TWEEDE BLAD
Nieuwe avonfuren van Piepneus en Bibbersnoet,
J Bi*
Jtlil 1
df H ff B
Crisisverschijnsel.
Brokjes Levenswijsheid.
Herhaling.
door G. TH. ROTMAN.
SCHAAKRUBRIEK.
114®
Och, och, 'twil maar geen einde nemen...
'tls „crisis... crisis...!" was met hoort!
Ais twee elkander tegenkomen
Dan is 't „malaise" enzoovoort.
Je merkt aan allerlei symptonen
Dat iedereen bezuin'gen gaat,
'tls bijna reeds zoover gekomen,
Dat t kaalste jasje 't deftigst staat!
Nu wordt er weer een crisissnufje
Als laatste nieuwtje gelanceerd.
In 'tland der onbegrensde wond'ren
Wordt het eerst gepresenteerd:
Geen duur collier van echte paarlen
Siert thans een blanken vrouwenhals;
Ja zelfs geen glazen imitatie
Thans draagt de dame echt noch valsch!
Wat voor 'd Amerikaansche schoonen
De nieuwste nieuwigheid beduidt?
Een imitatieparelsnoertje,
Zoo maar geschilderd op de huid!
Mocht deze mode ingang vinden,
Dan is er nog de moog'lijkheid,
Dat die geschilderde versiering-
Aanmerkelijk wordt uitgebreid:
Oorbellen, ringen, polshorloge,
Heeft U die niet, dan niet getreurd:
Met een schabloontje en een kwastje
Is 'tin een ommezien gebeurd!
De kostbaarheden zijn verstooten
De juwelier roept ach en wee!
Maar al de heeren echtgenooten
Zjjn reuze in hun schik er mee!
(Nadruk verboden!
Een van de indrukwekkendste levenservarin
gen is het besef, dat alle dingen zich bij voort
during herhalen. Er gebeurt eigenlijk niets
nieuws. Zelfs de gebeurtenissen, welke wij aan
een bepaald tijdstip verbinden en waarvan wij
plegen te zeggen, dat zooiets nog nooit is voor
gekomen, blijken bij nadere beschouwing ook
vroeger geschied.
Wij denken, dat het heelal uit zijn voegen is
geraakt, omdat een abnormale hitte of een
buitengewoon strenge vorst ons heeft over
vallen. Ouden van dagen herinneren zich niet,
ooit zooiets te hebben beleefd, en profeten voor
spellen den ondergang van de wereld. Maar dan
komen de meteoreologen en deelen met de nuch
terheid van de wetenschappelijke berichtgeving
mee, dat het hier geenszins een record geldt,
want dat in 1784 of in 1823 de thermometer een
nog veel ongewoner temperatuur heeft ge
registreerd.
De maatschappij maakt een crisis door, waar
aan zij dreigt ten onder te gaan. Het geld heeft
zijn waarde verloren. Instellingen, welker soli
diteit spreekwoordelijk was, staken hun beta
lingen. Fortuinen gaan te niet en millionnairs
worden tot den bedelstaf gebracht. Misdaad
wordt epidemisch, zedelijke maatstaven gelden
niet meer, opstanden verteren de volkskracht,
omwentelingen brengen onzekerheid, oorlogen
dreigenEn wederom krijgt de menschheid
het besef, dat haar laatste ure geslagen ls.
Doch de geschiedvorschers openen de boeken
van de historie en bewijzen uit oude brieven en
beschrijvingen, dat dergelijke katastrofale ver
schijnselen meermalen zijn voorgekomen en dat
dit gevoel van het naderend einde zich eeuw in,
eeuw uit op gezette tijden pleegt te openbaren.
Zelfs dit besef, dat alles, wat wij als iets
nieuws begroeten, er reeds eerder geweest is, is
oud als het menschdom. Heeft niet de dichter
van het boek Prediker, die eeuwen vóór onze
jaartelling leefde, er reeds In welsprekende
woorden de aandacht op gevestigd, toen hij ver
zuchtte: Er is niets nieuws onder de zon?
