier gezelschap men niet is gesteld. Zelfs de liefde verzet zich men belijdt haar, men stelt haar ten plicht, maar in de praktijk is noch ons individueele be staan noch onze gemeenschap humaan. In beide doet de natuurdrift zich nog maar al te veel gelden, al plegen wij deze harde waarheid met spitsvondige verontschuldigingen te ver bloemen. Kan een koopman humaan zijn? Zeer zeker kan hij zich den schijn geven, welwillend te we zen; hij kan zijn klanten met vriendelijkheden gerieven en zijn concurrenten met een glimlach begroeten. Doch onder deze menschlievende gebaren maskeert hij het aanvallend en verde digend karakter van zijn beroep. Vecht hij niet meedoogenloos den strijd om het bestaan tegen zrjn mededingers, hij raakt in de maatschappe lijke worsteling onder den voet. Hebben wij al len wel niet gehoord van zakenmenschen, die tenslotte failliet zijn gegaan, omdat zij „te goed" waren. Zij borgden hun klanten en kon den onmogelijk hard optreden tegen arme suk kels, die bij hen in het krijt stonden. Zij lieten zich door- het vriendelijk woord van een reizi ger te licht overreden. Zij namen het bedrijf te gemoedelijk op, konden moeilijk neen zeggen, waren gemakkelijk te lijmen, kortom, het waren beminnelijke menschen, maar onge schikt voor den handel. Kan een kunstenaar humaan zijn? Heeft hij niet voortdurend zijn scheppingsdrang te be schermen tegen de menschelijke attenties en tegen de humaniteit; de keuze uit medelijden wreekt zich in een ongelukkige verbintenis en wie zijn hart recht wil verschaffen, moet dik wijls wreed zijn en slachtoffers maken. Kan een rechter humaan wezen? De direc teur van een gevangenis, de chef van een groot personeel? Inderdaad pleegt men bij jubilea en- begrafenissen dikwijls het woord te gebruiken, en ongetwijfeld zijn er uiterst humane menschen j onder al dergelijke functionarissen te vinden, i Maar het blijft de vraag, of zrj een goéd rech ter, directeur of chef zijn geweest dóór dan wel ondanks hun humaniteit. Stellig zullen juist de humane bekleeders van ambten en waardigheden de pijnlijkste conflicten doorleven, telkens wanneer hun ambtsplicht zich verzet tegen hun menschelijk gevoel en hun mensche -1 lijk gevoel in opstand komt tegen hun ambts- plicht. Want die ambtsplicht eischt het zich onver biddelijk doen gelden, het op zij zetten van el ke consideratie; het niets ontziend optreden als man van gezag. Deze maatschappelijke plicht doet een rechtstreeksch beroep op de natuur drift, welke het heersclren over zijn medemen- schen als een genot najaagt. De natuurlijkj toegefelijkheid en geer die in den harden strijd zich handhaven moest, het overmachtigen. het onderdrukken als levensvoorwaarde ervaren en het genot, dat het bemeesteren met zich bracht, was even primair als het genot van gestilden honger en geleschten dorst. Zoo is er op alle gebied een afschuwelijke tweestrijd tusschen humaniteit en natuurlijke plichten, die hem in beslag willen nemen? Een humaan mensch is een onmaatschappelijk wezen; een humaan mensch legt het in allerlei opzichten af tegen zijn minder door zedelijke maatstaven belemmerden makker. Dit is nu het onoplosbare innerlijk conflict: wij willen humaan zijn en wij kunnen het niet. Nochtans gelooft ons ideaal in de humaniteit en vereert haar. Zij is het nog hulpelooze kind, dat op den troon der Toekomst zal zitten, na dat de menschheid den despoot van het Verle den heeft weggejaagd. Nog strijden de beide machten in mensch en maatschappij om den voorrang en het is deze innerlijke en vaak on begrepen strijd, .waaraan menig leven te gron de gaat. H. G. CANNEGIETER mensch kent geen meelij: de oervader, van één tegen allen heeft het heerschen, door G. Th. Rotman. iNadruk verboden). 