Het wonder van den vogeltrek. Een Meester der Rococco-Kunsl Hoe het trekvogelstation te Rossitten werkt. Een atlas van de verschillende trekroutes. Bij den 250sten sterfdag van Murillo Drieduizend jaar liefdes-, brieven. Fa. A LI Zl Atelier voor Ku Wagenweg 1 Tel. 135 Speciaal adrei Vakkundig opmaken (Bijzondere correspondentie.) De lente komt... ,Db vuurtoren van Memel meldt: Richting voornamelijk Z.O. naar de Nehrung, waar in het duingebied de hoofdtrek begint. Bovendien een belangrijke trek naar loet Z.O. langs het Meme- Xerdiep. Tusschen 6 en 9 uur 's morgens 286000 trekvogels". „Ulmenhorst meldt: Trek der sperwers in twee afdeelingen. Hoogtepunt der eerste op 7 April (in drie uur 207 Jonge vogels)Hoogtepunt van den trek der kraaien op 25 April (van 10 urn 's morgans tot zonsondergang 62000 kraaien)". Zoo gaat het verder, bladzij na bladzij, in de dagboeken van het vogelobservatorium te Ros sitten, de grootste inrichting van deze soort in geheel Europa. Zij groeien aan tot dikke boek- deelen en vullen groote archiefkasten. Doch daar blijven zij niet begraven, integendeel, al die be- richtsn worden gesorteerd, gerangschikt, met el kaar vergeleken, en uit den overvloed van mate riaal verkrijgt men tenslotte een bruikbaar hand' boek over den hoofdverkeersweg der trekvogels, de Kurische Nehrung. Rondom het KurischeHaf bevindt zich een geheel net van waarnemings posten, die tot taak hebben, materiaal te ver zamelen omtrent een der meest raadselachtige natuurverschijnselen. Over de Kurische Nehrung de smalle landtong, die het haf van de zee scheidt, voert geen spoorweg, geen autoweg. Er rijden slechts ouderwetsche voertuigen van de hier wonende boeren overheen. Toch bevinden wij ons hier op een der voornaamste verkeerswegen van Europa. Hier komen de reusachtige scharen trekvogels bijeen, die uit Noord-Europa, vooral uit Zweden en Finland afkomstig zijn en geza menlijk den veiligen landweg volgen, dien de landtong in de zee vormt, om daarna weer hun eigen weg te gaan. Wij zouden deze landtong een brug kunnen noemen, waar de verschillende verkeerswegen zich even vereenigen, om vervol gens weer uiteen te gaan. Rossitten ligt nu halverwege op die brug. Voor het waarnemen der trekvogels had men geen betere plaats kunnen kiezen. Zes kilometer ten 2 r'den van het observatorium houdt het bosih op; de vogels moeten daar dus over open terrein vliegen en zijn goed te zien, zoodat men op deze plaats een belangrijke waarnemingspost kon op richten, het reeds genoemde Ulmenhorst, waar in den trektüd dagelijks tuschen 6 en 9 uur 's morgens een half millioen vogels passeeren. Er is misschien geen tweede dorpje ter wereld, dat zoo klein is (Rossitten heeft slechts 600 inwo ners) en tegelijk zoo bekend. De aandacht van alle ornithologen richt zich op dit punt, doch bovendien vindt men hier een school voor zell- vliegers, die het afgeloopen jaar 261 leerlingen telde van 8 verschillende nationaliteiten, terwijl er geen dag voorbijgaat, zonder dat er een of meer buitenlandsche zeilvliegers In het plaatsje vertoeven om aan de school een korter of langer bezoek te brengen en de kennismaking met dit centrum van een der modernste sporten aan te knoopen of te hernieuwen. Bovendien wordt de roem van Rossitten nog verbreid door een geheel leger van kleine gevleugelde propagandisten, die om de pootjes een ring met het opschrift „Vo- gelwarte Rossitten Germania" dragen en over alle zeeën der wereld vliegen. Het werk der waarnemers. Waaruit bestaat nu het werk der waarne mers? Om te beginnen hebben zij een aantal vragen te beantwoorden, vragen, die een syste matische waarneming noodzakelijk maken. Zoo is het bijv. bekend, dat de trekvogels ge woonlijk vliegen met een snelheid van 50 tot 70 K.M. per uur, terwijl de