TWEEDE BLAD KINDERVERHAAL Éi ui m m ^W^'W^w Nieuwe avonturen van Piepneus en Bibbersnoet, De luchtfiets. Brokjes Levenswijsheid. Uit ons Rechtsleven. Door G. Th. ROTMAN. Trouw aan de eigen wet. SCHAAKRUBRIEK. BIJ-ÉlèB Él Mw% ÉS# flll De Rus (Wladimir Tatlin heeft een luchtfiets uitgevonden). Kijk, dat is nu een vinding, Daar wachtten we nog op; Zoo'n handig, licht, klein dingske, Zoo'n vliegtuig in den dop! Komt 't werk'lijk in den handel, Dan wordt het vast geen strop! Men zoekt er naar sinds eeuwen, Steeds wil men „hoogerop". 't Geeft velerlei gemakken Bij 't hedendaagsch verkeer, Dat veel te druk gaat worden; De lucht dus in, meneer! Daar heeft men nog de ruimte,, Ben onbeperkt gebied; En welk een moog'lrjkheden Verschaft zoo'n toestel niet! Wanneer door de malaise De zorgen drukken zwaar, Dan staat er een remedie In 't schuurtje kant en klaar! Je springt op je machientje, Je maakt m mooie vlucht, Bn komt dan weer beneden Aanmerk'lijk opgelucht! 'tls 't nieuwste wereldwonder, En Wladimir Tatlin Helpt het verdrukte menschdom Ben luchtig tijdperk in! Tenminste als het waar is. Wat in de kranten staat; Mocht 't een Aprilmop wezen. Dan komt die wel wat laat! Nu echter de hooge raad zelf zoodanige ver plichting dor banken naar geldend recht heeft afgewezen, is er alle aanleiding de wat aan te vullen. Het ware onjuist de noodige voorziening te be perken tot het safe-loket. Het geval van het safe-loket toch is terug te brengen tot die rui mere rubriek, welke alle gevallen omvat, waarbij goederen in beslag moeten worden genomen, welke zich bevinden in ruimten, door een derde verhuurd aan dengeen, tegen wien de inbeslag neming is gericht, of aan dezen op andere wijze in gebruik gegeven. Men denke bijv. aan stallen en ganages. Het ware eveneens onvolledig de voorziening te beperken tot het executoriaal beslag. De kwestie is evenzeer van belang voor recruidicatoir beslag en conservatoir arrest. De voorgestelde voorziening is gebaseerd op een ontwerp van de Staatscommissie-Limburg. treffende het opleggen van een dwangsom in de wet neer te leggen en wel afgezien van de scha de, die de in het gelijk gestelde partij ten ge volge van de houding van den veroordeelde lijdt. Er zij gelegenheid een dwangsom op te leggen m daartoe geëigende gevallen; lijfsdwang kan dan allicht achterwege blijven. BESLAG OP ROERENDE GOEDEREN IN SAFES e. d. LIJFSDWANG. Ingediend is een wetsontwerp inzake beslag op roerende goederen in door derden in gebruik gegeven ruimten, lijfsdwang en dwangsom. Het eerste onderwerp heeft betrekking op het arrest van den hoogen raad van 17 Januari '30 inzake het safe-loket. Daarbij besliste het college er van uitgaande dat het beslag op den inhoud van safe-loket een beslag onder den schuldenaar zelf is en niet een derden-arrest, dat uit de be palingen omtrent de gerechtelijke tenuitvoerleg ging op roerende goederen niet is af te leiden een algemeene verplichting tot medewerking met zich brengende gehoudenheid om de mededeelin- gen, aanwijzingen en verdere handelingen te doen, die de deurwaarder mocht verlangen om tot beslaglegging te geraken. Er is wel betoogd, dat de door den hoogen raad bij de toepassing- van art. 1401 B.W. gehuldigde regel, dat on rechtmatig is de gedraging, die indruischt tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aan zien van eens anders goed, in het geval van het safe-loket kan leiden tot de constructie van een rechtbank voor de ban ken tot mededealing, opdat zij niet een door de wet gegeven executiemiddel verijdelen. Regeling van den Ijjfsdwan; De bestaande regeling van