Het Bloemendaaisch Weekblad.
De vacante betrekking.
De nieuwe küant.
John Sims had uit een soort hartstocht op de
aanlokkelijke advertentie van Lord Panhurst ge
schreven. HU had werkelUk niet te klagen bij
Arthur Shaw en Co. waar hü reeds zes jaren
boekhouder was. Het salaris was goed, de voor
uitzichten waren ook niet slecht en toen Shaw
oen jongeman als hulpboekhouder had aange
nomen, was John Sim's taak aanmerkelijk ver
licht. .Bovendien kon hij op drie weken vacantie
rekenen wat zelfs de verwende en tamelijk
egoïstische John royaal vond.
Lord Panhurst had een kolossale advertentie
geplaatst in de „Times", daar zijn rentmeester
gepen-ionneerd zou worden. Mijnheer Sims had
plotseling het vreemds voorgevoel gekregen, dat
hij best kans had, als hij eens op de vacante be
trekking reflecteerde. Hy schreef een zakelijk
briefje en kreeg inderdaad een week later een
uitnocdiging om Donderdagochtend op het kas
teel in Oxford te verschijnen. Dienzelfden dag
kreeg hij bezoek van zijn ouden schoolvriend
Erekine, die hem goed nieuws kwam vertellen.
„Zooals je weet, ken ik Lord Panhurst per
soonlijk, oude jongen. Gisteren sprak hij me
nog over die betrekking. Hij had jouw brief al
dadelijk op zij gelegd; wat later vroeg hij me,
of ik je misschien kende. Nou, je snapt dat ik
je aanbevolen heb en nu heeft de oude heer het
in zijn hoofd gezet, om jou te nemen. Ik kan nog
al een potje bij hem breken, zie je?"
„Dat vind Ik reusachtig van je. Denk je, dat
ik op het baantje kan rekenen?"
Erskine's bruine oogen lachten vroolijk. „Ik
had het eigenlijk nog even geheim willen hou
den, John, maar ik wil het je zeggen. Je hebt
99 kans!"
De vrienden gaven elkaar een hand. „Daar
geeft ik een rondje op!" riep John overmoedig
en de ander had daar niets op tegen.
Dien middag verzocht John om een kort on
derhoud met zijn patroon.
Arthur Shaw was in een slecht humeur. Dien
ochtend waren de rubberaandeelen weer zoo ge
weldig gezakt, dat de goede man reeds het ergste
vreesde. John Sims wist er van, toch was hij zoo
onverstandig om het volgende te zeggen. „Mijn
heer Shaw. ik ben nu reeds zes jaar bij u in
dienst. De laatste drie jaren heb ik geen sala-
risverhooging gehad. Nu wilde ik u vragen
„Zco, ook*al ontevreden?" vroeg de directeur
sarcastisch. „Het is niet erg fijngevoelig van je,
Sims, nu je weet, dat we vanmorgen zoo'n klap
hebben gehad om over een dergelijke kwestie te
komen spreken. Maar mUn antwoord kan kort
zijn. Ik denk er niet over om je salaris ook maar
niet een permy te verhocgen."
„Het spijt me.." antwoorde de boekhouder
„maar ik vrees, dat ik hier dan niet lang meer
zal blijven. In verhouding tot mijn capaciteiten
vind ik, dat ik recht heb op meer salaris."
„In deze malaise! Je bent gek en onverstan
dig, John."
„Ik zou een pond meer in de week willen ver
dienen, mijnheer Shaw."
„Wees blij, dat ik niet aan je inkomen ge
tornd heb!" riep de ander woedend. „Boven
dien heb je het heelemaal niet druk. Van over
werk is bijvoorbeeld nimmer sprake, terwijl op
andere makelaarskantoren
„Mijnheer Shaw, ik wil er verder niet over
praten. Als ik niet op vijftig pond per jaar meer
kan rekenen, dan geef ik mijn betrekking hier
liever op."
„Doe het dan!" zei de ander kalm. „Ut krijg
twee anderen voor jouw salaris in de plaats."
„Ik geef u een maand om die twee anderen te
zo-ken!" bood Sims koel aan. „Overigens spijt
het mij, dat wij op deze wijze moeten scheiden."
„Oh, als je wilt, kan je volgende week al ver
trekken; er is toch niets te doen. Dat spreken
we dan maar af, John Sims."
„Uitstekend!" zei deze glimlachend en hij ver
liet het privékantoor, in de vaste overtuiging,
dat mijnheer Shaw hem zou terugroepen en hem
zijn zin geven. Doch dit was niet het geval en
een beetje in zijn eigenwaan getast begon hij
aan zijn werk.
Wat later in den middag zag hij, toen hij de
gang overliep, een jonge dame het privékantoor
binnengaan. Zelfs in c'.ut korte oogenblik had hij
éen heel knap meisje gezien, met blond haar,
een elegant mantelpak aan en een buitengewoon
aantrekkelijk gezichtje. Nu was mijnheer Sims
een man met een spoedig vlam vattende natuur.