Niets nieuws onder de zon. In Qe eeuwen
lange geschiedenis van het menschelijk ge
slacht, in de maatschappelijke gebeurtenissen
van den tijd, maar evenzeer in ons korte, per
soonlijke leven keeren dezelfde verschijnselen en
gevoelens met wiskundige regelmaat telkens
terug. Al het oude wordt weer nieuw en het
nieuwe wordt oud en wij hebben ons bij deze
herhaling neer te leggen als bij een natuurver
schijnsel. Zonsopgang, zonsondergang, de
schijngestalten der maan, die vier jaargetijden,
onze dagelijksche arbeid en dagelijksche slaap,
onze spijsvertering, het rhythmische kloppen
van ons hart, in- en uitademing, eb en vloed,
even regelmatig als zij herhalen zich onze goede
en kwade gedachten, onze perioden van wils
kracht en slapte, opgewektheid en moedeloos
heid, het hemelhoog juichen en het ten doode
bedroefd zijn; even stellig en onafwendbaar
wisselen onze liefde en haat, onze verschillende
opvattingen, onze illusies en idealen. Niets voor
het eerst, maar ook niets voor het laatst
Is een dergelijke rondiwenteling van het
levenrsad geen troosteloos verschijnsel? De Pre
diker heeft zich door dit eentonige rhythme tot
volslagen levensmoeheid laten ontstemmen; in
geheel de wereldliteratuur is nauwelijks een
voortbrengsel te vinden, dat de diepe melancholie
van zijn gedicht evenaart. „Dit alles is onuit
sprekelijk vermoeiend", klaagt hij. „Als dan
toch alles hetzelfde blijft en zich eeuwig her
haalt, wat heeft de mensch dan aan al de
moeite, die hij zich geeft onder de zon? Uds!
is dan het bestaan, ijdelheid der ijdelheden het
leven!"
Toch kan de mensch evenzeer juist in deze
rhythmische herhaling zijn geluk vinden. Men
denke aan het genot, dat het altijd wéér doen,
er dan precies op dezelfde wijs wéér dioen, onze
kinderen verschaft. Het mooie van een spel,
van een vertelsel, van een feest is voor een
kind juist in de herhaling gelegen.
En kennen volwassenen niet ook nog dit
kindergenot? De terugkeer van dag en nacht,
de beurtwisseling van de seizoenen, het weer
zien van vrienden en oude plekjes, het dagelijks
weer aanvangen van dezelfde arbeidstaak en de
wekelijksche onderbreking daarvan op den
rustdag, het brengt bij gezonde menschen
een levensprikkel te weeg en is bron van be
stendige kracht.
Was de Prediker dan geen gezond mensch?
Vermoedelijk heeft hij buiten het leven gestaan
en de rondwenteling van het rad slechts als een
schouwspel gezien. Want hierin heeft Goethe,
de groote menschenkenner, gelijk, als hij de
herhaling de eigenlijke drijfveer van het leven
noemt, doch alleen voor hen, die aan het leven
deelnemen en zich met hart en ziel ontvarike
lijk stellen voor de Indrukken van het bestaan.
„Maar wentelt de verscheidenheid van de
levensverschijnselen zich voor onze oogen rond
zonder dat wij daaraan deelnemen, dan ont
staat het grootste kwaad en de zwaarste
ziekte", zegt hjj, „men beschouwt dan het leven
als een weerzinwekkende last".
H. G. CANNEGIETER
I. Goeiendag, kinderen! Jullie kent mij Piep-
neus, toch neg allemaal wel, is 't niet? En
jullie weet ook nog wel, dat ik nu knecht bij
Kleefstaart, den verver, ben. Nu dan, luis
tert gced, ik heb weer nieuwe avonturen be
leefd, die ik jullie vertellen wil. Op 'n na
middag was ik in den tuin bezig, een ijzeren
hek te verven...
