TWEEDE BLAD Nieuwe avonfuren van Piepneus en Bibbersnoet, J Bi* Jtlil 1 df H ff B Crisisverschijnsel. Brokjes Levenswijsheid. Herhaling. door G. TH. ROTMAN. SCHAAKRUBRIEK. 114® Och, och, 'twil maar geen einde nemen... 'tls „crisis... crisis...!" was met hoort! Ais twee elkander tegenkomen Dan is 't „malaise" enzoovoort. Je merkt aan allerlei symptonen Dat iedereen bezuin'gen gaat, 'tls bijna reeds zoover gekomen, Dat t kaalste jasje 't deftigst staat! Nu wordt er weer een crisissnufje Als laatste nieuwtje gelanceerd. In 'tland der onbegrensde wond'ren Wordt het eerst gepresenteerd: Geen duur collier van echte paarlen Siert thans een blanken vrouwenhals; Ja zelfs geen glazen imitatie Thans draagt de dame echt noch valsch! Wat voor 'd Amerikaansche schoonen De nieuwste nieuwigheid beduidt? Een imitatieparelsnoertje, Zoo maar geschilderd op de huid! Mocht deze mode ingang vinden, Dan is er nog de moog'lijkheid, Dat die geschilderde versiering- Aanmerkelijk wordt uitgebreid: Oorbellen, ringen, polshorloge, Heeft U die niet, dan niet getreurd: Met een schabloontje en een kwastje Is 'tin een ommezien gebeurd! De kostbaarheden zijn verstooten De juwelier roept ach en wee! Maar al de heeren echtgenooten Zjjn reuze in hun schik er mee! (Nadruk verboden! Een van de indrukwekkendste levenservarin gen is het besef, dat alle dingen zich bij voort during herhalen. Er gebeurt eigenlijk niets nieuws. Zelfs de gebeurtenissen, welke wij aan een bepaald tijdstip verbinden en waarvan wij plegen te zeggen, dat zooiets nog nooit is voor gekomen, blijken bij nadere beschouwing ook vroeger geschied. Wij denken, dat het heelal uit zijn voegen is geraakt, omdat een abnormale hitte of een buitengewoon strenge vorst ons heeft over vallen. Ouden van dagen herinneren zich niet, ooit zooiets te hebben beleefd, en profeten voor spellen den ondergang van de wereld. Maar dan komen de meteoreologen en deelen met de nuch terheid van de wetenschappelijke berichtgeving mee, dat het hier geenszins een record geldt, want dat in 1784 of in 1823 de thermometer een nog veel ongewoner temperatuur heeft ge registreerd. De maatschappij maakt een crisis door, waar aan zij dreigt ten onder te gaan. Het geld heeft zijn waarde verloren. Instellingen, welker soli diteit spreekwoordelijk was, staken hun beta lingen. Fortuinen gaan te niet en millionnairs worden tot den bedelstaf gebracht. Misdaad wordt epidemisch, zedelijke maatstaven gelden niet meer, opstanden verteren de volkskracht, omwentelingen brengen onzekerheid, oorlogen dreigenEn wederom krijgt de menschheid het besef, dat haar laatste ure geslagen ls. Doch de geschiedvorschers openen de boeken van de historie en bewijzen uit oude brieven en beschrijvingen, dat dergelijke katastrofale ver schijnselen meermalen zijn voorgekomen en dat dit gevoel van het naderend einde zich eeuw in, eeuw uit op gezette tijden pleegt te openbaren. Zelfs dit besef, dat alles, wat wij als iets nieuws begroeten, er reeds eerder geweest is, is oud als het menschdom. Heeft niet de dichter van het boek Prediker, die eeuwen vóór onze jaartelling leefde, er reeds In welsprekende woorden de aandacht op gevestigd, toen hij ver zuchtte: Er is niets nieuws onder de zon? Niets nieuws onder de zon. In Qe eeuwen lange geschiedenis van het menschelijk ge slacht, in de maatschappelijke gebeurtenissen van den tijd, maar evenzeer in ons korte, per soonlijke leven keeren dezelfde verschijnselen en gevoelens met wiskundige regelmaat telkens terug. Al het oude wordt weer nieuw en het nieuwe wordt oud en wij hebben ons bij deze herhaling neer te leggen als bij een natuurver schijnsel. Zonsopgang, zonsondergang, de schijngestalten der maan, die vier jaargetijden, onze