Het meisje had indruk op hem gemaakt en hij
trachtte een middel te vinden om haar nog even
te ontmoeten, al was het alleen maar om haar
naam te weten te komen. Het gaf hem dan ook
een schok van ontroering toen hij haar den
volgenden dag op het station zag staan. Het
was de dag van zijn bezoek aan Lord Panhurst
pn hij had zonder moeite vrij gekregen.
Toen de trein voorkwam, wachtte hij, totdat
het meisje een compartiment had opgezocht.
Tot zijn teleurstelling wipte zij in een dames
coupé. Mopperend zocht hij een rookcomparti-
ment op en de geheele reis zon hij op een mid
del, om met het meisje in contact te komen. Zij
had een wonderlijken indruk op hem gemaakt
en hij was overtuigd van liefde op het eerste ge
zicht.
Gelukkig stapte zij gelijk met hem in Oxford
uit. Voordat hij echter een list had kunnen be
denken, om haar aan te spreken, was oen grijze
limousine gestopt met een deftigen chauffeur.
Hst meisje nam plaats in de kussens van de ach
terbank en het voertuig gleed vlak langs John
S}ms weg.
„Misschien kom ik haar later wel eens tegen,
ze schijnt hier te wonen," dacht hij, en hij be
sloot te voet naar het kasteel te gaan. Het was
prachtig weer en hij kende dsii weg. Het was
nog geen kwartier
Spoedig bevond hij zich in de laan, die tus-
sohen de bosschen rondom het kasteel van Lord
Panhurst doorliep. Na enkele minuten zag hü
rechts van den weg de muren van 't oude ge
bouw te voorschijn komen. Om niet een tamelijk
langen omweg te maken, opende hij een hek, dat
toegang gaf tot' een weiland. Op deze manier
vsrkor'te hij de wandeling met een mijl. Door
het gras liep een smal voetpad en spoedig schoot
rechts en links laag kreupelhout op. Juist waar
hst veld overging in den eigenlijken kasteeltuin
stond een man, die hem verbaasd aanstaarde.
Hij was tamelijk klein en mager, was gekleed in
'n soort manchester en hij leunde op een hark.
Zijn gezicht was bruin verbrand en hij was 't
ware type van den man, die den geheelen dag
in de buitenlucht verkeert
Toen Jo'-n Sims hem genaderd was. nam hü
zijp kort pijpte uit den mend en zei kwaad:
..Het is daar particulier terrein, mijnheer.
Kimt u niet de laan volgen?"
„Nou, maak maar niet zOo'n drukte," zei John
schouderophalend. ..Het is toch zeker geen mis
daad en het scheelt me minstens 'n mijl loopen."
De tuinman kees hem minachtend aan. „En
dat zegt 'n man als u met jonge beenen!" zei
hij smalend.
„Bemoei je nou maar met je eigen, oude brom
beer," antwoordde de jonge man, „ik moet om
tien uur op het kasteel zijn."
„Wie ben je dan, heb je een afspraak?"
„Wel nou nog mooier, gaat het jou wat aan?
Maar als je het weten wil, ik ben de nieuwe
•rentmeester." En zonder een verder antwoord af
te wachten liep hij het bosch door, het grintpad
over naar de voordeur.
Een statige butler liet hem in een antieke ont
vangkamer. „Zijn Lordschap zal u over enkele
minuten ontvangen!" zei hij plechtig.
John Sims wachte. Na vyf minuten kwam de
butler terug. „Wilt u my volgen?"
Hij bracht John naar een ruim vertrek op het
Zuiden, dat uitzag op een prachtig aangelegd
park met een enormen vijver, waar statige zwa
nen zwommen. Juist toen hij dien smaak van den
Lord bewonderde, zag hij hetzelfde meisje bij
den vijver, dat hij eerst op kantoor en later in
den trein had gezien. Het gaf een hem vreemde
emotie. Verduveld, er waren hier nog andere
voordeelen behalve het mooie salaris! Dat lieve
kind moest ongetwijfeld een nichtje of zoo van
den ouden Lord zijn. Dat beloofde een roman
tische idylle te worden
„Ah mijnheer John Sims vermoedelijk?"
klonk plotseling een stem achter hem, John
schokte op. Zijn oogen staarden strak naar den
man, die juist was binnen gekomen. Het was
het mannetje in manchester. HU stopte lang
zaam zyn pijpje.
„Ik zou een onderhoud hebben met zijn
Lordschap!" zei mijnheer Sims uit de hoogte.
Het mannetje glimlachte en boog. „Lord Pan
hurst is myn naam, om u te dienen.
Slechts enkele minuten later aanvaardde John
Sims den terugtocht naar het station. BU het
hek kwam hij opnieuw het knappe meisje tegen,
dat hem niet scheen te zien. Loom wandelde hij
verder, zonder illusies, zonder betrekking en
zonder hoep. Want hij kende Arthur Shaw te
goed, om overtuigd te zUn, dat hij na het onder
houd van den vorigen dag niet met spijtbetui
gingen of iets dergelijks behoefde aan te komen.