„Hé, Spitsmuis!" hoorde ik opeens. Opkij
kend, zag ik Frits van den muizenmelkboer
over de schutting kijken. „Pak je weg!"
riep ik, want Frits is een echt vervelende
knul. „Denk je dat?" riep hij uit, „ik wil
eerst zoo'n lekker appeltje van dien ouwen
Kleefstaart hebben!" „Waag het niet, om
den appelboom aan te raken!" antwoordde
ik dreigend.
3. Ja, goeie morgen! Frits klom zoo maar 4.
brutaalweg in den appelboom, die vlak bij
de schutting stond en beet uitdagend in een
grooten appel. „Wacht maar!" schreeuwde
ik, en stak daarbij dreigend mijn vuist op.
In m'n woede dacht ik er niet aan, dat ik
den verfpot nog in mijn hand had en kreeg
alles in m'n mouw.
Nou, je begrijpt, Frits had z'n draai en
lachte zich een kriek! Ja, hij schudde zoo
van het lachen, dat hij uit den boom om
laag tuimelde en op het pasgeverfde hek
neerkwam. En daar dit schuln lag, rolde hij
rrrrr! langs het heele hek. naar omlaag.
KOPEK.
Kenneth Hart, de kopermagnaat, draaide het
stukje erts, dat hij in de hand hield om en om,
beschouwde het opmerkzaam en hief vervolgens
zijn blik op naar den man die tegenover hem
zat. Zijn bezoeker, een bedeesd, eenvoudig man
netje, gekleed als een trapper uit het Noorden
en met zijn voeten gestoken in een paar ver
sleten mocassins, zooals de Nasquapee-Indianen
ze dragen, keek den multimillionnatr aan met
een blik, waarvan een ieder de zachtmoedige
uitdrukking opviel.
„Dat is koper," sprak Keiineth Hart.
„Koper," beaamde zijn bezoeker.
„Van 'n bijzondere legeering," vulde de koper
magnaat aan. Hü onderzocht het kleine stukje
erts opnieuw en vroeg vervolgens kortaf: „Heb
je er zaken In te doen?"
„Ik heb er wat van aan te bieden, mr. Hart,"
bevestigde het mannetje hoofdknikkend.
(Hoeveel?" informeerde de multimillionnalr.
„Een mijn." antwoordde de bezoeker laconiek.
„Een mijn?" herhaalde mr. Hart verbaasd.
„Jawel, een kopermijn. Een mijn van bijna on
uitputtelijke voorraden, kopererts van vijf en
vijftig procent, koper van een bijzondere legee
ring," somde het bedeesde mannetje op.
Kenneth Hart keek hem aan alsof hij geloof
de met een gek te doen te hebben. Toen begon
hij plotseling te lachen.
„Je daast," viel hij uit.
Het mannetje schudde ontkennend het hoofd,
haalde eenige papieren te voorschijn en spreid
de ze voor zich op de schrijftafel uit.
,Hier heb ik een registratiebiljet van het
Mijnbouwkantoor, ten bewijze dat de mijn over
een oppervlakte van negen vierkante mijlen op
mijn naam werd ingeschreven. Dit is een certi
ficaat van het mineralensyndicaat, met een
rapport over den vermoedelijken rijkdom van de
mijn. Negentien Engelsche ounces per...."
Kenneth Hart sprong op.
„Allemaal koper?" viel hij heusoh uit.
.Allemaal koper, vijf en vijftig procent en
van 'n bijzondere legeering," herhaalde de be
zoeker eenvoudig.
Waar ligt die mijn?" vroeg Kenneth Hart
zenuwachtig.
,Aan de Michikamow, mr. Hart."
„In het Noorden," vulde de kopermagnaat na
denkend aan. Hij begon onrustig het vertrek
op en neer te loopen en vroeg plotseling: „Hoe
veel?"
,Tien millioen dollar", antwoordde het man
netje.
„Je bent gek," viel de ander ruw uit.
De bezoeker schudde ontkennend het hoofd en
met een zucht liet Kenneth Hart zich in zijn
bureaufauteuil zakken.
,"k Wil zaken met je doen," begon hij schor.
