Het Bloemendaalsch Weekblad.
Gesprek tusschen Wim en
Peter.
Vliegwezen.
KUN-ST.
VAN OVERAL.
ZIJLWEG 314 HAARLEM (Post ©verveen)
ZOMERPRIJZEN VOOR DE MAANDEN
MES EN JUNI.
EIRSTE KWALITEIT WALES ANTHRACSÊT
„BRITISH HOLLAND"
PRIMA KWALITEIT WALES ANTHRAC8ET
ANDERE SOORTEN ANTHRACIET
EERSTE KWALITEIT
EIERKOLEN f 1.40
WALES SPECIAAL-ANTHfeACIET EN BRECH-
COKES VOOR CENTRALE VERWARMING.
Peter: Hei daar, Wim, dat vind ik aardig,
dat ik je zoo onverwachts tegen kom. Zeg, hebt
je dat gelezen over die Bloemendaalsche too-
neelvereeniging, die ze op willen richten?
Wim: Wel, oude jongen, hoe heb ik nu met
je! Denk je dan, dat ik de Courant niet lees?
Maar wat ik zeggen wil.
Peter: Wel, Wim?
Wim: Nou natuurlijk, dat het me pleizier
doet, dat zoovelen de courant van Bloemen-
daal lezen.
Peter: Ja, dat doen ze. Maar vindt je niet,
dat, als ze eens wat te vertellen hebben, ze
ook aan de courant van Bloemendaal moeten
denken?
Wim: Daar zeg je zoo iets. Gelukkig, dat
het meer en meer wordt ingezien, dat Bloemen
daalsche aangelegenheden in de courant van
Bloemendaal komen moeten.
Peter: Zeg kerel, nu ben ik toch eindelijk
eens naar de bollenvelden geweest. Eindelijk is
het er toch van gekomen. En prachtig weer
dat het was, schitterend in één woord. Wat
zijn die kleurschakeeringen van die bloemen
toch mooi, hè? Ik kan me best begrijpen, dat
er velen uit het buitenland komen om dit moois
eens te zien.
Wim: Je hebt het bij het rechte eind. Dat
vreemdelingenbezoek geeft nog eens wat ver
tier en de winkeliers en anderen varen er niet
slecht bij. Maar beste kerel, hoe ben je naar
de bollenvelden gegaan?
Peter: Nou, je begrijpt wel, dat ik het per
auto gedaan heb. Ik had nog een kameraad
bij me met twee jonge dames. Heel gezellig.
We zijnof verveel ik je met dezen mooien
tocht te beschrijven?
Wim: Jij me vervelen? Neen dat nooit'. Ver
velen doet me die hond, die iederen avond zit
te janken als ik werk. Dat maakt me ture-
luursch! Ik zeg maar zoo, als je een hond hebt,
laat het beest dan des avonds in huis en laat
het niet in den tuin bivakkeeren.
Peter: Nu als ik je niet verveel, vooruit dan
maar. Nu we zijn dan... och geef me een
beetje vuur voor mijn cigaret. Dank je. Nu we
zijn, dat is driemaal, van Bloemendaal naar
Aerdenhout gereden over Noordwijkbinnen
naar De Vink. Hè. wat zeg je?
Wim: De Vink? Wat zeg je nu weer grap
penmaker
Peter: Nee, geen lokvink. Weet je niet wat
De Vink is? Het is een vogel, maar zoo heet
ook een groote uitspanning. Nou daar hebben
we gezeten. Heerlijk zeg. In één woord, we heb
ben genoten. Daar moet je ook eens naar toe'
rijden. Het zal je best bevallen.
Maar we zijn erg uit de koers geraakt en
keeren weer gauw naar Bloemendaal terug,
want er is hier nog wel het een en ander te
behandelen. Tusschen twee haakjes, heb je nog
iets gemerkt van het jubileum van Het Hotel
„Van Ouds Het Raedthuis?"
