Het Bloemendaalsch Weekblad. 25ste Jaargai ONS VLIEGWEZEN. De „Graf Zeppelin" naar den Noordooi. Nieuw-Delhi, de prachtige nieuwe hoofdstad van Engelsch-Indië. Het kind. NAAK LONDEN EN TERUG. Wij eeren het vliegtuig. Het vliegtuig maakt het vergezicht tot wereld. Onze hoofdredacteur die op 6 April j.l. met mevrouw Tideman een beetje onwennig op Schiphol zijn vliegbewijs haalde, moest verle den week onverwacht naar Londen; hij had het voorrecht deze reis met een der Fokkervlieg tuigen (zij bezigt geen andere) der K.L.M. te maken. De gelegenheid die een gemakkelijke stoel (anderen zijn er niet) in zulk een vervoer middel biedt om, als de lucht niet woelig is, rustig te zitten schrijven, benutte hjj om in drukken en gewaarwordingen, die in hem tot uiting kwamen als in een gesprek met zich zelf te schrijven op de achterzijde van de zeer nauw keurige 112 c.M. lange landkaart, die de K. L. M. voor dertig centen verkoopt en waarop de 400 K.M. luchtroute Schiphol (Amsterdam) Croydon (Londen), met dikke roode lijn is aan gegeven. Dit vliegen was hem in vele opzichten een openbaring. Van de ons geboden gelegenheid deze in de lucht gemaakte aanteekeningen on veranderd over te nemen, maken wij gaarne gebruik. Het zijn heel gewone zinnetjes, die den één misschien iets, den ander misschien niets zullen zeggen. 7 Mei: Van Schiphol 3.15 Holl. tijd op mijn horloge, dat 5 minuten vóór is. Kaart blijkt zeer nauwkeurig. In 20 minuten boven de plassen bij Hilligers- berg. Nederland een tien voor netheid, Rijnland, Delfland en Schieland, bovendien een eervolle vermelding. Boven Waalhaven: de motoren draaien wel, maar zichtbaar, we zakken zichtbaar en maken een groote bocht over een prachtige boomgroep heen. Waalhaven. Een klein steenen straatje. Een kwartier den tijd, inladen van kisten e.d. Ik er even uit. Een Engelsch sprekende dame wil op mijn plaats, horloge gelijk gezet, gaan zit ten. 't Zal niet gaan. Een van de jongens op Waalhaven had nog gewaarschuwd: legt U iets op uw stoel. Goeden raad. Geen f 3.60. Overal frissche pientere kereltjes bij het vliegwezen; Hollandsche jongens, maar dit wil nu heel wat meer zeggen dan vroeger. 8 Minuten voor vier hobbelen we Waalhaven af, doch zijn heel spoe dig in de lucht. We herademen boven, een zachte deining op en neer en het zacht dreunend gegons van de motoren is 't eenige wat ons er aan herinnert, dat we niet op ons bed een droom droomen. Nu gaat 't over grootere landen (in Noord-Holland was 't haast alles .rechte reepen tusschen sloten die wij zagen) en op groote wateren aan! Een tijd lang langs de Oude Maas, nu er over heen. Het water heeft beneden een lichtbruine tint, daaronder ligt bepaald vette klei. Gezegend land! Of zou dit water 't Spui al geweest zijn? 't Gaat zoo onbegrijpelijk gauw. Nu een soort uiterwaarden, wild van vorm en een breed water. Breed? We zijn terwjjl ik dit rustig opschrijf, 't net weer over. Nu vierkante stukken land, groen, grijs, lichtbruinige en bruingeele, een' groote tentoonstelling van lappen effen linoleum of karpetten. En daarin alleraardigst één vier kant geheel van steenroode dakjes. Het regent niet, maar het is een beetje nevelachtig. Waar wonen op Overflakkee toch de menschen? Van mijn raam uit links heb ik desgewild het op en neer vibreeren van de wippertjes a. d. mo tor in 't zicht, welke een gehoorzame, trouwe geduldige werkers. We liggen aardig vast. In de verte is 't of de zon schijnt. Zou 't dus waar zijn wat op Schiphol werd voorspeld, dat 't aan de Belgische kust goed weer werd? We gaan over Duiveland, hier werkt men voor 't eerst met de kromme lijn. We kunnen links N. en Z. Be verland zien en vooruit moet zboiets zijn als de zee. We gaan pal over Zierikzee. Een smakelijk ouderwetsch poortje met brug. in stijl. Rechts de omloopende punt van Schouwen. Noord-Beveland. We vliegen nu over Colijns- plaat, een stijf nestje (geen persiflage op een naam!). Noord Beveland is voor ons beter, zoo klein, dat we het bijna geheel overzien; hier staan langs enkele wegen uitloopende boomen, op 'n afstand net sprietjes haar. Mijn stoel wordt erg