TWEEDE BLAD KINDERVERHAAL. Nieuwe avonturen van Piepneus en Bibbersnoet, De Amsterdamsche Berg. Brokjes Levenswijsheid. Alles blij maakt de Mei. Door G. Th. ROTMAN. De inzet. Waarom eten kinderen zoo graag vruchten? SCHAAKRUBRIEK. Alweer een nieuwigheid; 't Is haast niet bij te houen; Men wil bij Amsterdam Een hoogen berg gaan bouwen! 'tZal een attractie zijn voor stad- en landgenooten; Het is geen praatje, neen, De zaak staat al op pooten! Een plan is al gereed. Men bouwt, dat spreekt, 't gevaarte op palen, anders zakt Het door zijn eigen zwaarte. Door Amsteis slappen grond In 'saardrjjks ingewanden, Of nog wat dieper, ja, Wie weet, waar 'tzou belanden! Het zal wel aardig zijn Wanneer dat ding eens klaar is, En als de eerste dag Van 't bergfeest eenmaal daar is. Wij gaan den berg dan op, Die als de Westertoren, Of booger, met zijn top De wolken gaat doorboren. Ik zie den uittocht al Van drommen stedelingen; Geen, die zijn klimmerslust Nog langer kan bedwingen! Een puntstok is hun staf, En met him spijkerzolen Trotseeren z' onbevreesd De kloven, spleten, holen! Zij klaut'ren naar den top, En na een bltf hoezee'tje laaft ras de winnaar zich Aan 'tbier in het café'tje Het plan is aardig, maar De geestdrift zal bedaren Wanneer het werk straks stuit Op bergen van bezwaren. Wjj Hollanders zijn koel, Heb ik wel eens gelezen; Maar 't blijkt: wij kunnen ook Somtijds fantastisch wezen! (Nadruk verboden) Meidag is gewijd aan vreugdebetoon. Het zijn de zinnen, die allereerst de opwek king tot Meivreugde hebben gegeven. Een na tuurdrang uit zich hier, onweerstaanbaar. De oude Meidansen, Meiboomen, Meikoninginnen waren de uiting van de behoefte aan lichamelijke krachts- en schoonheids-ontplooiing, het zinne beeld van de nieuw verworven vrijheid der lede maten, die in het koude seizoen waren ver stijfd en verkleumd. Eén met het groeien en bloeien der planten,' één met het dartelen en paren der dieren, één met de lauwe lucht, het gestoofde zand en de geblakerde steenen voelde de mensch zich als De bekende oude molen „Adriaan" aan den Kouden Horn te Haarlem, door feilen brand totaal verwoest. De ruïne. Zaterdagnacht opgenomen in den algemeenen voorjaarszwijmel van het heelal. Beweging, vrijheid, gemeen schap, dit waren de Meileuzen, welke hij sprakeloos uitdrukte in zijn rondedansen en drinkgelagen. Maar de mensch blijft niet stilstaan bij de natuur. Wel blijft hij met haar verbonden en af hankelijk van haar, maar in hem ontwikkelt zich iets, dat boven haar uitgaat: de geest. De esehiedenis der menschheid is het ontwikke lingsproces van natuur tot cultuur. En zoo werd ook het Meifeest vergeestelijkt. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, oorspron kelijk zintuiglijke voorjaars-ervaringen, zijn zedelijke idealen geworden. En de viering van den Meidag heeft niet louter meer betrekking op de geneugten der lichamelijke lente. Een nieuwe lente is voor de verbeelding van de zich ontwikkelende menschheid verrezen: de natuurlijke bevrijding wordt maatschappelijke bevrijding. Bevrijding van economische, zede lijke, geestelijke ellende. Men is het verleden der samenleving gaan zien als een winter, kouder en duisterder nog dan de winter in de natuur. En men schept zich het beeld van een zomersche samenleving, waar in de zon van het maatschappelijk welzijn alle schepselen beschijnen zal. Op deze toekomst loopt men in zijn Mei vreugde vooruit. In gemeenschappelijke betoo- 13. Jonge jonge, wat zaten we in tien piepzak! 14. Meteen dook hij onder en kwam spoedig We kwamen hoe langer hoe dichter bij het daarop van 'n tweeden kikker vergezeld weer te vreeselijke monster, en reeds strekte het drei- voorschijn. We staken onze staat in het water gend z'n klauw naar ons uit.