Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. de Vrouw. 28ste Jaargang Het üoemeitdaalsch WeekbflacL 19 Juni 1931. Tweede Blad No. 24. LOSSE BLAADJES. Verkiezingstijd. Brokjes Levenswijsheid. Slapeloosheid. SCHAAKRUBRIEK. De redenaar. Op de groote aanplakborden En ook elder hier en daar, Prijken de partijbiljetten, Uiterst vreedzaam naast elkaar. 'tls een symphonie in kleuren: Zwart en grijs en blauw en rood. De verdraagzaamheid der buren Is in 't leven minder groot! In de kiesvereenigingen Heerscht een opgewekte geest. Men maakt hevig propaganda voor het schoon vérkiezingsfeest, 'tls een lust, het aan te kijken! De besturen, forsch en sterk, Loopen 't vuur uit hun pantoffels, Worden mager van het werk. IJvèrig vangt men nieuwe lieden, Lauwe worden warm gemaakt, Er zijn bergen te verzetten Vóór de groote dag genaakt. De vergaderingen groeien, Men is kwistig in critiek, Spreken, praten, bulderen, loeien, Alles ademt politiek. Aan de saamgestroomde kiezgrs Wordt van allerlei beloofd- Als je alles aan wil hooren Gaat 't je draaien in je hoofd! Ja, men werkt met alle krachten Eind'lijk komt de blijde dag, Dat de kiezer stil en zwijgend Weer zijn stem uitbrengen mag. Qualiteit heeft dan geen waarde, Quantiteit gaat bovenal! Menigeen is dol nieuwsgierig, Wat de stembus brengen zal. Wie een zetel heeft gewonnen, Springt van blijdschap drie voet hoog. Roept uit alle macht victorie Met een vreugdetraan in 'toog! Wie, in spijt van alle moeite, Op 't getal zijn blijven staan, Zijn al blij, dat zij tenminste Niet zijn achteruitgegaan. En wie in den strijd om zetels Soms moet boeken een gemis, Troost zich met de hoop op beter, Als het weer verkiezing is! (Nadruk verboden) Slapeloosheid is als algemeen verschijnsel feen kwaal van den modernen tijd. Men schrijft haar wel toe aan het drukke en jachtige leven, en hoogstwaarschijnlijk terecht. Mocht deze samenhang tusschen slapeloos heid en levensgedrag inderdaad bestaan, dan i9 het de vraag, of wij slapeloosheid eigenlijk wel als een ziekte mogen beschouwen. Kan het ook zijn, dat 'dit voor velen onaangename ver schijnsel een natuurlijke noodzakelijkheid is? Men pleegt het leven onzer overbeschaafde wereld onnatuurlijk te noemen. En elke on- natuur wreekt zich. De natuur schijnt met redelijk vermogen begaafd. Zij laat zich niet op zij duwen; zij stelt ten opzichte van haar be strijders geweld tegenover geweld en list tegen list. In de voortdurende schermutseling tus schen natuur en cultuur blijft de eerste meest overwinnaar. Soms schijnt het, alsof de cultuur het terrein heeft veroverd, maar deze zegepraal is slechts denkbeeldig. De overwonnene, dien men krijgsgevangenen gemaakt heeft, begint, als de soldaten uit het Trojaansche paard, binnen de stad te spoken, veroorzaakt er onrust, en omwenteling en jaagt tenslotte de overwinnaars in hun eigen veste op de vlucht. „Chassez le naturel, il revient au galop." Zoo zou de slapeloosheid aanvulling kunnen zijn van een functie, welke wij in het drukke dagleven hebben verwaarloosd. De meeste menschen meenen, dat louter eten en drinken natuurlijke functies zijn. Maar zou ook het voeden van den geest, het nadenken over de dingen, geen eisch van de natuur kun nen wezen? De oude volken hebben zich toegelegd op levenswijsheid en onze voorouders, die de kunst van schemeren nog kenden, hebben bij hun lange pijp zich des avonds rekenschap gegeven omtrent de gebeurtenissen van den dag. Zij kenden den zelfinkeer, die noodig is om het leven evenwicht en regelmaat te geven. Zij verdiep ten zich in de mysteries van het bestaan, in de ondoorgrondelijkheid van het