warm. Kan men ook „warm vliegen" zooals men „warm" kan „loopen"? We zijn boven de Zuidvliet, waarin wadden; zouden er zeehonden op liggen 't Is nog een beetje teveel de bewoon de wereld. Nu op het soliede Walcheren aan, dat is 'n baasDonkergroen is hier en daar het gras, hier valt te boeren, 'tls nu eigenlijk prachtig vliegweer, want scheen de ondergaande Wester- zon, 't is 4.25, dan waren we met uitkijken nog niet gelukkig. Vlissingen moet nu komen, maar de torpedo zal ik maar zeggen, zit juist in 't uit zicht. Eerst over Oostsouburg. Hier Vlissingen. De zon komt even door en meteen naar zee! Dus Schiphol heeft het goed voorspeld! Zei niet de kellner in Schiphol, dat we in ieder geval 800 M. zicht hebben? We zien met gemak héél Zeeuwsch Vlaanderen over. We moeten ongeveer bij de Holl.-Belg. grens zijn. Cadzand ligt links in 't lan'd. Een recht kanaal en dan een ibreed stuk strand en duinen. Schapen-stippeltjes, een stukje bosch als 'n kroeskopje groen haar en nu zon èn wolken. De duinpannetjes zijn op ver schillende plaatsen vastgelegd tegen verstuiving. Nu wordt het terrein beneden pleizierig. Dit moet Blankenberghe zijn. Ik word even moe en een heel klein tikje draaierig, zeker van het vele kijken en neem mijn Sedomidje-Roche. Ik moet nu even denken dat ik in een vliegtoestel zit en düs daaraan niet moet denken, omdat ik 't welbegrepen eigenlijk toch niet begrijp; een Gonzerrj sleept mij op voor mij onnaspeurlijke wijze hoog over allerlei schilderijen heen. Mag ik U verzoeken! Naar beneden ziende, zijn we vlak boven de kurzaal van wat Ostende moet zijn. Daarachter is geen waterrijk land meer. Ja, cu is 't wel duidelijk waarom België eigenlijk onverdedigbaar is. Tusschen twee haakjes, als er ook door buitenlanders maar veel over ons land °evlogen wordt, zullen ze wel begrijpen, dat er aan ons niets te grijpen valt, zelfs niet met vlieg machines. Holland is rivieren-, stroomen- en siootenburg, daaiover dus verder basta. Wat nu De motoren razen niet meer, ze maken mi 'der toeren, zouden we in Ostende landen Ik grijp er niets van, maar mijnheer Wiersma, on; piloot, komt kalm binnen ,gaat naar achtere en de kleine schaduw van ons vliegtuig strijkt over 'n vliegveld met een ronde cirkel als van kalk in 't midden, 'tls prachtig weer. De olie druk van den rechtschen motor schijnt een kleine versterking noodig te hebben. Wiersma die zelf ook te Haarlem heeft gewoond, is als zoodanig (Haarlem en degelijkheid 'zijn één) er de man niet naar om ons over het Nauw van Calais te sleepen als alles niet safe is. Een prettig duide- iijk Hollandsch-Vlaamsch sprekend beambte in kaki-uniform komt z'n hulp aanbieden. Het publiek verlaat de vliegzaal; alleen de Engel- sche mevrouw komt weer binnen. Ze is opgeto gen over de bloemen die ze in Holland zag (voor de goede orde deel ik mede dat ik haar rteftijd schat op een even onschuldig cijfer als de mijne), ik leer haar dat de verwarming kan wor den afgezet and I do so; de 2de vliegenier komt binnen: Is 'tall right? Yes Sir. now we go straighton. We zijn pl.m. 10 minuten te Ostende bezig geweest. Het proefdraaien geeft zulke prachtige gladde geluiden, dat we het veld rond gaan om tegen den wind met een reuze vaart om 5.17 de lucht in te gaan. De Engelsche dame is een Amerikaansche, haar man een oude heer met een verminkte onderkaak, kykt vriendelijk achter lorgnetglazen uit de oogen, maar zijn ge zicht is aan de onderzijde niet-zonder aandoening aan te zien. In den oorlog geweest? Mevrouw laat merken dat ze uit Amerika komt. Really, we are American. Er is in haar blik iets opgetogen, alsof ze zeggen wil, je behoeft niet bang te zijn, dat wij Engelschen zijn. We zjjn nu zeker 1000 M. hoog (dit moet gezichts bedrog zijn geweest. Zelden wordt op deze tocht hooger dan 800 M. gevlogen. Red.) en weer boven zee. Er wordt blijkbaar hard gevlogen, want de trillertjes aan de propellers gaan zoo gauw, dat ze voor 't oog bijna even goed hadden kunnen stilstaan; een zonnestraal schiet door mfln bril en we zijn boven Wenduyne, waar een kanaaltje in zee schiet, meer binnenslands is 'n dubbel