En toen hü tien dagen later werkloos was,
hoorde hij van zijn vriend Erskine, dat „het"
meisjede dochter van den Lord was (die zoo
veel van tuinieren hield!) en dat zij dien mid
dag eens bij Arthur Shaw en Co naar den rent-
meester-in-spé had geïnformeerd!
FRANCISCO PIZARRO.
DE BLOEDHOND DER MADONNA.
Vier honderd jaar geleden heeft een roover-
bende, die door een ongeletterde werd aange
veerd, een groot rijik, waar een oude cultuur
bloeide, weten te veroveren; hebben 180 bandie
ten een hoogstaand en edel volk geknecht en uit
geroeid.
De rooverhoofdman, die lezen noch schrijven
kon, maar des te beter plunderen en moorden,
heette Francisco Pizarro; het rük, dat hij over
viel en ten gronde lichtte: Peru. Zijn gezellen
waren: een vervallen edelman en een cynisch
pater.
Francisco werd in het Spaansche dorp Trujil-
lo geboren. Zijn vader was een edelman, rijn
moeder een lijfeigene. In de donkerste bekrom
penheid, in barbaarsche onwetendheid groeide
de jciigsn op. Hij hoedde de zwijnen. De legende
,-ertelt dat hen op zekeren dag terwijl hij onder
sen boom lag te luieren, de heilige Madonna
verscheen, in hemelsblauwe Ideederen gehuld. ZU
zou hem een wit vaandel hebben overhandigd
en van hem hebben geëischt, dat hij een hei-
densch rijk voor het christendom zou veroveren.
Zoo lükt de jeugdgeschiedenis van den zwijnen
hoeder Francisco Pizarro wonderwel op die van
de herderin: Jeanne d'Arc, de maagd van
Orléans; het verschil begint echter waar Pizarro
uittrok om een vreemd volk te vernietigen, ter
wijl Jeanne haar eigen volk redde. Zoowel de
bloedhond als de maagd beweerden in naam van
de hemelsche koningin gehandeld te hebben. In
ieder geval, Pizarro liep van zyn zwijnen weg
m soldaat te worden.
In zijn tijd konden avontuurlyke en koene
knapen het ver brengen. In massa boden zich
de avonturiers aan om, onder bevel van de zoo
genaamde „Conquistadores", op drijvende dood
kisten naar het nieuw-ontdekte goudland, naar
Amerika te zeilen, en daar met madonnavlag-
gen en musketten-salvo's, met bijbelsche woor
den en de daden van ware bloedhonden, fabel
achtige rijkdommen te vergaren.
Vijf en dertig jaar cud, verliet de soldaat Fran
cisco Pizarro de oude wereld, vertrouwend op de
kracht van zijn vuisten, op zijn in den strijd g<!
staalde dapperheid en op de genade der Ma
donna, Hij maakte den fantastischen tocht van
Balbao mee, dwars door het oerwoud heen, over
de landengte van Panama, van oceaan tot
oceaan. Aan de kust van do onbekende zee kniel
de de troep neer, lieten de avonturiers een mis
keen, zengen zè wilde koren. Pizarro staarde
naar het Zuiden; daar lag, zoo vertelde men
hem. „het vaderland van het goud", het paradys
het land dat hem in den lokkenden droom was
beloofd geworden.
Op eigen nandje moest hij trachten gezel
schap te vinden, moet hy een expeditie naar het
onbekende gewest uitrusten. HU slaagde erin,
alhoewel hü als aanvoerder naam, noch faam
had. Diego de Almagro, een éénoogigc, verarm
de edelman en Fernando de Luque, een Spaan
sche pater, sloten met hem een verbond. Met
hun drieën voerden zij een rooversbende door
de grootste gevaren heen, door een hel van hon
ger en ontbering, naar het Zuiden toe, naar het
Dorado.
Tenslotte hielden de soldeniers het niet lan
ger uit. Zij sloegen aan 't muiten. Zij weigerden
zich in het onbekende te wagen. Toen sprong
Pizarro naar voren, trok met zyn zwaard een
bjn in het zand en nep: Aan deze zijde van
de lijn goud of de dood; aan gene zijde... leven
n armoede! Wie volgt mij?
Dertien man kwamen over de streep, de an
deren weken terug. Pizarro schuimbekte van
woede. Maar nie'.temin verklaarde hij zich be
reid cm met 13 man een vasteland te veroveren.
HU stond echter spoedig alleen en moest den
rooftocht verzaken, blij, dat hü er heelhuids af
kwam.
Hy vertrok naar Spanje, vertelde daar van het
onbekende goudland, vroeg, hij, de gewezen
zwijnenhoeder om een audiëntie by den
koning en wist, hardnekkig ais hy was, te be
reiken, dat men hem benoemde tot stadhouder
en opperbevelhebber van het nog niet ont
dekte Peru. Stadhouder zonder land! Op
perbevelhebber zonder legeren toch had hy
met meer ncodig. De Luque zorgde voor het
geld, Almagro voor goede connectiesDaarna
-taken rij opnieuw den greoten plas over.