hoogte, waarop zij vliegen, afhankelijk is van de soort vogels. Zij varieert meestal tusschen enkele meters en enkele honderden meters boven den grond of de zee en bedraagt slechts bij uitzondering 2000 a 3500 M. In den herfst worden dagelijks tot 200 K.M. afgelegde, in het voorjaar nóg meer. Om nu te weten te komen, in hoeverre het opbreken der vogels en hun gedrag tijdens de vlucht van weersomstandigheden afhanke lijk is, wordt in de eerste plaats geregeld en nauwkeurig opgenomen, hoeveel vogels er pas seeren. Zoo kan men voor elke vogelsoort het begin, het toe- en afnemen en het einde van den trek bepalen. Deze resultaten worden vast gelegd in een soort kalender, die zich van jaar tot jaar eenigszins wijzigt, zooals ook het weer van jaar tot jaar varieert Wanneer men echter beschikt over trekvogelkalenders van een groot aantal jaren en deze met de me teorologische gegevens vergelijkt, dan kan men den inv'oed van het weer op den trek nauw keurig bestudeeren. Om echter een betrouwlaren trekvogelkalen der te verkrijgen, is het nocdlg om dag en nacht onafgebroken waarnemingen te verrich ten en daarbij steeds de grootste zorgvuldig heid te betrachten. Waarneming vanuit één bepaald punt is dan ook niet voldoende. Alleen op de landtong, de kusten van het haf en die van Noord-Samland heeft men reeds 12 waar nemingsposten op belangrijke punten opge richt. Zij zijn met betrouwbare medewerkers bezet, die de passeerende vogels moeten tellen en tegelijkertijd de vliegrichting vaststellen. De „geheime trek", een door Prof. Thienemann ontdekt verschijnsel, wordt met behulp van een vliegtuig gecontroleerd. Bij dezen „gehei- ken trek" trekken om nog onbekende redenen afzonderlijke groepen langs een route, die bul ten het gewone reisgebied ligt. En tenslotte wordt ook zooveel mogelijk materiaal verza meld omtrent het nachtelijke trekken der vo gels, Men luistert naar de geluiden, die de vo gels maken, zoekt systematisch de verlichte maansohtjf af en verkrijgt voorts belangrijk materiaal van de vuurtorens. En dan kan men ook veel omtrent de plaats van herkomst en het reisdoel der trekvogels te weten komen door telkens enkele exemplaren te voorzien van een ringetje aan den poot om zoo hun gangen te kunnen nagaan. Het Ringen. Een georganiseerde waarneming van deze door ringen geïdentificeerde vogels is het eenige betrouwbare middel om nauwkeurig bet doen en laten der trekvogels en hun verblijf plaatsen te weten te komen. Door de andere waarnemingen kan men wel nagaan, hoe en wanneer de trek plaats vindt, doch niet van waar uit en waarheen. In 1899 bedacht de Deen Mortensen echter dit middel en twee jaar later werd het voor het eerst toegepast door professor Thienemann, den stichter van het observatorium te Rossitten. Deze had n.l. vernomen dat de bewoners van Rossiten elk voor- en najaar met ongeduld de reusachtige zwermen kraaien afwachtten om ze als ze even uitrustten, te vangen en op te eten. Van die massavangsten door de bevol king van de Kurische Nehrung besloot Profes sor Thienemann nu gebruik te maken voor zijn proeven. Hjj voorzag de gevangen vogels van ringen, liet ze weer vrij en verspreidde tegelij- kertijd door alle landen een oproep om alle te ruggevonden ringen, met vermelding van da tum en plaats der vondst, aan hem terug te zenden. Inderdaad kwamen spoedig daarop uit de meest verschillende landen van Europa ringen aan van kraaien, welke levend of dood in handen waren gevallen van menschen, die die den oproep hadden gelezen. Waarheen trekken zij? Zoo kon voor het eerst met zekerheid wor den vastgesteld waarheen de vogels getrokken waren, welke route zjj hadden genomen, welke afstanden zij hadden afgelegd en hoe lang zij daarover hadden gedaan. Het was het begin van een systeem, dat thans