kanaal met gelegenheid voor vele booten, doch er ligt er geen. Het is nu als bij ons, overal pleizierbadplaatsen in de duinen, maar veel beter dan langs onze kust; de duinen zijn deels open zand, deels donker begroeid. Ik stel me intus- schen voor, dat als de rechtermotor 't opeens op gaf (kan de linker 't alleen doen, dat weet ik niet, dat moet ik straks eens aan Wiersma vra gen) we in een oogwenk in zweefvlucht op het strand zouden kunnen dalen. (Dat zit nóg, als 't strand na eb niet heel vast is, komt men er niet meer uit; wie vliegen wil kan beter in de lucnt blijven. Red.) Een stijgende vliegmachine is een trotsch ding; maar een dalende is er een, die aan zijn gevoel toegeeft en gauw is waar hij wezen wil en zich niet afvraagt welk figuur hij daarbij maakt. Als hij maar weer in moeder's armen, de aarde, terugkomt, die ons later allen omvatten zal. Ja? Of zullen wij de zwaarte kracht nog meer in haar tegendeel kunnen om zetten en...? Duinkerken, geweldig, pieren, bui- ten- en binnenhavens, kanalen, massa's tanks, spoorweg-emplacementen om heele bevolkingen te laden of te lossen, een fort met groote ring gracht, ik zucht, ik verlang niet naar beneden, maar wel naar iets anders toch, vliegende, naar een zweefvlucht; dat lijkt mij nu het ideaal: op stijgen met de motoren aan, hoog in de lucht en dan over langen afstand neerglijden zonder ge luid en dan achter een kleine sterke motor aan van weinig gewicht, de zon tegemoet en ergens ver weg over zee, desnoods 'n Oceaan neerstrij ken; maar ge zijt er nog niet! dan de motor 4 a 500 M. boven den grond maar weer aangezet. Dit moet Gravelines zijn. Een lang kanaal, dicht bjj de monding aan beide zijden bebouwd, tls of We altjjd meer stijgen, vóór ons moet 'Calais liggen, we kijken in een groot stuk licht geel doorschenen mist. Het is mij op het oogen- blik niet duidelijk hoe al die groote vliegtuigen daar boven in de lucht elkaar ontloopen; ik heb geen licht vooraan gezien en de zon verblindt, straks ook eens vragen. We moeten nu toch bij Calais zijn; ja zoowaar, we hebben 't al links van ons en wij koersen eenigszins noordelijk, dat moet zijn recht op Folkestone aan. Boven Neder land had ik het gevoel, boven water veiliger te vliegen dan boven land; hier weet ik 'tniet meer; 'tis clouds and sun and mist. Ja mist, want dat vertelde mij de adsistent van Consul Lee in Amsterdam, fog is de bruine Londensche stadsmist, de woorden mist en misty (mistig) gebruikt men als wij. Zei ik 't al, de afstand Ca laisFolkestone is op de kaart gemeten, gelijk aan die van Amsterdam naar Rotterdam (wacht U even, achter mij schijnen twee jongelui te pra ten, 't is door het rumoer van de motoren, die een enkel maal Uw trommelvlies even doen wap peren; de twee Amerikanen zijn gewatteerd, door het harde op een afstand als 'n soort blaf fen, m'n keel is droog, de twee sinaasappelen, die mijn vrouw me meegaf, zitten in den koffer en die is boven op een stapel andere emballage vastgesjord als in een scheepskajuit; ik kan er niet bij. Ik vroeg U even te wachten, want er is, behalve een tweemaster stoomschip, be neden kleiner dan het kleinste kinderbootje in een badkuip, niets te zien dan water, dat naar het Westen over gaat in iets wat ik voor wol ken houd. Hoe, wolken van vier of vijf hoekig formaat?... dat is een haven! Folkestone, zei ik U niet, dat het Nauw van Calais een kippen- eindje is? In de cockpit wordt het een beetje benauwd, maar een jongraensch, dat een jonge re broer van architect Sevenhuijsen kon zijn, ook met zoo'n Fransch kalotje op, heeft de verwar ming weer afgezet, ik zet dus mijn raam maar niet open. We zijn er zoo, van Folkestone naar Croydon is tweemaal de afstand Amsterdam- Rotterdam. Is Folkestone 'n badplaats 't Lijkt meer een nette woonstad. Typisch alle daken zijn lei-grijs, alle huizen ook. Als keurig geschoren groene lakens liggen de velden met boschjes en dorpjes bijna sawa's-gewijs op de glooiingen der naar de zee toe oploopende heuvelen. De machi ne heeft met een rust, een bedaardheid als van een majesteit gevlogen. Ik moet toch eens'door een der ronde glazen uit de kajuit naar „de bok" kijken, waar onze twee geleiders zitten. Ik zie 2 sturen, 10 handels. 