18. „Hij, juffrouw!'' piepte de jongeu, die 17. Even later moest Theodora Sleepslaart naast me zat. De juffrouw stormde op me af, voor de klas komen. Vol spanning zat ik af te en 't volgend oogenblik stond ik met gloeiende wachten, wat er gebeuren zou, want ik dacht, ooren in de gang. Maar het staan verveelde me dat de juffrouw dat nu wel een éénige mop zou gauw, en ik wandelde naar het hok achterin de vinden. Maar 'khad alwéér misgerekend. ..Wie aranar. om aan de kraan miin dorst te lesschcn... heeft dat gedaan?" piepte ze streng. Wie gang, om aan de kraan mijn dorst te lesschcn... Maar, wat was dat? Ni. van myriegroen crepe ae Chine met een blousend lijfje, dat aan een bolero doet denken. De kraag is geplisseerd en wordt met een fluweelen lint' dichtgestrikt, schoot en mouwopslagen vertoonen eveneens geplisseerde volants. De rok loopt van onderen klokkend uit. Nr. 623: Het blousende lijfje en den van on der klokkenden rok vinden wij rechts op het plaatje bij de japon van marineblauwe crepe marocain met gerimpelde strooken van dezelf de stof. KNIPPATRONEN VERKRIJGBAAR. Van alle in deze rubriek afgebeelde mode plaatjes zijn papieren knippatronen verkrijg baar in de malen 42, 44, 46, 48. De prijs hiervan bedraagt f 1.voor kinderen f 0.80. Men wordt verzoent het bedrag in postzegel; of per postwissel vooruit te voldoen. Bij' bestel ling most behalve het nummer van het plaatje, ook de verlangde maat duidelijk worden opge geven. Aanvragen te richten aan „Het Patronen- huis", Theresiastraat 424, 's Gravenhage. K. door VAN DAM. 19. Er werd tegen de ruit getikt. Ik keek 20. In de gang liep ik preciei.ïïieester Muizt,. om en zag tot mijn grooten schrik, dat meeste; reugd tegen 'tlgf. Hij pakte me bij m'n ooren Muïzenvreugd 'ruiten alles af had staan loeren, en bracht me in de klas. Toen hjj hoorde, wat Ik er vandoar, dat vat je; maar in mijn ver- er gebeurd was, moest ik netjes excuus^ aaa de bouwereerdheid vergat ik heelemaal, de kraan te juffrouw vragen. „En", zei meester Muizen- sluiten en wat dat voor gevolgen had, zul je vreugd er ^bij, „als er ooit wéér ^ooiets gebeur,., strafei» hooren! ga je 't hok in. Begrepeg Ik houd van bokking'. Mijn. vrouw niet. 6e houdt niet van visch beweert zij. Daarom zijn er regelmatig' kleine woordschermutselmgen, wanneer ik mijn „lusten" wil botvieren. Want mijn vrouw beweert: Ik houd niet vair visch, noch gerookt, noch versch... Al mijn moeite om haar gedachten te veranderen is tever- geefsch. Smaken verschillen Zoo had ik het er weer eens voor de zooveel- ste maal doorheen gekregen, dat mijn vrouw bokkingen zou inkoopen. Met een gastronomisch welbehagen bekeek ik ds beesten, die nimmer hadden kunnen droomen nog eens ür mijn huis verzeild te raken Over één ding maakte ik mij echter ongerust: Mijn vrouw, die een vurig voorstandster is van het zumighèidsprincipe, had in één keer een vijf-pondskist opgekocht. Dat was een stuk voordeelig'er, zei ze zeer te vreden, dan zoo nu en dan eens een of twee. „H'm", zei ik, „het is nog ai warm vind-je niet? Met deze