in vrijwel alle beschaafde landen wordt toegepast of gesteund. Het resultaat is bevre digend; van het millioen vogels, dat in 1927 van ringen werd voorzien, zijn er tot dusver 35000 teruggevonden. In de kartotheek van het observatorium kan men zwart op wit den le vensloop van duizenden trekvogels vinden, als was het een politiebureau voor de vogel wereld. Doch wat hier omtrent de vogels bekend is geworden, vormteen nieuw raadsel. Zoo is bijv. gebleken, dat de uit West-Europa af komstige ooievaars via Zuid-Frankrijk. Spanje en Marokko naar de West-Afrikaansche kust trekken, terwijl die uit Oost-Europa daaren tegen over den Balkan, Klein-Azië en Palesti na naar Oost-Afrika trekken. Nu trekken ooievaars zooals bekend in groepen met een leider aan de spits; zij vliegen slechts over dag en worden vrij oud zoodat de conclusie voor de hand ligt, dat zij afgaan op een zekere ervaring, die van de eene generatie op de andere wordt overgebracht. Een proef van Professor Thienemann heeft echter bewezen, dat deze opvatting onjuist is dat de ervaring nies beteekent. De proef werd genomen met groote aan tallen jonge ooievaars, die op het observato- ruim werden opgevoed en zoolang werden vastgehouden, tot alle ooievaars reeds lang waren weggetrokken. Toen eerst kregen de jongen hun vrijheid terug en nu bleek het dat zij geheel uit zichzelf, zonder de leiding van ervaren oudere vogels, dadelijk de juiste route volgden en zonder dralen recht op het verre reisdoel afgingen. Deze proef is slechts een van de vele, die dienen moesten om het materiaal te leveren voor een werk dat in de wetenschappelijke lite ratuur een geheel eenige plaats inneemt, n.l. een trekvogelatlas! Deze atlas Is samengesteld door E. Schiiz en H. Weigold, de leiders van de trekvogelstations te Rossitten en Helgoland, en bevat 170 geografische kaarten, waarop het verloop van den trek is aangeteekend, zoowel de routes van de groote massa als de routes van afzonderlijke vogelgroepen. Voor het eerst in de geschiedenis der wetenschap zijn hier de omzwervingen van bijna alle vogelsoor ten over de aards aangegeven op de kaart, even nauwkeurig als de spoorbanen op een spoorwegkaart. Er zijn twee wegen om een belangrijk doel te bereiken: Kracht en volharding; kracht valt slechts aan enkele bevoorrechten ten deel, maar strenge volharding kan door den kleinste in praktijk worden gebracht; met den tijd groeit zijn onweerstaanbare macht. Swetshine. door Dr. O. BLOK. .?K Deze maand Is het 250 jaar gele den dat Murillo stierf...... Er is een «tijd geweest dat een ieder, die iets over Murillo moest schrijven, gezegd zou neb ben: „Deze meester blijft voor ons het groot ste wonder der Spaansche kunstgeschiedenis, een boek met zeven zegelen. Deze kunstenaar in wiens schilderijen wij het schoone contrast tusschen licht en donker bewonderen, dat Rcmbiandtieke effect, heeft m>t groot talent alles wa' de Spaansche schilderkunst tot dus ver had voortgebracht, samengevat in zijn werk, kortom, hij is een der grootste figuren van de geheele Europeesche kunstgeschiede nis". Thans is dat anders geworden. Wij bewon deren in Murillo wel den schilder van "Xadon- na's en bedeljongen, den veelzijdigen kunste naar, doch wij zien in hem nog meer- hij is de vertegenwoordiger van de Spaansche Roco- co-kunst. De geest van dit tijdperk, die in Frankrijk zoo nauw was verbonden met de fi guur van Lodewijk XIV en in Duitschland met die van Frederik den Grooten, doet ons Juist in dezen tijd zoo bekend aan. Men beschouwt reeds lang niet meer de Middeleeuwen of hoogstens den Baroktijd als het einde van de kunstgeschiedenis; men heeft ook de vreugde volle Rococo-kunst de haar toekomende plaats ingeruimd. Het genieten van kleuren, het ster ke licht in de schilderijen, de lieflijkheid