dagelijksche arbeid en dagelijksche slaap, onze spijsvertering, het rhythmische kloppen van ons hart, in- en uitademing, eb en vloed, even regelmatig als zij herhalen zich onze goede en kwade gedachten, onze perioden van wils kracht en slapte, opgewektheid en moedeloos heid, het hemelhoog juichen en het ten doode bedroefd zijn; even stellig en onafwendbaar wisselen onze liefde en haat, onze verschillende opvattingen, onze illusies en idealen. Niets voor het eerst, maar ook niets voor het laatst Is een dergelijke rondiwenteling van het levenrsad geen troosteloos verschijnsel? De Pre diker heeft zich door dit eentonige rhythme tot volslagen levensmoeheid laten ontstemmen; in geheel de wereldliteratuur is nauwelijks een voortbrengsel te vinden, dat de diepe melancholie van zijn gedicht evenaart. „Dit alles is onuit sprekelijk vermoeiend", klaagt hij. „Als dan toch alles hetzelfde blijft en zich eeuwig her haalt, wat heeft de mensch dan aan al de moeite, die hij zich geeft onder de zon? Uds! is dan het bestaan, ijdelheid der ijdelheden het leven!" Toch kan de mensch evenzeer juist in deze rhythmische herhaling zijn geluk vinden. Men denke aan het genot, dat het altijd wéér doen, er dan precies op dezelfde wijs wéér dioen, onze kinderen verschaft. Het mooie van een spel, van een vertelsel, van een feest is voor een kind juist in de herhaling gelegen. En kennen volwassenen niet ook nog dit kindergenot? De terugkeer van dag en nacht, de beurtwisseling van de seizoenen, het weer zien van vrienden en oude plekjes, het dagelijks weer aanvangen van dezelfde arbeidstaak en de wekelijksche onderbreking daarvan op den rustdag, het brengt bij gezonde menschen een levensprikkel te weeg en is bron van be stendige kracht. Was de Prediker dan geen gezond mensch? Vermoedelijk heeft hij buiten het leven gestaan en de rondwenteling van het rad slechts als een schouwspel gezien. Want hierin heeft Goethe, de groote menschenkenner, gelijk, als hij de herhaling de eigenlijke drijfveer van het leven noemt, doch alleen voor hen, die aan het leven deelnemen en zich met hart en ziel ontvarike lijk stellen voor de Indrukken van het bestaan. „Maar wentelt de verscheidenheid van de levensverschijnselen zich voor onze oogen rond zonder dat wij daaraan deelnemen, dan ont staat het grootste kwaad en de zwaarste ziekte", zegt hjj, „men beschouwt dan het leven als een weerzinwekkende last". H. G. CANNEGIETER I. Goeiendag, kinderen! Jullie kent mij Piep- neus, toch neg allemaal wel, is 't niet? En jullie weet ook nog wel, dat ik nu knecht bij Kleefstaart, den verver, ben. Nu dan, luis tert gced, ik heb weer nieuwe avonturen be leefd, die ik jullie vertellen wil. Op 'n na middag was ik in den tuin bezig, een ijzeren hek te verven... „Hé, Spitsmuis!" hoorde ik opeens. Opkij kend, zag ik Frits van den muizenmelkboer over de schutting kijken. „Pak je weg!" riep ik, want Frits is een echt vervelende knul. „Denk je dat?" riep hij uit, „ik wil eerst zoo'n lekker appeltje van dien ouwen Kleefstaart hebben!" „Waag het niet, om den appelboom aan te raken!" antwoordde ik dreigend. 3. Ja, goeie morgen! Frits klom zoo maar 4. brutaalweg in den appelboom, die vlak bij de schutting stond en beet uitdagend in een grooten appel. „Wacht maar!" schreeuwde ik, en stak daarbij dreigend mijn vuist op. In m'n woede dacht ik er niet aan, dat ik den verfpot nog in mijn hand had en kreeg alles in m'n mouw. Nou, je begrijpt, Frits had z'n draai en lachte zich een kriek! Ja, hij schudde zoo van het lachen, dat hij uit den boom om laag tuimelde en op het pasgeverfde hek neerkwam. En daar dit schuln lag, rolde hij rrrrr! langs het heele hek. naar omlaag. KOPEK. Kenneth Hart, de kopermagnaat, draaide het