Wim: Zeker, natuurlijk was ik op de recep
tie. Nou had ik den heer Kok en zijn familie"-
leden gecomplimenteerd, of daar zag ik den
Dag-Redacteur in druk gesprek met een oud-
Bloemendaler, dien hij van Bloemendaal's
Bloei kende. Hij was in gala en zag er uit, als
of hij goed geluncht had. In zijn gezelschap was
een deftig oud heer. die als de Dag-Redacteur,
óók goed gemutst was en vroolijk rondkeek en
verder een jongeman, die genoot van een fijnen
sigaar.
Peter: Die Dag-Redactéur zie je ook overal.
Wim: Zeker, als er wat te doen is in Bloe
mendaal dan is hij er bij; je ziet hem op den
Raad, je ontmoet hem op tentoonstellingen en
op feestelijke gelegenheden. Overal bijna ver
tegenwoordigt hij de courant.
Peter: Ik hoorde juist, dat de Dag-Redac
teur tegen den heer Kok een kleine speech
hield; waarna hij den ouden getrouwen aan
stonds ging gelukwenschen. Velen uit de ge
meente kwamen ter receptfe. En hoeveel bloe
men er wel niet waren. Maar, je zult dat wel
in de courant lezen. De Dag-Redacteur had
eeni groot boek in de hand en schreef alles op.
Wim: Wel, wel, is de heer Kok zóó in de
bloementjes gezet?
Peter: „Nou en of", zooals mijn jongens zeg
gen, tot vervelens toe. Maar zóó is de jeugd
eenmaal. Zeg je al „zeg nou niet: nou en of ze
doen het toch.
Peter: Nu we het toch hebben over jubileums,
hoe vindt je het Gouden Huwelijksfeest van het
echtpaar Van Gulick? 50 jaar getrouwd. Geen
kleinigheid hè? Ik geloof dat het bij de tegen
woordig gesloten huwelijken niet gebeuren zal.
Wim: Met je geloof heb ik niets te maken,
placht mijn oude onderwijzer te zeggen. Zeker
het is waar, de menschen gaan tegenwoordig
wel eens gauw van elkaar af maar de regel i3
toch, gelukkig maar nog, dat de „liefde be
stendig van duur is". Hoe lang b.v. ben ik
zelf al niet getrouwd. Over enkele jaren nog
maar, het vierde eener eeuw al. Is dat al niet
een tijd. Een...
Peter: Hou maar op, ik zie wel, dat ik bij jou
aan het goede kantoor ben. Jij hoopt natuur
lijk óók eenmaal je gouden bruiloft te vieren,
al was hot alléén maar om de cadeautjes die
je dan hoopt te krijgen van... vriend en magen,
zooals het spreekwoord zegt.
Wim: Je weet mijn .gedachten volkomen te
raden en die van mijn ega, Tante Em., ook.
Peter: We hebben het over jubilea. Bin
renkort hebben we nog een gouden echtpaar
in de gemeente. Het echtpaar Nieuwboer is dan
gouden bruid en bruidegom.
Wim: Peter wat zeg je, gouden „bruid en
bruidegom". „Eere aan de vrouwen", daar
sprak reeds Schiller van en in dezen tijd doet
men het nog meer dan in de zijne. Maar, ik
ben nog ouderwetsch. Ik zeg maar: eerst de
bruidegom en dan de bruid.
Peter: Ga nu niet speechen. Drink liever je
glas kwast uit. Je laat het heelemaal koud
worden. Het is goed dat het geen koffie is.
Kom je nog wel eens in de Donkerelaan.
Wim: De Donkerelaan is mijn lievelingslaan.
En wat is die laan veranderd. Ik las daarvan
in de courant en ik zag het met mijn eigen
oude oogen.
Peter: Laat ik je nu eens wat vertellen wat
nog niet in de courant stond. Aan de Donkere
laan wordt druk gewerkt aan de bovengrond-
sche leiding om die ondergrondsch te maken.
Ligt alles onder den grond dan zullen meteen
de nieuwe granitolantaarns in gebruik genomen
worden. Ik vind ze moesten al die bovengrond-
sche leidingen, die alhier nog bestaan, onder
grondsch maken. Het staat niet alleen neiter,
maar het gevaar voor vallende dragen die on
der stroom staan, is hiermede ook wegge
nomen. Enfin, dat komt wel.