lot, in de pro blemen, waarvoor hun streven en het toeval hen stelden. Mijmeren over den zin van hun leven, vorschen naar de oplossing van het hun opgegeven raadsel, verband zoeken tusschen oorzaak en gevolg hunner daden, taxeeren van verdienste en schuld, de balans opmaken om trent vooruitgang of terugval in karakter en levensideaal, dit alles vormde een deel van bun dagtaak en zij gunden zich hiervoor den ijd. Met het gevoel van iemand, die zijn dag werk volbracht, zijn rekening afgesloten en ,:ijn werkplaats opgeruimd heeft, gingen zij ustig te bed en zij sliepen den slaap des recht vaardigen. Maar wij, arme slaven van het onverbiddelijk tempo dezer vliegende, hollende eeuw? Wan neer laten de zaken ons tijd om aan onszelf te denken en in te keeren in onze ziel? Gelijk het naar school dravend kind zijn slaapkamer ordeloos achterlaat, gaan wij aan den arbeid met een onopgeruimd gemoed. Terwijl wij heel den dag door tobben en jachten, is het daar binnen in ons een onordelijke boel; tal van onafgewerkte problemen, in den steek gelaten plannen, half doordachte beschouwingen en nauwelijks ontpakte beginselen liggen daar bont door elkaar en er is niemand, die er op let. De winkel, de fabriek, het bureau wachten ons en afgejakkerd werpen wij ons, na een avond van opwindende uitspanning, op onze legerstede, De natuur wreekt zich. Wat wij overdag na laten, moeten wij 's nachts inhalen. Onvermij delijk. Het leven laat zich niet in zijn eischen te kort doen. Herstel van 't verzuimde beveelt het, herstel nu of later! Wat is het Onaangenaamste van slapeloos zijn? Niet het wakker liggen op zichzelf, niet het negatieve ledig zijn. Slapeloosheid is geen verveling, integendeel! Het onaangenaamst zijn de gedachten, die komen spoken en die ons midden in de uren, welke wij voor rust hebben bestemd, dwingen tot rusteloozen arbeid. Het onaangename van slapeloosheid is de on weerstaanbare dwang tot denken aan onplei- zierige dingen. Netelige vraagstukken, onoplos bare problemen, angstwekkende vooruitzichten, berouw, schuldgevoel, twijfel, zij komen ons plagen, en hóe we ons wentelen en keeren, van hun om antwoord vragende gezichten komen we niet af. Zoo vult de natuur aan, wat de cultuur ons heeft afgenomen. Wat wij in den drift van den dag van ons afwerpen, keert in de rust van den nacht tot ons terug en eischt rekenschap. H. G. CANNEGIETER. G. Th. Rotman. Nadruk verboden. 71. Karo neemt met de trap de vlucht Heer Pimpelmans hangt m de lucht En wordt door 't water flink besproeid, Dat langs zijn mouw naar binnen vloeit, Zijn pak staat bol; met stralen spuit Het nat zijn broek en mouwen uit! 72. Daar schiet de haak er uit, o wee! Heer Pimpelmans gaat naar benèe! Hij valt o jongens, wat een rahip! Juist boven op de mooie lamp! En van den schrik gooit Willemijn Ook nog de kopjes kort en klein! 73. Heer Pimpelmans zei na een week, Toen hij naar Willem "ritje keek: „Zeg, kind, als ik da' hoofd van jou Nog langer zie, dan krijg ik kou. Hij riep een kapper uit de stad. Die veel verstand van pruiken had. 74. Toen 't pruikopzetten was gedaan, Bood Pimpelmans den kapper aan: „Kruip achterop mijn motorfiets, Ik breng je thuis, dat kost je niets' Je kunt den omtrek nog eens zien, En spaart een treinreis bovendien". DE HERDENKING VAN ONZEN TROUWDAG. Het aantal echtscheidingen neemt helaas steeds toe en zelfs onder de paren, die niet tot dien stap overgaan, neemt het aantal gelukkige en harmonische huwelijken af. Daarom lijkt het ons op het eerste gezicht vreemd, dat daarte genover het herdenken van den trouwdag een veel grootere plaats inneemt dan in vroeger ja ren. Meer