„Tien millioen is 'n onzinnige eisch. Ik zal je 'n
voorstel doen. Morgen stuur ik er mijn inge
nieurs heen. Als er geen bluf, maar koper van
vijf en vijftg procent in die mijn zit, betaal ik
je vier millioen en tien procent van de netto
winst
„Tien millioen contant en géén aandeel in de
winst," hield het mannetje aan. ,,'k Wil geen
aandeel In de winst, na vandaag wil ik van geen
koper meer hooren. 'k Heb negentien jaren naar
goud gezocht, nu heb ik koper gevonden. Ik wil
er van af, tien millioen
t Is te veel," wierp de kopermagnaat hem
zenuwachtig tegen.
Jvlet die mijn beheerseht u de kopermarkt
van de geheele wereld," merkte de bezoeker
rustig op.
En als lk weiger?" vroeg Kenneth Hart. met
een mislukte poging om te glimlachen.
.Dan beheersch ik de kopermarkt van de
wereld," onwoordde het mannetje koel.
Weer sprong de millionnair op.
„Je bent gek," herhaalde hij ruw. „Weet je
wat er vastzit aan mijnbouw? Aan de geweldige
organisatie, aan de installaties, aan den aanleg
van een spoorweg, aan het vervoer, aan een
eommerciieele exploitatie, aan
„Ik doe het liever niet, ik ben er liever vanaf,
ik heb een hekel gekregen aan koper toen fk
naar goud zocht," viel zijn bezoeker hem rustig
in de rede. „Neen, ik doe het liever niet, maar
als het noodig mocht zijnwel, dan ging lk
naar een bankier, hij zou promotor zijn, 'n syn
dicaat vormen, deskundige ingenieurs aanstel
len
Een handgebaar van den kopermagnaat sneed
den woordenstroom af. Kenneth Hart wischte
zich het zweet van zijn voorhoofd en nam op
nieuw aan zijn schrijftafel plaats.
'k Bied je het dubbele: acht millioen, zon
der aandeel in de winst," sprak hij, diep adem
halend.
„Tien millioen," antwoordde de bezoeker on
verstoorbaar. „II beheerseht de wereldmarkt,
koper van vijf en vijftig en van 'n bijzjondere le
geering. Tien millioen is niet te veel, Kenneth
Hart."
De kopermagnaat sloeg met de hand van zich
af alsof hij een nachtmerrie wilde verjagen en
begon toen plotseling te lachen.
't Is goed. tien millioen," stemde hij toe
„Morgen zal ik mijn ingenieurs sturen, zoodra
ze terug zijn, zullen we zaken doen. Over drie,
misschien vier weken
„Ik heb geen haast," weerde 't mannetje kalm
af.
Des te beter. Geef me uw adres dan, blijft u
hier in Lexington?O ja, en uw naam, ik
ben uw naam vergeten," hernam de kopermag
naat.
„Crawford, Jimmy Crawford en voorloopig
blijf ik in Lexington." antwoordde de bezoeker,
opstaande.
Kenneth Hart noteerde het adres van een be
scheiden hotel en keek vervolgens den ander
nieuwsgierig aan.
„In één dag tienmaai .millionnair," merkte
hij met 'n glimlach op. „Wat ga je nu met al
dat gele! beginnen, mr. Crawford.?"
„Rustig leven en aan 'n paar oude liefhebbe
rijen toegeven, mr. Hart," antwoordde het man
netje en na den kopermagnaat op de hem eigen
bedeesde wijze de hand te hebben gedrukt, ver
liet hij het kantoor.
Vier weken later droeg mr. Crawford zijn
eigendomsrechten op de kopermijn aan Ken
neth Hart's Syndicaat over en vestigde zich
voorgoed in Lexington. Hij betrok een prachtig
huis, installeerde zich vorstelijk en kocht tal
rijke oude schilderijen en een groote hoeveel
heid antiek. Op zekeren dag verscheen er een
Nasquapee-Indiaansche in Lexington, die zich
ontpopte als Crawford's vrouw en die, hoewel
zij alles behalve mooi en reeds van bedenkelij-
ken ouderdom was, door den nieuwen multi-
milltonnair met een eerbied werd behandeld
alsof zij zün moeder was.