Wim: Ik wil het voor je hopen. Zend eens
een request aan B. en W. Wie weet wordt dan
je wensch vervuld!
Maar iets anders, vindt je dat de Dag-Re
dacteur niet al te critisch wordt?
Peter: Wel, hoe dat zoo?
Wim: Die maakte me daar maar zoo een
grapje met de A.V.R.O.-menschen, die ponton
niers een ponton over het Noordzeekanaal wil
den laten slaan. Moeten die menschen het dan
soms zelf gaan doen?
Peter: Je moet dat onzen Dag-Redacteur niet
zóó kwalijk nemen gaan. De man is vol van
critiek. Weet je niet dat hij vroeger in een der
bladen van Haarlem schreef onder den naam
Criticus Jr. „Schetsen uit mijn portefeuille".
Hij is nu ouder geworden. Het Jr. is nu weg,
hij is Sr. geworden. Maar zijn aard heeft hij
behouden. Je weet wel, „een vos verliest wel
zijn haren, maar niet zijn streken". Het cri
tiek uitoefenen, het critisch bezien van een
zaak, leer je hem nooit af
Wim: Je weet, ik kan wel tegen een grapje.
Maar er zijn er, die er niet tegen kunnen. In
ieder geval, je moet met grappen oppassen.
Peter: Ja, dat moet je. Maar zoo gek is het
niet wat in de Courant stond. Wellicht dacht
de Dag. Redacteur aan Vlaanderen. De Vla
mingen houden ieder jaar een bedevaart en
wat vernam ik laatst?
Wim: Zeg op!
Peter: Wel, dat de Vlamingen dan een water
over moeten en dat dan niet van Rijkswege,
maar door de bedevaartgangers zelf een nood
brug wordt .geslagen over dat water. Het is
dus nog zoo gek niet, wat in de Courant stond.
Wim: Peter, Petertje. Ga nu niet te ver.
Je zoudt de A.V.R.O.-menschen tegen je in het
harnas jagen
Peter: Denk je dan, dat die niet tegen een
grapje kunnen? Ze kunnen het net zoo goed
als een ander.
Maar kom, ik moet noodig weg. We hebben
al zoo lang gepraat. Tot ziens maar weer.
Wim: Ook tot wederziens!
daar komt het op aan.
Beseft men in Den Haag de waarde van deze
dingen voldoende?
Het schijnt vaak zoo. Het is vaak een na
deel, geloof ik, dat regeering en parlement in
de sfeer van de hofstad inplaats van in die
van de hoofdstad leven. Men heeft in Den
Haag nogal eens last van gebrek aan verbeel
dingskracht.
Wat den ernst der tijden betreft; het is na
tuurlijk waar, dat de tering naar de nering
gezet moet worden. Het is evenzeer waar, dat
enkele groepen der bevolking ernstig door de
economische crisis zijn getroffen. Maar die
crisis heeft ons land in minder ernstig getrof
fen dan schier alle andere. Een zeer groot deel
van ons volk lijdt niet onder de malaise, of
ondervindt de gevolgen daarvan slechts in zeer
geringen mate.
Daarop wil ik bij deze gelegenheid nog eens
wijzen en als meest reeent staaltje den Hol
landDuitscbland voetbalwedstrijd noemen,
waarbij tusschen de 100.000 en 150.000 kaarten
zijn aangevraagd voor een waarde per plaats,
die gemiddeld op vier gulden is getaxeerd
MEN VERLAGE DE SUBSIDIE AAN DE
K. L. M. NIET.
Het Haarl. Dagbl. bevatte deze week een
■sympathiek artikel met bovenstaande strek
king. Wij nemen de vrijheid er het volgende
aan te ontleenen:
Als een Hollander wil aantoonen dat ons
volk durf, ondernemingsgeest, hardnekkige
volharding in het overwinnen van moeilijk
heden, gelijkwaardigheid aan de vooruitstre
vende kracht van andere volken bezit, dan zal
ij in de eerste plaats de K. L. M. noemen. Zij
vooral heeft er toe bijgedragen dat de Jan
Salie-geest van een kwarteeuw geleden, zich
uitend in de toen vrijwel algemeene overtui-
|png. „Wij komen toch altijd bij het groote
buitenland achteraan" verdwenen is. Wie
tegenwoordig dat praatje nog eens zou willen
herhalen, zou van. alle kanten, en met overtui-
genda bewijzen, tegenspraak te hooren krijgen.