en meer wordt het gewoonte, dien dag elk jaar te herdenken, evenals wij dit met ver jaardagen doen. En dikwijls is de wijze van her denking niet zoo, dat men daardoor tot navol gen zou worden bewogen. Voor zoovelen is die dag niets meer dan een aanleiding om weer eens een dinertje of feestavondje te kunnen geven. En toch is juist het jaarlijks herdenken van den trouwdag zoo'n goede gewoonte voor de be trokkenen zelf. Wij kunnen het betreuren, doch het feit blijft bestaan, dat zeer dikwijls de goede verstandhou ding van den verlovingstijd reeds kort na de z.g. wittebroodsweken plaats maakt voor een ze kere verkoeling. En dan worden van jaar tot jaar de attenties, de liefdebetuigingen zeldzamer. Er zijn huwelijken, waarin slechts vier of vijf maal per jaar een kus gewisseld wordt! De on verschilligheid heeft daar alles verslikt. Dit is een droevig verschijnsel. En de sleur, waardoor het langzamerhand ontstaat, kan door een jaarlijks herdenken in vele gevallen ver broken worden. Zooals zich op een verjaardag onze gedachten richten op 'n geliefd persoon, zoo kunnen op den jaarlijks terugkeerenden trouw dag de echtgenooten zich bezig houden met her innering aan hun gevoelens en hun voornemens bij het begin van hun huwelijk. En evenals bij het beëindigen van een ander levensjaar is er ook na afloop van een huwelijksjaar alle aanlei ding om eens „de balans op te maken" en zich af te vragen, door welke tekortkomingen of door welke omstandigheden van buitenaf die balans zoo'n nadeelig saldo aanwijst. Dan alleen komt men er ook toe, de eenmaal bewust geworden fouten in de toekomst te vermijden. Hieruit blijkt wel, dat de geregelde herdenking van den trouwdag alleen een zaak is van de beide echtgenooten en geen aanleiding is voor het geven van een gezellig avondje. Het komt er alleen op aan, dat zij tot zichzelf inkéeren en dan ook tot een ernstig besluit komen om in den bestaanden toestand verbetering te brengen. Zulke uren van inkeer en overleg zijn in het ge. heele leven van groot belang, dus ook in het huwelijk. En in dit speciale geval zijn er nog zulke oneindig sehoone herinneringen aan ver bonden. Toch is er voor zoo'n herdenking ook moed noodig. Moreele moed, om onder het oog te kun nen zien, dat er een achteruitgang is geweest en zichzelf te onderzoeken, in welke opzichten de eigen tekortkomingen dien achteruitgang heb ben veroorzaakt. De wederzijdsche aangename stemming en goede bedoelingen kunnen op de zen dag natuurlijk ook tastbaren vorm aanne men, hoewel dat niet altijd mogelijk zal zijn. Het is ook niet noodig, want de hoofdzaak ligt in het herzien van de eigen geestesverhouding, en als de menschen daartoe elk jaar een dag wilden wijden, zou menig huwelijk beter wezen dan het nu is. (Nadruk verboden. VOLKSGELOOF RONDOM DEN ZUIGELING. Van de pasgeboren kindertjes in de wieg hangt de toekomst van een volk af. Het is dan ook verklaarbaar, dat de meest verschillende ge bruiken en opvattingen over de eersre levensda gen in omloop zijn en dat wij daarin bij alle sehoone symbolen toch steeds weer de ernst ont moeten en niet de vroolijkheid en zorgeloosheid, die in de andere volksgebruiken zoo'n groote plaats innemen. Aan de wieg wordt een rekening met het lot opgesteld, waarvan de voornaamste posten leven en dood heeten. De kinderlijke, maar daarom niet minder be sliste mensch om de toekomst te leeren kennen, treedt hier wel zeer sterk naar voren. De baker voorspelt nog in vele streken het lot van den nieuwen wereldburger en als zijn kansen niet te best staan, haalt men het kind tusschen de spa ken van een wagenrad door. Het rad is n.l. het