Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. 25ste Jaargang. Het Bleerciendaalsch Weekblad. 1 Mei 1931. Tweede Blad No. 17. LOSSE BLAADJES. Mr. Vocalite. Brokjes Levenswijsheid. Het Noodlot. De legende van Morovia. VARIA. SCHAAKRUBRIEK. In 't wonderland Amerika Is weer iets moois te zien: Het is een heel merkwaardig iets Wat men heeft aan te bièn. Ben schrander man heeft daar gemaakt Ben mechanieke mensch! Htj heeft er jaren aan gewerkt Maar is geslaagd naar wensch. De hersens van dien wondermensch Zijn zoo geconstrueerd, Dat hij op 't hooren van uw stem Gehoorzaam reageert. Hij volgt 't bevel onmidd'lijk op, En tegen spreekt hij niet De naam van dit vernuftig ding Is Mr. Vocalite. De dienstbó-schaarste is opeens Geen brandend vraagstuk meer; Je neemt zoo'n mechaniekmensch maar Die trekt terstond van leer! Het heele huis is gauw gedaan Door zulk een handig heer; Mevrouw kan rustig wand'len gaan! Er ligt geen stofje meer! Je laat 'm naar de voordeur gaan Wanneer er wordt gebeld; Hg neemt de melk en groenten aan En overhandigt 't geld. Hij houdt geen praatjes aan de deur, Maar trekt een ijz'ren snuit; En komt er iemand manen, dan Gooit hij die vlug er uit! Hij bokst bij d'ocbtendgyronastiek Je één, twee, drie knock-out! Hij helpt de baby in het bad Haalt kolen en hakt hout. Hij vraagt niet om een vrije dag Of om een kermisfooi; Als hij u trouw slechts dienen mag Vindt hij het meer dan mooi. Het werken met zoo'n Uz'ren Hein Is vast een bron van pret En ga je met vacantie, nu Dan zet je hem in 't vet. Ja waarlijk, Mr. Vocalite Geeft velerlei gemak, Ep bovendien, je hebt met hem Geen zegeltjesgeplakï (Nadruk verboden) Nog immer drukt de noodlotsgedachte het' Jnensohenhart. Men heeft gemeend, dat het tijd perk van de verlichting deze erfenis van het verleden zou liquideeren. In den oertijd van 't menschdom, ja, toen had men nog geen ver moeden van het verband tusschen oorzaak en gevolg; toen beheerschte - men de natuur verschijnselen nog niet; toen had men zich nog geen inzicht gevormd in het zieleleven. Maar thans? Thans blijft er maar weinig meer over, dat de mensch niet kent en niet met eigen krach ten beheerseht. Het gebied van het onverklaar bare krimpt met den dag in, Men is meester van zijn bestaan, regelt zijn leven, verschaft zich zön levensmiddelen door een geraffineerde techniek. Waar is nog plaats voor de noodlots gedachte En toch! Eén gruwelijk voorbeeld is vol doende om ons haar overmacht duidelijk te maken. Inderdaad is de techniek zoo goed als volmaakt. Vreesde men enkele tientallen jaren geleden nog voor hongersnood door overbevol king, thans is er overdaad van levensmiddelen, ja, er is zooveel, dat men er geen weg meer mee weet. Moesten enkele tientallen jaren geleden de arbeiders zwoegen en slaven van 's ochtends tot 's avonds, thans heeft de machine hun het werk uit handen genomen. Millioenen loopen werkloos op straat en de machine brengt des ondanks overvloed voort. De wetenschap heeft de gezondheid ver beterd en het leven verlengd; de kunst zich de hulp van nieuwe vindingen verschaft; de moraal zich verruimd door aan de levens vreugde de haar toekomende plaats te ver zekeren en af te rekenen met spookbeelden, waarmee de mensch zich vruchteloos kwelde. Soort en lichaamscultuur hebben een gaaf lichaam en een frisschen geest gekweekt; het verkeer heeft de sprookjesachtige illusies van het verleden tot werkelijkheid gemaakt en zelfs het luchtruim opent zijn banen voor den vrijen, zegevierenden mensch. En toch, en töch staat deze moderne geluksvogel in een even