Het Bloemendaalsch Weekblad.
25ste Jaargai
ONS VLIEGWEZEN.
De „Graf Zeppelin" naar
den Noordooi.
Nieuw-Delhi, de prachtige
nieuwe hoofdstad van
Engelsch-Indië.
Het kind.
NAAK LONDEN EN TERUG.
Wij eeren het vliegtuig. Het
vliegtuig maakt het vergezicht tot
wereld.
Onze hoofdredacteur die op 6 April j.l. met
mevrouw Tideman een beetje onwennig op
Schiphol zijn vliegbewijs haalde, moest verle
den week onverwacht naar Londen; hij had het
voorrecht deze reis met een der Fokkervlieg
tuigen (zij bezigt geen andere) der K.L.M. te
maken. De gelegenheid die een gemakkelijke
stoel (anderen zijn er niet) in zulk een vervoer
middel biedt om, als de lucht niet woelig is,
rustig te zitten schrijven, benutte hjj om in
drukken en gewaarwordingen, die in hem tot
uiting kwamen als in een gesprek met zich zelf
te schrijven op de achterzijde van de zeer nauw
keurige 112 c.M. lange landkaart, die de K. L.
M. voor dertig centen verkoopt en waarop de
400 K.M. luchtroute Schiphol (Amsterdam)
Croydon (Londen), met dikke roode lijn is aan
gegeven. Dit vliegen was hem in vele opzichten
een openbaring. Van de ons geboden gelegenheid
deze in de lucht gemaakte aanteekeningen on
veranderd over te nemen, maken wij gaarne
gebruik. Het zijn heel gewone zinnetjes, die
den één misschien iets, den ander misschien
niets zullen zeggen.
7 Mei: Van Schiphol 3.15 Holl. tijd op mijn
horloge, dat 5 minuten vóór is.
Kaart blijkt zeer nauwkeurig.
In 20 minuten boven de plassen bij Hilligers-
berg.
Nederland een tien voor netheid, Rijnland,
Delfland en Schieland, bovendien een eervolle
vermelding.
Boven Waalhaven: de motoren draaien wel,
maar zichtbaar, we zakken zichtbaar en maken
een groote bocht over een prachtige boomgroep
heen.
Waalhaven. Een klein steenen straatje. Een
kwartier den tijd, inladen van kisten e.d. Ik er
even uit. Een Engelsch sprekende dame wil
op mijn plaats, horloge gelijk gezet, gaan zit
ten. 't Zal niet gaan. Een van de jongens op
Waalhaven had nog gewaarschuwd: legt U iets
op uw stoel. Goeden raad. Geen f 3.60. Overal
frissche pientere kereltjes bij het vliegwezen;
Hollandsche jongens, maar dit wil nu heel wat
meer zeggen dan vroeger. 8 Minuten voor vier
hobbelen we Waalhaven af, doch zijn heel spoe
dig in de lucht. We herademen boven, een
zachte deining op en neer en het zacht dreunend
gegons van de motoren is 't eenige wat ons er
aan herinnert, dat we niet op ons bed een
droom droomen. Nu gaat 't over grootere landen
(in Noord-Holland was 't haast alles .rechte
reepen tusschen sloten die wij zagen) en op
groote wateren aan!
Een tijd lang langs de Oude Maas, nu er over
heen. Het water heeft beneden een lichtbruine
tint, daaronder ligt bepaald vette klei. Gezegend
land! Of zou dit water 't Spui al geweest zijn?
't Gaat zoo onbegrijpelijk gauw.
Nu een soort uiterwaarden, wild van vorm
en een breed water.
Breed? We zijn terwjjl ik dit rustig opschrijf,
't net weer over. Nu vierkante stukken land,
groen, grijs, lichtbruinige en bruingeele, een'
groote tentoonstelling van lappen effen linoleum
of karpetten. En daarin alleraardigst één vier
kant geheel van steenroode dakjes. Het regent
niet, maar het is een beetje nevelachtig. Waar
wonen op Overflakkee toch de menschen?
Van mijn raam uit links heb ik desgewild het
op en neer vibreeren van de wippertjes a. d. mo
tor in 't zicht, welke een gehoorzame, trouwe
geduldige werkers. We liggen aardig vast. In de
verte is 't of de zon schijnt. Zou 't dus waar zijn
wat op Schiphol werd voorspeld, dat 't aan de
Belgische kust goed weer werd? We gaan over
Duiveland, hier werkt men voor 't eerst met
de kromme lijn. We kunnen links N. en Z. Be
verland zien en vooruit moet zboiets zijn als de
zee. We gaan pal over Zierikzee. Een smakelijk
ouderwetsch poortje met brug. in stijl. Rechts
de omloopende punt van Schouwen.