en vroolijkheid in de werken van Murillo beteeke- kenen thans oneindig veel voor ons, omdat wij daarin het beeld van zijn tijd terugvinden. Hij heeft iets geheel nieuws tot stand gebracht als de Spaansche schilder van het Rococo- tjjdperk, waardoor hij boven de schilderschool van Sevilla uitgroeide. Van zijn leven is slechts weinig bekend; Keu korte beschouwing. Een wisseling tusschen Babyion en Nenivé en tusschen Londen en Parijs. Brieven van Cleopatra en Bismarck. Liefdesbrieven behooren meestal tot dat soort epistels, waarop men zelden of nooit ant woord krijgt, in tegenstelling bijv. met brieven, waarin men om uitstel van betalingen vraagt. Niettemin, is het schrijven en ontvangen van liefdesbrieven zeer aangenaam; het eerste, omdat het toch voor iedereen prettig is zijn gevoelens op papier te zetten, en zeker deze gevoelens, die door bijna alle grooten der we reldliteratuur uitvoerig beschreven en met mooie beelden verduidelijkt zijn; het ontvangen is zoo pleizierig, omdat het over het algemeen den mensch streelt en, zooals hierboven reeds vermeld is, omdat het antwoorden geen moei lijkheden oplevert. Als men verder nog bedenkt, dat sedert den eersten liefdesbrief de inhoud van alle volgen de niet veranderd is, dan zou men op het eerste gezicht aannemen, dat de bestudaering van het onderwerp liefdesbrieven, behalve voor hen, die er onmiddellijk bij betrokken zijn, van geen belang is. Deze veronderstelling is echter vokomen fout, want men kan zich juist omdat de inhoud in den loop der eeuwen onver anderd is gebleven bij de studie uitsluitend tot den vorm bepalen. En hier opent zich plot seling een ongekend groot terrein voor den cultuurhistoricus. De stijlverandering in den loop der tijden zullen wij hier buiten beschouwing laten daar het gebied der liefdesbrieven zich niet het beste leent tot het constateeren van deze ver anderingen. Om de vormverandering van lief desbrieven zoo duidelijk mogelijk te laten uit komen, hebben wij de sprekendste taferee'en uit de wereldgeschiedenis gekozen, die wij hier laten volgen. Drieduizend jaar geleden. In Nenivé woonde de beeldschoone Somira en dacht aan hem die zij lief had. Dat was een flinke jonge man, die met zijn vader ln Babyion leefde en daar gToote en belangrijke zaken deed. De afstand was groot en zoo kon den zij niet bij elkaar komen. lederen dag en ieder uur dachten zij aan elkaar tot eens de jonge man weer in gepeins verzonken zat, temidden van zijn goederen en waren, die naar Nenivé gestuurd moesten worden, en plotseling een schitterend plan had, van welks uitvoe ring hij echter onmiddellijk de onmogelijkheid inzag. Maar toch liet hem het plan niet los en toen reeds de kameelen beladen waren en voor den aftocht gereed stonden, riep hij zijn slaven bij zich en zeide hun een week te wach ten. Snel liet hü een grooten steen komen en met een scherpen beitel hakte hij daarin de woorden die zijn hevige liefde voor Semira Uit drukte. Na een week werden de kameelen weer beladen; de sterkste moest tusschen nek en bult, d« veiligste plaats, den steen dragen. Zoo vertrok de karavaan naar Nenivé en vervoerde den eersten liefdesbrief, die ooit geschre ven is. Egypte. Prinses Nofris woonde in Alexandrië en was een zeer ontwikkeld, jong meisje. Toen zij nog h'eel klein was, had men al tegen haar gezegd, dat zij van de goden afstamde en met haar broer moest trouwen. Daarom had zij haat- broer erg lief gehad en zij was zeer bedroefd toen zij naar Assoean ging. Er was eclCer één lichtpunt in haar eentonig bestaan: iedere karavaan die uit Assoean kwam, bracht een dikke papyrusrol voor haar mee en ook van haar was altijd een brief onderweg. Zij deed groote moeite om heel mooie hieroglyphen in twee verschillende kleuren te teekenen. Hoe meer brieven