Met 180 man verlieten zy Panama in 1581 en
vielen in het goudland.
Peru was een land waar vrede heerschte sedert
eeuwen. In de jongste Jaren was er evenwel wat
beroering geweest. Door een staatsgreep was de
vorstenzoon, Atahualpa, er in geslaagd zyn half
broeder ,die feitelyk meest regeeren, uit den weg
te ruimen en zelf de macht in handen te nemen.
Dat was voor Pizarro een gelukje. Hy kon op
treden als wreker van den vermoorden vorst.
Maar. meer neg beteekende het vcor hem, dat
hy geweren, paarden en ruwe soldaten by zich
had. Atahualpa ontving de onverwachte gasten,
„de witte kinderen van de zon", op de hartelijk
ste wijze. Vol vertrouwen kwam hy hen met zyn
schitterend gevolg tegemoet. Pizarro en zyn man
nen letten enkel op het goud dat in de zon schit-
'erde op de prachtige gewaden. Toen begen een
Vreeselyke ccmedie: de Dominicaan Valverde
eischte van de Inka's dat zij zich tot het chris
tendom zouden bekeeren, dat zij den godsdienst
souden omhelzen van den „heiland der liefde,
die voor alle menschen gestorven is".
Atahualpa vroeg beleefd om uitleg over den
witten God en wenschte te weten hoe die Heer
tot zijn kinderen sprak. De Luque overhandigde
hem zijn Bijbel; met lichte ironie nam de koning
het boek aan en hield het tegen zijn oor. „Het
zegt niets, uw God is stem!" Toen brulde Val
verde: „Godslastering!" Pizarro gaf een teeken.
IJlt de geweren der Spanjaarden brulde te stem
van den onbekenden God. Bij hopen werden de
arglocze, ongewapende Indianen neergeveld. Ver
geefs trachtten de overrompelden hun vorst te
redden, hem met hun lichamen dekkend. Zy wer
den als dieren geslacht. Van de dooden plunder
de men de gouden sieraden, Atahualpa werd ge
vangen genomen.
De heiligschennende bekeeringscomedie werd
voortgezet. Valverde predikte den koning het
evangelie en bedreigde hem met alle pijnigingen
der hel als hy zich niet liet doopen. Hij slaagde
er spoedig in Atahualpa aan de hel te doen ge-
looven: de Inka had immers de Spanjaarden loe
ren kennen.
Maar de vorst begreep niet wat de blanken,
die hij nooit gedeerd had, van hem wilden. Hij
vroeg het Pizarro. „Goud", antwoordde deze hem,
cordeelend, dat de bekeering van den Inka veel
te lang duurde en dat een harde methode beter
is dan een zachte. Want het ging immers om
goud en niet om God. Pizarro stak zyn zwaard
vlak naast het hoofd van den koning in een
muur en zeide: Goud moet ik hebben, zoo
hoog! Om hun vorst te redden kwamen de In
dianen met hun schatten aansleepen. Het goud
werd rondom At hualpa opgestapeld tot het
hem aan de slapen reikte. De koning werd toen
plechtig gedoopt en ten slotte even plechtig
om het leven gebracht.
Zoo begon Pizarro's dictatuur over Peru, de
heerschappij van een ongeletterde over een oude
cultuur. En wat dcet men al niet met goud? Men
richt drinkgelagen, zwelgt, brast en moordt. Tot
slot wordt de bandeloosheid al te erg. Almagro
wenscht, dat de plunderingen een einde nemen.
Hij zal de Europeesche heerschappij over het
rijk der Inka's organiseeren. Pizarro most daar
natuurlijk niets van hebben en laat zijn wapen
makker vermoorden. Angstig leeft hij, de „zon
der zen", die aan de heidenen de godsbeodschap,
aan de barbaren de „beschaving" bracht, nog
drie jaar in zyn paleis. Waar hy ten slotte als
oen dier werd afgemaakt door andere avon
turiers.
AAN HET BEGIN.
Toen dien Dinsdagmiddag de Ontwapenings
conferentie te Genève was geopend, sloeg de
Moeder de oogen omhoog en prevelde:
Ik geloof. Ik geloof, dat alle landen der wereld
thans hunne afgezanten hebben vergaderd cm
eindelyk, eindelyk van ons te nemen de dreiging
van het doodsgevaar. Men heeft mij gezegd, dat
nu de ochtend kleurt van een nieuwen dag, die
geen geweld en geen veete meer zal kennen.
Ik heep. Ik voedde myn zoon niet op met het
doel, hem eens den moordenaar te weten van
den lievelirg van een andere Moeder. Wy hsb-
ben geen leven gebaard, opdat het leven zich
aan hst leven vergrypen zou. Kan deze dag dan
een mislukking verhullen, nu hij gsbenedyd is
dcor den zegen van millicenen Moeders?
