Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
25ste Jaargang.
Het BloemendlaaBsch Weekblad. 15 SVles 1931. Tweede Blad.
No. 19.
LOSSE BLAADJES.
Weervoorspelling.
Brokjes Levenswijsheid.
Onze belangen.
SCHAAKRUBRIEK.
mm
lil s 4M,
y/m mm mm mm
m mMm m
Ti Grijp 's morgens gauw naar 't ochtendblad
Om eventjes te lezen, wat
De Bilt ons van het weer vertelt
En regen, sneeuw of storm voorspelt,
Tc Heb eerbied voor de wetenschap,
[Want weervoorspellen, dat is knap
Als het betrouwbaar wordt gedaan
Maar daar mankeert nog al wat aan!,
'k Moest laatst een dag naar Overschie.
Ik wapende mij één, twee, drie
Met paraplu en regenjas,
Daar „neerslag" de voorspelling was.
Ik was dus voor de bui gereed,
Maar och, De Bilt had mij weer beet!
Nooit was de hemel mooier blauw
Dan juist dien dag, toen 't regenen zou!
„'t Wordt koud" had in de krant gestaan,
Ik trok mijn dikke jas dus aan;
'kLiep zweetend heel den dag voor gek
Met een bouffante om mijn nek.
Mijn vriend was luchtigjes gekleed
En had zjjn oordeel gauw gereed:
„Wie Bilt'sche fantasie gelooft,
Die is van zijn verstand beroofd!"
„Mooi stralend weer", zei 't weerbericht;
„Een dag vol gloed en zonnelicht!
Ga zonder paraplu maar uit;
Wind zacht tot matig, Noord tot Zuid",
Ik ging dus welgemoed op pad,
Maar kwam terug, doorwatemat!
En 't bleek weer, dat de weerprofeet
Er niet zoo bijster veel van weet!
Nee, knappe heeren in Den Bilt,
Uw tjd is min of meer verspild.
Uw mooie weervoorspelling is
Een beetje al te dikwijls mis!
Geen mensch neemt U meer serieus;
U neemt te vaak ons bij den neust
Of 't koud of warm wordt, nat of droog,
Ik voel 't wel aan mijn ekster-oog!
f (Nadruk verboden)
i Ik heb een man gekend, die het altijd druk
had. Hij woonde op een klein dorp, had wat
geld van zichzelf en kon hierdoor al zijn tijd
besteden aan de liefhebberij van zijn leven; de
tuin.
Die tuin gaf hem veel zorg. In het voor
jaar leed hij aan rheumatiek tengevolge van
het ploeteren in de verregende klei; des, zomers
kon hij geen vacantia nemen wegens het pluk
ken van bessen, erwten en boontjes en in het
najaar had hij last van slapeloosheid, doordat
het plan voor de nieuwe bemesting en beplan
ting hem heel den nacht bezig hield.
Ieder, die hem daar zoo idyllisch in zijn tuin
tje aan 'twerk zag, benijdde hem om zjjn zor
geloos bestaan, en de voorbijganger prevelde
bij zijn aanblik onwillekeurig de versregels van
Poot; Hoe genoeglijk rolt het leven des genis
ten landmans heen.
Maar de man zélf had het drukker dan druk
en kon geen minuut vinden voor andere ge
dachten dan die, welke zijn tuin betroffen. Hij
was de slaaf van zijn liefhebberij, die op gansch
zijn wezen beslag legde.
Totdat deze man tengevolge van de crisis
zijn bescheiden vermogen verloor. Toen zag hij
zich gedwongen, een werkkring te aanvaarden.
Hij verhuisde naar de stad, kreeg een betrek
king als chef van een handelskantoor, en spoe
dig was hij zijn kropsla en kunstmest verge
ten voor cijfers, tabellen en staten. Hij had ge
wichtige conferenties, moest vaak op reis en
zat laat in den avond nog zijn correspondentie
te verzorgen. Vaak lieten zijn beslommeringen
hem zelfs 's nachts niet met rust; uren lag hjj
wakker, gekweld door een organisatorisch
probleem.