Ik moet dan ook ronduit bekennen, ofschoon
het een ietwat roekelooze uitlating lijkt, dat ik
liever wat meer belasting zou willen betalen,
als dat noodig was om de subsidie aan de K.
L. M. onverminderd te houden of zelfs om
haar te verhoogen, dan de vooruitstrevende ac
tiviteit van onze luchtvaart belemmerd te zien.
En duizenden zullen er net zoo over denken.
Met dien ouden geest-van-buitenland-aan
bidding in ons land is het een eigenaardige
zaak. Ik heib eens in een Engelsche roman de
persoon van een Hollandschen scheepskapitein
aangeduid gevonden in deze termen: „Hij was
verwaand op een manier, die alleen sommige
Hollanders eigeii is" en de schrijver bedoel
de daarmee blijkbaar, de in zeer velen van on
ze landgenooten ingewortelde overtuiging, dat,
wij veel braver de degelijker zijn dan andere
volken. Tegenover deze ongerechtvaardigde
gedachte, die zich trouwens gelukkig meer en
meer gaat beperken tot lieden van sterk ge
borneerd inzicht en gebrek aan kennis van het
buitenland, stond vroeger altijd de overtuiging:
„Maar als het op groote daden en op onder
nemingsgeest aankomt huppelen wij altijd
traag achter het buitenland aan".
De feiten zijn dat in later tijd gaan weerleg
gen. De generatie, die de vaderlandsche jeugd
vormde in de jaren onmiddellijk vóór den groo-
ten oorlog mag- er zeker wel prat op gaan dat
zij een aantal mannen van bijzonderen durf en
energie heeft opgeleverd, die evenmin aan moe
ders pappot als aan de afgetreden paadjes
verknocht bleken te zijn, die het nieuwe aan
durfden en voor risico's niet bang waren.
Den Haag geeft soms blijken van veel min
der moed. Laat ik herinneren aan de episode
van 1927, toen de Kamer een subsidie van een
millioen voor de Olympische Spelen weigerde,
en dit millioen door het Nederlandsche volk
bijeen Werd gebracht. Wat het buitenland ge
zegd zou hebben van een welvarende natie als
de onze, die op deze wijze gefaald zou zijn, is
van minder belang.
Van groot belang is evenwel, dat wij zelf ons
bespottelijk, bekrompen, tekortkomend gevoeld
zouden hebben als wij de Olympische Spelen
hadden geweigerd. Gelukkig werd dat voor
komen, en de schitterende organisatie van de
Spelen van '28, overal als zoodanig erkend,
heeft in ons eigen land onberekenbaar nut ge
had. Wij hadden geen van allen verwacht, dat
het zoo goed zou worden. Het welslagen was
een machtige steun voor het Hollandsche zelf
vertrouwen. Van het idee, dat de Duitschers
alles beter organiseerden dan wij, en dat de
Engelschen toch maar zooveel practischer wa
ren, scheen plotseling niet veel meer over te
blijven. Daar hadden wij nu een groote inter
nationale gebeurtenis in ons land gehad, vol
moeilijkheden en ingewikkelde situatie en alles
was volmaakt verloopen.'
Onze luchtvaart heeft datzelfde niet bij één
gelegenheid, maar vele jaren lang en in stij
genden mate bewezen. De vliegtuigen van de
K.L.M., ontworpen door het genie van een Hol
lander en overal in de wereld als de beste en
veiligste erkend, worden bestuurd door piloten
die, zooals Plesman het zelf wel eens heeft
uitgedrukt, „hard" zijn, hun vak door en door
kennen en tegen de zwaarste taak zijn opge
wassen.
De ontwikkeling van de luchtvaart op Indië
is een epös van durf en energie geworden. Ik
vind het alweer niet de hoofdzaak, dat men
daar in het buitenland een hooge opinie over
heeft. Wij hebben die opinie zelf, en welbewust;
WIJZIGINGEN IN
HET VERKEERSPROGRAMMA EN DE
TARIEVEN DER K.N.I.L.M.