Ik vrees. Eenmaal heb ik de stem gehoord uit
een metalen mond en ervaren, dat zij het ge
ver: klaag der Moeders overstemde: ik weet, dat
mijn vermaan niet verstaan zal worden als mijn
zoon de krijgstrompet hoort.
Ik geloof en ik hoop...
Ik vrees het meest..
Toen Henderson zyn openingsrede had beëin
digd knikte Mephistofelss goedkeurend en zeide:
Een uitstekende rede! Een woord van hart tot
hart. Een speech, cm er een paar honderd pa
cifistische krantenartikelen aan te ontleenen. En
wat een voortreffelijk gezelschap- Jammer, dat
de helft der afgevaardigden de usiform had
thuisgelaten. Je herkent ze zoo slechts! Intus-
schen, het is merkwaardig zooveel kennissen ik
vandaag in Genève ontmeet heb
Ja, inderdaad, een pakkende speech van Oom
Arthur! Het zal eenigen tyd kosten, vooraleer
we van onzen kant hst vuur kunnen openen
foei laat ik op mijn woorden passen in dit vre
delievend gezelschap! Enfin, ik bedoel natuurlijk:
x>rdat we van onzen kant eenige noodzakelijk
heden gaan betcogen. Wel jammer, want het
gaat alweer tegen den zemer en zomertyd is
toch altijd maar de beste oorlogstijd sapristie,
ik verpraat me alweer! We willen geen oorlog,
we willen vrede en omdat we den vrede willen
bereiden we ons tenhm, 't wordt lastig, zoo
als je tegenwoordig op je woorden moet letten..
De blinde vouwde de handen en sprak in het
duister:
Het is mij niet bekend, of er onder de hon
derden afgevaardigden naar deze conferentie 'n
vertegenwoordiger is van de millicenen, die, als
ik, hun jeugd en hun kracht verwoest zagen
door één kogel, door één granaatscherf, dcor
ién welk gifgas. Het is mjj niet bekend, of bij de
besprekmgen over de vermindering van oorlogs
materiaal ook een oogenblik gedacht zal worden
aan het mensehenmateriaal, dat sedert 1918 van
het leven niets meer te wachten heeft dan een
beetje barmhartigheid en een beetje medelijden.
Dit alles weet ik niet. Maar ik wéét: wanneer
ons offer vergeefs zal zijn gebracht, wanneer de
stem der menschelljkhsid eenmaal wederom weg
sterft in het krijgsgeluid. wanneer de thans ver-
renigde gezanten van alle landen op aarde niet
van ons nemen de brkiemmrtg van het doods
gevaar: dan zal op Genève, dan zal op heel de
wereld de 'vloek rusten van ons, van ons, doo
den, kreupelen, blinden, verminkten, verdwaas
den, de vlooi van het onschuldig bloed, dat thans
na veertien jaar neg ten hemel schreit.
Icarus zat op een der berghellingen aan het
Meer van Genève en sprak: Vivat de Conferen
tie! Door iyden tot verbiyden. Het einde zal
schoon en heerlyk zyn. Waar zyn de pessimis
ten, die smalen op deze besprekingen? Ik gelcof
en laat dit geloof niet varen! Zouden wy ge
roepen zyn, cm in angst en beven neer te zit
ten en te pruilen en te vreezen., vreezen.,
voor wien, als immers ook de anderen van goe
den wille zyn?
Omhcog moeten wij, omhoog! Achter de wol
ken, die het klein bestaan op deze planeet be
floersen, straalt het groote licht. Er is misver
stand geweest en onverstand maar broederliefde
en menscnenmin hebben zich doen gelden,
eeuwen lang en een zalig weten zal in het einde
de onzekerheid op dezen zonbeschenen bol te
niet doen. Gezegend zy dit heilig trachten, dat
boven de verdeelheid van heden en verleden
een toekomstdroom wekt van het liefeiyk beeld
der kinderen van één Vader.
Toen zag hij naar de plek, waar ééns zijn vleu
gels hadden gezeten en hy zweeg en zuchtte.
De werklooze kleumde in zijn schamele plun
je en zeide:
Tien millicen werkloozen wellicht meer
worden op deze oonferentie niet vertegenwoor
digd. En toch gingen wij vóór. Men heeft ens
ontwapend. De strijd cm het bestaan is ons ont
zegd. De wapenen van onze werkkracht, onze
vlijt, onze toewijding heeft men ons ontnemen.
Zouden wy dan geen recht van spreken heb
ben?