Was zijn leven, naar het uiterlijk zoo geheel
anders dan vroeger, in wezen gewijzigd? Zijn
bestaan was hetzelfde gebleven, alleen had zijn
energie zich op een ander doelwit gericht.
Ik heb een man gekend, die minister ge
weest was. -De verantwoordelijkheid van zijn
post had tenslotte zijn gestel dermate aange
grepen, dat-hij na zijn ontslag besloot als amb
teloos burger te gaan leven. Het was in dien
tijd, dat ik zijn huis meermalen bezocht. En
telkens trof mij de rusteloosheid van dezen
bezigen man.
Om zich wat te verstrooien, deed hij gaarne
de boodschappen voor zijn vrouw. Hij bemoeide
zich met het huishoudboekje, ging persoonlijk
den kruidenier een standje maken over een
mislukte hestelling, liep zelfs op een kritiek
oogenblik wel eens met een pond suiker of een
pak boter op straat.
In korten tijd ontwikkelde deze man zich tot
een echte Jan Hen; hij werd de schrik voor de
keuken en huiskamer, en vooral voor de bood
schappers aan de deur. Zijn vrouw moest hem
eiken cent verantwoorden en had iederen dag
een discussie over de tekortkomingen van de
werkster en het loopmeisje te verduren.
Den avond bracht hij door met het contro
leeren van kasboekjes en het bijhouden van
boodschappenlijstjes. En een niet op tijd tot
stand gebrachte reparatie door den timmerman
of het vraagstuk van een druppende water
kraan belette hem 's nachts door te slapen.
Als ambteloos burger was hij dezelfde ge
bleven die hij als minister geweest was. Hij
voelde zijn verantwoordelijkheid als huisvader
niet minder dan die als hoofd van zijn depar
tement. Hij had het even druk, even inspan-,
nend, even volhandig als vroeger.
Het blijkt dus niet waar, dat de maatschap
pelijke functie onze leefwijze bepaalt. Wanneer
van een station een D-trein en een locaaltje
afrijden, zullen beide hun onderscheid in snel
heid, uiterlijk en karakter behouden, ongeacht
wie er als reizigers instappen. Het doet er niet
toe, wie de passagiers zijn, de trein blijft dezelf
de. Zoo doet het er evenmin toe, of wij onze
energie richten op kropsla en kunstmest dan
wel op gewichtige handelsconferenties; of wij
in de coupé onzer belangstelling de ministeri-
eele dan wel de huisvaderlijke verantwoorde
lijkheid plaats geven.
Het object van ons arbeids- en denkleven is
een betrekkelijk bijkomstige zaak. De zwaar
wichtige mensch maakt alles zwaarwichtig, de
luchthartige glijdt over het één zoowel als
over het ander inet den Franschen slag heen,
Nauwkeurigheid, slordigheid; omslachtigheid,
snelheid; opgewektheid en traagheid, zjj
stempelenelk onzer belangen met het gelijk
soortige merk: het merk onzer eigen persoon
lijkheid.
Ten overstaan van de maatschappij is er stel
lig een verschil van waardeering gerechtvaar
digd tusschen de dingen, waarmee wij ons be
zig houden. Maatschappelijk gesproken z(jn er
belangrijke aangelegenheden en futiliteiten.
Maar ten opzichte van ons persoonlijk leven
is het onderscheid tusschen groote en kleine be
langen denkbeeldig; in werkelijkheid kent onze
bezige belangstelling dit onderscheid niet.
Alles, waarop onze energie en onze aandacht
beslag leggen, is voor ons van beteekenis, en
de waarlijk door werkdrift bezielde mensch
geeft z(jn hart met dez.elfde toewijding aan een
slaplant 8ls aan een ministerieele begrooting.
H. G. CANNEGIETER
door G. Th. Botman.
Nadruk verboden.
ra.
51. Toen Pimpelmans op zeek'ren dag
Zoo'n snoezig buitenhuisje zag,
Wou hij terstond een prentje maken;
Hij stak zijn hoofd dus onder 't laken,
En dacht: „Dat wordt een fijne kiek,
Beslist tip-top en artistiek!"