Het verkeersprogramma der K. N. I. L. M. en
de tot nu toe berekende tarieven ondergingen
vanaf 1 Mei eenige veranderingen.
Ongewijzigd blijven de volgende verbindingen:
BataviaBandoeng tweemaal per dag v.v.
BataviaSemarangSoerabaya éénmaal per
dag v.v.
BataviaPalembangPakan BaroeMedan
éénmaal p. week, in Medan aansluiting gevend
op de in en uitvarende Nederlandsche jpail-
schepen.
De r echtstreeksche weekverbinding Batavia
-—Palembang zal met ingang van '1 Mei worden
opgeheven. Echter behoudt Palembang, mid
dels de doorgaande lijnen, tweemaal per week
verbinding met de overige door de K.N.I.L.M.
bevlogen steden.
De lijn BataviaPalembangSingapore zal
tot 1 Juli a.s. ongewijzigd worden bevlogen, n.l
Dinsdag van Batavia naar Singapore en Woens
dag van Singapore naar Batavia. Na dien da
tum wordt deze lijn doorgetrokken tot Medan.
Het nieuwe traject, dat ongeveer 700 K.M.
lang is, zal zonder tusschenlanding worden be
vlogen en wel langs de volgende route.
Van Medan wordt de Oostkust van Sumatra
gevolgd tot het eiland Roepat, van waaruit
wordt overgestoken naar de stad Malacca op
het schiereiland van denzelfden naam en ver
volgens langs de Westkust tot Singapore.
Zooals hieruit blijkt mag deze verbinding ais
een „landlijn" worden beschouwd, aangezien
het watertraject tusschen eiland Roepat en
Malakka slechts 50 K.M. lang is of ongeveer
20 minuten vliegen. Bedoeld watertraject is
dus ongeveer even groot als b.v. de kanaalroute
van het vaste land naar Engeland.
Een van de voornaamste voordeelen van deze
lijn is wel, dat Singapore nu verbonden wordt
aan de eene zijde met Batavia (Java) en aan
de andere zijde met Medan (Sumatra), beide
plaatsen belangrijke handels- en cultuurcentra
in onzen archipel. De Straitshelangen krijgen-
door deze verbinding tevens een betere aan
sluiting op de luchtverbinding IndiëHolland,
aangezien de dienstregeling voor deze 1850
K.M. lange lijn als volgt is vastgesteld:
MaandagBataviaPalembangSingapore.
Dinsdag: SingaporeMedan.
Woensdag: MedanSingapore.
DonderdagSingaporePalembangBatavia.
Zoodat de Straitspost naar Europa, inplaats
van, zooals tot nu toe, op Woensdag, op Don
derdag kan worden vervoerd naar Batavia voor
door-vervoer met de K.L M.-vliegtuigen. De
passageprijzen zijn als volgt vastgesteld:
BataviaSingaporeMedan f 250.
BataviaPalembang - 93.50
BataviaSingapore - 175.
SingaporeMedan - 100.—
terwijl de passage van Palembang naar Singa
pore, welke tot nu toe f 91.50 bedroeg, met
f 10.is verlaagd en gebracht op f 81.50.
Voorts zijn voor doorvervoer van Bandoeng
naar Semarang en Soerabaya of omgekeerd de
bestaande passageprijzen gewijzigd en wel in
dier voege, dat, mits denzelfden dag wordt
doorgereisd, voor BandoengSemarang of
Bandoeng—Soerabaya of omgekeerd (beide via
Batavia) dezelfde prijzen zullen worden be
rekend als voor de afstanden BataviaSema
rang f 60.— en BataviaSoerabaya f 90.
hetgeen dus eene reductie van f 17.50 voor heide
trajecten beteekent.
haastig, haastig in de „Scala" (B.Z. am Mit-
tag); „Hoogste prestaties van het variété, op
een lijn met Grook, misschien zelfs Grock over
treffend" (Berliner Börsencourier)
Wat Charlie Chaplin voor de film is, is Char
lie Rivel voor het variëté. Beiden zijn in hun
soort onvergelijkelijk.