Noord-Beveland. We vliegen nu over Colijns-
plaat, een stijf nestje (geen persiflage op een
naam!). Noord Beveland is voor ons beter, zoo
klein, dat we het bijna geheel overzien; hier
staan langs enkele wegen uitloopende boomen,
op 'n afstand net sprietjes haar. Mijn stoel wordt
erg warm. Kan men ook „warm vliegen" zooals
men „warm" kan „loopen"? We zijn boven de
Zuidvliet, waarin wadden; zouden er zeehonden
op liggen 't Is nog een beetje teveel de bewoon
de wereld. Nu op het soliede Walcheren aan, dat
is 'n baasDonkergroen is hier en daar het gras,
hier valt te boeren, 'tls nu eigenlijk prachtig
vliegweer, want scheen de ondergaande Wester-
zon, 't is 4.25, dan waren we met uitkijken nog
niet gelukkig. Vlissingen moet nu komen, maar
de torpedo zal ik maar zeggen, zit juist in 't uit
zicht. Eerst over Oostsouburg. Hier Vlissingen.
De zon komt even door en meteen naar zee! Dus
Schiphol heeft het goed voorspeld! Zei niet de
kellner in Schiphol, dat we in ieder geval 800
M. zicht hebben? We zien met gemak héél
Zeeuwsch Vlaanderen over. We moeten ongeveer
bij de Holl.-Belg. grens zijn. Cadzand ligt links
in 't lan'd. Een recht kanaal en dan een ibreed
stuk strand en duinen. Schapen-stippeltjes, een
stukje bosch als 'n kroeskopje groen haar en nu
zon èn wolken. De duinpannetjes zijn op ver
schillende plaatsen vastgelegd tegen verstuiving.
Nu wordt het terrein beneden pleizierig. Dit
moet Blankenberghe zijn. Ik word even moe en
een heel klein tikje draaierig, zeker van het vele
kijken en neem mijn Sedomidje-Roche. Ik moet
nu even denken dat ik in een vliegtoestel zit
en düs daaraan niet moet denken, omdat ik
't welbegrepen eigenlijk toch niet begrijp; een
Gonzerrj sleept mij op voor mij onnaspeurlijke
wijze hoog over allerlei schilderijen heen. Mag
ik U verzoeken! Naar beneden ziende, zijn we
vlak boven de kurzaal van wat Ostende moet
zijn. Daarachter is geen waterrijk land meer. Ja,
cu is 't wel duidelijk waarom België eigenlijk
onverdedigbaar is. Tusschen twee haakjes, als er
ook door buitenlanders maar veel over ons land
°evlogen wordt, zullen ze wel begrijpen, dat er
aan ons niets te grijpen valt, zelfs niet met vlieg
machines. Holland is rivieren-, stroomen- en
siootenburg, daaiover dus verder basta. Wat
nu De motoren razen niet meer, ze maken mi
'der toeren, zouden we in Ostende landen Ik
grijp er niets van, maar mijnheer Wiersma, on;
piloot, komt kalm binnen ,gaat naar achtere
en de kleine schaduw van ons vliegtuig strijkt
over 'n vliegveld met een ronde cirkel als van
kalk in 't midden, 'tls prachtig weer. De olie
druk van den rechtschen motor schijnt een kleine
versterking noodig te hebben. Wiersma die zelf
ook te Haarlem heeft gewoond, is als zoodanig
(Haarlem en degelijkheid 'zijn één) er de man
niet naar om ons over het Nauw van Calais te
sleepen als alles niet safe is. Een prettig duide-
iijk Hollandsch-Vlaamsch sprekend beambte in
kaki-uniform komt z'n hulp aanbieden. Het
publiek verlaat de vliegzaal; alleen de Engel-
sche mevrouw komt weer binnen. Ze is opgeto
gen over de bloemen die ze in Holland zag (voor
de goede orde deel ik mede dat ik haar rteftijd
schat op een even onschuldig cijfer als de
mijne), ik leer haar dat de verwarming kan wor
den afgezet and I do so; de 2de vliegenier komt
binnen: Is 'tall right? Yes Sir. now we go
straighton. We zijn pl.m. 10 minuten te Ostende
bezig geweest. Het proefdraaien geeft zulke
prachtige gladde geluiden, dat we het veld rond
gaan om tegen den wind met een reuze vaart
om 5.17 de lucht in te gaan. De Engelsche dame
is een Amerikaansche, haar man een oude heer
met een verminkte onderkaak, kykt vriendelijk
achter lorgnetglazen uit de oogen, maar zijn ge
zicht is aan de onderzijde niet-zonder aandoening
aan te zien. In den oorlog geweest? Mevrouw
laat merken dat ze uit Amerika komt.