zij schreef, hoe meer oefening zij kreeg, en een langen brief kon zij nu al in twee dagen afkrijgen. Langen tijd nadat Prinses Nofris gestorven was, leefde er in hetzelfde oude paleis weer een mooi en ontwikkeld jong meisje. Ook zij moest met haar broer trouwen, maar deze was pas tien jaar. Zij heette Cleopatra en kon nu eenmaal niet van kleine jongens houden; zij hield van een vijand van haar land, die haar het gezonde verstand geroofd had. Zij beminde den groot'ten en invloedrijksten man uit die tijden: Julius Ceasar. Zij droomde van hem als hij weg was, en zij zorgde voor hem als hij bij haar was. Wanneer hij naar Rome terug ging en zij niet onmiddellijk met hem mee kon gaan, gingen er hartstochtelijke brieven tus schen Rome en Egypte heen en weer. Kleine wasplaatjes tot boekjes samengebonden, ver telden van de gevoelens van de een voor den ander. Een deel van een brief aan Semira. Twee Staatslieden. In een van de kleine intieme vertrekken van het slot in Versailles zat in een gemakkelijker stoel voor haar bureautje de markiezin de Pompadour. Zij hield het hoofd op beide han den gesteund en zon op nieuwe listen om nog meer macht te kunnen uitoefenen. Plotseling stond zij op en trok aan een lang koord, waar na even later een kamermeisje binnentrad, een zwaar pak, geschept papier, waarvan zoo juist een geheele lading uit Holland gekomen was, in de eene en een groote sierlijke intkoker en een zaadstrooier in de andere hand. Op het bureau van de markiezin stond in een klein vaasje een aantal ganzeveeren. Zij doopte een er van twee, drie keer in den inktkoker en be gon langzaam en met overleg den koning te schrijven Bismarck was een van de eersten die het gebruik van den ganzeveer te lastig vond en met een stalen pen schreef. Hij schreef er zijn memoires mee, waaruit, toen zij later uitge geven werden, zijn scherpe blik op menschen en toestanden bleek. Een deel ervan bevat brieven, die hij aan zijn vrouw had geschreven; zij behooren tot de mooiste geschriften, die ons van Bismarck gebleven zijn. De twintigste eeuw. Het bureau van de Europeesche editie van de „New York Herald" in Parijs is volgens de al lerlaatste begrippen van eenvoud en gemak ingericht. Naast de groote zaal, waar alle redac teuren en de hoofd-re'dacteur zitten, is een klein kamertje, waar een schrijfmachine staat, die voorzien is van tal vair electrische toestellen. Er is niemand in het kamertje, maar toch weerklinkt 't droge getik van de schrijfmachine; de toetsen bewegen, de rol met het papier ver schuift en dan een kort belletje, waarna de rol uit zichzelf terug loopt en een regel naar boven springt. Het is een spookachtig gezicht en met open mond staat men er naar te kijken. Op de angstige vraag, wie er nu eigenlijk tikt, krijgt men het lakonieke antwoord: „onze correspon dent in Londen!" Als 's avonds het geheele personeel naar huls is en de schoonmaaksters de lichten hebben uitgedraaid, terwijl de lichte, stalen bureaustoel van den hoofd-redacteur nog boven op ziji^ brieven en paperassen staat, ver schijnt de jonge verslaggever, die zich naar het kleine kamertje naast de redactiekamer begeeft. Hij gaat voor de schrijfmachine zitten, drukt op een knop en wacht even. Een oogenblik later weerklinkt er een bel in het toestel en dan gaat de jonge verslaggever tikken. Hij schrijft het zelfde als de Babyloniër. Als de twee kantjes volgetikt zijn, schakelt hij om, zet een nieuw vel papier in de machine, steekt een pijp op en als dan de toetsen ln een razend tempo op en neer gaan, leest hij woord voor woord af, wat de secretaresse van den Londenschen corres pondent van de „New York Herald" hem op zijn vurigen liefdesbrief te antwoorden heeft. Het is onverschillig of deze brieven op steen of op schrijfmachinepapier