Door de vele verplichtingen elders is het
alleen dit seizoen mogelijk dezen grooten clown,
acrobaat en Chaplin II in Amsterdam te doen
optreden.
Wij zijn overtuigd, dat ook het Nederland
sche publiek onder hypnose van dezen lach-
toovenaar zal komen en verwachten zijn komst
met groote spanning.
BEIERSCHE TOONKUNST-WEEK.
Eerste uitvoering Liederen-Cyclus
Karl SchaeferErnst Krauss.
Op de Beiersche Toonkunst-week, volgende
maand in München, zal voor het eerst ter uit
voering komen de Liederen-Cyclus op. 22 van
Karl Schaefer, naar gedichten van Ernst
Krauss (o.a. „Im Schweigen der Nacht"; „Der
Dichter"; „Ein Mühlrad dreht im dunklen
Fluss"; „Winter"). Kort geleden werden te
Nümberg een aantal andere liederen van Karl
Schaefer, eveneens naar verzen van Ernst
Krauss, voor het eerst uitgevoerd. De „Nürn-
berger Ztg." vond de toonzetting der verzen
van Ernst Krauss door Karl Schaefer buiten
gewoon geslaagd, den geest der gedichten bij
zonder goéd aangevoeld. Ook de „Bayrische
Ztg." (München) is geestdriftig gestemd over
de nieuwe werken van den hekenden liederen-
componist: „Die Lieder nach Texten von Ernst
Krauss zeichnen sich vor allem durch eine
selten starke Einfühlung in den Geist und
Gehalt der vertonten Texte aus. Die Tonsprache
ist eigenartig und gewahlt".
CHARLIE RIVEL NAAR NEDERLAND.
CHAPLIN II.
Impressario Ernst Krauss is er in geslaagd
voor Nederland weer een groote attractie te
engageeren: Chaplin II, oftewel den „Spaan-
schen Chaplin", de wereldvermaarden „Chap
lin van het Variété".
Charlie Rivel, de ongeëvenaarde komische
acrobaat, in alle landen der wereld beroemd als
veelzijdig genie, de hoofdfiguur der niet minder
beroemde drie muzikale clowns „3 Andreux"
of zooals de Berliner Nachtausgabe hem
noemt; „Drei Grocks zusammen", zal van 2
tot 10 Mei met zijn gezelschap in het Theater
Carré te Amsterdam gastvoorstellingen geven.
De „Rivels" en de „3 Andreux" zullen in een
variété-programma, samengesteld uit de suc
cesnummers van de „Scala" te Berlijn, twee
groote nummers vullen.
Sedert eenige weken treedt Charlie Rivel in
het Schumann-Theater te Stockholm op, met
zoo'n overweldigend succes, dat het theater
iederen avond uitverkocht is en de politie bij
de bestorming van de theaterkas soms ware
veldslagen moet leveren. Van Februari tot half
Maart waren de Rivels in de „Scala" te Ber
lijn en er bleek in Duitschland eveneens groote
behoefte te zijn om te lachen, want niet minder
dan dagelijks 6000 bezoekers hebben zes weken
lang de „Scala" gevuld. Dit wonder wist in de
laatste jaren van economische crisis alleen nog
Grock te volbrengen, die zijn publiek ook in
een vroolijke stemming brengt en de zware tij
den doet vergeten.
„Zoo hebben we nog nooit gelachen", schrijft
de „Tempo" (4 Febr. '31), naar aanleiding van
het optreden van Charlie Rivel en de andere
Berlijnsche bladen zijn het hiermee eens: „Man
lacht zich krank dabei" (Berliner Tageblatt);
„Er werd zooveel gelachen als zelden in dezen
tijd" (8-Uhr-Abendbl.)„Das Publikum biegt
sich vor Lachen" (B. am Morgen)„Ieder rent,
EEN VIJFTIGJARIGE.
De Nederlandsch-Zuïdafrikaansehe
Vereenïging.