52. Maar binnen in het huis was 't feest,
Er was een trouwpartij geweest;
Eerst keek er eentje door de ruiten,
Toen kwam de heele troep naar huiten;
„Meneer, maak gauw van ons een prentje!
Ja toe, dan ben j'een reuzenventje!
53. Heer Pimpelmans zegt: „Wel komaan!
Hij richt zijn toestel maar hij doet
Gaat dan maar op een rijtje staan!"
baarbij een misstap met zijn voet,
En ach, de ramp die nu geschiedt,
Vergeet je heel je leven niet!
54. Want door het trappen op een stang
Brengt h(j het bootje plots op gang!
De steiger, die 't gezelschap draagt,
Wordt van de aarde weggevaagd,
En heel de schaar' duikt één van zin
Met luid geplons het water in-
Japon van rose organdi met ajour borduursel
over een zwart satijnen onderjapon met pof
mouwen. De randen zijn geschulpt en de rok is
een herhaling in het groot van de bolero. Een
rose fluweelen lint vormt het ceintuur.
Aardig model van citroenkleurige organdi met
ajour borduursel en getande randen. De rok be
staat uit twee volants, de blouse heeft een pele
rinemodel en is voorzien van een vest van or
gandi met plooitjes versierd. Een fluweelen lint
vormt het ceintuur.
De nachtjaponnen zijn geheel lang en met
htm passen en plissé's lijken zij veel op de meer
eenvoudige avondjaponnen. De pyjama heeft
zijn jongensachtig karakter verloren en lijkt
ook op een avondjapon; de broek lijkt door een
groote wijdte veel op een rok. Hier kan men
de mooiste en kostbaarste stoffen voor verwer
ken; zwart en alle sprekende en warme kleuren
kunnen naar eigen smaak worden uitgekozen.
Deze pyama's zijn niet alleen bestemd voor het
boudoir, doch worden ook gedragen bij het ont
vang» van visite.
MODESTOFFEN.
Elegant en praötisch, dit is tegenwoordig de
eisch, die de vrouw aan hare kleeding stelt,
natuurlijk voor zoover het niet de gekleede
avondjaponnen betreft, waarop het woord prac-
tisch niet van toepassing is, die alleen mooi en
smaakvol moeten zijn.
Tegenwoordig is door het verlangen om geen
slaaf van zijn kleeren te zijn, de vraag naar
jersey en tweed zoo buitengewoon toegenomen,
omdat deze zeer praetisch zijn.
Jersey is een stof, die allerlei moeilijkheden
biedt wat klem- en grondstof betreft. Men ziet
grove weefsels, die voor sportkleeren gekozen
worden en ook voor reiskleeding zeer geschikt
zijn.
Tweed wordt ook zeer veel gedragen en veel
ziet men het in zwart en wit en bruin en beige,
hoewel we andere tinten ook zien, meestal als
héél kleine ruitjes. Beeldige japonnen zijn er in
zijden jersey, dat niet onderdoet voor crêpe de
Chine weefsels.
Over het algemeen dragen deze stoffen ertoe
bij om het figuur slanker te doen schijnen,
doordat de japonnen meestal met gladde heup
stukken en groepen plooien gemaakt worden.
Bij de mantelpakken worden mat de koudere
dagen ook jersey-blouses gedragen, heel een
voudig gemaakt en met een smal lederen cein
tuur; ook worden er vesten en jumpers van ge
nomen voor sportkleeding. Een kapje van de
zelfde stof staat er bijzonder aardig bij.
De japonnetjes van deze stoffen vervaardigd,
hebben nog het voordeel, dat zij, voor reisklee
ding gekozen, weinig plaats in de koffers inne
men en slechts weinig kreukelen, wat er met
uithangen vanzelf uitgaat.
MANTELS.