hulpbehoevende, even angstwekkende, even bedreigde positie als de door modder en duister voorttobbende oer- mensch. Huiverend hoort hij zieh door dezelfde vleugels van het noodlot omzweven. Want de overdaad aan levensmiddelen heeft tot een wereldcrisis geleid, de machine tot de maatschappelijke katastrofe van de werkloos heid, de oorlog heeft het sterftecijfer ondanks den vooruitgang van de geneeskunde tot een hoogterecord doen stijgen, kanonnen hebben de gewrochten der kunst stukgeschoten en de vrije moraal heeft inplaats van levensvreugde levensverwarring gebracht. Sport en lichaams cultuur zijn het middel geworden in dienst van een stelsel, dat moord en vernietiging tot doel wit heeft, het militarisme heeft zich meester gemaakt van het verkeer en uit de door de zegevierende menschheid veroverde lucht dalen bommen en stikgassen neer. Wie wil dit? Wie wil oorlog, omwenteling, crisis, katastrofe onder ons? Welk burger onder de volken gruwt niet terug van dit alles, verzet er zich niet tegen of zakt er niet moe. deloos bij neer? Niemand onder de millioenen, welke de volken vormen, wenscht al dit ver schrikkelijke. En töch komt het, töch komt het Is 't niet begrijpelijk, dat men weer van het noodlot gaat spreken? Een verlammend fata lisme drukt opnieuw de wereld terneder. De dingen komen ondanks al onze tegenweer; zij gaan wetmatig hun gang en storen zich! niet aan onze kennis, vaardigheid of goede voor nemens. Ook in ons persoonlijk bestaan gevoelen wij ons vaak de prooi van het noodlot. Juist wij, omdat wij, moderne menschen, immers zoo ver standig, beheerseht en berekenend zijn en voor alle dingen een weg weten. Zelfs het labyrinth onzer ziel hebben wij wetenschappelijk door gelicht en met hooghartig vertrouwen wagen wij ons achter de electrische lantaarn onzer kennis in de duisterste doolhoven. En toch heeft er allicht in gansch het achter lijk verleden nooit zuik een voortdurend be drogen, misleid en mislukt schepsel bestaan als juist de moderne mensch. Wederom het nood lot, dat machtiger is dan al onze schrander heid? Als een nieuwen god zetten wij het noodlot op het altaar en wij troosten ons met den nieuwen godsdienst. Want is niet het fatalisme de godsdienst bij uitstek van het moderne men- schengeslaeht Het wordt tijd, dat wij ons aan dezen afgod onttrekken, die de veelbelovende samenleving op haar hoogtepunt met den ondergang dreigt. De electrische lantaarn onzer kennis dient op dit nieuwe spookbeeld gericht; onze geestelijke chemie moet dit gif gaan ontleden en onze sportieve vaardigheid moet ons de veerkracht schenken tot een hardnekkigen strijd tegen den grootsten vijand van onzen tijd: de noodlots gedachte. H. G. OANNEGIETER door G, Th, Kotman. Nadruk verboden. 48, Den laatgten dag nam Pimpelmans Een kljje in den tuin; Neef Hans Liet hem zijn bijenkorven zien; „Dat was wel iets voor mij misschien! Zei Pimpelmans", 't is buiten kijf Een leuk, gezellig tijdverdrijf. 44. „En honig, nou, die lust ik graag! Het is een zalfje voor je maag!" Zoo sprak heer Pimpelmans, en Neef Zei daarop: „Weet je wat? Ik geef Je straks een doosvol bijen mee; Welnu, hoe vind je zoc'n idee?" 45. Ook kreeg hij nog een korf cadeau, Die dankbaar werd aanvaard, en zoo Vertrok dien dag heer Pimpelmans Weer met den trein uit Nieuweschans; Hij vlijt zich neer op zijn gemak, De doos met bijen in zijp zak. 46. Maar wat krioelt daar op zijn been, Zoo langs zijn linkerbroekspijp heen? 