Zijn kind vroeg hem brood en hij vervolgde:
Men heeft my eenmaal geleerd, dat de aarde
vele malen meer voedsel voortbrengt dan tot de
instandhouding der menschheid ncodig is. De
bewapening heeft ons ontwapend. Het wein'ge
dat wij vragen van het vele dat voorhanden is
wordt ons onthouden. Hoort! Men heeft ons ge
vraagd om bewyzen van sympathie met deze
conferentie? Wij zullen meer doen: Wy zullen
gemeene zaak met de afgevaardigden van alle
landen der wereld maken en eischen dat de ont
wapening, die ons niet bespaard bleef, cok aan
het arsenaal en de marinewerf worde voltrokken.
De God ten Hemel en aarde was óók getuige
van de eerste zitting der Ontwapeningsconferen
tie.
Hij sprak echter niet, maar zond zijn engel
naar Sjanghai cm een stervenden Chinees den
doodsstryd te verlich'en en een gewonden Japan
ner een teug water te reiken
D.
Drie zelfmoorden en tien faillissementen als
resultaat van de groote „krach". Iedereen bij
de effectenmakelaars J. P, Larkin was knorrig
geworden.
Een groote man met breedgerande hoed
kwam het kantoor binnen. Hij keek rond in het
futuristische interieur met waardeerende be
langstelling, en hield toen eerbiedig stil voor
een wijd open deur.
Mijnheer Larkin?
Jawel.
Ik heb vernomen, meneer, dat u iemand
bent van een superieur oordeel, hetgeen op uw
leeftijd wel heel zelden is. Men vertelde me,
dat gedurende de laatste marktcrisis geen van
uw cliënten verliezen hebben geleden.
De stem was diep; het uiterlijk belangwek
kend. De heer Larkin verwaardigde zich zijn
voeten van zijn schrijftafel te nemen.
Neemt u een stoel.
Tegenwoordig zijn eerlijke menschen
schaarsch, vervolgde de onbekende, terwijl
hij zich opvouwde in een mollige clubfauteuil.
Als kippentanden.
Wilt u een sigaar?
Heel graag.
Vuur?
Zeer attent van u. Hij deed een trekje.
Ik wensch n.l. zaken te doen met iemand van
precies uw slag, meneer Larkin. Iemand, dis
conservatief en betrouwbaar is.
Ik bewonder uw wijsheid, meneer.
Ziet u, ik ben maar een kind op dat ge
bied. Ik weet niets af van beleggingen. Ik
moet de beschikking over mijn rekening ge
heel aan u overlaten. Maar u is me aanbevolen:
en al was dat niet zoo, dan geloof ik, dat mijn
inzicht in de menschelijke natuur voldoende is
om me ervan te overtuigen, dat men u ver
trouwen kan.
Ik waardeer uw opmerking ten zeerste.
De heer Larkin beschouwde het puntje van
zijn sigaar. Toen keek hij zijn cliënt scherp
aan. Hoe groot is de rekening, die u wilt
openen, meneereh
Daggot. Jaehzou 60.000
dollar genoeg rijn om te beginnen? Zoo heel
gewoontjes!
Larkin vertrok geen spier van zyn gezicht.
Maar hij had een gevoel, alsof hij op ballon
bonden reed.
Tja, dacht hij hardop, vrij groot; dat
is te zeggentenzij u op grof wild uit bent.
Schrijf me maar op voor 60.000 dollar,
de ander stond op. Vanavond verzend ik
de chèque.
Uitstekend.
Koop wat u goeddunkt. En als u slaagt
ik heb vrienden.
Dank u.
Die u dan ook willen begunstigen.
Prachtig.
Daggot raakte den arm van zijn effecten
makelaar vertrouwelijk aan. Ik wil u we!
vertellen, mr. Larkin, dat er per minuut dui
zend dollar voor mij uit den grond vloeit. Een
feit. Petroleumbronnen in Texas. Ik zal ervoor
zorgen, dat het de moeite waard is voor u.
U zult er geen spijt van hebben.
Weet u, hoe dat alles gebeurd is? Luistei
maar eens: we waren aan een Artesische put
oezig, enWat? Is dat half twaalf?
Ik vrees van wel.
Allemenschen! Dat spijt me. Ik moet weg!
Hij bleef even staan om te fluisteren: Van
middag komt er om 12 uur een heele kist voor
mtj aan. Dat mag ik niet verzuimen.
Vooral tegenwoordig niet.
Ze drukten elkaar bij de deur vriendelijk de
hand en de heer Daggot vroeg nogmaals: Ik
kan ervan opaan, dat u uw best doet voor me"
U kunt erop rekenen.
Zachtjes: Drinkt u whiskey!
Natuurlijk.
Schotsche? De echte?
Niet gehad sinds den oorlog. Kan het niet
krijgen.
Ik zal u eens wat zeggen. Ik laat de kist
afleveren aan het kantoor van een vriend van
me. Hierhy schreef een adres op een
papier uit een notitieboekje. Gaat u daar
even aan tegen het sluitingsuur. Als ik er niet
ben, zal ik er voor zorgen dat er een kwart
liter voor u achtergelaten is.
Verbazend aardig van u, dat moet ik zeg
gen, stamelde Larkin, maar u weet hoe het is.