In het voorjaar is de mantel van zeer veel
belang; hij moet apart en smaakvol zijn. Een
voud is de grootste elegance en daarom zal een
verstandige vrouw opvallende kleuren en model
len vermijden, zonder daarom in het algemeene
te vervallen. De nieuwste modellen zijn n.l.
juist weer eenvoudig. Men heeft genoeg gekre
gen van de biesjes en ingezette reepen en voelt
nu meer voor passen, zakken, ceintuurs, pele
rines en schooten. De ruimte wordt verkregen
idoor eenigszins schuine zijnaden of door stolp
plooien, die over hun geheels lengte met het
strijkijzer zijn geplet. Raglan- en kimonomou
wen worden gaarne gekozen, evenzoo korte mou
wen. lie zakken worden tamelijk hoog aangezet
in verband met de hooge taille. De mantels rei
ken van 30 tot 35 c.M. boven den grond.
Er worden verschillende exotische wollen
Stoffen voor verwerkt met diagonale ingeweven
strepen, met een sponsachtige oppervlakte, enz.
zware zijde en shantung, waarbij ajour borduur.
Voor meer gekleede mantels neemt men vooral
seis een populaire garneering vormt. Zij hebben
dikwijls pofmouwen aan den onderarm om te
voorkomen, dat misschien de pofmouw van een
onder den mantel gedragen japon zou kreuken.
Matrijs 36103Ï:
Aardig jurkje van shantung met een kort
lijfje, dat bij de halsuitsnijding en zakjes ge
garneerd is met opgelegde figuren van gekleurd
fluweel.
Feestjurkje met witte voile met guierlandes
van blaadjes, die uit lint geknipt en met den
'knoopsgarensteek opgenaaid zijn.
MODERNE LINGERIE.
Met de mode verandert ook de lingerie, die nu
moet worden aangepast aan de lange en wijde
rokken. Die hebben modellen teruggebracht, die
v,tij voor goed verouderd dachten, o.a. de onder,
rok. Deze heeft een pas, die zeer nauw om de
heupen sluit. Hetzelfde is het geval met de
zeer wijde, bij wijze van onderrok gedragen
pantalons, die ter hoogte van de knie de nocdige
wijdte geven. De onderjurken omsluiten het ge-
heele lichaam zeer nauw tot een heel eind onder
de heupen en volgen verder de snit van den rok.
Bij een rok, die van achteren langer of opzij
gedrapeerd is, moet de onderjurk in mindere
mate dezelfde lijn vertoonen. Welk model men
ook kiest, steeds zal bij de lingerie den meesten
nadruk moeten vallen op het nauw omsluiten
der heupen.
Er worden dikwijls heel mooie stoffen voor het
ondergoed verwerkt, bij voorkeur verschillende
soorten crêpe, die door hun soepelheid en het
mooi uitkomen van de kleuren zeer aantrekke
lijk zijn. De kleur, die op heit oogenblik het
meest ge'ijragen wordt, is het zoo flatteuse rose,
doch daarnaast wordt veel blauw en groen in
lichte tinten, genomen en ook geel. Witte lin
gerie wordt den laatsten tijd weer meer gelan
ceerd, doch de smaak van de vrouwen schijnt er
nog niet aangewend te zijn. Verder wordt het
ondergoed meer en meer versierd met kanten
incrustaties, borduursels, kanten, opgelegde mo
tieven, schulpen, met de hand genaaide open
.zoomen, biesjes en plooitjes.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 301.
J. E. Cauveren (Doetinchem).
ONDANKBAARHEID.
Ondankbaarheid daar weten nu letterlijk
allemaal over mee te sipreken. Daar hebben we
ons nu allen over te beklagen. Daar hebben we
aan den anderen kant ons allen over te
schamen.
Tegen welhaast geen enkelen plicht zal meer
gezondigd worden dan tegen den plicht der dank
baarheid. Een flink mensch is dankbaar, dank
baar voor al het goede, dat hem geschonken
werd, om niet of tegen den prijs van een offer,
zoogoed als een rechtschapen mensch dankbaar
is voor al het kwade, dat hem bespaard wordt,
En toch is geen onzer zóó braaf en zóo recht
schapen, of iederen' dag, ieder uur toont hij zijn
ondank in woord of daad.