Mr. en mrs. Crawford ver-schenen nergens en
ontvingen geen andere bezoekers dan Kenneth
Hart, die zich voor het bedeesde mannetje met
de zachtmoedige oogen sterk was gaan interes
seeren. Het viel Lexington op, dat Crawford
bijzonder liefdadig was, nimmer klopte men te
vergeefs om hulp bij hem aan, waardoor hij zich
Ieders achting verwierf. In den loop der jaren
maakte Crawford zich eindelijk eenige vrienden
onder vooraanstaande philanthropen, die hem
herhaaldelijk bezochten en er zich weldra op
beroemden tot zijn intimi te behooren.
Over de wijze waarop hij fortuin had gemaakt,
over zijn kopermijn, sprak Crawford nooit, men
had hem eenmaal hooren zeggen, dat hij een
hekel aan koper had, omdat hij bij het zoeken
naar goud negentien jaar lang teleurgesteld
was. Tevreden en gelukkig leefde Crawford
voort, totdat een zijner vrienden hem op zeke
ren dag een militair wetenschappelijk tijdschrift
in handen gaf, waarin een studie was opgeno
men van een kopersoort van bijzondere legee
ring, die door Kenneth Hart's Syndicaat op de
wereldmarkt gebracht was.
Volgens dit artikel eigende het metaal zich,
beter dan elke andere kopersoort, voor de ver
vaardiging van banden om de mantels der pro
jectielen. Vergelijkende proeven hadden uitge
wezen, dat projectielen, voorzien van de nieuwe
banden, nadat zij door het snijden van de velden
en trekken van het geschut een sneldraaiende
beweging om hun lengteas hadden verkregen,
bijna of in het geheel niet van hun baan af
weken, waarmee de trefkans met niet minder
dan veertig procent verhoogd was. Het bericht
vermeldde ten slotte, dat de Duitsche munitie-
industrie alle voorraden van het metaal op de
markt had opgekocht en dat ook de orders die
zij van de Japansche regeering had, volgens het
nieuwe procédé zouden worden uitgevoerd.
Crawford las het artikel met de grootste aan
dacht door, niet eenmaal, maar tienmaal en
vervolgens dagelijks. Hij scheen langzamerhand
zijn rust te verliezen, en als zijn blik op het
artikel viel, maakte de zachtmoedige uitdruk
king in zijn oogen plaats voor ontsteltenis en
afschuw. Zijn onrust viel ook zün vrienden op,
die belangstellend en bezorgd naar de oorzaak
informeerden.
„Wat heb je toch, Crawford, wat drukt je
toch zoo?"
,Dat artikel, dat koper, veertig procent meer
trefkans...." gaf de millionnair verschrikt ten
antwoord.
De vrienden trachtten zijn bezorgdheid weg te
redeneeren met dagelijks nieuwte argumenten,
maar het werd hun spoedig duidelijk, dat het
bü een vruchteloos pogen bleef. Crawford pie
kerde, verloor zün levenslust en zat urenlang
in de noodlottige studie te staren. Zelfs zijn
vrouw, de leelüke Nasquapeesehe, gelukte het
niet den zachtmoedigen zonderling uit zijn in
dolentie op te wekken.
Eenige maanden iang had Crawford zijn ver
ontrust bestaan voortgesleept, toen het bericht
tot hem doordrong, dat Japan Mandsjoerije was
binnengerukt. Dit bericht ontnam hem zün
laatste rust, doelloos en als in een droom
daalde hü van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat door de vertrekken van zijn huis en bestu
deerde dan weer de telegrammen in de bladen,
waarin van de Japanseh-Chineesche krügsver-
richtingen melding werd gemaakt.
De beschieting van Tientsjin bracht hem in
een toestand van overspanning, die zün vrien
den het ergste deed vreezen en die hen tot qver
leg bracht van wat er gedaan kon worden om
Crawford van zün zonderlinge nachtmerrie te
verlossen. Niemand wist er raad op en intus-
schen ging de millionnair zienderoogen achter
uit.