temperatuur twaalf stuks.. „Dertien", verbeterde vrouwlief. „Nou dan dei-tien, een meer of minder, dat doet er niet toe. Enfin wij moeten er maar niet te lang' mèe wachten om ze te verorberen Ik sla dan ook voor dat ik er iederen avond 2 opeet en jij een. Dan zijn wij er in vier dagen doorheen. De dertiende neem ik dan wel voor mijn rekening...." ,,Ik.... mee-eten? vroeg mijn vrouw buiten zichzelf van verbazingIk eet geen visch." „Ja maar luister nou eens even: Ik ben dol op bokking, maar vier avonden achter elkaar ctrie stuks, dat is hevsch wat te veel." ..Dan verdeel je de vijf pond over zes of zeven dagen." „Dat gaal bij deze temperatuur niet vrouw tje." Nou en ik eet er geen een. Heb ik ae voor mij zelf gekocht? Eet smakelijk!" Ik zweeg spinnijdig. 's Avonds at ik bij het avondbrood drie bok kingen. Zij waren vet en versch en met een knorrend welbehagen smulde ik van mijn lieve lingsgerecht, alleen nu en dan een verwenschlng mompelend, wanneer er een graat dwars m mijn keel schoot. Ze moesten graatloos zijn, dan had je er dubbel zooveel plezier van. Wanneer er een graat in mijn keel zit en IE merkbaar blauw in het gelaat wordt, kijkt mijn vrouw mij nieuwsgierig aan. Vrouwen zijn wreed. Op mijn woord Tot mijn oprechte spijt werd het weer niet kouder, integendeel het zonnetje blakerde nog feller dan den eersten dag en ik keek met een knagende ongerustheid naar mijn bokkingen, die in een scliaduwhoekje van de keuken-wa randa stonden. Een koelkast bezaten wij niet en in den kelder vreesde ik de ratten en mui zen. Natuurlijk grijpt mijn vrouw deze gelegen heid aan, om mij aan de door haar zoo vurig verlangde koelkast te herinneren. „Maar kind", zei ik, „zoo'n ding kost een berg geld en zoo breed hebben wij het niet „Natuurlijk", antwoordt mijn vrouwlief bits, „voor de hoogst noodige huishoudelijke voor werpen heb je nooit geld aver." Daar ik zeer terecht hiertegen met kiem pro testeer, worden wij in een klein ruzietje ge wikkeld. Den vierden avond lieb ik mij zóó genoeg aan twaalf bokkingen gegeten, dat ik liet niet waag om den dertiende tegelijk met zijn colle ga's te consumeeren, alhoewel mijn vrouw haar reukorgaan in de nabijheid van het beest bren gen beweert, dat er nu reeds een luchtje aan zit Ik nul: heel sterk, maar ik kan geen onraad bespeuren. Waarschijnlijk zijn de zintuigen van mijn vrouw scherper ontwikkeld, dan die van mij, maar.de mogelijkheid bestaat ook. dat zij mij dc beestjes wil lesren haten j Kortom ik heb den dertiende tot den volgenden 'dag- bewaard. Het is een dikke, vette knaap.... sjonge, die zal fijn smaken' In den namiddag van den volgenden dag, maakte ik met mijn vrouw een klein wande lingetje. Het was zóó warm, dat alhoewel liet lente was, de temperatuur een bijna, zomersch karakter droeg. Mijn gedachten vertoeven bij ócn „dertiende". „Heb je er zorg voor gedragen, dal hij met in dc zon kan komen te liggen?" vraag ik mijn vrouw „Hem.... wie?' i „Mijn bokking natuurlijk Lieve, help, maak je je al weer bezorgd over dien stommen visch. Had hem dan opga geten, dan was je van die zorg bevrijd geweest, „Ach lief vrouwtje, je weet, dat zelfs het. heerlijkste tegen gaat staan, wanneer je dage lijks...." „Ja, ja, ik ken je fraaie lijfspreuk, maar laat ik je met een paar woorden geruststellen. Hij ligt in den linkerhoek, goed met papier afge dekt. Gerustgesteld steek ik een sigaar op en wij