't Zijn bijen, honderd in getal, Het is een vreeselijk geval! De doos, die slecht was dichtgemaakt, Is door het hobb'len losgeraakt. Op mijn rondreis door Italië bracht ik ook een bezoek aan hot wonderschoons eiland Sici lië. dat zich weerspiegelt in de diepblauwe randzseën van cie Middel andsche zee. Baedeker zegt van Sicilië dat men behalve de Siciliaanscbe kleederdracht ook de Etna moet bewonderen, met een nadere verklaring, dat dit een vuurspuwende berg is, die periodiek Java uitspuwt, waarvoor men als vreemdeling op zün hoede diene te zijn. Laat in den avond, toen de weerspiegeling van het zonlich nog slechts achter een verren berg' kam met den witbevlokten avondhemel contras teerde, arriveerde ik in het kleine gehuchtje Mo rovia, dat letterlijk en figuurlijk aan den voet van de Etna ie gelegen. Voordat ik het dorpje binnenstapte, zette ik mij een oogenblik neer op den stronk van een boomstam en keek om hoog naar den geweldigen kolos, die nu met zijn groene wijngaarden de verpersoonlijking der vruchtbaarheid zelve leek. Een vredige kalm te scheen van dezen goedigen stillen wachter uit te stralen en een vreemdeling' tot de ge dachte te suggereeren dat dit een der paradijs achtige plekjes van Italië is. Alleen de top, die ziqjj als een zwarte piek in den zacht blauwen avondhemel boort, werkt eenigszins verontrus tend en suggereert den ingewijden vreemdeling tot de aanschouwing van tafereelen, die in ieder aardrijkskundeboek je staan besehreven met bij en toename voor de strooperige massa, die zich in rampzalige tijden als een reuzenpitah langs de berghelling kronkelt..... Ik was zoo in de aanschouwing en de gedach ten daaraan verbonden verdiept, dat ik niet had bemerkt dat er iemand naast mij plaats had ge nomen. Een schor kuchje deed mij opzien en nu eerst bemerkte ik dat ik gezelschap had ge kregen van een ouden man, die mij even nieuwsgierig aanstaarde en daarna kalm voort ging met een pijp stoppen. De man droeg de kleederdracht der Siciliaansche boeren en de breeds rimpels in zijn donkerbruin gelaat wezen er op dat zijn leven niet zonder stormen voorbij was gegleden. Ik bekeek hem een oogenblik op de manier van een. tourist, die alles van een vreemd land belangwekkend vindt en vroeg toen: Bent TJ inwoner van Morovia? Si Signor. Toen vroeg ik schuchter: Hebt U wel eens een uitbarsting van de Etna meegemaakt? De oude man knikte en keek onmiddellijk daarop naar den zwarten piek die zich in de: vallende schemering verloor. J Ja, ja, al enkele malen, zei hij langzaam, kent U het avontuur van Martino Caperbi, de vrome schoenmaker? Neeti, zoudt U mij dit eens \yillen vertellen? Ja, ja, maar..., eigenlijk vertel ik bet alleen in mijn qualiteit als gids, qn Ik glimlachte en begrijpend waar de zaak .om draaide stopte ik den man een paar Lire in de hand. Het mannetje mompelde enkele woorden van dank en begon toen met een versleten stem een wonderlijk verhaal: Het is vandaag precies twintig jaar gele den 'dat wij na een maand van hevige onrust besloten om tijdig het gevaar van een uitbars ting te ontloopen en onze have en het vee in veiligheid te brengen. Deze beraadslaging werd gehouden in het huis van den bakker Petro Zamba en wij konden elkaar al bijna niet meer verstaan door het gerommel dat steeds heviger werid. Wij traden naar buiten en keken bezorgd naar den top van den kolos, die spookachtig ver licht was, Het was een drukte in de straten van belang, iedereen schreeuwde wat en vooral het gehuil van de kinderen en vrouwen was bij na niet om aan te hooren. Toen ons besluit al gemeen bekend werd, brak er bijna een paniek uit, want iedereen dacht dat nu het uur van het grootste gevaar geslagen was. Ik baande