Really, we are American. Er is in haar blik
iets opgetogen, alsof ze zeggen wil, je behoeft
niet bang te zijn, dat wij Engelschen zijn. We
zjjn nu zeker 1000 M. hoog (dit moet gezichts
bedrog zijn geweest. Zelden wordt op deze tocht
hooger dan 800 M. gevlogen. Red.) en weer
boven zee. Er wordt blijkbaar hard gevlogen,
want de trillertjes aan de propellers gaan zoo
gauw, dat ze voor 't oog bijna even goed hadden
kunnen stilstaan; een zonnestraal schiet door
mfln bril en we zijn boven Wenduyne, waar een
kanaaltje in zee schiet, meer binnenslands is 'n
dubbel kanaal met gelegenheid voor vele booten,
doch er ligt er geen. Het is nu als bij ons, overal
pleizierbadplaatsen in de duinen, maar veel beter
dan langs onze kust; de duinen zijn deels open
zand, deels donker begroeid. Ik stel me intus-
schen voor, dat als de rechtermotor 't opeens op
gaf (kan de linker 't alleen doen, dat weet ik
niet, dat moet ik straks eens aan Wiersma vra
gen) we in een oogwenk in zweefvlucht op het
strand zouden kunnen dalen. (Dat zit nóg, als
't strand na eb niet heel vast is, komt men er
niet meer uit; wie vliegen wil kan beter in de
lucnt blijven. Red.) Een stijgende vliegmachine
is een trotsch ding; maar een dalende is er een,
die aan zijn gevoel toegeeft en gauw is waar hij
wezen wil en zich niet afvraagt welk figuur hij
daarbij maakt. Als hij maar weer in moeder's
armen, de aarde, terugkomt, die ons later allen
omvatten zal. Ja? Of zullen wij de zwaarte
kracht nog meer in haar tegendeel kunnen om
zetten en...? Duinkerken, geweldig, pieren, bui-
ten- en binnenhavens, kanalen, massa's tanks,
spoorweg-emplacementen om heele bevolkingen
te laden of te lossen, een fort met groote ring
gracht, ik zucht, ik verlang niet naar beneden,
maar wel naar iets anders toch, vliegende, naar
een zweefvlucht; dat lijkt mij nu het ideaal: op
stijgen met de motoren aan, hoog in de lucht en
dan over langen afstand neerglijden zonder ge
luid en dan achter een kleine sterke motor aan
van weinig gewicht, de zon tegemoet en ergens
ver weg over zee, desnoods 'n Oceaan neerstrij
ken; maar ge zijt er nog niet! dan de motor 4 a
500 M. boven den grond maar weer aangezet.
Dit moet Gravelines zijn. Een lang kanaal,
dicht bjj de monding aan beide zijden bebouwd,
tls of We altjjd meer stijgen, vóór ons moet
'Calais liggen, we kijken in een groot stuk licht
geel doorschenen mist. Het is mij op het oogen-
blik niet duidelijk hoe al die groote vliegtuigen
daar boven in de lucht elkaar ontloopen; ik heb
geen licht vooraan gezien en de zon verblindt,
straks ook eens vragen. We moeten nu toch bij
Calais zijn; ja zoowaar, we hebben 't al links van
ons en wij koersen eenigszins noordelijk, dat
moet zijn recht op Folkestone aan. Boven Neder
land had ik het gevoel, boven water veiliger te
vliegen dan boven land; hier weet ik 'tniet
meer; 'tis clouds and sun and mist. Ja mist,
want dat vertelde mij de adsistent van Consul
Lee in Amsterdam, fog is de bruine Londensche
stadsmist, de woorden mist en misty (mistig)
gebruikt men als wij. Zei ik 't al, de afstand Ca
laisFolkestone is op de kaart gemeten, gelijk
aan die van Amsterdam naar Rotterdam (wacht
U even, achter mij schijnen twee jongelui te pra
ten, 't is door het rumoer van de motoren, die
een enkel maal Uw trommelvlies even doen wap
peren; de twee Amerikanen zijn gewatteerd,
door het harde op een afstand als 'n soort blaf
fen, m'n keel is droog, de twee sinaasappelen,
die mijn vrouw me meegaf, zitten in den koffer
en die is boven op een stapel andere emballage
vastgesjord als in een scheepskajuit; ik kan
er niet bij. Ik vroeg U even te wachten, want
er is, behalve een tweemaster stoomschip, be
neden kleiner dan het kleinste kinderbootje in
een badkuip, niets te zien dan water, dat naar
het Westen over gaat in iets wat ik voor wol
ken houd. Hoe, wolken van vier of vijf hoekig
formaat?... dat is een haven! Folkestone, zei ik
U niet, dat het Nauw van Calais een kippen-
eindje is? In de cockpit wordt het een beetje
benauwd, maar een jongraensch, dat een jonge
re broer van architect Sevenhuijsen kon zijn, ook
met zoo'n Fransch kalotje op, heeft de verwar
ming weer afgezet, ik zet dus mijn raam maar
niet open. We zijn er zoo, van Folkestone naar
Croydon is tweemaal de afstand Amsterdam-
Rotterdam. Is Folkestone 'n badplaats 't Lijkt
meer een nette woonstad. Typisch alle daken zijn
lei-grijs, alle huizen ook. Als keurig geschoren
groene lakens liggen de velden met boschjes en
dorpjes bijna sawa's-gewijs op de glooiingen der
naar de zee toe oploopende heuvelen. De machi
ne heeft met een rust, een bedaardheid als van
een majesteit gevlogen. Ik moet toch eens'door
een der ronde glazen uit de kajuit naar „de bok"
kijken, waar onze twee geleiders zitten. Ik zie
2 sturen, 10 handels. 1 thermometer, 1 kompas
en behalve de klok nog 7 andere ronde met cij
fers voorziene wijzerplaten. Wiersma stuurt
vastgebonden, de assistent zit los. Achter W.'s
zitplaats een handel, waaraan een draad, die
over een rol loopt; hij kijkt recht in de zon, ik
begrijp niet dat hij nog iets ziet; 't is al bij half
zeven. We moeten er zoo zijn; malsche bosschen
met schapenweitjes schuiven onder ons "door,
daar een beekje, 'tzal wel een rivier zijn, die
als een zilver lint, dat somstijds schuil gaat, zich
tusschen de landen door windt; nog meer bos
schen en hc ,pjes schapen die als vierkante grijze
vlekjes, of is 't wat anders?, op de landen zijn;
n meer, een enkel kasteel; hieronder een land-
maar waar zijn de dorpen, de stadjes? Is
toren wen je wel, soms is het niet hinderlijker
dan 't ruischen der zee.