zetten ons wandelingetje gezellig keuvelend voort. Tegen het donker komen wij thuis. Mijn vrouw betreedt het eerst de donkere keuken, dan vólg ik. Plotseling stormt ze met ®en schreeuw terug, bij welke manoeuvre mijn be- likdoomde kleine teen wordt geslachtofferd, PePeter, wat is dat? „Mijn likdoorn, lieveling", antwoord ik met een snik en dans de Charleston op één bi in het donker. „Nee, nee, daarop de keukentafel, 's hemelswil, wat is dat? Ze 'duwt mij zenuwachtig opzij en rent de 'keuken uit. Verbaasd en nieuwsgierig doe ik eén stap voorwaarts, dochschrik bijna even erg als mijn vrouw, die naar veiliger regionen is gevlucht. Daar, in het midden van de keu kentafel ligt een onbestemd iets, dat een magi- schen, fosforischen glans uitstraalt. Wat watzonder dat, ik er op voorbereid ben, beginnen mijn kaken te beven, ik denk aan mijn vrouw, die zich waarschijnlijk veilig in de groote kleerenkast verstopt had en Maar, wat is dat. nou jongen, tracht ik mij moed m te spreken, je bent toch een vertegenwoordiger van het sterke geslachtIk doe nog een stapje voorwaarts, steek voorzichtig een vinger uit en.... Vreeselijk, wat ben ik geschrokken. Mpn vrouw was weer onhoorbaar de keuken binnen geslopen en juist op het moment, dat ik mijn manmoedige plannen ten uitvoer wil brengen, grijpt zij mij bij den arm. Ik fluister haar iets onvriendelijks toe en verzoek haar beleefd maar dringend, mij los te laten. Ik ben man genoeg om op mijzelf te passen. Dit alles zeg ik in een zeer kort tijdsbestek en na mijn vrouw verontwaardigde, van lafheid beschuldigende, blikken te hebben toegewor pen, stek ik voor de tweede maal mijn vinger uit en betast iets zachts, iets kouds „Een astraal lichaam", klappertandt mijn vrouw. „Onzin!" zag ik met een stemverheffing, die mij een mannelijke innerlijke kracht schonk. Hoe kan iemand zulken onzin „Maar maak dan toch licht", smeekte vrouw lief. „Natuurlijk, zeer goed opgemerkt. Wij moeten eenvoudig het licht o-psteken enmaar watwat Al sprekend heb ik den knop van het elcc- trisch licht omgedraaid en beiden staren wij, niet begrijpend naar de keukentafel. Daar lag breed-uit en zelfgenoegzaam mijn dertiende bokking. Nu er geen geheimzinnigheden meer bestaan, kijk ik vrouwlief aan en schiet in den lach. Mijn vrouw kijkt mij aan en lacht niet-. „Waarom lach je?" vroeg zij? „Nou, zoo maar", zei ik, detranen uit rnjn oogen wegwrijvend. „Maar hoe komt dat dier eigenlijk hier?" Je zei mij „Oh, ik heb mij vergist, tuurlijk bedorven. Ja, ja- licht uit. Gooi hem maar „Watweggooien? Dit de vetste en dikste is van allemaal? Geen haar op mijn hoofd, die aan zoo iets denkt. En wat '«■wijst, dat deze knaap gefosforiseerd heeft? Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ge>d. Onde Gracht 88, Haarlem. EINDSPELSTUDIE No. 82. E. Holm (Ystad). %s wM /.'A - P/M e Vfi: C'As? 1I? iüfei f maar hij is nu na- daarom straalt - hij weg, Peter, geweldige dier, dat Wit aan zet, remise. Stand der stukken: Wit: Kg8, Tg", f6, g". Zwart: Kh6, Ld3, b-S, f". =3. TOUKXOOI TE HOSTJNGS. Het Kersttournooi, dat van 29.December 1930 7 Januari 1931 teHostings werd gehouden is geëindigd met de overwinning van onzen nationalen kampioen Dr. M. Bu'we, uit Am sterdam, die met 7 .punt,en den lsten prijs be haalde. De verdere uitslagen waren: 2. J. R. Capabianca (Havana) 6'ó punt; 3. Mii Sultan Khfin (Britsch-Indië)'6 punten; 4. R. P. Michell (Londen) 5 punten; '5. P. D. fates (Birsiall) 4% punt; 6. Sir G. A. Thomas (Londen) 4 punten; 7. W. Winter (Londen) 3%. punt; S. en 9. J. P. Taylor (Londen) en. Miss Vera Men- schil: (Londen' "beiden 3 punten; 10. E. Colle (Brussel) 2'i punt. Voor zijn schitterend succes ,is onze groot meester 1.1. Zaterdagavond op treffende wijze gehuldigd in het VereenigingsgebouW 'Amste: - damsch Schaakgenootschap. OPLOSSING PROBLEEM No. 183. (E. A. S cfh m i 11. -f Stand der stukken: Wit: Kf3, Dh2. Lf2, Lg6, Pc6, a'L Zwart: Kc4, a3, a4, c7. 1. Dh2h6, enz. Goede oplossingen ontvangen van: H. de Rug- ter te BloemendaalH. W. v. Dort te Haarlem: E. A. M. Beek te HeemstedeP. Mars' te Sant poort. ,,Wa,...wat,'' stamelt mijn vrouw. „Zal ik het licht nog eens uitdraaien?' ..Nee, nee," zegt mijn vrouw haastig en kjjkt angstig om zich heen-. Ga er maar even mes in de, donkere huiskamer. Ik verdwijn en kom weer spoedig terug. „En?" „Ik kan erbij op mijn horloge kijken, maar dat bewijst nog niets. Het is best mogelijk, dal alleen de huid „Je eet hem niet op," zegt mijii vrouw beslist. Ik doe, alsof ik haar opmerking niet hoor en zeg: „Snij jij nou brood en zet thee, dan ga fk dat beestje ontleden." „Wil je je dan absoluut vergiftigden?" „Willen, dat is nu niet bepaald het juiste woord. Maar het zou belachelijk zijn, om alleen daarom dezen reus van een bokking niet te consumeeren." Terwijl mijn vrouw brommend boterhammen snijdt, vil ik voorzichtig den laatste der Moht- Suikea- in het bloed absorveerl het ultra-rood. kanen. Mijn vrouw merkt op, dat er nu een heel sterk luchtje aan zit, maar ik kan er niets van bespeuren. Waarschijnlijk etcefséra, etee- tera. De boterhammen liggen gereed en de thee dampt in de koppen. Meer eetlust eamouilee- rend, dan ik in werkelijkheid op dit kritieke moment bezit; begin ik aan den dertiende te peuzelen. Vrouwlief kijkt mij vol belangstelling aan. tEn ik denk bij mijzelf: precies een vlvisector. die zich gespannen afvraagt, of het proefdiért- tje den proef wel -levend zal doorstaan). En.... ik heb den dertiende heelemaal opge geten. Voorzichtigheidshalve, een mensch weet nooit vooraf wat er lean gebeuren, heb ik als tegengif één kop thee meer gedronken dan ge woonlijk. Maar ik heb er niets geen last van gehad. Conclusie? Of de visch was werkelijk niet bedorven, ten minste niet inwendig, of ik beschik over een heel sterken maag. Maar vrouwlief beweert..,. (Nadruk verboden Enfant terrible: Een bekende schrijver bezocht eens, teneinde zyn roman te kunnen voltooien een gevangenis en onderliield zich een.ig'ên tijd met een aantal gevangenen. Toen hij weer thuis kwam vertelde hij een en ander van wat hij gezien had, hetgeen een diepen indruk maakte op zijn kleine dochertje. Een paar dagen later reden de schrijver en zijn dochtertje in een trein; deze trein hieid stil in de nabijheid van een donker-ullzlend gebouw. „Wat is dat daar voor een gebouw?' vroeg een van de medereizigers. Dat is de districts-gev angenisantwoordde een ander O riep het kleine meisje uit, terwijl zij de amen om haar vader heen sloeg, „Is dat de gevange nis, waar jij geweest bent?" „Is dat varkens- Logica:: Gast tot kellner: vleesch of rundvleesch!" Kellner: „Proeft U het verschil niet"" Gast: „Neen, niet goed." Kellner: „Nu,- dan kan het U .toch onverschii hg laten, wat het is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3