oude symbool van de warmte en zegen versprei dende zon en verdrijft alle booze machten, die misschien boven het kleine hoofdje zweven. En als de baker te veel goeds voorspelt, wikkelt de moeder haar kind in een donker keukenschort en legt het in een schemerigen hoek om het te bewaren voor hopgmoed. De meer ontwikkelde menschen en de bewo ners der groote steden zien op deze gebruiken neer als bijgeloof. Toch hebben vele van die ge bruiken een goede reden van bestaan, want door zich daaraan te houden, wordt vanzelf het voor naamste in acht genomen wat bij de verzorging van den zuigeling van belang is. Wij denken b.v. aan de waarschuwing om een kind van nog geen jaar nooit na middernacht en een ongedoopt kind zelfs in het geheel niet alleen te laten, om dat het anders de zeer onaangename gave van het tweede gezicht kan krijgen. Is dit geen ver standige manier om een jong moedertje, dat an ders misschien haar plichten aan de wieg zou vergeten om een dorpsfeest tot het einde toe mee te maken, daarvan terug te houden? Zoo is ongetwijfeld voorzichtigheid ook de drijfveer geweest bij het bedenken van de waar schuwing, dat men niet over een klein kind heen moet loopen, omdat het dan niet meer groeit. Hoe licht kan immers een volwassene over de spelende en krioelende kinderen struikelen en een groot ongeluk veroorzaken, waardoor mis schien inderdaad de verdere groei van het kind wordt belemmerd. Ook de waarschuwing, dat kinderen niet door vreemde personen mogen worden aangeraakt, heeft een zeer eenvoudigen, hygiënischen ondergrond, al kan men dien niet verklaren aan een eenvoudige vrouw op het plat teland, die er eenvoudig haar schouders over zou ophalen met de opmerking, dat zijzelf en haar moeder en haar grootmoeder ook wel groot geworden zijn zonder al dien onzin. Dezelfde re den heeft geleid tot het voorschrift, dat het goed van zuigelingen en volwassenen niet door elkaar gewasschen mag worden, omdat dan het kind pas laat of in het geheel niet leert spreken en zijn verstand leert gebruiken. Een paedagogische overweging gaf aanleiding tot het voorschrift om een kind niet te prijzen, waar het zelf bij is, omdat het dan juist de te gengestelde eigenschappen zal gaan ontwikkelen. Zoo zien wij, dat volksgeloof nog niet altijd ge lijk is te stellen met bijgeloof. Wij, die zoo trotsch zijn op onze ontwikkeling, zouden goed 'doen, eens een oogenblik bij die overgebleven resten van oude volksgebruiken te blijven stil staan en de korreltjes wijsheid eruit te verzame len, die ons kunnen helpen om onszelf en onze kinderen te beschermen. (Nadruk verboden). ZIJ DIE ONS DRAGEN. MOOIE VOETNAGELS. Als u graag mooie rose teennagels wilt hebben, wrijf dan eiken avond uw nagels met wat olijf olie in en gebruik in plaats van de schaar slechts een vijl, wat natuurlijk een njeermalige behan deling vereischt. De nagelhuid moet evenzoo zorgvuldig teruggeschoven worden als bij de vin gernagels. Dat is niet alleen een gebod der kos- metiek, maar ook der hygiëne. AFWIJKINGEN VAN DEN VOET. Een New Yorksch professor heeft 'de gang van 20.000 vrouwen bestudeerd en is daarna tot de conclusie gekomen, dat slechts iets meer dan de helft der vrouwen een normale gang heeft. 41 pCt. zetten haar voeten naar buiten, terwijl 5 pot. hün voeten naar binnen zetten. De profes sor meent het toenemen der voetgebreken te moeten toeschrijven aan het overmatig dansen. KOSTBARE VOETEN. Een dame in de Noord.Amerikaaiische schoen- metropool Lynn, Miss Mac Moran heeft haar voeten voor 40.000 dollar verzekerd tegen elke verwonding, die den vorm van haar voeten tij delijk of levenslang zou beïnvloeden. Men zal deze hooge waarde van Miss Moran's voeten be grijpen, als men weet, 'dat zij in dienst is bij de Lynner schoenfabrikanten en haar voet als model dienst doet voor de te maken schoenen. (Nadruk verboden). Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, God. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. 804. Dr. C. J, Corn el is (pl.m. 1887). Karei Zaader was tot zijn groote verwondering in het bestuur gekozen van zijn vereeniging, welke hij meende, dat zich wat meer op politiek terrein moest begeven. Tot dusver bepaalde zij zich tot het uitoefenen van de hengelsport, biljarten, het geven van vroolijke avondjes, dammen enz. Met Dit wordt door Wit schitterend weerlegt. Ju.st Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kh6, Ld3, Lf8, Pf4, Pg3, d2, g6. Zwart: Kf6. PARTIJ No. 131, gespeeld in het consultatietournooi te Nice, 14 April 1931. Wit: Zwart: Dr. A. Aljechin G. Stoltz (Parijs) en (Zweden) en Monosson (Nice). B. Reilly (Nice). West-Indisch. d2d4 Pg8—f6 c2c4 e7e6 Pgl—f3 b7—bS g2—g3 Lc8b7 5. Lflg2 Lf8e7 6. 00 00 7. b2—b3 Meer gebruikelijk is 7. Fc3 of ook 7. Dc2. 7. DdSc8 8. PblC3 d7—d5 Zeer in aanmerking kwam Fe4. 9. c4Xd5 Pf6Xd5 10. Lel—b2 c7c5 11. Tal—cl PdSXcS Beter TdS. 12. Lb2 X c3 Tf8—d8 Thans is dat niet meer krachtig. Zwart moest Pbd7 spelen. 13. Ddl—d2! Lb7—d5 1. 2. 3. 4. zijn intrede als bestuurslid ontwaakte in hem het feu-saeré voor het verkrijgen van meer „rech ten, die de menschheid toekomen", en nam hij zich voor daarover te praten, te betoogen, te schrijven zelfs, als 't-ie-'t noodig vond. De „rechten van den mensch" zijn weliswaar vervelend moeilijke onderwerpen, omdat je dik wijls niet weet, waar het begin en het einde ervan zit. Dat kwam er nu eigenlijk minder op was nog steeds Fd7, zelfs nog bij den vol genden zet. 14. Dd2—f4 Dc8—h7 15. d4Xc5 b6Xc5 Niet Lc5:, want dan zou kunnen volgen 16. Lg7:, Kg7:; 17. Dg5t. 16. e2e4! Ld5c6 Le4: faalt na 17. Pg5, met de dubbele dreiging op f7 en e4, welke ook door Lg5: niet ge- til Zrtii. Awaiii ei HU cxgciiAJjxi. luuruoi \jyj -»o-r\e 4- hoofdzaak bleef: de heilige rechten in hun pareerd kan worden, daar na 18. Dg5: mat op algemeenheid aan te pakken, desnoods in de mid denmoot, kop en staart volgden wel. Karei pie kerde er al lang over hoe hij zulk kostbaar materiaal met zoo min mogelijke zelfverheffing (de mensehen leken hem zoo achterdochtig) zou uitbuiten om een goed figuur te maken. Hij kon er zich reeds op beroemen van huis uit een menschenvriend te zijn,, n.l. als zoon van een voorzichtig scherend barbier en een bakerende moeder van rijke reputatie. Kort en goed: Karei kwam in zijn nieuwe functie ter vergadering en na de installatie had hij te kennen gegeven om: de geachte vergade ring met een inleidend woord te willen toe spreken, Nu lijkt zooiets voor een buitenstaander heel aanlokkelijk en gemakkelijk, maar menigeen heeft wel eens de gewaarwording gehad alsof men plotseling voor een hinderlaag staat, waar zonder kleerscheuren of struikelen, niet overheen te komen is, Karei liet zich echter niet afschrikken en begon zijn „kort woord" aldus: Geachte vergadering! De mensch heeft in zijn leven recht op 't menschzijn. Dat wil zeggen, om met zijn mensehelijkheid te woekeren. Daar voor behoort hem gelegenheid te worden ge geven. Dat wil zeggen: hij moet de kans krij gen, om ook zonder hengel of biljartqueue of ander spel te worden, hetgeen hij graag zou wil len zijn. Een appel valt niet altijd even ver van den boom. Toegegeven, maar dat wil ook zeggen, tiat hij moet kunnen willen, wat hij ook niet wil. Dat wil zeggen Stem uit de zaal: Wat