stukje erts, dat hij in de hand hield om en om, beschouwde het opmerkzaam en hief vervolgens zijn blik op naar den man die tegenover hem zat. Zijn bezoeker, een bedeesd, eenvoudig man netje, gekleed als een trapper uit het Noorden en met zijn voeten gestoken in een paar ver sleten mocassins, zooals de Nasquapee-Indianen ze dragen, keek den multimillionnatr aan met een blik, waarvan een ieder de zachtmoedige uitdrukking opviel. „Dat is koper," sprak Keiineth Hart. „Koper," beaamde zijn bezoeker. „Van 'n bijzondere legeering," vulde de koper magnaat aan. Hü onderzocht het kleine stukje erts opnieuw en vroeg vervolgens kortaf: „Heb je er zaken In te doen?" „Ik heb er wat van aan te bieden, mr. Hart," bevestigde het mannetje hoofdknikkend. (Hoeveel?" informeerde de multimillionnalr. „Een mijn." antwoordde de bezoeker laconiek. „Een mijn?" herhaalde mr. Hart verbaasd. „Jawel, een kopermijn. Een mijn van bijna on uitputtelijke voorraden, kopererts van vijf en vijftig procent, koper van een bijzondere legee ring," somde het bedeesde mannetje op. Kenneth Hart keek hem aan alsof hij geloof de met een gek te doen te hebben. Toen begon hij plotseling te lachen. „Je daast," viel hij uit. Het mannetje schudde ontkennend het hoofd, haalde eenige papieren te voorschijn en spreid de ze voor zich op de schrijftafel uit. ,Hier heb ik een registratiebiljet van het Mijnbouwkantoor, ten bewijze dat de mijn over een oppervlakte van negen vierkante mijlen op mijn naam werd ingeschreven. Dit is een certi ficaat van het mineralensyndicaat, met een rapport over den vermoedelijken rijkdom van de mijn. Negentien Engelsche ounces per...." Kenneth Hart sprong op. „Allemaal koper?" viel hij heusoh uit. .Allemaal koper, vijf en vijftig procent en van 'n bijzondere legeering," herhaalde de be zoeker eenvoudig. Waar ligt die mijn?" vroeg Kenneth Hart zenuwachtig. ,Aan de Michikamow, mr. Hart." „In het Noorden," vulde de kopermagnaat na denkend aan. Hij begon onrustig het vertrek op en neer te loopen en vroeg plotseling: „Hoe veel?" ,Tien millioen dollar", antwoordde het man netje. „Je bent gek," viel de ander ruw uit. De bezoeker schudde ontkennend het hoofd en met een zucht liet Kenneth Hart zich in zijn bureaufauteuil zakken. ,"k Wil zaken met je doen," begon hij schor. „Tien millioen is 'n onzinnige eisch. Ik zal je 'n voorstel doen. Morgen stuur ik er mijn inge nieurs heen. Als er geen bluf, maar koper van vijf en vijftg procent in die mijn zit, betaal ik je vier millioen en tien procent van de netto winst „Tien millioen contant en géén aandeel in de winst," hield het mannetje aan. ,,'k Wil geen aandeel In de winst, na vandaag wil ik van geen koper meer hooren. 'k Heb negentien jaren naar goud gezocht, nu heb ik koper gevonden. Ik wil er van af, tien millioen t Is te veel," wierp de kopermagnaat hem zenuwachtig tegen. Jvlet die mijn beheerseht u de kopermarkt van de geheele wereld," merkte de bezoeker rustig op. En als lk weiger?" vroeg Kenneth Hart. met een mislukte poging om te glimlachen. .Dan beheersch ik de kopermarkt van de wereld," onwoordde het mannetje koel. Weer sprong de millionnair op. „Je bent gek," herhaalde hij ruw. „Weet je wat er vastzit aan mijnbouw? Aan de geweldige organisatie, aan de installaties, aan den aanleg van een spoorweg, aan het vervoer, aan een eommerciieele exploitatie, aan „Ik doe het liever niet, ik ben er liever vanaf, ik heb een hekel gekregen aan koper toen fk naar goud zocht," viel zijn bezoeker hem rustig in de rede. „Neen, ik doe het liever niet, maar als het noodig mocht zijnwel, dan ging lk naar een bankier, hij zou promotor zijn, 'n syn dicaat vormen, deskundige ingenieurs aanstel len Een handgebaar van den kopermagnaat sneed den woordenstroom af. Kenneth Hart wischte zich het zweet van zijn voorhoofd en nam op nieuw aan zijn schrijftafel plaats. 