1 thermometer, 1 kompas en behalve de klok nog 7 andere ronde met cij fers voorziene wijzerplaten. Wiersma stuurt vastgebonden, de assistent zit los. Achter W.'s zitplaats een handel, waaraan een draad, die over een rol loopt; hij kijkt recht in de zon, ik begrijp niet dat hij nog iets ziet; 't is al bij half zeven. We moeten er zoo zijn; malsche bosschen met schapenweitjes schuiven onder ons "door, daar een beekje, 'tzal wel een rivier zijn, die als een zilver lint, dat somstijds schuil gaat, zich tusschen de landen door windt; nog meer bos schen en hc ,pjes schapen die als vierkante grijze vlekjes, of is 't wat anders?, op de landen zijn; n meer, een enkel kasteel; hieronder een land- maar waar zijn de dorpen, de stadjes? Is toren wen je wel, soms is het niet hinderlijker dan 't ruischen der zee. Op 't land, links van ons, is een groot wit kruis aangebracht, (met witte kalksteentjes had men het in Ostende gedaan) blijkbaar een teeken voor den vliegênier, de top van het kruis is de richting naar het noorden. De zon schijnt in een groeve van licht-oranje klei-achtige steen. Ver derop, in een meer, een midden-eeuwsch kasteel, alleen een toegangsbrug bij een poort met bijge bouwen, geven contact met de buitenwereld, tus schen bijgebouwen 't eigenlijk kasteel, een groot gazon met een geel rond lintje, de oprijlaan. Nu over propjes bloesemende boomen. Onze schuit maakt allerlei bevallige buigingen omlaag en weer omhoog een groote plaats: Sevenoaks daar wel lintbebouwing. Maar dan moeten we er zoo zijn. 't Landschap is vol boomgaarden, 't ziet er alles even keurig verzorgd uit als bij ons (dichtbij gezien zal, 't als bij ons, ook z'n smet jes wel hebben), maar ik begrijp nog steeds niet waar de menschen zijn. Misschien zullen we er in Londen wel eenige zien. De machine's glim men heerlijk vet in de zon, 'tis al kwart vóór zevenen en nog nergens een glimp van Londen te zien. We rijden als het ware het luchtruim af. Nu moest er eigenlijk boven een stal zijn om even te pauseeren. 't Is daar beneden toch ook niet alles! Wie vliegt kijkt als met Röntgen-oogen het leven af. Van één kant denkt U, ach dat moet U niet zeggen. Onze zintuigelijke ervaring levert het prespectief; aardrijkskunde en geschiedenis ondergaan een vrijwillige repetitie. De reizigers zeggen elkaar iets, één steekt de kaart in de zak, ik verbeeld mij dat de motoren al langzamer gaan en wij een weinig dalen. Het technisch wonder heeft lang genoeg geduurd, als het nu maar niet al te plotseling eindigt; de schommel gaat ineens naar beneden, langzaam omhoog en hup nóg eens naar beneden en ineens... een ge weldig groote plaats die ik niet kan thuisbren gen. Allemaal lintbebouwingen, en.... het flinke monumentale vliegveld Croydon. Een motorweg schroeft zich 'door het veld. Het schuine dalen vind ik een van de aardigste bewegingen. Te 7 uur, 2% min. en 4 sec., de machine stoot tegen Engelschen bodem, wild (het schrijven gaat haast niet meer). We draven over het veld. Bravo Wiersma, dat heb je voor de zooveelste maal goed gedaan. Een vlotte prettige ont vangst. De heer De Jongh is een hoffelijke gast heer. Meteen in de gereedstaande praehtlbus en voort gaat 't met een vaart van 40 K.M. door de leelijke voorstad, links over den weg (de van terzijde komende wagens stoppen, vóór zij, als er baan is, den hoofdweg oprijden) op eigenlijk London aan. De huizen zijn laag en vuil en ik vind ze (nu) leelijk. Van nieuwbouw allerminst, van nieuwen stijl, geen sprake. Allengs bussen van twee verdiepingen, rood geverfd. Ein delijk het ouderwetsche Londen, tenslotte de leeuwen en de duiven van Trafelgarsquare. Stop voor 't hotel Victoria. We zijn er. (Wordt vervolgd.) moetingspunt. Daar zou men zelfs Wilkins met eenige leden van zijn staf kunnen oppikken om gezamenlijk de noodige verkenningsvluchten te doen. De „Graf Zeppelin" zal een volledige Pooluit- rusting moeten meenemen, inclusief poolhonden en sleden.Als het luchtschip verongelukt, kan bemanning zich dan op die