Terwijl ik dit zit te schrijven, rook ik mijn
zooveelste sigaar vandaag. Ik rook veel te veel
en dat is niet goed en niet verstandig. Want ik
weet van anderen dat te veel rooken de gezond-
heid zeer benadeelt en ik weet van mezelf, dat ik
voor het geld, dat het rooken mij kost, heel wat
nuttiger uitgaven kon bestrijden en aldus ben ik
ondankbaar jegens het voorrecht van een goede
gezondheid en jegens het bezit van geld, dat ik
een betere bestemming behoorde te geven.
Op die manier zijn we allen, elk op zijn wijs,
ondankbaar, maar in het besef, dat er grooter
zonden, zwaarder tekortkomingen zijn dan deze
ondankbaarheid paaien we ons met allerlei
overweginkjes en maken er, zooals men dat
noemt, geen gewetenszaak van.
Maar de ondankbaarheid, die we nu niet zoo
dadelijk over onzen kant kunnen laten gaan
heeft men U wel eens ondankbaar bejegend, zoo
echt grievend, zoo weloverwogen, zoo dat 't je
pijn deed? Ge hadt U ingespannen, met opoffe
ring van uw nachtrust, om uw superieur tevre
den te stellen en inderdaad, ge mocht tevreden
zijn en aanspraak maken op zijn erkentelijkheid.
Uw loon was een smadelijk lachje, een terecht
wijzing wellicht was het uw boosheid, die U
het bloed naar het gelaat joeg? Neen, 't was de
te!eui®telling om den ondank, die Uw deel was
geworden na Uw moeite, waarvoor ge geen dank,
maar zeker ook geen blaam verwachtte.
Ondank is 's werelds loon. Dat is maar zoo
geen los gezegde, geschikt voor stonwoord of
dooddoener, neen, zoo is het. De wereld dat
wil zeggen: wij ahen, die er in geplaatst zijn
beloont het meerendeel van het goede dat haar
wedervaart met den grofsten ondank.
Hoe ondankbaar zijn wij allen niet jegens het
heden! Onze beste oogenblikken liggen in het
verleden. Dat meenen we althans, omdat we ons
wél de zonnige tafereelen uit voorbije jaren her
inneren, maar de regendagen, die toch óók ons
deel zijn geweest, vergeten hebben. Hoe ondank
baar zijn we niet jegens onze gezondheid, dat
niet hoog genoeg te schatten geschenk, dat wij
eerst waardeeren, als wij het dreigen te ver
liezen. Hoe ondankbaar zijn wij jegens den eer
baren staat, dien wij door Gods goedheid mogen
bekleeden en dien wij door één noodlottig uur
voor altijd kunnen kwijt raken!
En, aan den anderen kant, hoe wordt ons Be
loof in de menschheid, onze goede bede--' -•»
onze zuivere impuls, onze inspanning niet ieder
Mat in twee zetten.
.Stand der stukken:
Wit: Kg7, Ddl, Pd8, Pe2, d3, g3, g6.
Zwart: Ke5, Td5, Lh5, c3, c5, d6, e3.
Deze Haariemsche componist, (althans aldaar
den 17en Maart 1883 geboren) componeerde
pl.m. 250 problemen, waarvan er 56 werden
bekroond, terwijl pl.m. 150 zeer gunstig werden
beoordeeld. Hij is een aanhanger van de Bo-
heemsche school, hetgeen hierop neerkomt, dat
matzuiverheid, sierlijkheid van contructie en
harmonische vereeniging van bevallige varian
ten" als ideaal wordt gesteld.
HAARLEMSCHE SCHAAK VEREENIGING.
Deze schaakvereeniging bestond op 5 Mei j.l.
45 jaar. Reeds meer dan 25 jaren houdt z(j
haar vergaderingen op Maandagavond van 8-12
üur in Café „Brinkmann", aan de Groote Markt
te Haarlem, alwaar de mooie groote tuinzaal
een rustige en gezellige gelegenheid biedt om
zich in het edele schaakspel te verdiepen. Men
moet voor enkele speel-avonden door een der
leden of bestuursleden geïntroduceerd worden,
alvorens zich voor het lidmaatschap te kunnen
doen voordragen. Het tegenwoordig bestuur is
als volgt: Dr. P. Ozinga, voorzitter (Garen-
kokerskade 52 te Haarlem), A. A. J. Ridder
hof, secr.-penningmeester (Verspronckweg 83
te Haarlem) en Ch. Mook (Commissaris van
mat., Frederikspark 3 te Haarlem.