'k Bied je het dubbele: acht millioen, zon der aandeel in de winst," sprak hij, diep adem halend. „Tien millioen," antwoordde de bezoeker on verstoorbaar. „II beheerseht de wereldmarkt, koper van vijf en vijftig en van 'n bijzjondere le geering. Tien millioen is niet te veel, Kenneth Hart." De kopermagnaat sloeg met de hand van zich af alsof hij een nachtmerrie wilde verjagen en begon toen plotseling te lachen. 't Is goed. tien millioen," stemde hij toe „Morgen zal ik mijn ingenieurs sturen, zoodra ze terug zijn, zullen we zaken doen. Over drie, misschien vier weken „Ik heb geen haast," weerde 't mannetje kalm af. Des te beter. Geef me uw adres dan, blijft u hier in Lexington?O ja, en uw naam, ik ben uw naam vergeten," hernam de kopermag naat. „Crawford, Jimmy Crawford en voorloopig blijf ik in Lexington." antwoordde de bezoeker, opstaande. Kenneth Hart noteerde het adres van een be scheiden hotel en keek vervolgens den ander nieuwsgierig aan. „In één dag tienmaai .millionnair," merkte hij met 'n glimlach op. „Wat ga je nu met al dat gele! beginnen, mr. Crawford.?" „Rustig leven en aan 'n paar oude liefhebbe rijen toegeven, mr. Hart," antwoordde het man netje en na den kopermagnaat op de hem eigen bedeesde wijze de hand te hebben gedrukt, ver liet hij het kantoor. Vier weken later droeg mr. Crawford zijn eigendomsrechten op de kopermijn aan Ken neth Hart's Syndicaat over en vestigde zich voorgoed in Lexington. Hij betrok een prachtig huis, installeerde zich vorstelijk en kocht tal rijke oude schilderijen en een groote hoeveel heid antiek. Op zekeren dag verscheen er een Nasquapee-Indiaansche in Lexington, die zich ontpopte als Crawford's vrouw en die, hoewel zij alles behalve mooi en reeds van bedenkelij- ken ouderdom was, door den nieuwen multi- milltonnair met een eerbied werd behandeld alsof zij zün moeder was. Mr. en mrs. Crawford ver-schenen nergens en ontvingen geen andere bezoekers dan Kenneth Hart, die zich voor het bedeesde mannetje met de zachtmoedige oogen sterk was gaan interes seeren. Het viel Lexington op, dat Crawford bijzonder liefdadig was, nimmer klopte men te vergeefs om hulp bij hem aan, waardoor hij zich Ieders achting verwierf. In den loop der jaren maakte Crawford zich eindelijk eenige vrienden onder vooraanstaande philanthropen, die hem herhaaldelijk bezochten en er zich weldra op beroemden tot zijn intimi te behooren. Over de wijze waarop hij fortuin had gemaakt, over zijn kopermijn, sprak Crawford nooit, men had hem eenmaal hooren zeggen, dat hij een hekel aan koper had, omdat hij bij het zoeken naar goud negentien jaar lang teleurgesteld was. Tevreden en gelukkig leefde Crawford voort, totdat een zijner vrienden hem op zeke ren dag een militair wetenschappelijk tijdschrift in handen gaf, waarin een studie was opgeno men van een kopersoort van bijzondere legee ring, die door Kenneth Hart's Syndicaat op de wereldmarkt gebracht was. Volgens dit artikel eigende het metaal zich, beter dan elke andere kopersoort, voor de ver vaardiging van banden om de mantels der pro jectielen. Vergelijkende proeven hadden uitge wezen, dat projectielen, voorzien van de nieuwe banden, nadat zij door het snijden van de velden en trekken van het geschut een sneldraaiende beweging om hun lengteas hadden verkregen, bijna of in het geheel niet van hun baan af weken, waarmee de trefkans met niet minder dan veertig procent verhoogd was. Het bericht vermeldde ten slotte, dat de Duitsche munitie- industrie alle voorraden van het metaal op de markt had opgekocht en dat ook de orders die zij van de Japansche regeering