den lijfsdwang heeft in den loop der tijden gebreken getoond. Het strookt niet meer met het rechtsgevoel dat lijfs- dwang s jaren kan duren. In de praktijk is dit dan ook zeker geen regel. Ook tegen ouden van dagen toegepast is het middel te hard. Doch het voornaamste bezwaar wordt wel hierin ge vonden, dat het middel, het welk moet dienen om op een onwilligen veroordeelde dwang uit te oefenen, eveneens toepassing kan vinden, indien niet van onwil, doch van onmacht om aan de veroordeeling te voldoen sprake is. De toepassing in zoodanig geval kan slechts dienen, óf als mid del van wraak, óf in de hoop, dat anderen daartoe rechtens niet verplicht, met het lot van den veroordeelde begaan, voor hem betalen. Geen dezer motieven rechtvaardigt de gijze ling echten". Daarom wordt thans een regeling voorgesteld, krachtens welke de schuldenaar, die buiten staat is aan de tegen hem uitgespro ken veroordeeling te voldoen op grond daarvan kan vorderen, dat de gijzeling niet of niet ver der worde ten uitvoer gelegd. In denzelfden gedachtengang ligt het, de vraag in welke gevallen lijfsdwang kan worden toege past, nader te overwegen. Ter beoordeeling hier van is het goed er op te wijzen hoe verschillend de positie kan wezen van den schuldeischer naar gelang van den inhoud der veroordeeling hetgeen de minister uitvoerig uiteenzet. Voorgesteld wordt van art. 585 Burgerlijke Rechtsvordering het onder 2e te schrappen en bij ten 8e van dat artikel de onrechtmatige daad te schrappen. Voorts wordt voorgesteld in dit artikel zoowel als in art. 586 geen uitzonderingen te maken voor vrouwen. Daarentegen moet ten aanzien van personen van 70 jaar en ouder lijfsdwang in het geheel niet meer worden toegepast. Verder is er geen reden in art. 586 den lijfs dwang te handhaven voor alle handelsschulden, welke veelal geldschulden zullen zijn. Wisselschulden nemen echter in het verkeer een bijzondere positie in. Daarom blijve daarvoor de lijfsdwang gehandhaafd. Met wissels wordt ander handelspapier gelijkgesteld, doch dan moet blijken, dat men zich verbonden heeft ter zake van koophandel. Wat den duur betreft, wordt voorgesteld den termijn van 5 jaar te veranderen in 1 jaar. Is er levensgevaar, dan moet het belang van den schuldeischer wijken, hetgeen in het ontwerp tot uitdrukking wordt gebracht. Ten einde een spoedige beslissing te bevorderen, is de procedure in kort geding gekozen. Dwangsom. Ten slotte wordt voorgesteld een regeling be- (Nadruk verboden) 9. Bibbersnoet. die bij de weduwe Goudmuis i0. Na een half uur kwamen we bij 'n beek. in betrekking was, mocht iedere week een mid- „Kijk, daar drijft wat!" riep Bibbersnoet. dagje uitgaan. Op zoo'n middag nu haalde ik Waarempel, daar lag aan den kant een ijzeren haar af voor een wandeling „Maar past op, dat braadpan. Niet zoo maar zoo'n muizenpannetje, jullie om vijf uur terug bent!" vermaande me- maar een echte menschenpan. „Durf jij er in?" vrouw Goudmuis. „Begrepen!" vroeg ik, „dan gaan we schuitjevaren!" 11. Zoo gezegd, zoo gedaan, wij in de pan. Ik 12. Maar o, kinderen, juist toen onze pan stootte af, en 't volgend oogenblik dreven we vlak bij de biezen was, hoorden we een woedend midden in de beek; reuzefijn! Wij naderden gesis en geblaas, en opkijkend zagen we tus- steeds meer den overkant, waar hoog riet en schen de biezen den verschrikkelijken, bloed- biezen uit het water opstegen. Hoera! Hoera!" dorstigen k,op van een kater, die dreigend z'n riep ik uit, „daar zullen we zeker prachtavon- kaak opensperde, zoodat we de groote, scherpe turen beleven! Zeg, Bibbertje, nou zul je