Neerlandia schrijft:
Op 12 Mei a.s. viert de Nederlandsch-Zuiü-
Afrikaansche Vereeniging haar vijftigjarig be
staan. Het tijdstip van haar oprichting was
buitengewoon gelukkig gekozen: de opstand der
Transvalers in 1880 tegen het hun opgedrongen
Engelsche gezag, de heldhaftige strijd: der
Boeren hadden eindelijk in Nederland de belang
stelling gaande gemaakt voor de beide broeder
volken daarginds en het bezoek van Krüger en
zijn medestanders aan Amsterdam wekte, ook
bij de Nederlandsche jongelingschap, groote
geestdrift. De nieuwe vereeniging stelde zien
ten doel le de banden met onze stamverwanten
in Zuid-Afrika nauwer aan te halen en in over
leg met hen aldaar hulpbronnen van landbouw,
nijverheid en handel en andere stoffelijke be
langen te openen en te ontwikkelen of de
opening en ontwikkeling daarvan te: bevor
deren en 2e de openbare m-eening zoowel te
onzent als in het buitenland over de toestanden
in Zuid-Affrika voor te lichten.
In dien eersten tijd deed zij voortreffelijk
werk; bij het uitbreken van den laatsten oorlog
in 1899 was zij met haar duizenden leden een
middelpunt geworden, van waar veel leed ge
lenigd kon worden, van waar veel licht kon
uitgaan, om de Boeren en hun zaak in het bui
tenland te doen begrijpen. Na de nederlaag van
1902 en de diepe vernedering bleef de Vereeni
ging hopen, bleef zij waken voor de Nederland
sche cultuur, voor het behoud der banden met
het stamland.
En nog steeds staat de Zuidafrikaansche
Vereeniging pal: veie bronnen van stoffelijke
belangen heeft zij geopend, ofschoon niet alleen
haar eigen stichtingen een Studiefonds, een
Schoolfonds, d-e Zuidafrikaansche Voorschotkas
en het Herman-Costerfonds, maar ook daar
buiten staande als de „Commissie voor den
Zuidafrikaansehen Handel" voor haar eerst-
'oeoogde doei, de Vereeniging „Nederland in den
Vreemde" voor haar tweede oogmerk haar
veel werk uit de handen mochten nemen. Met
hartelijke waardeering herdenken wij zelf onze
:amenwerking met haar bij de inrichting van
den hekenden economisch-historischen leergang
te Amsterdam; bij het zenden van hoeken, pla
ten, foto's en lantarenplaatjes naar Zuid-
Afrika, voor een uitmuntend geslaagde tentoon
stelling ter gelegenheid van de opening der
universiteit te Pretoria, alsook hij de oprich
ting van het Nederlandsch cultuurhistorisch
Instituut aldaar. De grootste verdienste ver
wierf de Vereeniging zich door het inrichten
der Zuidafrikaansche studentendagen, die hef,
opgroeiende geslacht in heide, wellicht In drie
landen van den Nederlandschen stam aaneen-
binden.
Wij bieden de feestvierende Vereeniging onze
gelukwenschen aan. Het is voor den Nederland-
schen stam een levensbelang, dat al zijn loten
flink en krachtig uitschieten en het is ae
plicht van ieder Nederlander, het gevoel van
saamhoorigheid binnen de groote Nederland
sche volksgemeenschap naar beste krachten te
bevorderen. De Nederlandsch-Zuidafrikaansché
Vereeniging arbeide aan deze zich opgelegde
taak, volge deze schoone roeping in de nieuwe
halve eeuw, welke zij weldra intreedt!
HET RIJKSWEGENFONDS EN HET ONDER
HOUD VAN DE RIJKSWEGEN.
Men schrijft ons:
Bij de invoering van de wegenbelasting en
de instelling van het Rijkswegenfonds in 1927,
heeft de Minister van Waterstaat uitdrukke
lijk betoogd, dat de gelden die als opbrengst
van de bedoelde belasting in het fonds zouden
vloeien uitsluitend besteed zouden worden voor
den aanleg van nieuwe wegen en de verbetering
van bestaande, welke in verband met de toe
name van het automobielverkeer noodzakelijk
was geworden.