had, volgens het nieuwe procédé zouden worden uitgevoerd. Crawford las het artikel met de grootste aan dacht door, niet eenmaal, maar tienmaal en vervolgens dagelijks. Hij scheen langzamerhand zijn rust te verliezen, en als zijn blik op het artikel viel, maakte de zachtmoedige uitdruk king in zijn oogen plaats voor ontsteltenis en afschuw. Zijn onrust viel ook zün vrienden op, die belangstellend en bezorgd naar de oorzaak informeerden. „Wat heb je toch, Crawford, wat drukt je toch zoo?" ,Dat artikel, dat koper, veertig procent meer trefkans...." gaf de millionnair verschrikt ten antwoord. De vrienden trachtten zijn bezorgdheid weg te redeneeren met dagelijks nieuwte argumenten, maar het werd hun spoedig duidelijk, dat het bü een vruchteloos pogen bleef. Crawford pie kerde, verloor zün levenslust en zat urenlang in de noodlottige studie te staren. Zelfs zijn vrouw, de leelüke Nasquapeesehe, gelukte het niet den zachtmoedigen zonderling uit zijn in dolentie op te wekken. Eenige maanden iang had Crawford zijn ver ontrust bestaan voortgesleept, toen het bericht tot hem doordrong, dat Japan Mandsjoerije was binnengerukt. Dit bericht ontnam hem zün laatste rust, doelloos en als in een droom daalde hü van 's morgens vroeg tot 's avonds laat door de vertrekken van zijn huis en bestu deerde dan weer de telegrammen in de bladen, waarin van de Japanseh-Chineesche krügsver- richtingen melding werd gemaakt. De beschieting van Tientsjin bracht hem in een toestand van overspanning, die zün vrien den het ergste deed vreezen en die hen tot qver leg bracht van wat er gedaan kon worden om Crawford van zün zonderlinge nachtmerrie te verlossen. Niemand wist er raad op en intus- schen ging de millionnair zienderoogen achter uit. Wül hij weigerde de hulp van een dokter in te roepen, kwamen de vrienden er eindelijk toe een psychiater te raadplegen, met wien zü over eenkwamen hem Crawford's huis binnen te smokkelen, om hem gelegenheid te geven den patiënt gade te slaan. Op den morgen, voor de uitvoering van het plan bestemd, vervoegde Kenneth Hart zich in gezelschap van de vrienden en den dokter aan Crawford's huis. „Mr. Crawford is in de bibliotheek," merkte de Nasquapeesehe op en met een zachte, treu rige stem voegde zij er aan toe: „Het bed is on- beslapen, wellicht kunt u hem overhalen eenige rust te nemen." Kenneth Hart knikte en begaf zich met de anderen naar boven. Zij vonden de bibliotheek deur gesloten en toen ze op hun herhaald klop pen geen antwoord kregen, werden zij ongerust en braken haar open. Crawford zat aan tafel, doodsbleek, met het hoofd in de handen geleund, met de ellebogen op tafel en starend in een krant. Terzijde lag de militaire studie en tientallen krantenknipsels, allen voorzien van een vetgedrukten kop: „Ge vechten in Mandsjoerije." „Jim," riep Kenneth Hart met krachtige stem. Crawford gaf geen antwoord, waarop de ander hem aanstootte. De elleboog gleed van tafel en met een bons viel Crawford's hoofd op het tafelblad. Dood!" riepen de vrienden ontsteld uit. .Hartverlamming," constateerde de dokter, nadat hij den doode had onderzocht. Kenneth Hart wierp een blik op het van angst vertrokken gelaat van den doode en liet vervolgens zijn oogen over de krant dwalen. „Hier," stiet hij op schorren toon uit en hard op las hij voor: „Bij het treffen dat gisteren tusschen de Japansche en Chineesche troepen nabij Hsin-Lintoen heeft plaats gehad, zijn et telijke dooden gevallen. Het juiste aantal is nog niet bekend. Nadat de Japanners de Chineesche troepen hadden verstrooid en op de vlucht ge jaagd. namen zij van op grooten afstand de electriciteits-centrale van Pataohao onder vuur waarin duizenden wouwen 'en kinderen een toevlucht hadden