geschreven zijn; de inhoud is altijd eender opgevat. Drieduizend jaar liefdesbrieven dat zijn drieduizend jaar onveranderlijkheid van den menschelijken geest, drieduizend jaar cultuurgeschiedenis en drie duizend jaar ononderbroken vooruitgang! Een portret van Cleopatra in een van haar brieven aan Julius Ceasar. Een oud-Duitsche gebruiksaanwijzing voor de ganzeveer. data zijn bijna niet te noemen. Hü behoorde tot een van ouds gevestigde familie en was reeds op zijn tiende jaar een wees Zijn belang stelling voor het palet dateert reeds vanaf zijn vroegste jeugd. Zijn voogd deed hem in de leer bij Juan de Castillo, die behoorde tot een be kende kunstenaarsfamilie te Sevilla. De jonge Murillo overvleugelde met zijn talent echter al spoedig zijn middelmatig begaafden leermees ter, In diens atelier bleef het bij tooneelscher- men en altaarstukken voor de lijdensweek, conventioneele stukken, waarbij artistieke aan leg weinig tot zijn recht kwam. En toen de leermeester al spoedig zijn geboortestad ver liet, achtte de leerling dat een goede gelegen heid om zich zelf door de wereld te slaan. Hij trok rond door het geheele land en Spanje vertoonde destijds al even groote tegenstellin gen op elk gebied als in ieder ander tijdperk van zijn geschiedenis. In het Oosten bevonden zich vele talentvolle schilders, vooral in Cata- lonië en in het temidden van een vruchtbare streek gelegen Valencia. In het Zuiden werden werken van onvergankelijke waarde tot stand gebracht door genlëen op elk gebied. Murillo is zijn leven lang niet meer op één plaats kunnen blijven. Telkens werd hij weer voortgedreven naar de landwegen, naar de steden, waar hij zijn talrijke afbeeldingen van kleine bedeljongens op het doek bracht, die nu eenmaal onafscheidelijk zijn van het Spaansche stadsbeeld. Zijn Christuskindjes, zijn Madon na's, zijn heiligenfiguren geven zeer dikwijls type's der bevolking weer, die daarin natuur getrouwen met liefde zijn vastgelegd. Murillo Is dus een portretschilder geweest en wel een, die bijzonder uitmunt door de levendigheid zij ner schilderijen. In die met godsdienstige on derwerpen zijn dikwijls de trekken der schen kers vereeuwigd en zoo hebben wij in zijn werken portretten in den besten zin van het woord van vooraanstaande burgers van Sevil la, De geestelijkheid heeft Murillo reeds hij zijn leven geëerd als een grootmeester der ker kelijke kunst. De altaarstukken voor het col- lege van den H. Thomas, die thans een der voornaamste bezienswaardigheden vormen in het trappenhuis van het aartsbisschoppelijk paleis te Sevilla, waren slechts het begin van een lange reeks opdrachten. Zoowel wat het onderwerp als wat de uit voering betreft is dit een zeer aantrekkelijk doek. Wel zijn deze doeken uit den eersten tijd van Murillo's werkzaamheid nog eenigs zins hard in vergelijking met zijn latere wer ken vooral geldt dit van de donkere Maria- figuur in het Mercenaria klooster en de kruiswegstaties van het klooster Regina Ange- lorum doch zij vertoonen reeds een groote vrijheid van uitdrukking en wijzen heen naar naar de groote dingen, die Murillo in zijn le ven nog zou schenken aan de wereld. De Spaansche meester Ribera heeft mis schien invloed gehad op de donkere kleuren op Murillo's palet, de duidelijke afbeeldingen, de sprekende, aanschouwelijke voorstellingen, het goed karakteriseeren der types op de late re genreschilderijen heeft Murillo wellicht eveneens te danken aan den ouderen kunst broeder. In de werken van Ribera over- heerscht de ernst, evenals in die van Zurba- ran, doch de jongere Murillo paarde daaraan een frissche, zuivere waarneming, een fijntjes weergegeven humor zooals op het schilderij van den H. Diego, waarop ons tevens de gra tie treft, waarmee de Heilige den dank der armen aanneemt. Zoo