Op 't land, links van ons, is een groot wit
kruis aangebracht, (met witte kalksteentjes had
men het in Ostende gedaan) blijkbaar een teeken
voor den vliegênier, de top van het kruis is de
richting naar het noorden. De zon schijnt in een
groeve van licht-oranje klei-achtige steen. Ver
derop, in een meer, een midden-eeuwsch kasteel,
alleen een toegangsbrug bij een poort met bijge
bouwen, geven contact met de buitenwereld, tus
schen bijgebouwen 't eigenlijk kasteel, een groot
gazon met een geel rond lintje, de oprijlaan.
Nu over propjes bloesemende boomen. Onze
schuit maakt allerlei bevallige buigingen omlaag
en weer omhoog een groote plaats: Sevenoaks
daar wel lintbebouwing. Maar dan moeten we
er zoo zijn. 't Landschap is vol boomgaarden, 't
ziet er alles even keurig verzorgd uit als bij ons
(dichtbij gezien zal, 't als bij ons, ook z'n smet
jes wel hebben), maar ik begrijp nog steeds niet
waar de menschen zijn. Misschien zullen we er
in Londen wel eenige zien. De machine's glim
men heerlijk vet in de zon, 'tis al kwart vóór
zevenen en nog nergens een glimp van Londen
te zien. We rijden als het ware het luchtruim af.
Nu moest er eigenlijk boven een stal zijn om
even te pauseeren. 't Is daar beneden toch ook
niet alles!
Wie vliegt kijkt als met Röntgen-oogen het
leven af. Van één kant denkt U, ach dat moet U
niet zeggen. Onze zintuigelijke ervaring levert
het prespectief; aardrijkskunde en geschiedenis
ondergaan een vrijwillige repetitie. De reizigers
zeggen elkaar iets, één steekt de kaart in de zak,
ik verbeeld mij dat de motoren al langzamer
gaan en wij een weinig dalen. Het technisch
wonder heeft lang genoeg geduurd, als het nu
maar niet al te plotseling eindigt; de schommel
gaat ineens naar beneden, langzaam omhoog en
hup nóg eens naar beneden en ineens... een ge
weldig groote plaats die ik niet kan thuisbren
gen. Allemaal lintbebouwingen, en.... het flinke
monumentale vliegveld Croydon. Een motorweg
schroeft zich 'door het veld. Het schuine dalen
vind ik een van de aardigste bewegingen. Te 7
uur, 2% min. en 4 sec., de machine stoot tegen
Engelschen bodem, wild (het schrijven gaat
haast niet meer). We draven over het veld.
Bravo Wiersma, dat heb je voor de zooveelste
maal goed gedaan. Een vlotte prettige ont
vangst. De heer De Jongh is een hoffelijke gast
heer. Meteen in de gereedstaande praehtlbus en
voort gaat 't met een vaart van 40 K.M. door de
leelijke voorstad, links over den weg (de van
terzijde komende wagens stoppen, vóór zij, als
er baan is, den hoofdweg oprijden) op eigenlijk
London aan. De huizen zijn laag en vuil en ik
vind ze (nu) leelijk. Van nieuwbouw allerminst,
van nieuwen stijl, geen sprake. Allengs bussen
van twee verdiepingen, rood geverfd. Ein
delijk het ouderwetsche Londen, tenslotte
de leeuwen en de duiven van Trafelgarsquare.
Stop voor 't hotel Victoria. We zijn er.
(Wordt vervolgd.)
moetingspunt. Daar zou men zelfs Wilkins met
eenige leden van zijn staf kunnen oppikken om
gezamenlijk de noodige verkenningsvluchten te
doen.