Wül hij weigerde de hulp van een dokter in
te roepen, kwamen de vrienden er eindelijk toe
een psychiater te raadplegen, met wien zü over
eenkwamen hem Crawford's huis binnen te
smokkelen, om hem gelegenheid te geven den
patiënt gade te slaan.
Op den morgen, voor de uitvoering van het
plan bestemd, vervoegde Kenneth Hart zich in
gezelschap van de vrienden en den dokter aan
Crawford's huis.
„Mr. Crawford is in de bibliotheek," merkte
de Nasquapeesehe op en met een zachte, treu
rige stem voegde zij er aan toe: „Het bed is on-
beslapen, wellicht kunt u hem overhalen eenige
rust te nemen."
Kenneth Hart knikte en begaf zich met de
anderen naar boven. Zij vonden de bibliotheek
deur gesloten en toen ze op hun herhaald klop
pen geen antwoord kregen, werden zij ongerust
en braken haar open.
Crawford zat aan tafel, doodsbleek, met het
hoofd in de handen geleund, met de ellebogen
op tafel en starend in een krant. Terzijde lag
de militaire studie en tientallen krantenknipsels,
allen voorzien van een vetgedrukten kop: „Ge
vechten in Mandsjoerije."
„Jim," riep Kenneth Hart met krachtige
stem.
Crawford gaf geen antwoord, waarop de ander
hem aanstootte.
De elleboog gleed van tafel en met een bons
viel Crawford's hoofd op het tafelblad.
Dood!" riepen de vrienden ontsteld uit.
.Hartverlamming," constateerde de dokter,
nadat hij den doode had onderzocht.
Kenneth Hart wierp een blik op het van
angst vertrokken gelaat van den doode en liet
vervolgens zijn oogen over de krant dwalen.
„Hier," stiet hij op schorren toon uit en hard
op las hij voor: „Bij het treffen dat gisteren
tusschen de Japansche en Chineesche troepen
nabij Hsin-Lintoen heeft plaats gehad, zijn et
telijke dooden gevallen. Het juiste aantal is nog
niet bekend. Nadat de Japanners de Chineesche
troepen hadden verstrooid en op de vlucht ge
jaagd. namen zij van op grooten afstand de
electriciteits-centrale van Pataohao onder vuur
waarin duizenden wouwen 'en kinderen een
toevlucht hadden gezocht.
Reeds na korten tijd was het reusachtige ge
bouw, van waaruit Hsinmtn, Tahushan en
Tsjintsjau van licht worden voor-zien, een puin
hoop, waaruit erbarmelijke kreten om hulp op
gingen. Honderden slachtoffers liggen te ster
ven tusschen de puinhoopen en de afschuwelük
verminkte lijken.
Bij deze beschieting' is de Japansche artillerie
overtuigend gebleken, dat de nieuwe munitie, uit
Duitschland ontvangen, voorzien van de koperen
banden van bijzondere legeering, een beduidend
hoogere trefkans hebben, die een, zij het dan ook
moordend succes, als dit mogelijk maakte."
Kenneth Hart keek den dokter aan.
„U zult wel gelük hebben: hartverlamming,
Maar wij, die hem hebben gekend weten beter:
't heet „Koper"
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur, Cruqulusstraat 19.
Hahrlem.
PROBLEEM No. 340*).
B. J, M. M a r k x,
(Hoorn)
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kal, Dc2, Lh4, Pb7, Ph6, c6, e3, f3.
Zwart: Ke5, Le2, Pe8, Pg7, c7, d5, e4, h5
Bekroond in een wedstrijd van den Ne-
derlandschen Schaakbond.
PARTIJ No. 146.
Zesde matchpartü, gespeeld te Amsterdam
2 April 1932.
Wit:
Zwart:
Dr. M. E u w e,
S. Flohr
(Amsterdam).
(Praag).
Tsjechische verdediging.
1.
d2d4
d7d5
2.
c2c4
c7c6
3.