gezocht. Reeds na korten tijd was het reusachtige ge bouw, van waaruit Hsinmtn, Tahushan en Tsjintsjau van licht worden voor-zien, een puin hoop, waaruit erbarmelijke kreten om hulp op gingen. Honderden slachtoffers liggen te ster ven tusschen de puinhoopen en de afschuwelük verminkte lijken. Bij deze beschieting' is de Japansche artillerie overtuigend gebleken, dat de nieuwe munitie, uit Duitschland ontvangen, voorzien van de koperen banden van bijzondere legeering, een beduidend hoogere trefkans hebben, die een, zij het dan ook moordend succes, als dit mogelijk maakte." Kenneth Hart keek den dokter aan. „U zult wel gelük hebben: hartverlamming, Maar wij, die hem hebben gekend weten beter: 't heet „Koper" Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Cruqulusstraat 19. Hahrlem. PROBLEEM No. 340*). B. J, M. M a r k x, (Hoorn) Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kal, Dc2, Lh4, Pb7, Ph6, c6, e3, f3. Zwart: Ke5, Le2, Pe8, Pg7, c7, d5, e4, h5 Bekroond in een wedstrijd van den Ne- derlandschen Schaakbond. PARTIJ No. 146. Zesde matchpartü, gespeeld te Amsterdam 2 April 1932. Wit: Zwart: Dr. M. E u w e, S. Flohr (Amsterdam). (Praag). Tsjechische verdediging. 1. d2d4 d7d5 2. c2c4 c7c6 3. Pgl-f3 Pg8—f6 4. Pblc3 g7—g6 5. Lel—f4 d5xc4 6. a2a4 Pf6—dó 7. Lf4d2 Pd5b4 8. Talcl Lf8—g7 9. Pc3—bl a7a5 10. Pbla3 cSc5 11. Pa3xc4 c5x<14 12. Pc4b6 Dd8Xb6 13. Tclxc8| Ke8—47 14. Tc8c4 Th8d8 15. e2e3 Kd7eS 16. Pf3xd4 Pb8c6 Zwart kon hier een pion winnen door Lg7x d4, enz. Maar hij heeft betere plannen. 17. Pd4Xc6 f b7xc6 18. Ddltol Lg7xb2! Een schitterende offercombinatie. 19. Tc4Xb4 Wit kan het Looperoffer niet aannemen. wegens 19Pb4d3t en Zwart wint de Dame. Op 19. Ld2xb4 zou-volgen, 19. Lb2—a3. 19aöXb4 20. Bbl—b2 Ta8Xa4 21. Lflc4 b4b3 De dreiging Ta422 is alleen te pareeren door den Looper te offeren. 22. Lc4Xb3 Td8b8! 23. 00 Meester Spielmann, die de partü volgde, was van oordeel dat 23. Db2h8f, Ke8d7; 24. Dh8Xb8, Ta4—alf; 25. Kei—e2, Db6—bS; 26. ThlXal, Db8Xb3 nog remisekans had ge geven aan Wit. 23Db6xb3 24. Db2b8-j- Ke8—d4 25. Dh8Xh7 Ta4—al! Buitengewoon mooi gespeeld. Blikbaar heeft Wit dien zet totaal over het hoofd gezien, 26. Ld2el Db3—c4 27. Dh7—h3t f7—f5 28. Dh3g3 Tb8bl 29. f2—f3 Dc4e2 Opgegeven. Want op 30. Dg3f2 volgt De2xel en na ruil is Zwart een Toren in 't voordeel, OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 95. (Dr. M. Lewi tt Stand der stukken: Wit: Ke7, Lh3, c4, d6. Zwart: Kb8, Lc6, a5, b6, f7, h5. 1. Lh3d7, Lc6b72. Ld7—e6, Lb7—c6; Sr, Le6xf7, aö—a4; 4. Lf7—e8, a4—a3; 5. Le8X c6 en wint. Een zeer leerzame en betrekkelük eenvoudig» studie, welke uit het practische spel ontstaan zou kunnen zün. OPLOSSING PROBLEEM No. 384. (E. Kassner). Stand der stukken: Wit: Kc6, Dd7, Lc5, Pb7, Pd4, a2. Zwart: Ka4, Tg5, Th5, Lh2, Pa8, d5, f6, h4. 1. Pd4e2, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruijter, te Bloemendaal; H. W. van Dort te Haarlem; P. Mars te Santpoort, Voorts werd de goede oplossing van No. 333 alsnog ontvangen van: S. C. van Egmond te Bloemendaal. CORRESPONDENTIE. Bloemendaal, S. C. v. E. In No. 334 faalt 1. Lcöe7 na Tg'5g3. WAT NIET IEDEREEN WEET, Voor het- bouwen van de Sint Pietersdom té Rome waren 450 jaren noodig. Irr Zuid-Caliiornië wordt binnenkort begon nen met den aanleg van een circa 340 kilometer lange waterleiding, die water uit de Colorado- rivier naar Los Angelos zal voeren. Ten be hoeve van dezen aanleg moeten 40 tunnels met een gezamenlijke lengte van 126 kilometer ge boord worden, waarbij er een is, die 20 kilome ter lang zal zijn. Het werk, waar-voor 200 millioen dollar toege staan is, zal vermoedelijk 6 jaar in beslag nemen. V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 3