wijze in veiligheid stellen, en als de „Nautilus" verging, zou de „Zep pelin" voor haar bemanning de eenige kans op redding beteekenen. Zooals bekend, zal Wilkins deze maand New-York verlaten. Hij vaart eerst naar Lon den en dan via Spitsbergen naar de Pool, waar hij half Juli denkt aan te komen. Voor dien tijd behoeft de „Graf Zeppelin" dus nog niet te vertrekken. Dit alles is nog niet door Dr. Ec- kener persoonlijk bevestigd, doch wanneer de be richten juist zijn, zou er een poolexpeditie van een geheel eigen karakter op touw zijn gezet. Dan zou de persoonlijkheid van Dr. Eckener ons borg ervoor zijn, dat naar menschelijke berekening succes vrijwel verzekerd is, ondanks de groote ge varen, die de moedige onderzoekers in deze on herbergzame streken bedreigen en die ook de ramp van de „Italia" hebben veroorzaakt. Nadruk Verboden). it het gevolg van het groot-grondbezit, alle ,ian naar de steden? Maar prachtig, nergens lint-bebouwing, rechte wegen zie ik er ook geen. Ik begin erg te wennen en zou 't eigenlijk niet ongeschikt vinden altijd maar zoo door te vlie gen, overdag dan, want aan het gonzen der mo- De „Graf Zeppelin" zal deelnemen aan de duikboot-expeditie van Wil kins naar de Noordpool. De commandant van de „Graf Zeppelin" dr. Eckener, heeft zich tot nu toe steeds een voor zichtig man betoond, die precies wist wat hij met zijn luchtschip kon ondernemen. Hij heeft zich nimmer laten verleidentot een te gewaagde onderneming en wanneer dr .Eckener inderdaad durft besluiten tot een poolvlucht kan men er op vertrouwen, dat deze een redelijke kans, in zoo verre deze natuurlijk in haar relaviteit -van kracht is, van slagen heeft. Maar vroeger heeft 'riedrichshafen altijd verklaard, dat de aan een poolvlucht verbonden gevaren te groot waren in verband met de mogelijkheid dat het luchtschip met ijs overdekt zou raken. Is het bericht wel juist? (Ongetwijfeld, want de Zeppelin is start klaar. Red.). Temeer waar de expeditie van Sir Hubert Wilkins met zijn „Nautilus" door velen, ook door deskundigen als volslagen waanzinnig wordt aangevallen. Maar misschien is het plan van Wilkins niet zoo waanzinnig als het wel lijkt. Het vertoont in ieder geval groote lijnen en originaliteit. Als dr. Eckener zich werkelijk met hem geassocieerd heeft, mag men althans aannemen, dat er niets zal worden gedaan wat niet technisch, metereoio gisch en medisch mogelijk is. Ongetwijfeld be looft de combinatie van deze twee moderne ver keersmiddelen, het schip der lucht en het schip van de diepten der zee een kans op een goed succes. Een gunstige omstandigheid is ook, dat de moderne expedities hun hoofddoel niet meer zoe ken in het bereiken van het denkbeeldige punt waar onze aarde zich om haar as wentelt. Dat heeft de Amerikaan Peary al in 1906 gedaan en bovendien zijn zoowel dr. Eckener als Wilkins mannen van den modernen tijd die niet langer een roekelooze dwaasheid begaan terwille van ideaal der 18e en 19e eeuw. Het gaat voor hen om de poolstreek als geheel Zij willen haar niet eens in de eerste plaats geo grafisch onderzoeken. De vuchten van Byrd, Wil kins en Amundsen-Nobile hebben op dat gebied reeds eenig licht gebracht. Op het oogenblik heeft een expeditie naar de Noordpool de meeste be- teekenis voor de meteorologie- en daarmee voor het internationale luchtverkeer. Wij weten reeds lang, dat daar om en bij de Pool ons weer wordt gebrouwen en nu wil men eindelijk weten, hoe dat in zijn werk gaat, wat er daar gebeurt. Verder voert de kortste weg naar Oost-Azië, dat in de naaste toekomst van overwegend belang zal zijn, over de Noordpool. Men verlangt 'n antwoord op de vraag, of die weg nu ook praktisch bruik baar is of dat men hem alleen op de globe kan teekenen. De moeilijkheid is hier echter, dat nóch de „Graf Zeppelin", noch de „Nautilus" deze en der gelijke vraagstukken kunnen oplossen. Want het luchtschip kan, ondanks de hypothetische uitvin ding van het insmeltbare ijsanker, niet landen, tenzij het daartoe geholpen wordt door de beman ning van de „Nautilus". Daarentegen is het be weeglijker en kan het de betrokken gebieden