Zooiets mag ik niet aannemen. Als u me er
voor laat betalen
Geen sprake van.
Vier dollar. Maar wat is vier dollar onder
vrienden
Larkin vischte het geld uit zyn zak op.
Goedkoop genoeg. Alstublieft. Ben veel
te blij, dat ik het krijgen kan. Op andere ma
nier zou ik het niet willen hebben.
Liever niet, beste man. Ik apprecieer wat
u voor me doet.
Och toe
Enfin, als u niet anders wilt. Maar waar
om nice gewacht, tot u het heeft?
Die risico neem ik op me.
Zooals u wilt. Tot ziens.
De liftdeur werd dichtgeslagen. Larkin kon
zich niet langer bedwingen.
Hoera! schreeuwde hy, en smeet de
correspondentie van de lessenaar hoog in de
iucht. Zestig duizend dollaren
Het wa3 half vijf. Larkin nam rijn jas en
hoed en stormde rijn kantoor uit, riep een taxi
aan.
Broadway en Forty-third Street. Kamer 1264.
Een klein kantoor, een modern interieur met
zachte lampen en stijlvolle meubelen.
Hij sprak tegen een paar knalroods lippen
boven een brutale kin.
Hebt u een pakje voor mr. Larkin?
Nee.
Heeft mr. Daggot u niet verteld, dat hy
een
Ja, hoor eens, dit is het privékantoor van
Adolphe Herriman, teekenaar. Het is geen pu
blieke verkeersweg. Gaat u nu weg.
Jawel, maar
Eerst kwam een vertegenwoordiger van
een levensverzekering, toen een huizenmake
laar, een advocaat, een architect, een juwelier,
een koopman in rijde en een sigarenfabrikant.
Vijfentwintig op één dag erin gevlogen! Wat
een prachtig gelukte streek! Hoeveel hebt
verloren
Vier dollar.
Gefeliciteerd. Eén van de anderen heeft
een heele kist betaald.
HOE HET MEISSNER-PORSELEIN WERD
UITGEVONDEN.
Johann FrieJrich Böttger werd 250
jaar geleden geboren.
De moderne tijd van „Neue Sachlichkeit" is
het porselein niet zoo goed meer gezind als de
vroegere tijd, toen de pronkkast vol stond met
allerlei soorten snuisteryen. Tegenwoordig wor
den die snuisterijen in een donker hoekje op
geborgen, omdat het stofnesten zyn, maar oe
rol van porselein is nog niet uitgespeeld. Het
is niet met zekerheid te zeggen, wanneer het
porcelein eigenlijk uitgevonden is. Reeds lang
voor ons kenden de Chineezen het porselein. Pas
in het begin van den niéuweren tyd, in de zes
tiende en zeventiende eeuw kwam het porselein
van China naar Europa. Hoeveel moeite men
zich ook gaf, men was niet in staat, hetzelfde
soort porselein te vervaardigen; men kreeg
alleen het z.g.n. „weeke" porselein.
Zooals bij ve'.e uitvindingen is het een toeval
geweest, dat in Europa het Chineesche porse
lein weer uitgevonden werd. Nadat de alche
mist Joh. Fr. Böttger (geb. 4 Febr. 1682) het
roode porselein vervaardigde, ontdekte hij twee
jaar later bij onderzoekingen over een haar-
poeder de aarde, die noodig is om het echte
porselein te fabriceeren. De porseleinfabricat'.e
werd in Meissen onmiddellijk systematisch aan
gepakt en kwam snel tot grooten bloei. Hoewel
het procédé zeer streng geheim gehouden werd,
wisten buitenstaanders het toch te bemach
tigen en na eenigen tijd had ieder land en ieder
'andje zijn eigen porseleinfabriek.
De uitvinder Böttger heeft van zijn uitvinding
weinig voordeel gehad. In dien tijd kende men
nog niet de bescherming van patenten. In Bel
lijn was hij apotheker en tegelijkertijd deed hü
alchemistische proeven. Toen dat gemerkt
werd, vluchtte hij naar Dresden, maar hij kwam
van den regen in den drop. Daar richtte Ce
vorst Egon von Fürstenberg hem een laborato
rium in, maar toch was hy daar zijn leven rist
zeker zoodat hy in 1704 naar Weenen vluchtte,
vanwaar hij met geweld weer naar Dresden
werd teruggebracht, omdat in dien tijd een
alchemist meer een waardevol voorwerp dan
een levend wezen was. Toen de Zweden het land
indrongen, werd Bcttger met drie assistenten
cp een slot in veiligheid getracht. Nog eenmaal
heeft hij geprobeerd, met rijn uitvinding geld
te verdienen, doch het gevolg was, dat hij in
1719 in Dresden gevangen werd gezet. Den
13en Maart van dat jaar is hij in gevangen
schap gestorven.