zien tanden zagen en het ons was. alsof we ze al wat je nog nooit gezien hebt!" in ons lijf voelden dringen! Woensdag zal het vijftig jaar zijn geleden, dat een groot en goed man is gestorven: de Amerilcaansche wijsgeer en dichter Ralph Waldo Emerson, aan wiens woord menig men- schenhart levenskracht heeft ontleend. Emer son heeft de aandacht van zijn hoorders en lezers telkens weer trachten te vestigen op de allereerste noodzakelijkheid tot een gelukkig en vruchtbaar bestaan: het geloof van den mensch in zichzelf; het vertrouwen, dat men als per soonlijkheid een zelfstandige schepping is; een oorspronkelijk kunstwerk uit de hand der natuur en geen confectie-artikel uit een fabriek. De groote fout, waaraan de meeste men- schenlevens ten gronde gaan en welke ook de vorming van -een krachtige mensehengemeen- schap belemmert, is volgens dezen heldhaftigen denker het gebrek aan vertrouwen in den eigen aard, het persoonlijk karakter, de innerlijke wetten, waaraan ieder leven te gehoorzamen heeft en die voor ieder leven weer anders zijn. Emerson noemt dezen angst om zichzelf te zijn, de kapitale misvatting van den kinder lijken mensch, die groot tracht te zijn door de grooten na te volgen en voordeelen hoopt te behalen van een ander. In onze maatschappij is, vijftig jaar nadat de dichter-wijsgeer er tegen gewaarschuwd heeft, deze kapitale misvatting nog geenszins verdwe nen. Wij kijken, om ons levensgedrag te bepa len, allen nog steeds naar elkaar en. toetsen onze opvattingen, wenschen en idealen aan den maatstaf der openbare meening. Nog steeds is ons leven het antwoord op de vraag, wat an deren zouden doen en wat anderen er van zou den denken en niet, wat onze eigen innerlijke aard eischt en wat onze eigen innerlijke wetten ons voorschrijven. Nog steeds zijn deugd en waarheid door de omgeving gemonopoliseerd en door de omgeving voor ons afgepaald. Emerson heeft het gedurfd, in een tijd, waarin de conventie, oogenschijnlijk althans, nog ster ker was dan heden ten dage, te verklaren, dat hij datgene altijd het beste vond, wat hem aan zichzelf gaf en hij heeft zich welbevonden bij het voorschrift van de groote stoïcijnsche leer, welke als eerste gebod had: gehoorzaam aan uzelf! Tegen navolging van anderen meende hij niet genoeg te kunnen waarschuwen. „De navolging' heeft hij gezegd, „kan niet uitgaan boven haar model. De navolging doemt zichzelf tot hope- looze middelmatigheid." Zou het niet ook heden nog altijd zoo zijn, dat in ieders geestes-ontwikkeling een oogen blik komt, waarop hij beseft, dat afgunst on wetendheid is; dat navolging zelfmoord betee- kent; dat hij zichzelf moet nemen voor wat hij waard is" Zouden wij ook heden geen reden hebben om aan de levensspreuk te worden her- irinerd." „Niets tenslotte dan de onaantastbaar heid van uw eigen geest is heilig"? Zoodra wij het vertrouwen hebben veroverd, waartoe iemand als Emerson ons tracht te be zielen, zullen wij breken met de gewoonte, steeds naar anderen te verwijzen, maar wij zui len durven uitspreken: „Dit denk ik", of „zoo ben ik". De dichter-wijsgeer aanschouwt de rozen, die bloeien onder zijn venster en die geen andere rozen ten voorbeeld nemen, doch slechts zijn wat ze zijn en juist hierdoor elk in haar soort volmaakt zijn. Deze aanblik kan ook den mensch leeren; „Houd aan u zelf vast; imiteer nooit. Ieder oogenblik kunt ge uw eigen talent verrijken met de steeds groeiende kracht van een levenslange zelfontwikkeling. Maar de geestesgave, die ge van een ander ovemaamt, is slechts een ontijdig en half bezit." O, wij weten, evengoed als de dichter-wijs