wil hij nou eigenlijk zeggen? Een andere stem: Och, hij wil bedoelen, dat je, affijn, begrijp je? Dat je je gang kon gaan, en ook van niet, snap je 'm? Daar zit 'm de kneep! Eerste stem: Me gang gaan? Nou geef jij mijn dan je sigaretten maar. Hoe is-t-ie? Hi-hi. Voorzitter: Stilte, vergadering. Het woord is aan den heer Zaader! Zaader: Geachte vergadering. Ik wil zeggen, dat men eerst zijn eigen tuilitje moet wieden eer we een ander gaan bespieden. Een stem: Sproeien, bedoelt-ie. Zaader: Nee, bespieden. De stem: Spieën is gooien met spie. Voorzitter heb ik gelijk of niet. Voorzitter: Het woord is aan den heer Zaader. Zaader: Geachte vergadering. Ik constateer, dat men probeert mij in de war te maken, maar ze zijn van de no-kans. Ik bedoel, dat ieder zijn eigen boontjes moet doppen, natuurlijk, maar dat wil niet zegg Een stem: Daar begint-ie weer met z'n zeggen. Hij zegt niks. Voorzitter, neem me niet kwaljk, maar de redenaar is in de war. Eerst boonen, en dan spie met doppen! Voorzitter: Stilte. Meneer, u moet opschieten. Zaader: Als die geachte ellendelaar daar op de zesde rij dan maar koest is. Geachte verga dering. Waar een wil is, moet men ook weg kun nen komen. 'kZal dit met een voorbeeld verdui delijken. Als je bij een werkgever gaat werk- nemen, dan moet die niet kunnen zeggen: Kip, g7 en d8 zou dreigen. (Op 18f6; 19. Le4:, De420. Lf6:, enz.), 17. Pf3e5 Lc6—e8 18. Pe5g4 Pb8—a« Er dreigde e4e3. 19. Lc3Xg7 Opgegeven. Want na Kg7:; 20. Dh6f. Kh8 leidt 21. Pf6 tot mat op h.7 of f8 en na 20Kg8; 21. e5 moet de Dame gered worden en dan volgt mat na 22. Pf6f (eventueel gevolgd door Le4). („Deutsche Schachzeitung"). OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 86. (F. Lazard), Stand der stukken: Wit>: Ka3, La8, a6. Zwart: Kc2, Te2, a5, c3. 1. a6a7, Te2—e8; 2. La8c6, Te8—f8; 3. a7a8D, Tf8Xa8; 4. Lc6Xa8, Kc2—cS! (Wit heeft weliswaar den Toren veroverd, maar schijnt nu eerst met recht verloren te zijn) 5. Ka3b3, a5a4t6. Kb3—a2, c3—c2; 7. La8e4f! (een verrassend slot), Kd3Xe48. Ka2b2, Ke4d39. Kb2cl en na a4—a3 of Kd3c3 is Wit pat. ik heb je! We zijn nu eenmaal geen kippen. Een stem: Dan hanen misschien? Voorzitter: Geen namen noemen, as-je-blieft. Mijn baas heet De Haan. Zaader: U probeert me een spaak in het rij wiel te steken, dat is gemeene politiek van nul ik hou een bokkie, en daar heb ik niet van terug. Als die geachte opschepper van de zesde rij t niet met me eens is, dan is dat niet het recht van de sterkste, want wie niet sterk is behoort slim te zijn, en als 2 menschen 't zelfde zeggen, dan beteekent dat nog niet altijd van 't zelfde laken een pak bestellen. Wat wil zeggen, dat nie mand twee heeren kan dienen, ook al meent men, dat zijn uil een kalf is. Wil men, dat de geachte vergadering niet mèt mij is, dan nog is het geoorloofd om ook wat te zeggen, maar dat moet ik weten, want wie „hei!" roept moet over de brug komen als er een schaap over is. Voor zitter, ik heb gezegd en vraag stemming over mijn conclusie. Voorzitter: Vergadering, ik zie, dat nog maar zes leden aanwezig zijn, van wie er vier zitten te slapen. Ik dank jullie voor de aandacht en sluit dus maar (bom!) Zeg Piet, waarschuw jij in 't voorbijgaan even den bediende. Vijf biertjes! Voor Zaader. En even politiekloos als voorheen bleef het be stuur nog wat gezellig nababbelen over droog- zand-geredeneer en zware brasems. B. VAN VRIEZE. (Nadruk verboden). - Ik kan die rheumatiek maar niet kwijt worden. Probeer het eens met baden. Helpt niets, t Vorig jaar heb Ik er een genomen maar het heeft niets geholpen i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 5