De „Graf Zeppelin" zal een volledige Pooluit-
rusting moeten meenemen, inclusief poolhonden
en sleden.Als het luchtschip verongelukt, kan
bemanning zich dan op die wijze in veiligheid
stellen, en als de „Nautilus" verging, zou de „Zep
pelin" voor haar bemanning de eenige kans op
redding beteekenen.
Zooals bekend, zal Wilkins deze maand
New-York verlaten. Hij vaart eerst naar Lon
den en dan via Spitsbergen naar de Pool,
waar hij half Juli denkt aan te komen. Voor
dien tijd behoeft de „Graf Zeppelin" dus nog niet
te vertrekken. Dit alles is nog niet door Dr. Ec-
kener persoonlijk bevestigd, doch wanneer de be
richten juist zijn, zou er een poolexpeditie van
een geheel eigen karakter op touw zijn gezet. Dan
zou de persoonlijkheid van Dr. Eckener ons borg
ervoor zijn, dat naar menschelijke berekening
succes vrijwel verzekerd is, ondanks de groote ge
varen, die de moedige onderzoekers in deze on
herbergzame streken bedreigen en die ook de
ramp van de „Italia" hebben veroorzaakt.
Nadruk Verboden).
it het gevolg van het groot-grondbezit, alle
,ian naar de steden? Maar prachtig, nergens
lint-bebouwing, rechte wegen zie ik er ook geen.
Ik begin erg te wennen en zou 't eigenlijk niet
ongeschikt vinden altijd maar zoo door te vlie
gen, overdag dan, want aan het gonzen der mo-
De „Graf Zeppelin" zal deelnemen
aan de duikboot-expeditie van Wil
kins naar de Noordpool.
De commandant van de „Graf Zeppelin" dr.
Eckener, heeft zich tot nu toe steeds een voor
zichtig man betoond, die precies wist wat hij
met zijn luchtschip kon ondernemen. Hij heeft
zich nimmer laten verleidentot een te gewaagde
onderneming en wanneer dr .Eckener inderdaad
durft besluiten tot een poolvlucht kan men er op
vertrouwen, dat deze een redelijke kans, in zoo
verre deze natuurlijk in haar relaviteit -van
kracht is, van slagen heeft. Maar vroeger heeft
'riedrichshafen altijd verklaard, dat de aan een
poolvlucht verbonden gevaren te groot waren in
verband met de mogelijkheid dat het luchtschip
met ijs overdekt zou raken. Is het bericht wel
juist? (Ongetwijfeld, want de Zeppelin is start
klaar. Red.). Temeer waar de expeditie van
Sir Hubert Wilkins met zijn „Nautilus" door
velen, ook door deskundigen als volslagen
waanzinnig wordt aangevallen.
Maar misschien is het plan van Wilkins niet
zoo waanzinnig als het wel lijkt. Het vertoont in
ieder geval groote lijnen en originaliteit. Als dr.
Eckener zich werkelijk met hem geassocieerd
heeft, mag men althans aannemen, dat er niets
zal worden gedaan wat niet technisch, metereoio
gisch en medisch mogelijk is. Ongetwijfeld be
looft de combinatie van deze twee moderne ver
keersmiddelen, het schip der lucht en het schip
van de diepten der zee een kans op een goed
succes. Een gunstige omstandigheid is ook, dat de
moderne expedities hun hoofddoel niet meer zoe
ken in het bereiken van het denkbeeldige punt
waar onze aarde zich om haar as wentelt. Dat
heeft de Amerikaan Peary al in 1906 gedaan en
bovendien zijn zoowel dr. Eckener als Wilkins
mannen van den modernen tijd die niet langer
een roekelooze dwaasheid begaan terwille van
ideaal der 18e en 19e eeuw.
Het gaat voor hen om de poolstreek als geheel
Zij willen haar niet eens in de eerste plaats geo
grafisch onderzoeken. De vuchten van Byrd, Wil
kins en Amundsen-Nobile hebben op dat gebied
reeds eenig licht gebracht. Op het oogenblik heeft
een expeditie naar de Noordpool de meeste be-
teekenis voor de meteorologie- en daarmee voor
het internationale luchtverkeer. Wij weten reeds
lang, dat daar om en bij de Pool ons weer wordt
gebrouwen en nu wil men eindelijk weten, hoe
dat in zijn werk gaat, wat er daar gebeurt. Verder
voert de kortste weg naar Oost-Azië, dat in de
naaste toekomst van overwegend belang zal zijn,
over de Noordpool. Men verlangt 'n antwoord
op de vraag, of die weg nu ook praktisch bruik
baar is of dat men hem alleen op de globe kan
teekenen.