mij snel een weg naai- mijn huis, dat buiten het dorp was gelegen en terwijl ik zoo voortliep schoot mij plotseling te binnen dat Martino Caperbi, de schoenmaker, die aan den rand van het dorp woonde, niet bij de vergadering tegen woordig was geweest. Daar ik hem sinds een paar dagen al niet gesproken had, vreesde ik dat hij ziek zou zijn en besloot dus even aan te loopen. Maar Marti no was in het geheel niot ziek, hij zat rustig onder de lamp zijn sohoenen te lappen en toen ik hem ons besluit mededeelde, keek hij mij ver wonderd aan. Wil je je huis achterlaten? vroeg hij. Ja natuurlijk antwoordde ik, je kunt toch niet te gelijkertijd je leven in veiligheid brengen en je huis meenemen. Hij antwoordde hier niet op en streek in gedachten verzonken door zijn lange wite baard. Toen zei hij op eens heel kalm dat hij er niet aan dacht om zijn huisje, het eenige waar hij nog aan gehecht was, te verlaten. En na een blik op het kruisbeeld te hebben gewor pen vervolgde hij: God zal mij daarmee niet willen straffen. Ik trachtte hem te overreden, praatte een kwartier, een half uur lang, doch de oude man was niet van zijn plan af te brengen. Toen het gerommel steeds dreigender werd en de groote uittocht begon, deed ik een laatste poging om hem te overreden, doch de oude man glimlach te rustig en zei; Ga mijn zoon, je hebt je plicht gedaan. God zal je daarvoor beloonen. Ik vertrok vol ongerustheid en piekerde er over of ik mijn buren zou voorslaan om den man tegen zijn zin mee te nemen. In mijn wo ning stond alles al gereed voor de vlucht en toen ik thuis kwam had mijn vrouw zelfs alles al opgeladen, zoodat wij onmiddellijk konden vertrekken. Wij voegden ons bij den langen stroom van vluchtelingen maar plotseling be gon berouw aan mijn hart te knagen. Ik kon den ouden man toch zoo niet aan zijn lot over' laten.... Ik zei tegen mijn vrouw dat ik thuis nog iets vergeten had en spoedde mij snel den weg terug. Juist toen ik het huisje van Martino Ca perbi binnen wilde treden weerklonk er een ge weldige knal alsof er een kanon werd afgescho ten. Dat was het beslissende oogenblik, want geen seconde daarna stond de top van de Etna in vuur en gloed en de uitbarsting begon. Een moment stond ik als versteend toe zien, toen holde ik naar binnen. Aan de deur van de ka mer bleef ik besluiteloos toezien want de oude man was voor het kruisbeeld in een diep gebed verzonken. Eindelijk waagde ik een schuchtere opmerking, de oude man keek verbaasd op en glimlachte toen verheugd. Doch hoe ik ook smeekte en bad om hem er toe over te halen met mij te vluchten, hij bleef volharden bij zijn wei gering. Ik sprak maar, sprak maar, de tijd kroop voort, het gevaar naderde, ik voelde het nader bij komen.... Toen ik wist dat ik geen seconde langer meer mocht blijven was ik juist van plan om desnoods tot geweld over te gaan, toen een luid gegil, in de verte mij naar buiten deed stormen. Wat ik toen aanschouwde was te af schuwelijk om met woorden te beschrijven, de lavastroom had ons eerder bereikt dan wij ooit hadden kunnen vermoeden en het was reeds te Iaat om te vluchten. Ik gilde in mijn angst, doch de oude man, die mij achterna was geloo- pen, legde zijn hand op mijn schouder en zei; Kalm mijn zoon, er zal Je niets geschieden, Daarna trad hij met een kruisbeeld in de hand naar buiten en den glijdenden stroom tegemoet tredend stak hij zijn kruis omhoog en bleef op den rand van zijn eigendom staan. De lava stroom had binnen enkele minuten het huis bereikt en.... toen geschiedde het wonderbaarlijke Met een scherpe zwenking