Het jubileum werd op 11 Mei j.l. in intiemen
kring herdacht door het houden van een gong-
wedstrijd, waarvoor fraaie prijzen beschikbaar
waren gesteld.
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 85.
(J. Möller).
Stand der stukken:
Wit: Kh2, Td5, b2, c5, g2, h3.
Zwart: Ka4, Tb4, a5, b3 b5, h6.
1. Td5h5!, Tb4c42. Th5—h4, Tb4Xh4
(op Kb4 volgt Tc4:f en de c-pion wordt Dame)
3. g2g4 en wint. Een fraaie eindspelstudie!
Goede uitwerking ontvangen van: W. Fr. Kolf
von den Baumen te Bloemendaal; P. Mars te
Santpoort.
OPLOSSING PROBLEEM No. 296.
(R. L'h e r m e t).
Stand der stukken:
Wit: Khl, Da2, Tf5, Tg2, Le8.
Zwart: Kh6, Df7, Lg8.
1. Da2u7, enz.
Goede oplossing ontvangen van: W. Fr. Rolf
von den Baumen en H. de Ruijter, beiden te
Bloemendaal; H. W. v. Dort te Haarlem; F.
Mars te Santpoort.
CORRESPONDENTIE.
Bloemendaal. H. de R. Indien wit direct
1. g2g4 speelt, bereikt hij bij goed tegenspel
zeker niet meer dan remise.
oogenblik belaagd door de verlammende werking
van de ondankbaarheid. Och, het is geen godde
lijke, het is ook menschelijke ervaring, in 't
kortste tijdsbestek, dat men zich denken kan,
driemaal verloochend te worden. En tóch, toch
wil ook de ervaring van de ondankbaarheid ten
goede werken.l Als ge voor Uw jongen het mooi
ste boek uit den winkel hebt gekocht moet het
U niet verwonderen, dat de knaap 's anderen
daags in het lorrigste boek uit het geheele huis
verdiept zit en het present van gisteren laat
zwerven.
Dan glimlacht ge en denkt: „Hij zal het toch
wel op prijs stellen. Nu niet, maar later."
Als de onderwijzer al den last ondervindt van
een hardkoppige, onhandelbare klas, die niet de
minste belangstelllilng en nog minder waardee
ring Voor zijn inspanning toont, dan glimlacht hij
en denkt: „Ze zullen het toch wel op prijs stellen.
Nu niet, maar later."
De glimlach is het wapen van den wijze. En nu
zfjn het geen kinderen, met wie we in het leven
van allen dag te maken hébb"n nv»"" oc'i
geloof ik, dat wanneer de groote kinderen om ons
heen onze geschenken min-aehten en onze moei
ten voorbijzien, een glimlach ons niet misstaat
en dat het ons niet ontsiert wanneer wij ons
troosten met de gedachte: Ze zullen het toch wel
op prijs stellen Nu niet, maar later
En wanneer aldus de ondankbaarheid afstuit
op het pantser van het geloof in de toekomst en
het vertrouwen in de menschheid, laat men dan
ondankbaar zijn! Wie door de menschen geklei
neerd wordt, heeft toch altijd de troost ,dat het
de menschen zijn en dat het oordeel van de
aarde niet het oordeel des hemels is.
En ik denk aan wat ik eens las in een boek
vol schoo:ie gedachten: Eens zat een mensch aan
mijn tafel, at mijn brood en dronk mijn wijn en
ging heen. mii uitlachende.
Daarna kwam hij opnieuw om brood en wijn en
ik joeg hem weg. Toen lachten de engelen mii uit.
D.
Bij den melkboer:
Wat is dat voor een ding, waar water uit
komt, moeder? vroeg het kalf aan de koe. Dat
is een pomp, kind, daar werk ik al jaren aan-
~'"aam mee samen!