beter overzien. De duikboot kan weer waarne mingen doen omtrent de diepte en de tempera tuur van het zeewater, waartoe het luchtschip niet in staat is. Door samenwerking zóu dus in derdaad veel bereikt kunnen worden. Het plan is, dat Eckener zou wachten op een radiobericht van Wilkins, dat hij de Pool al bijna bereikt had. Dan zal het luchtschip starten en eerst naar Frans Jozefland vlilegen, van waaruit de on'TiiVo kan beginton. eerst nw een radiografisch met Wilkins afgesproken ont- buigen en knielen. Het algemeene plan van Nieuw-Delhi, die prachtige nieuwe stad, zooals het ontworpen is door Sir Edwin Lutyens gelijkt op het plan van L'Enfant voor Washington, de hoofdstad van Amerika. En toch is Nieuw-Delhi niet de eerste hoofdstad, die gevestigd wordt aan de oevers van de bruischende rivier, de Junna. Een zetel van zeven steden. In een kring van 45 vierkante mijlen rond Nieuw-Delhi zijn zeven reusachtige steden ge bouwd door machtige keizers en vorsten uit vroegere tijden. Vervallen tempels en inéénge storte muren, die verspreid liggen over het vlakke veld, zijn de eenig overgebleven ge tuigen van den voorbij geganen roem van deze doode steden. De laatste, Oud-Delhi, bestaat nog als een geweldig monument van de macht en den rijkdom van de Mogol-kelzers, die Indië drie eeuwen lang beheerscht hebben. Ofschoon Nieuw-Delhi volgens het model van Washington gebouwd is, verschilt het er m menig opzicht van. Er is een centrale boule vard, King's Way genaamd, met indrukwek kende regeeringsgebouwen in gemengd klassie ken en Indischen stijl erlangs. In plaats, dat het gebouw van den Wetgevenden Rand het middelpunt vormt, is 3e spil het massieve paleis van den Onderkoning, het Gouvernementshuis, gebouwd op een heuvel als de Acropolis. Breede lanen en boulevards stralen van af dit gouver nementshuis uit als spaken, elk wijzend naar een historische Indische grenspaal. Langs deze hoofdwegen staan de paleizen der Indische vorsten en de huizen van de ambtenaren en de leden van de Wetgevende Vergadering. Em ployes en arbeiders bezitten comfortabele bun galows in de straten der buitenwijken. Geheel op zichzelf, bijna alsof men er eerst in het laatste oogenblik aan gedacht heeft, staat het groote Huis van den Raad van Indië, een geweldig gebouw van buiten gelijkend op een rond, en weelderig ingericht gedenkteeken. Het omspant dertien acres. Het meest opval lend is daarbij afgezien van den vorm als een wagenwiel, de majestueuse rij van hooge, witte suilen langs zijn geheelen omtrek, die een halve mijl lang is. „Steenen gordijnen beschutten de „dames-galerij". Binnen dit „Council House" bevinden zich groote kamers, met smaak gedecoreerd, waar de drie Wetgevende Lichamen van Indië ver gaderen, de Raad van State, of Hoogerhuis, de Wetgevende Vergadering, of Lagerhuis en de Kamer der Vorsten. De prachtige biblio theek-zaal in het midden is groot genoeg voor een vereenigde vergadering van alle drie deze lichamen. Bijzonder interessant voor den Wes- terschen bezoeker zijn de fraai gesneden stee nen gordijnen, waarachter de Inlandsche dames de vorsten kunnen zien vergaderen. Vele bezoekers van Nieuw Delhi verwonderen zich erover, waarom er niet meer schaduw gevende boomen zijn. De reden daarvan is echter niet ver te zoeken. Het klimaat is zoo droog, dat iedere boom een aparte waterleiding noodig heeft, om in het leven te blijven. Maar toch is de Keizerlijke stad geen woestijn gedurende het geheele jaar. Gedurende twee maanden, Januari en Februari, als het weder er helder en koel is, is zij letterlijk een bloemen stad. Grasvelden, struiken, en bloemen, als bij voorbeeld pronkerwten, rozen, lupinen, stam rozen, roode ponisettia's, en purperen bougai- nillia's bloeien er als om strijd en maken, dat de Engelschman zich er thuis voelt, al zijn de tuinlieden ook hurkende vrouwen uit Pendjab in kleurige gewaden. De maand Maart met zijn eerste zandstormen, maakt een einde aan deze paradijsachtige atmosfeer. Deze verschroeiende winden uit de vlakte doen alles verkwijnen. Simla, de zomerhoofdstad. Het „seizoen" van deze bmnenlandsche hoofdstad