verkreeg Murillo de eene opdracht na de andere, w.o. niet in de laatste plaats het groote altaarstuk genoemd moet worden voor de aan de kathedraal van Sevilla verbonden kapel van den H. Antonius. Tenslotte werd Murillo gekozen tot president van de nieuwe schildersacademie. Zijn vriend, de priester Justino de Neve, liet hem de schil derijen maken voor de beroemde kerk van Santa Maria la RIanca, waarvan de verbou wing in 1659 voltooid werd. Op Murillo's graf bevindt zich het opschrift „Vive Moriturus". Bij den inval der Franschen in 1810 werden de graven niet langer onder houden en daarom is het onmogelijk geworden, het stoffelijk overschot van Murillo te onder scheiden van dat van eenige slachtoffers der pestepidemie van 1649, die dicht bjj hem be graven zijn. Ook de kunst van Murillo heeft echter haar grootste triomfen eerst na zijn dood gevierd en wel toen Koningin Isabella Famese, de gemalin van Filips V, in 1729 zoo veel mogelijk werken van Murillo liet opkoo- pen, waardoor alleen van zijn groote doeken reeds een twintigtal te Madrid vereenigd wor den. Verder verbreidde zijn leerling Tobar, die tot hofschilder werd benoemd, over geheel Spanje den roem van zijn leermeester, waar door de lieflijkheid en vroolijkheid, het fleurige kleurenspel en het geheel nieuwe, dat Murillo aan de Spaansche kunst heeft gegeven, ge meengoed voor het geheele volk zijn gewor den. (Nadruk verboden.) De stormvogel loopt groote afstanden over het water. Een merkwaardige stroom:' de1 Indianen- rivier in Florida (V.S.) heeft zoowel haar oor sprong als haar uitmonding in den Atlantischen Oceaan. De natuur heeft een mop uitgehaald, toen zi> de „mierenbeer" ter wereld bracht. Het diet heeft het lijf van een varken, den kop van een wolf, de pooten van een hond, den staart van de kangoeroe, de oogen van een kat, de tan den van een visch, de klauwen van den tijger en een platte tong van 40 c.M. lang. De op 3 Maart j.l. te Riga overleden com ponist en pianist Eugen d'Albert is acht malen gehuwd geweest en eerst kort geleden van zijn achste vrouw gescheiden. HANDBOOGSPORT J.l. Zondag had in Café „Brec de jaarvergadering plaats van d schen Bona van Handboogschutti bü den Bond aangesloten vereei van elk 3 leden afgevaardigd, zc gadering zich in een goede o verheugen. Te pl.m. 12 uur opende de voo woord van hulde voor de goede o gevaardigderi deze vergadering er allen met een hartelijk woord. Na nog een en ander gememor kreeg de secretaris het woord voo der Notulen, welke onder applau; gekeurd, waarna de voorzitte tionaris huldigde voor diens wei Nog eenige besprekingen, en d kiezing had plaats. Door het bed voorzitter, kwam deze functie va< ingenomen door den heer Kro< A'dam) die met algemeene ster werd. Ook de penningmeester had zii leeftijd niet meer herkiesbaar ges Duyn zag liever een jonger lid Nadat de kas als altijd in orde en de voorzitter dezen veteraan voor diens schitterend beheer de zijn plaats benoemd de heer (Claudius Civilis A'dam) die zijn benoeming aannam. De secretaris werd weder met a men herkozen en kreeg nog een voor zijn activiteit. Vice-voorzitter bleef de heer d Batavieren Bl.daal). terwijl als werd gekozen de heer de Lange, rissen zyn lid van Vooruitgang 5 Santpoort. Na de rondvraag, waarbij veel i sloot de nieuw gekozen voorzittei geslaagde vergadering en sprak c dat onze mqoie Bond nog steeds toenemen. Onder groot enthousi: vergadering uiteen, waarna dooi heeren boogschutters op de ba: Batavieren nog met animo een j trokken. Het secretariaat is gevi Stemvers, Korte Kleverlaan 14, MIDDENMOOTEN f 1.50 per p Bloemend.weg 60, BLOEMENDE GROOTE VERSC SCHERP CONCI GEDIPL. COXFFEUSE BLOEMEND.WEG 66 Telefoon 2! SPECIALITEIT IN ONDU EN WATER!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 4