Voor het onderhoud: der Rijkswegen zou steeds
evenals vroeger een bedrag ten laste van
het Die Hoofdstuk van de staatsbegrooüng in
het Wegenfonds worden gestort; dit bedrag zou
niet worden verminderd en vastgesteld: blijven
op 4% millioen gulden, het bedrag dat onge
veer in 1926 voor dit doel werd besteed.
Ongetwijfeld was dit standpunt juist: niet
voor wegonderhoud werd de zware druk van de
wegenbelasting op de autohouders gelegd, neen
de verbetering van het Nederlandsche wegen
stelsel werd uitdrukkelijk als compensatie van
dezen zwaren druk toegezegd.
Helaas is gebleken, dat de toezegging niet
wordt, gehouden. Zooals óók reeds in vroegere
jaren is gebeurd, is op de begrooting van het
Wegenfonds voor 1931 slechts een bedrag van
f 4.000.000 ten laste van hét Die Hoodstuk ge
bracht en de aandrang, door verschillende leden
van de Eerste Kamer op den Minister van Wa
terstaat uitgeoefend, om dit bedrag tot f 5 mil
lioen te verhoogen wordt door dezen bewinds
man beantwoord met de volgende zinsnede in
de Memorie van Antwoord:
„Al ware de ondergeteekende bereid nog eens
de mogelijkheid te overwegen, of de bijdrage ten
laste van het Die Hoofdstuk weder zou kunnen
worden gebracht op f 5.000.000, dan zou daar
van, gezien de huidige financieele omstandig
heden, alsmede de verwachtingen voor de naaste'
toekomst, toch niet het gewenschte resultaat
zijn te verwachten. In de eerstvolgende jaren
zal men vermoedelijk zelfs nog op verlaging
van het thans uitgetrokken bedrag bedacht
moeten wezen".
Het is duidelijk, dat een dergelijke handel
wijze in strijd met billijkheid en rechtvaardig
heid moet worden genoemd, omdat deze zouden
vorderen, dat dit bedrag met de toename van
de lengte van het Wegennet en de aangroeïing
van de bevolking elk jaar in evenredigheid zou
stijgen.
Vooral omdat gevreesd wordt, dat dit de
eerste stap is waardoor hier in Nederland de
zelfde weg zal worden betreden als in Engeland,
waar de minister Churchill het wegenfonds zoo
goed als geheel ten behoeve van uitgaven niets
met wegenverbetering te maken hebbende,
heeft leeggepompt, heeft de B. B. M. van Be
drijfsautohouders in Nederland, zich met een
adres gewend tot de heide Kamers der Stpten-
Generaal, waarin wordt verzocht eventueele
voorstellen van den Minister van Waterstaat
tot verlaging van de bovenbedoelde bijdrage niet
aan te nemen en Z.Exe. mede te deelen, dat
het de wensch van de Staten-Generaal is; dat
deze bijdrage niet beneden de vijf millioen daalt.
Onderwijzer, reciteerend „Daar worden vrou
wen als hyena's!"
„Waar komt dat in voor, Max?"
Max: „In de beste families."
August (tot zijn vriend Mac, beiden zijn Schot
ten): „Wat heb je daar toch voor een oud ge
roest mesje in je seheerapparaat?"
Mac: „Nou,het was goed genoeg voor mijn
vader, en dan zal het toch zeker wel goed ge
noeg voor mij zijn?"
„De zuurstof is voor het leven onontbeerlijk.
Men ontdekte het in 1773."
„Dat is zeer interessant, maar waarvan leefde
men dan vóór dien tijd?"
Lippits' KoMaidel
TELEFOON 15739.
Hoofdagentschap Haarlem v. d. British Holland Coal Company N.V.
AFM. 20/30 f 3.40.
AFM. 30/45 f 3,40.
AFM. 20/30 f 2.80.
AFM. 30/45 f 2.90.
AFM. 10/20 f 1.90.
AFM. 20/30 f 2.40.
AFM. 30/50 f 2.50.
AFM. 10/20 f 1.60.
ALLES PER H.L. FRANCO IN UW BERGPLAATS.
VRAAGT PRIJSOPGAVE.