De moeilijkheid is hier echter, dat nóch de
„Graf Zeppelin", noch de „Nautilus" deze en der
gelijke vraagstukken kunnen oplossen. Want het
luchtschip kan, ondanks de hypothetische uitvin
ding van het insmeltbare ijsanker, niet landen,
tenzij het daartoe geholpen wordt door de beman
ning van de „Nautilus". Daarentegen is het be
weeglijker en kan het de betrokken gebieden
beter overzien. De duikboot kan weer waarne
mingen doen omtrent de diepte en de tempera
tuur van het zeewater, waartoe het luchtschip
niet in staat is. Door samenwerking zóu dus in
derdaad veel bereikt kunnen worden. Het plan is,
dat Eckener zou wachten op een radiobericht
van Wilkins, dat hij de Pool al bijna bereikt
had. Dan zal het luchtschip starten en eerst
naar Frans Jozefland vlilegen, van waaruit de
on'TiiVo kan beginton. eerst nw
een radiografisch met Wilkins afgesproken ont- buigen en knielen.
Het algemeene plan van Nieuw-Delhi, die
prachtige nieuwe stad, zooals het ontworpen is
door Sir Edwin Lutyens gelijkt op het plan van
L'Enfant voor Washington, de hoofdstad van
Amerika. En toch is Nieuw-Delhi niet de eerste
hoofdstad, die gevestigd wordt aan de oevers
van de bruischende rivier, de Junna.
Een zetel van zeven steden.
In een kring van 45 vierkante mijlen rond
Nieuw-Delhi zijn zeven reusachtige steden ge
bouwd door machtige keizers en vorsten uit
vroegere tijden. Vervallen tempels en inéénge
storte muren, die verspreid liggen over het
vlakke veld, zijn de eenig overgebleven ge
tuigen van den voorbij geganen roem van deze
doode steden. De laatste, Oud-Delhi, bestaat
nog als een geweldig monument van de macht
en den rijkdom van de Mogol-kelzers, die Indië
drie eeuwen lang beheerscht hebben.
Ofschoon Nieuw-Delhi volgens het model van
Washington gebouwd is, verschilt het er m
menig opzicht van. Er is een centrale boule
vard, King's Way genaamd, met indrukwek
kende regeeringsgebouwen in gemengd klassie
ken en Indischen stijl erlangs. In plaats, dat
het gebouw van den Wetgevenden Rand het
middelpunt vormt, is 3e spil het massieve paleis
van den Onderkoning, het Gouvernementshuis,
gebouwd op een heuvel als de Acropolis. Breede
lanen en boulevards stralen van af dit gouver
nementshuis uit als spaken, elk wijzend naar
een historische Indische grenspaal. Langs deze
hoofdwegen staan de paleizen der Indische
vorsten en de huizen van de ambtenaren en de
leden van de Wetgevende Vergadering. Em
ployes en arbeiders bezitten comfortabele bun
galows in de straten der buitenwijken.
Geheel op zichzelf, bijna alsof men er eerst
in het laatste oogenblik aan gedacht heeft,
staat het groote Huis van den Raad van Indië,
een geweldig gebouw van buiten gelijkend op
een rond, en weelderig ingericht gedenkteeken.
Het omspant dertien acres. Het meest opval
lend is daarbij afgezien van den vorm als een
wagenwiel, de majestueuse rij van hooge, witte
suilen langs zijn geheelen omtrek, die een halve
mijl lang is.
„Steenen gordijnen beschutten de
„dames-galerij".
Binnen dit „Council House" bevinden zich
groote kamers, met smaak gedecoreerd, waar
de drie Wetgevende Lichamen van Indië ver
gaderen, de Raad van State, of Hoogerhuis,
de Wetgevende Vergadering, of Lagerhuis en
de Kamer der Vorsten. De prachtige biblio
theek-zaal in het midden is groot genoeg voor
een vereenigde vergadering van alle drie deze
lichamen. Bijzonder interessant voor den Wes-
terschen bezoeker zijn de fraai gesneden stee
nen gordijnen, waarachter de Inlandsche dames
de vorsten kunnen zien vergaderen.
Vele bezoekers van Nieuw Delhi verwonderen
zich erover, waarom er niet meer schaduw
gevende boomen zijn. De reden daarvan is
echter niet ver te zoeken. Het klimaat is zoo
droog, dat iedere boom een aparte waterleiding
noodig heeft, om in het leven te blijven.
Maar toch is de Keizerlijke stad geen woestijn
gedurende het geheele jaar. Gedurende twee
maanden, Januari en Februari, als het weder er
helder en koel is, is zij letterlijk een bloemen
stad. Grasvelden, struiken, en bloemen, als bij
voorbeeld pronkerwten, rozen, lupinen, stam
rozen, roode ponisettia's, en purperen bougai-
nillia's bloeien er als om strijd en maken, dat
de Engelschman zich er thuis voelt, al zijn de
tuinlieden ook hurkende vrouwen uit Pendjab
in kleurige gewaden. De maand Maart met zijn
eerste zandstormen, maakt een einde aan deze
paradijsachtige atmosfeer. Deze verschroeiende
winden uit de vlakte doen alles verkwijnen.
Simla, de zomerhoofdstad.