geer het heeft geweten, dat voor een dergelijke standvastigheid aan de eigen bizonderen aard en de eigen oorspronkelijke levenshouding moed en vaak offervaardigheid noodig zijn. Zelfstan dige naturen hebben het niet het gemakkelijkst. En het is ons in onze zwakheid en onze behoef te aan vrede en rust te vergeven, dat wij het eigene, dat de natuur ons bij de schepping van onze persoonlijkheid heeft meegegeven, ver loochenen om de uniform der conventie aan te trekken en ons te richten naar het gelid van de massa. Doch de prijs, welke wij in den strijd om de handhaving van onze persoonlijkheid kunnen behalen, weegt ruimschoots tegen de moeiten op. Heerlijk is het, vrij te staan jegens de wis selende moden en meeningen van den dag en zich gebonden te voelen alleen door het zich tijdloos bestendigende leven, dat zijn onuitput- telijken rijkdom openbaart aan elk zijner menig vuldige scheppingen, voorzoover ze elk aan hun eigen wet trouw blijven. H. G. CANNEGIETER DE WINTER S WIJ KS Cl IE POORT. Winterswijk is aan onze Oostgrens een be langrijke poort, waardoor onze Oosterburen een root deel van him te veel aan producten en grondstoffen bij ons binnenbrengen. Toen wij voor enkele jaren nog in een heerlijke streek aan het lijnvak WinterswijkZutphen woonden, konden we in zoete dommeling den heelen nacht door, de voorbijgaande steenkooltreinen half bewust volgen. De personentreinen echter heb ben het er zoo druk niet. Reizigers geven de voorkeur aan de toegangswegen over Oldenzaa! en Zevenaar. De Duitsche vogels daarentegen houden het weer met Winterswijk, het zij dan op de pennen. Velen gaan niet ver naar binnen maar blijven hangen in een bijzonder bevoor recht hoekje, het Kottensche beekje met om geving. Andere gaan de heele Graafschap door tot in Salland en op de Veluwe. Aan 't genoemde beekje nestelt sedert 1922 geregeld ieder jaar de groote gele Kwikstaart. Wel deed hij dat al jarenlang aan de vlugge Limburgsche beken en kwam als wintergast ook in de Graafschap en zelfs op de Veluwe aan de Zuiderzeekust kijken, maar zijn nest is in Gelderland, zooals ik zei, pas het eerst in '22 geconstateerd. Terwijl onze Gele Kwik 16 c.M. meet. doet de Groote gele het met niet minder dan 19. Hij is op den rug grijs-groen, van onderen zwavelgeel en heeft een zwarte keel, die in den winter geel wordt. De Duitschers noemen hem Bergstelze. Zij zien hem dan ook h^t meest aan de beken in 't Middelgebergte. 'Een tweede Winterswjjksche immigrant is de Europeesche kanarie, ook voor weinige jaren daar binnengekomen. Wel wist ik allang, dat dit bruine en gele stompbekje in Duitschland al meer en meer onze grenzen was genaderd en aan onze zijde winter-uitstapjes maakte, maar van broeden kwam niet. Tot voor een jaar of wat de heer Ten Houten aldaar een broedsel vend. Nu maakt één bonte kraal geen winter, maar waar 't verbreidingsgebied van deze kanarie zich in Westfalen sterk naar het Westen uitzette, was de aandacht natuurlijk sterk op dit vogeltje gevestigd, 't Mag nu wer kelijk als broedvogel aan de beekjes, die op Winterswijksche plateau (pl.m. 40 A.P.) ont springen, genoemd worden, 't Is op borst, voor hoofd en achterrug helder geel, op rug en vleu gels bruin met donkerder en gele streepjes, staart bruin, 't Roept ongeveer „gierlitsie!" Van daar de Duitsche benaming van Girlitz. Nummer drie is de zwarte Specht. Van de trits is deze de hardnekkigste indringer. De uitbreiding van het broedgebied gaat echter verre van gemakkelijk, want de 46 c.M. lange vogel vindt schaarsöh boomholten, die geschikt z(jn voor zijn capaciteit. Nadat