is kort, en volgt geheel de wisselin gen van het klimaat. Aan het einde van Octo ber, als het weder schappelijker begint te worden, komt de jaarlijksche stroom van gou- vernements-ambtenaren, vorsten, en leden van de Wetgevende vergaderingen opzetten van uit Simla, de zomerhoofdstad hoog gelegen in de bergen van Pendjab. Van dat oogenblik af tot Maart, is het leven te Nieuw-Delhi ongeveer gelijk aan dat in iedere groote hoofdstad, als bij voorbeeld Londen of Washington. Maatschap pelijke aangelegenheden, tuinpartijen, staatsie bals, polo-wedstrijden, weldadigheidsbazars, en natuurlijk ook de politiek, nemen de tijd !n beslag van de tijdelijke bewoners. In den zomer, gedurende ongeveer zeven heete maan den, is Nieuw-Delhi praktisch een verlaten stad, waarin alleen de huisbewaarders blijven. Parliament Street, een breede laan, voert rechtaan naar de Groote Moskee van Oud- Delhi, op een afstand van ongeveer vijf mijl. Daar verzamelen zich iederen Vrijdag-morgen duizend-en betulbande Mohammedanen voor het gebed. In lange, rechte rijen opgesteld, geven zij den indruk van .soldaten, die ZweeSsche gymnastiek beoefenen, wanneer zij gezamelijk De overblijfselen van het ingewikkeld ge. bouwde paleis van Schah Jahan met den be roemden pauwentroon, de geornamenteerde stadspoorten en de straten van „goud en zil ver" trekken steeds groote scharen van ge- kleurde toeristen wijd en zijd uit geheel Indië naar Delhi. De blanke toeristen met helm hoeden op, bezoeken in de koele maanden ook de tooneelen van den dapperen aanval van het kleine Britsche leger op de wallen van Delhi, gedurende den opstand van 1857. Anglo American Newspaper Service, Copyright Harms Tiepen. Janos was een goede kerel en zijn vrouw was zoo vroom als een heilige maar met den kleinen Michiel ging het niet langer zoo. Beter geen kinderen als zulk zigeunergebroed. Drie jaren gèleden had men bij Janos een kind in den stal gelegd. Zigeunersja wie anders? Een donker prachtig kereltje. Janos was een goede kerel e-- zijn vrouw heel vroom. Kinderen had God hun niet geschonken. Ze behielden den kleinen zigeuner, maar het bleef een Zigeuner. Nauwelijks kon Michiel loopen of hij zat al achter de paarden aan, heuvel-op heuvel-af. En toen hij drie jaar was begon hij te stelen. Janos spande het paard in, tilde Michiel in den wagen en reed er zoo hard hij kon vandoor. De vrouw weende. Zij reden drie uur ver naar het klooster van het heilige hart. Hier is Michiel, zei Janos tot de overste en hier zijn duizend kronen. Ik wil den bengel niet langer meer hebben. Zigeunerbloed. Geef hem een opvoeding of breng hem naar de zigeuners terug. En de zusters namen het kind. Michiel keek met verbaasde oogen den wagen na, die hortend en stootend over het slechte plaveisel wegreeu. Toen keek hij naar de ernstige zusters. En waar was zijn vriend Pluto, de hofhond? waar de ganzen, de eenden, de kippen? Waar waren Sandor en Ferencz zijn speelkameraadjes? Waar was zijn moeder, ach dieblonde lieve moeder, die altijd voor hem bad? Janos reed in galop naar huis. Hij vloekte. Zij keken hem vanuit den herberg in het dorp na en Bela de marskramer vroeg waartim hij niet even aankwam. Was er iets met Michel aan de hand? Maar Janos wilde niet antwoorden en reed in galop door. Een uur van zijn woonplaats verwijderd liet Janos de paarden op adem komen. Hij zette zich aan den wegkant en begon zijn ontbijt. Worst, brood en wijn. Passama teremtete, wat lag daar in het gras? Een kindwaarachtig een kind. Janos balde de vuist. Die vervloekte zigeuners! Midden in het bosch een kind achter te laten! Het was een meisje, misschien een half jaar oud met klaar blauwe oogen en zonneblond haar. Het schreide erbarmelijk en trappelde met dé kleine naakte voetjes, die zich uit den deken hadden losgewoeld. En 's nachts zwierven hier wel eens wiolven rond, die van de poesta kwamen. Janos nam het kind in zjjn armen en keek om zich heengeen zigeunerwagen te bekennen. Wie weet waar die bende heen was. Hongarije is groot. Janos legde het kind in zijn wagen en reed terug naar het dorp. Jadaar wilde niemand het