TERZENDING VAN VRUCHTEN EN GROEN
TEN IN LUCHTDICHTE SLUITBAEE V/AGENS
Tot hiertoe werden de organische stoffen, cm
ze tegen bederf te bewaren, in „koelwagens"
verzonden. Daartoe werden b.v. bloemen, vruch
ten, groenten in onrijpen of halfrijpen toestand
verkezen. Nieuwe proefnemingen in Italië bewij
zen, dat dit voortaan niet meer ncodig zal zijn:
men zal vclrijpe producten kunnen verzenden
zonder koelwagens. Luchtdichte sluitbare wa
gens of scheepsruimen zyn daarvoor voldoende.
Langzaam vervluchtigende koolstof heeft tot
gevolg, dat de temperatuur d^alt en gelijktijdig
antiseptisch werkt, zonder schade of beïnvloe
ding van de verzonden groenten, fruit enz.
DIE LASTIGE „H".
U!t het Boerenland met de lastige „h": Kleine
Jan leest: „Nu piukt men 't ooft...."
Juffrouw: „Wat beteekent dat, Janneman?"^
Janneman: „Juffrouw, dan kriej 't hoax of!"
VAKWERK.
Sergeant tot recruut van Vliet: Wat doe J»
in het burgerlyk leven?
Publicist, sergeant.
Sergeant: Goed, plak jy dan eens eVen
deze kennisgeving aan de deur.
kampioenschap. Over en
lijkt wóórden gewisseld.
De lagere elftallen spee
N.O.G.Bloemendaal 4
Juniors
R.C.H. aBloemendaal
Bloemendaal cH. F.
Adspirai
SpaarndamBloemenda
Bloemendaal cSpaarn
In verband met (jon
Strijd NederlandBelgië
a.s. geen wedstrijden vas
H.ANDI
G.V. LIJNDEN I—G.V.
Nadat door een der da
tas bloemen zijn aangebc
aanvoerder wegens het
schap van Haarlem, nee
aanvang. Aanvankelijk ga
tot een kwartier voor ru:
het initiatief tot een se:
waarbij, zij dan ook mee
der Rap-verdediging, suc<
is de stand reeds 5—0.
Na de rust is Rapiditj
een Rap. aanval weet P
5-1. De strijd gaat nu
mist nog eenige kansen
Lijnden nog eenmaal, 6—
A. H. CG.V. RAPID
Direct ontwikkelt zi
neemt A.H. C. de leiding
van de Rap. halflinie is
weldra is de stand 20.
de voorhoede der zwart-i
ser ten slotte 21 te rr
Na rust is de aanval t
Snidvoor weet na mooi
rechtsbuiten, ten tweede
A. H. C. weet kort voor
goal te scoren, 32.
Sedert de vorige ontm
het spelpeil aanzienlijk
wyst, dat de handbalspor
in zal komen. (Wanneer
dames eens verschijnen i
Voor Zondag a.s. zyn di
vastgesteld:
G.V. Concordia—
Om 10 uur heeft deze
Vaart terrein plaats. Eei
wel de te verwachten uit
ltapiditasA
Rapiditas speelt Zonda
competitiewedstrijd in I
terrein aan den Vergiei
begint om 2 uur 30 en z
den heer J. v. d. Pol.
RapiditasG;
De dames van Rapidita
een wedstrijd tegen de m
nasium. Hier zal Rapidit
dere weten te toonen. O
istreden worden aan den
Rapiditas-terrein.
EENE IN WAARHEID
BESCHOl
Ds. H. J. Mispelblom I
van den 28sten jaargang
de volgende voortreffelij
over Clara Wichmann.
Er is een beschroomdl
uit een diepgevestlgde e
zoals dit zich in natui
sociale vormen openbaar!
van die mens, die zich
krampachtige verenging
streven naar één vastbe
doel en die tegeiyk uit i
de daad gedrongen w
schroom laat zulk een m
grijpen in ander leven, s
rich op zichzelf te steller
ander af te zonderen, n
verdiepen in dat wat mei
individuele, om zich te r
in zichzelf en in de and
en beperkte bestaan tot
leven kunnen verdiepen,
liken. Eerbied voor de ai
voort uit een overschartu
wijt dat van verschillend
manisme wordt aange-v
maken met hovaardig, zii
lijken en weldadigheid
heeft betrekking op de
in de ander aanwezig zi,
bet vaak onbegrepen en
gies leed, die het gevolg
in de mens tussen wie
diepste wezen zou wille
dienen te zijn. Eerbied
algemeen, voor het mens<
der beteken t erkenning
instinktieve driften, mai
keibaar geloof in de red'
gelikheid deze in het he
„Laten wij ievensgeloov:
zin, dat wij het goede a
verwachten, maar dat wij
leden reeds het Hoogere
schreef Clara Wichmann
leven dit geloof, „met Le
slag en Levensontwikkeii
Kapteijn—Muyskenbe
beschroomd tegenover e
met haar volle aandacht
geen ander luisteren kol
actief, want dan richtt
mcnselike, waarachtige 1
van zichzelf en de ande
geven aan de ogenschynl
rende en onoplosbare mi