voor den eersten keer een broedsel was geconstateerd op 't land goed Eerde bij Ommen, nestelt deze specht al gemeen maar schaarscn achter den IJsel en op de Veluwe. De zwarte Specht is heelemaal zwart op den karmijnrooden schedel na. Verder mag worden vermeld dat jaar op jaar bij Winterswijk het broeden van tamelijk zeld zame vogels wordt vermeld. Ik noem de nieuwende Boomvalk, de schitterende Ijsvogel het schuwe Korhoen, de trillerende Snor, het prachtige Blauwborstje, de bruine en de asch- grauwe Kiekendief, het Sijsje en misschien het zwartgrauwe vliegenvangertje. K. ZW. TUINIEREN IS EEN AANGENAME BEZIGHEID. Oplossingen, bijdragen enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Cruqulusstrant 19, Haarlem. SCHERTS PROBLEEM No. 25. G. M o h r. Tuinieren is een mooi bedrijf, men leert daar door veel van het grootsche en schoone in de na tuur kennen. Het is dan ook zoo verblijdend, dat er meer liefhebberij komt in het zelf zaaien en kweeken, ook al heeft men daarvoor slechts een klein stukje grond beschikbaar. Iedereen is niet in staat aan sport te doen, hun tijd en levenswijze laten dat niet toe. En in die gevallen zou juist het verzorgen van een tuintje als een soort van sport kunnen worden beschouwd. En een gezonde sport ook! Steeds in de open lucht, waar zon en frissche lucht vrijen toegang hebben en 't is juist de kalmte en de rust waarmede dit werk moet geschieden welke op het zenuwgestel zoo gunstig werken. Daarom is het zoo heerlijk zijn vrijen tijd te besteden aan tutnsport, zooals we het hier zul len noemen. Daarom raden we een ieder aan die een eigen tuin of tuintje er op na houdt: ga dit zelf be werken, ge bevordert daardoor uw gezondheid! Het is natuurlijk, dat er voor het verrichten van de noodige werkzaamheden goede werktui gen noodig zijn. Zonder dat gaat het werk niet zoo vlet en heeft men van den arbeid niet zoo veel plezier. Buiten het allernoodigste tuinge reedschap, zooals hark, schoffel, enz. kan men ich meer tuinbouwwerktuigen aanschaffen. Kijken we de advertentie's en prijscouranten, waarin tuinbouwartikelen worden aangeboden, eens in, dan zien we dat er heel wat aanlok kelijks is, waardoor het tuinieren nog aantrek kelijker wordt gemaakt. Om nu deze tuinsport met plezier te kunnen verrichten, moet al het gereedschap steeds in goeden staat zijn. Koop altijd bij goed bekend staande firma's en zorg dat het goed onderhou den wordt. Wanneer het eenigen tijd staat, gaat het licht roesten, daarom moet het na gebruik terstond gereinigd en afgedroogd worden. Wan neer het in den winter niet wordt gebruikt, smeer het dan in met een weinig vaseline. Laat het gereedschap ook nimmer in den tuin staan, maar berg het op na gebruik. Maar nu de arbeid zelf. De leek is al gauw geneigd te zeggen: „Eenvoudig genoeg, je stopt het zaad maar in den grond, giet wat bij droog te, laat het onkruid niet al te hoog worden en zoo kom je na een poosje van zelf in de bloe men." Maar zoo gemakkelijk gaat het niet, Buiten liefhebberij is een wel degelijk eenige kennis noodig, wil het tuintje steeds een schoon aanzien hebben. Men moet de verschillende gewassen leeren kennen en weten wat ze noodig hebben. We moeten er steeds voor zorgen, dat de groei der planten niet belemmerd wordt door onkruid. Het geheele jaar door meet de tuin zuiver wor den gehouden, want krijgt het onkruid vrij spel dan is het spoedig meester en haalt de beste krachten uit den grond, terwijl ook de vrije toe gang van zonlicht en lucht wordt belemmerd, welke de bloemplanten juist zoo noodig hebben, willen zij zich ten volle ontwikkelen. Dit