hebben. Niemand! De menschen waren niet rijk, hadden zelf veel kinderen en dan een zigeunerskinddat groeide toch maar op 'voor galg en rad zoodat Janos genoodzaakt was om het mee naar huis te nemen. Toen Janos zijn huis binnentrad hoorde hij zijn vrouw huilen. Waar is Michel? vroeg zij. Je weet waar hij isvraag het dus niet. Hiereen kind. Wat moeten wij er mee doen? Ik heb het in het bosch gevonden. Vrouw Maria nam het kindje in den arm en Kathinka, zijn oude moeder, holde weg om melk en warme doeken te halen. Vrouw Maria glim lachte door haar tranen en de beide vrouwen hadden schik om het kleine meisje, dat zoo pienter uit de blauwe oogjes keek. Het kind blijft hier,, zei vrouw Maria zacht. Neen, schreeuwde Janos en sloeg met den vuist op tafel, dat het knalde. Dan blijft het bij mij, riep de oude Kathinka en nam het .kindje in de armen om het weg te dragen. Janos ergerde zich, waarom, dat wist hij niet. Hij nam zijn muts, sprong weer op den wagen en reed naar het dorp terug. Toen bedronk hij zich in den herberg, hetgeen hem maar zelden gebeurde. Toen hij den volgenden morgen tegen vier uur bij zijn huis terug kwam, wreef hij zich van ver bazing de oogen uit. Wie zat daar op de stoep? Michel, de kleine Michel. En naast hem lag Pluto. Hoe kom jij hier? schreeuwde Janos. Weggeloopennaar moeder, naar, Pluto, naar de ganzen en kippen, naar Sandor en Ferenez ennaar jou vader. Janos krabde zich het hoofd, toen wreef hij zich nogmaals in de oogen en opende de deur. Vooruit naar binnen en naar bed. riep hij Michel toe. De kleine kon bijna van moeheid de trap niet opklimmen, want hij had zes uur achter elkaar geloopen. In den nacht over de poesta. door het bosch, waar wel eens wolven rond zwiervenen hij was pas vier jaar oud de kleine Michel. In zijn bed lag echter een klein blond klnje. Ofreeh zusje van den ooievaar? vroeg Michel verheugd toen Janos hem be hoedzaam in het bedje legde. Onmiddellijk daar na sliep Michel vast in. Janos was het echter zonderling te moede. Was het van den wijn? of Hij floot den Radetzkymarsch en gaf zijn vrouw bij het ontbijt een zoen. Michel is weer terug. En hoe moet het meisje heeten? Het is nog niet gedoopt. Voor mijn part Maria! Zoo had Janos twee kinderen inplaats van een. Maar Janos was een goede kerel en zijn vrouw was een heilige. PETER PRIOR. Advertenties kunne dags tien uur worden Ingezonden stukken Klachten over dc be streeks tot de Admini STADSSCHOUV Maandag 25 Mei, 8 u Ensemble Bouber. overweldigend lacht roemruchte jaren", door A. M. de Jonj SCHOUYVBl Zaterdag 23 en Maani Operette Gezelscha] EEN 3 Zonder c welvaar! Ons volk is van geweest. Onze taal 1 den aan het zeewez- van de rondborstighi weet dat het leven gevaar is. Maar tocl eens goed ingedacht, is van hetgeen w zeeman verplicht zij hem te danken he mede daaraan mi dacht worden, dt dienst van ons alle aan de zee, dan wel achterhoek van h( onze positie of de a Want, wij gebruiker woord, want „zond onze welvaart ineen vaart!" „Nochtans" men n van ontzetting gebi zen zin beginnen. volk, dat zooveel aa eigenlijk, als men 1 zoo heel weinig ged hem in den vreemds te geven; hem te be varen van zedelijken ringen; óók als hij buidel in het vaderls zoo, dat de groote zich veel te weinig verantwoordelijkheid delijk, maar ook zeevarende? Het leven van de zwaar. Laat men d veel als dat kan lie zedelijk en finanti men wordt in het sc belang der zeevarei derneemt de Nedei voor wie we dezen naar aanleiding v werd toegezonden. 1 ten bate van de groote beteekenis e heid toonde te hev; gewaardeerd wordt het is ondernomen, kwamen Tehuizen t werden. Enkele staaltjes Hamburg kwamen lieden en de vele ven door de vriem durende hun zeei zoovele bewijzen, d£ Tijdens den oorlog bezocht een dame op leef tijd een hospitaal met gewonden. Daar lag ook een man, wiens heele hoofd in het verband zat. „Arme man", zei de vriendelijke dame, „ben je aan je hoofd gewond?" „Welnee, mevrouw" was het antwoord, „ik ben aan mijn been ge wond, maar het verband is een beetje omhoog- gescnoven!" (Nadruk verboden).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 6