Het „seizoen" van deze bmnenlandsche
hoofdstad is kort, en volgt geheel de wisselin
gen van het klimaat. Aan het einde van Octo
ber, als het weder schappelijker begint te
worden, komt de jaarlijksche stroom van gou-
vernements-ambtenaren, vorsten, en leden van
de Wetgevende vergaderingen opzetten van uit
Simla, de zomerhoofdstad hoog gelegen in de
bergen van Pendjab. Van dat oogenblik af tot
Maart, is het leven te Nieuw-Delhi ongeveer
gelijk aan dat in iedere groote hoofdstad, als bij
voorbeeld Londen of Washington. Maatschap
pelijke aangelegenheden, tuinpartijen, staatsie
bals, polo-wedstrijden, weldadigheidsbazars, en
natuurlijk ook de politiek, nemen de tijd !n
beslag van de tijdelijke bewoners. In den
zomer, gedurende ongeveer zeven heete maan
den, is Nieuw-Delhi praktisch een verlaten
stad, waarin alleen de huisbewaarders blijven.
Parliament Street, een breede laan, voert
rechtaan naar de Groote Moskee van Oud-
Delhi, op een afstand van ongeveer vijf mijl.
Daar verzamelen zich iederen Vrijdag-morgen
duizend-en betulbande Mohammedanen voor het
gebed. In lange, rechte rijen opgesteld, geven
zij den indruk van .soldaten, die ZweeSsche
gymnastiek beoefenen, wanneer zij gezamelijk
De overblijfselen van het ingewikkeld ge.
bouwde paleis van Schah Jahan met den be
roemden pauwentroon, de geornamenteerde
stadspoorten en de straten van „goud en zil
ver" trekken steeds groote scharen van ge-
kleurde toeristen wijd en zijd uit geheel Indië
naar Delhi. De blanke toeristen met helm
hoeden op, bezoeken in de koele maanden ook
de tooneelen van den dapperen aanval van het
kleine Britsche leger op de wallen van Delhi,
gedurende den opstand van 1857.
Anglo American Newspaper Service,
Copyright Harms Tiepen.
Janos was een goede kerel en zijn vrouw was
zoo vroom als een heilige maar met den kleinen
Michiel ging het niet langer zoo. Beter geen
kinderen als zulk zigeunergebroed. Drie jaren
gèleden had men bij Janos een kind in den stal
gelegd. Zigeunersja wie anders? Een
donker prachtig kereltje. Janos was een goede
kerel e-- zijn vrouw heel vroom. Kinderen had
God hun niet geschonken. Ze behielden den
kleinen zigeuner, maar het bleef een Zigeuner.
Nauwelijks kon Michiel loopen of hij zat al achter
de paarden aan, heuvel-op heuvel-af. En toen hij
drie jaar was begon hij te stelen.
Janos spande het paard in, tilde Michiel in
den wagen en reed er zoo hard hij kon vandoor.
De vrouw weende.
Zij reden drie uur ver naar het klooster van
het heilige hart.
Hier is Michiel, zei Janos tot de overste
en hier zijn duizend kronen. Ik wil den bengel
niet langer meer hebben. Zigeunerbloed. Geef
hem een opvoeding of breng hem naar de
zigeuners terug.
En de zusters namen het kind. Michiel keek
met verbaasde oogen den wagen na, die hortend
en stootend over het slechte plaveisel wegreeu.
Toen keek hij naar de ernstige zusters. En
waar was zijn vriend Pluto, de hofhond? waar
de ganzen, de eenden, de kippen? Waar waren
Sandor en Ferencz zijn speelkameraadjes? Waar
was zijn moeder, ach dieblonde lieve moeder,
die altijd voor hem bad? Janos reed in galop
naar huis. Hij vloekte. Zij keken hem vanuit den
herberg in het dorp na en Bela de marskramer
vroeg waartim hij niet even aankwam. Was er
iets met Michel aan de hand? Maar Janos wilde
niet antwoorden en reed in galop door. Een uur
van zijn woonplaats verwijderd liet Janos de
paarden op adem komen. Hij zette zich aan den
wegkant en begon zijn ontbijt. Worst, brood en
wijn.
Passama teremtete, wat lag daar in het gras?
Een kindwaarachtig een kind. Janos balde
de vuist. Die vervloekte zigeuners! Midden in
het bosch een kind achter te laten!
Het was een meisje, misschien een half jaar
oud met klaar blauwe oogen en zonneblond haar.
Het schreide erbarmelijk en trappelde met dé
kleine naakte voetjes, die zich uit den deken
hadden losgewoeld. En 's nachts zwierven hier
wel eens wiolven rond, die van de poesta
kwamen.
Janos nam het kind in zjjn armen en keek om
zich heengeen zigeunerwagen te bekennen.
Wie weet waar die bende heen was. Hongarije
is groot.
Janos legde het kind in zijn wagen en reed
terug naar het dorp. Jadaar wilde niemand
het hebben. Niemand! De menschen waren niet
rijk, hadden zelf veel kinderen en dan een
zigeunerskinddat groeide toch maar op
'voor galg en rad zoodat Janos genoodzaakt was
om het mee naar huis te nemen. Toen Janos
zijn huis binnentrad hoorde hij zijn vrouw huilen.