Pgl-f3
Pg8—f6
4.
Pblc3
g7—g6
5.
Lel—f4
d5xc4
6.
a2a4
Pf6—dó
7.
Lf4d2
Pd5b4
8.
Talcl
Lf8—g7
9.
Pc3—bl
a7a5
10.
Pbla3
cSc5
11.
Pa3xc4
c5x<14
12.
Pc4b6
Dd8Xb6
13.
Tclxc8|
Ke8—47
14.
Tc8c4
Th8d8
15.
e2e3
Kd7eS
16.
Pf3xd4
Pb8c6
Zwart kon hier een pion winnen door Lg7x
d4, enz. Maar hij heeft betere plannen.
17. Pd4Xc6 f b7xc6
18. Ddltol Lg7xb2!
Een schitterende offercombinatie.
19. Tc4Xb4
Wit kan het Looperoffer niet aannemen.
wegens 19Pb4d3t en Zwart wint de
Dame. Op 19. Ld2xb4 zou-volgen, 19.
Lb2—a3.
19aöXb4
20. Bbl—b2 Ta8Xa4
21. Lflc4 b4b3
De dreiging Ta422 is alleen te pareeren
door den Looper te offeren.
22. Lc4Xb3 Td8b8!
23. 00
Meester Spielmann, die de partü volgde, was
van oordeel dat 23. Db2h8f, Ke8d7; 24.
Dh8Xb8, Ta4—alf; 25. Kei—e2, Db6—bS; 26.
ThlXal, Db8Xb3 nog remisekans had ge
geven aan Wit.
23Db6xb3
24. Db2b8-j- Ke8—d4
25. Dh8Xh7 Ta4—al!
Buitengewoon mooi gespeeld. Blikbaar heeft
Wit dien zet totaal over het hoofd gezien,
26. Ld2el Db3—c4
27. Dh7—h3t f7—f5
28. Dh3g3 Tb8bl
29. f2—f3 Dc4e2
Opgegeven.
Want op 30. Dg3f2 volgt De2xel en na
ruil is Zwart een Toren in 't voordeel,
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 95.
(Dr. M. Lewi tt
Stand der stukken:
Wit: Ke7, Lh3, c4, d6.
Zwart: Kb8, Lc6, a5, b6, f7, h5.
1. Lh3d7, Lc6b72. Ld7—e6, Lb7—c6; Sr,
Le6xf7, aö—a4; 4. Lf7—e8, a4—a3; 5. Le8X
c6 en wint.
Een zeer leerzame en betrekkelük eenvoudig»
studie, welke uit het practische spel ontstaan
zou kunnen zün.
OPLOSSING PROBLEEM No. 384.
(E. Kassner).
Stand der stukken:
Wit: Kc6, Dd7, Lc5, Pb7, Pd4, a2.
Zwart: Ka4, Tg5, Th5, Lh2, Pa8, d5, f6, h4.
1. Pd4e2, enz.
Goede oplossing ontvangen van:
H. de Ruijter, te Bloemendaal; H. W. van
Dort te Haarlem; P. Mars te Santpoort,
Voorts werd de goede oplossing van No. 333
alsnog ontvangen van: S. C. van Egmond te
Bloemendaal.
CORRESPONDENTIE.
Bloemendaal, S. C. v. E. In No. 334 faalt
1. Lcöe7 na Tg'5g3.
WAT NIET IEDEREEN WEET,
Voor het- bouwen van de Sint Pietersdom té
Rome waren 450 jaren noodig.
Irr Zuid-Caliiornië wordt binnenkort begon
nen met den aanleg van een circa 340 kilometer
lange waterleiding, die water uit de Colorado-
rivier naar Los Angelos zal voeren. Ten be
hoeve van dezen aanleg moeten 40 tunnels met
een gezamenlijke lengte van 126 kilometer ge
boord worden, waarbij er een is, die 20 kilome
ter lang zal zijn.
Het werk, waar-voor 200 millioen dollar toege
staan is, zal vermoedelijk 6 jaar in beslag
nemen.
V