wordt nog te weinig bedacht. Wanneer het onkruid steeds jong wordt verwijderd, vóór het zaad geeft, zijt ge er spoedig van verlost. En is men er eenmaal af, dan is met weinig moeite den tuin schoon te houden. Ge zult meer bloemen krijgen, waardoor het aanzien van den tuin zeer wordt verfraaid. Voor de teelt van zomerbloemen en de ken nis daarvan, is het een bron van waar genot, terwijl men daarvoor geen groote kosten be hoeft te maken. Wit neemt den laatsten daarna direct mat. Stand der stukken: Wit: Kei, Ta7, Lb7. Zwart: Khl, Tg2, Th2. PROBLEEM No. 341. J. Breuer, zet terug en zei J. Breuer (Eckenhagen). Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kfl, Dg3, Lf8, Fb4, a4, h2. Zwart: Ke4, b3, c3, c6, d4, e5, g5, g6, h-5, EEN HERINNERING AAN MORFHV. Den 26sten Mei 1931 overleed te Seattle (Wash.) in den ouderdom van 89 jaar (geb. 6 Dec. 1841) de arts Dr. Will. Rob. Inge Dalton, een man, die in de Amerikaansche Schaakwereld ook als probleemcomponist naam heeft gemaakt. H. W. Barry deelde naar aanlei ding daarvan in „American Chess Bulletin" uit een brief van Dalton de volgende herinnering aan Paul Morphy mede: „Hij en ik leerden op school tezamen Latijn en Grieksch, ofschoon hij enkele jaren ouder was. Men veroorloofde ens te studeeren op een met graszoden belegde plaats, waar wij echter met elkaar blind schaak- speelden in stede van te werken. Op zekeren dag gaf ik hem het beroemden Indische Pro bleem (vierzet), daar hjj twee- en drie zetters zeer gemakkelijk oploste. Deze vierzet kostte hem vele uien. Later gingen wij visschen in de Missisippi. Hij kreeg heftig beet. Toen hti echter de hengel krachtig ophaalde, verloor hjj zijn evenwicht en duikelde halsoverkop in het water. Maar hij redde zich en toen hij er uit kroop zei hij: „Ik heb hem! Dalton". „Ja", antwoordde ik, houd hem vast"„Ach, wat, die visch; de sleutelzet heb ik!" en hjj had de juiste oplossing van het probleem. Wjj waren goede vrienden. En welk een einde vond dit genie!" OPLOSSING PROBLEEM No. 336. (P. A. Koetsheid). Stand der stukken: Wit: Khl, Dg8, Ld4, Lh3, Pe6, b3, b6, f4, gS. Zwart: Kd5, Ta2, Lel, b4, b5, d3, d6, h2, 1. Ld4f2, enz. Goede oplossing ontvangen van H. J. S. Beek en J. A. Schiering, beiden te Haarlem; S. van Dantzich, te Overveen. Ik heb vandaag een piano gekocht, héél goedkoop! - Wat kost die dan? - Vijf gulden per maand. —Voor hoeveel maanden? - Ja, dat heb ik niet gevraagd. Waarom is toch de vrouw van den juwelier Eikel zoo boos op haar man? Zij had hem gevraagd haar wat voor haav hals cadeau te doen! Ja, en toen? Toen heert hij haar een stuk zeep mee gebracht! Een der partners bij het begin van het kaart- partijtje: Nou, lui, hoe spelen we nu, eerlijk, of zoo als gewoonijk? De echtgenoot kwam thuis. „Wij gaan een reisje naar de Riviera maken!" „Ik kan niet meegaan. Ik heb niets om aan te trekken." „Zie je wel, dat heb ik al direct wel gedacht en daarom heb ik maar een reisbiljet voor mü alleen genomen." Kinderen, wat doen jullie daar toch? -—Wij spelen inventaris-uitverkoop! En waarom zet Keesje dan zoo'n lang ge zicht? Mag die weer niet meespelen? Jawel, die is de vader die alles moet be talen! In Schotland. Boerenvrouw tot haar man: De koe var» onze buren is in onzen hof geloopen! Sluit dan gauw het hek en melk haar. eer ze weer wegloopt! Vrouw: Om Godswil, Karei, wat mankeert je toch om den kellner zoo'n vorstelijke fooi te geven? We hebben zelf geen cent te missen! Man: Maar zie je dan niet, kindlief, wat prachtige winterjas hij mij heeft aangetrokken?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 3