Waar is Michel? vroeg zij.
Je weet waar hij isvraag het dus
niet. Hiereen kind. Wat moeten wij er
mee doen? Ik heb het in het bosch gevonden.
Vrouw Maria nam het kindje in den arm en
Kathinka, zijn oude moeder, holde weg om melk
en warme doeken te halen. Vrouw Maria glim
lachte door haar tranen en de beide vrouwen
hadden schik om het kleine meisje, dat zoo
pienter uit de blauwe oogjes keek.
Het kind blijft hier,, zei vrouw Maria zacht.
Neen, schreeuwde Janos en sloeg met den
vuist op tafel, dat het knalde.
Dan blijft het bij mij, riep de oude Kathinka
en nam het .kindje in de armen om het weg te
dragen.
Janos ergerde zich, waarom, dat wist hij niet.
Hij nam zijn muts, sprong weer op den wagen
en reed naar het dorp terug. Toen bedronk hij
zich in den herberg, hetgeen hem maar zelden
gebeurde.
Toen hij den volgenden morgen tegen vier uur
bij zijn huis terug kwam, wreef hij zich van ver
bazing de oogen uit.
Wie zat daar op de stoep? Michel, de kleine
Michel. En naast hem lag Pluto.
Hoe kom jij hier? schreeuwde Janos.
Weggeloopennaar moeder, naar, Pluto,
naar de ganzen en kippen, naar Sandor en
Ferenez ennaar jou vader.
Janos krabde zich het hoofd, toen wreef hij
zich nogmaals in de oogen en opende de deur.
Vooruit naar binnen en naar bed. riep hij
Michel toe. De kleine kon bijna van moeheid de
trap niet opklimmen, want hij had zes uur achter
elkaar geloopen. In den nacht over de poesta.
door het bosch, waar wel eens wolven rond
zwiervenen hij was pas vier jaar oud de
kleine Michel. In zijn bed lag echter een klein
blond klnje.
Ofreeh zusje van den ooievaar?
vroeg Michel verheugd toen Janos hem be
hoedzaam in het bedje legde. Onmiddellijk daar
na sliep Michel vast in.
Janos was het echter zonderling te moede.
Was het van den wijn? of
Hij floot den Radetzkymarsch en gaf zijn vrouw
bij het ontbijt een zoen.
Michel is weer terug.
En hoe moet het meisje heeten? Het is
nog niet gedoopt.
Voor mijn part Maria!
Zoo had Janos twee kinderen inplaats van een.
Maar Janos was een goede kerel en zijn vrouw
was een heilige.
PETER PRIOR.
Advertenties kunne
dags tien uur worden
Ingezonden stukken
Klachten over dc be
streeks tot de Admini
STADSSCHOUV
Maandag 25 Mei, 8 u
Ensemble Bouber.
overweldigend lacht
roemruchte jaren",
door A. M. de Jonj
SCHOUYVBl
Zaterdag 23 en Maani
Operette Gezelscha]
EEN 3
Zonder c
welvaar!
Ons volk is van
geweest. Onze taal 1
den aan het zeewez-
van de rondborstighi
weet dat het leven
gevaar is. Maar tocl
eens goed ingedacht,
is van hetgeen w
zeeman verplicht zij
hem te danken he
mede daaraan mi
dacht worden, dt
dienst van ons alle
aan de zee, dan wel
achterhoek van h(
onze positie of de a
Want, wij gebruiker
woord, want „zond
onze welvaart ineen
vaart!"
„Nochtans" men n
van ontzetting gebi
zen zin beginnen.
volk, dat zooveel aa
eigenlijk, als men 1
zoo heel weinig ged
hem in den vreemds
te geven; hem te be
varen van zedelijken
ringen; óók als hij
buidel in het vaderls
zoo, dat de groote
zich veel te weinig
verantwoordelijkheid
delijk, maar ook
zeevarende?
Het leven van de
zwaar. Laat men d
veel als dat kan lie
zedelijk en finanti
men wordt in het sc
belang der zeevarei
derneemt de Nedei
voor wie we dezen
naar aanleiding v
werd toegezonden. 1
ten bate van de
groote beteekenis e
heid toonde te hev;
gewaardeerd wordt
het is ondernomen,
kwamen Tehuizen t
werden.
Enkele staaltjes
Hamburg kwamen
lieden en de vele
ven door de vriem
durende hun zeei
zoovele bewijzen, d£
Tijdens den oorlog bezocht een dame op leef
tijd een hospitaal met gewonden. Daar lag ook
een man, wiens heele hoofd in het verband zat.
„Arme man", zei de vriendelijke dame, „ben je
aan je hoofd gewond?" „Welnee, mevrouw"
was het antwoord, „ik ben aan mijn been ge
wond, maar het verband is een beetje omhoog-
gescnoven!"
(Nadruk verboden).