meed zij het huisje en zette toen haar vernietigende tocht voort..,., De oude man zweeg en keek peinzend naar den cirkel 'die zijn stok in het zand aan onze voeten had gedraaid. Na een oogenblik zwijgen zei ik: Dat is inderdaad een wonderlijk verhaal, Hoe is het toen verder afgeloopen? Verder is alles goed gegaan en in het 'dorp is een standbeeld voor den sehoenmaker opge richt. Maar nu moet ik haar huis. Goeden avond. Ik trad het dorp binnen en in de herberg, waar ik onderdak zocht, vroeg ik den waard waar het standbeeld van den schoenmaker stond. De waard keek mij een oogenblikje verbaasd aan, toen vroeg hij glimlaohend: Heeft Antonio U de legende van Morovia verteld? Dan bent U niet 'de eenige die er in is ge- loopen, want er is nog geen vreemdeling hier geweest, die niet naar het standbeeld van den schoenmaker heeft gevraagd...." HUGO VAN DALEN, DE GAGEL. Onder onze vroeg bloeiende wilde heestertjes is er zeker geen enkele, die zoo'n eigenaardige geur verspreidt als de Gagel (Myrica Gale). Dit struikje komt in deze streken haast overal voor en is om zijn eigenaardige geur bij een iedgr bekend. Zoo ge het struikje niet kent, langs slootkanten, langs wegen en voetpaden is het overal te vinden. De roodachtige brujne struikjes vallen direct in het oog. Daarbij ver spreiden zij him eigenaardige harsachtige geu ren. Er zijn huismoeders die de geurige takken tusschen de kleederen leggen ter weering van motten. Ja, zelfs ratten en muizen blijven dan van het goed af. .Sommigen lieten eertijds de kuipen waarin het ingemaakte vleesch bewaard werd op een of an dere wijze met gagel-geur doortrekken, mis schien opdat de muizen er af zouden blijven, of wel aan het pekelvleesoh een pikanten smaak te geven. Vóórdat de Hop bij het bierbrouwen gebruikt werd, bediende men zich hierbij van den gagel. Men vindt zelfs nog aanteekeningen waaruit blijkt dat men gestraft werd met een geldboete wanneer de gagel niet op den bepaalden tijd in gezameld en geleverd werd. De gagel werd zelfs als een soort kultuurplant verbouwd en geljeele gagelkampen (bv. tusschen Voorst en Apeldoorn) waren daarvan het gevolg. Later werd de gagel bij het brouwen vervan gen door de hop en ging het verbouwen er van weer geheel verloren. Een voorname reden waar om de vrucht van den gagel bij het bierbrouwen niet meer gebezigd wordt mag daarin gelegen zijn, dat het daarmede bereid bier bij velen bedwelming en hoofdpijn veroorzaakte. Ook werd beweerd dat de bladen van deze plant als thee gebruikt kunnen worden. In Noorwegen zijn velen gewoon de bladen klein gesneden onder de tabak te mengen, waarbij deze bij het rooken een zeer aangenamen geur verspreidt. Het vee zal evenwel de blade ren van den gagel niet nuttigen. Ook hazen en konijnen, die anders wel gaarne aan den bast van verschillende boomen en struiken willen kna gen, schijnen er niet van te houden. Waarschijn lijk zal dit zijn oorzaak vinden in de eigenaar dige geur, die veroorzaakt wordt door een vluchtige olie, die door tal van klieren in bla deren en in den bast wordt afgezonderd. Vooral bij wrijving van bladeren of knoppen is deze eigenaardige balsemgeur sterk waar te nemen. In Noorwegen, Zweden en Engeland gebruikte men de zaadhuisjes, bladen en jonge takken om het een pf ander voor huiselijk gebruik pen gele kleur te geven- Van dezen heester kunnen zeer goede bezems gemaakt worden; waarbij men de dikkere takken kan gebruiken om te branden, voornamelijk stookte men er ovens mee. Een Paasche! met bijgedachten! Meneer Schraal krijgt van zijn vrouw op Paaschdag een geweldig chocoladen paaschei cadeau. Een enorm ei! Schraal is hoogst aangenaam verrast door c!it geschenk. Vol verwachtnig maakt bij bet el open.... leeg! Schraal kükt zijn vrouw vragend aan, waar op Zij vriendelijk zegt; „Dat is je spaarpot voor mijn Kerstcadeau!" Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. probleem No. 299. 2e prijs, wedstrijd van den Ned.. Ind. Schaakbond (1930). H. V. Tuxen (Paree) Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kal, Df3, Ta5, Tc7, La7, Pb7, Ff8, e3, e6. Zwart: Ke5, Th6, La2, Lc5, Pa4, Fd5, b4, g7, h4. PARTIJ No. 129, gespeeld in bet landentournooi te Hamburg, 26 Juii 1930. Wit: Zwart: F. Samisch H. Kmoch (Duitschland) (Oostenrijk) Indische verdediging. 1. dg—d4 Fg8—fS 2. c2c4 e7e6 3. Pbl^c3 Ivf8—b-t Deze verdediging is dikwijls gespeeld in Ham burg. Kmoch zal zeker wel begrepen hebben, dat Samisch nu de voortzetting 4. a3 zou kie zen. Blijkbaar meende Zwart met het nu vol gende systeem minstens remise te kunnen maken. 4. a2a3 Lb4Xc3f 0. b2Xc3 e7—c5 Legt den dubbelpion vast, Wjt is va® meening, dat hij, ondanks zijn dubblpio®, beter staat, omdat hij het Looperpaar heeft. 6. Ddlc2 Dd 8a5 Pc6 kwam in aanmerking. 7. Lel—d2 d7d6 8. e2e4 Lc8—47 9. a3 a4 Verhindert La4, 9Pb8—e6 10. d4—-d5 Pc6—e7 11. f3—f4 Pe7—g6 12. Lfl—d3 0- 0 0 13. Pgl—e2 Td8«8 Zwart wil de e-lijn openen, hetgeen echter direct wordt verhinderd. 14. d5Xe6! fTXe6 15. 0—0 Ld7—e6 16. Kgl—h| pe witte pionnenstelling is waarlijk niet mooi, maar Zwart kan haar niet goed aanvallen- De groote zwarte officieren hebben weinig te doen. Wit is er op uit d6—d5 te verhinderen, oo}c al zou hij door dien zet zijn dubbelpion op lossen. De tekstzet verhindert een schaakje, zoodat na d6 45; c4 x d5, cS—c4; Ld3 x c4, Da5c5t niet kan volgen. 16Pg6h4 17. h2h3 Th«—f8 18. Khlb2 Da5c7 19. g2g3 Ph4—g6 20. a4a5 d6dg Dat is direct noodlottig! Na de opening van het spel worden de Witte Loopers te sterk. 21. e4-eü Ff6—e4 22. EdS—e3 Dc7—e7 23. c4Xd5 eSXdS 24. c3—c4! DeT--e6 25. c4Xd5 pedXÖS 26. Ld3Xe4 Dd-5 X e4 27. Dc2x«4 Lc§Xe4 28. Le3Xc5 Tf8—f7 29. Lc5Xa7 Tf7—d7 30. Tal—elt KcS-48 31. La7—h6f Kd8—e7 32. Pe2—44 h7—h5 33. Tfl—el Le4—dS 34. Tel—e3 14336 35. 14—-f5 en Wit won, Wit heeft wederom bewezen, dat 4. as sterk *s< OPLOSSING SCHERTSPROREEEM NO, 22, (Labourdonneltsky), Stand der stukken: wit; Kd4, Ph6, 48, g?, Zwart; Kf4, PbS, b4, c6. g3. Men neemt inplaats van dén pion op d8, dje op promotie wacht, de onderste helft van een wit Paard, bevestigt daarop de bovenste helft van een zwart Paard en zet dan roet dit zwart witte Paard door Pd8e6 de beide Koningen vast. Goede oplossing ontvangen van W. Fr, Rolf van den Baumen te Bloemendaal, Freddie Bran don en h. w. v. Dort, beiden te Haarlem. CORRESPONDENTIE. Door een zetfout is een verkeerde stand der stukken van Probleem No, 298 vermeld, Men leze: Wit: Kg6, Db3, Lgl, Pa8, Pd5, f3. De diagramstand was derhalve juist. De eerste schooldag. Onderwijzer: Heeft iemand scans iets te vragen Jantje: Ja, meneer, wanneer de eerstvolgends vacantie begint! i De „helpende" Natuur. In hotel „De Roode Os" zitten een paa* boeren en de dorpsschoolmeester. ,De Natuur", zegt de meester wijsgeerig, „helpt steeds mede om het evenwicht in ons leven te herstellen, Is iemand bijziende aan een oog, dan is het andere steeds sterker en als iemand doof is aan éér oor, dan kan hg met het andere dubbel zoo goed hooren!" „Dat kan wel uitkomen,'7 beweert KraJIs, „want de ouwe Güs heeft een kort heen, en het andere is een stuk langer!"..,,,»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3