„Pst! Pst!" en toen trokken de kikkers ons met pan en ai fluisterde er opeens 'n stem achter ons't achteruit. O kinderen, wat keek die kater on z'n was een kikker. „Gauw, steekt je staarten bui- neus! ten boord!" kwaakte hij. 15. Onderwijl trokken de kikkerjongens ons Nadat we onze vriendjes hartelijk be naar den oever aan den anderen kant en we dankt hadden, noodigden ze ons uit, met hen sprongen opgelucht aan land. De kikkers kleed- mee naar huis te gaan. Het huis stond, niet ver den zich gauw aan en toen stelden wij ons we- van den waterkant, tusschen het gras en derzijds voor. De een lieette .Wik, de andere heelemaal van riet gevlochten. Beslist een ■Wak. huis was het! ging drukt men zijn verlangen, zijn wil uit, om de heuglijke toekomst voor te bereiden. Men ge looft in die toekomst even stellig als men, na dat de winter verdwenen is, aan den zomer gelooft. In dit geloof gevoelt msn zich één. Daarom is Mei het tijdstip geworden voor alle idealisten, die gezamenlijke toekomstverlangens bezitten. Talloos zijn de bijeenkomsten van godsdienstigen, philanthropischen en maat- schappelijk-zedeljjkcn aard in deze mooiste maand van het jaar, welke tevens de maand van de bruiloften is. Wanneer kan men zich beter aan elkander verbinden met heilige geloften en optimistische verwachtingen dan nu men zich gesteund en gedragen weet door gansch de omhoogstrevende, bloeiende en groeiende schepping? toe te zingen, 't Waren nog maar zwakke brok- stukjes van liederen, die uit haar keel kwamen. De vorige week leek het al aardig op het on stuimige lijsterlied. Van moeheid na de verre reis uit het land van vijgen en rozijnen was geen sprake meer. Zij waren blijkbaar die zoete vruchten zat en verheugden zich over haar thuiskomst. Dat verkondigden zij met ontroe rende blijdschap Heerlijk klinken nu de volle roepen door 't stille bosch. En zij worden ge volgd door zachte gerekte fluittonen, zoo helder en sonoor, als geen andere vogel weet voort te brengen. Ja, zelfs de spotvogel, die in zijn rjjkdom aan motieven de zanglijster evenaart, staat hij haar in temperament achter. Want geen vogel kan zoo juichend en jubelend getuigenis geven van oeienae en groeienae scneppmg v - -- 7. Wie de natuur waarneemt, ontdekt spoedig', 1 overvloeiend ghmk als zij. - dat haar bevrijding is: zelfbevrijding. Bloemen, 't Schijnt, dat de1 kille winden en gure en planten voeren een hardnekkige worsteling}1"1 voorbij zijn. Af en oe nog g tegen weerstrevende machten, aleer zij hun'"""»' temperatuur blijft mld De«d der zegepraal hebben bereikt. En zqo leert ook de blijde opleving is er nu. ■u 1 f h. Izich wit. rood, blauw en geel. Tusscnen t groen mensch, dat zijn maatschappelijke bevrijding 1(Joor tul^nak'kers. Nog %en week. Dan zet de tulp het land in goud en bloed. En bij duizenden worden ze opgeroepen, en ze verdwijnen ook, om de weelde van 't schoone land te aanschou wen: automobilisten," fietsers, voetgangers met rugzak en wandelstok. In de zitjes bij hotels en restaurants gezelschapjes achter koffie- of theetafel, uitrustend na lange tochten. En 't blijft druk en gezellig op de wegen, tot in de witte westerwolkjes rose kleuren verschijnen en verdwijnen, 't licht uitdooft en in den donkeren nacht versterft. Waar blijven nu de ruwe voorjaarsvlagen, die woeste buien trachten voort te jagen, gebonden aan geen richting noch aan stee? Waar zijn de trieste menschen, die nog klagen van weken, maanden vol van gure dagen? De hemel lacht ze uit, wij lachen mee. dat niet werktuiglijk bulten hem om gaat, maar dat hij zelf den bevrijdingsarbeid ter hand moet nemen. En dat hij alleen zijn doel kan bereiken door gemeenschappelijke krachtsinspanning. De Mei- vreugde is gemeenschapsvreugde, Meidansen zijn reidansen, waarbij men elkander de hand reikt en een vast aaneengesloten kring vormt. Nie mand viert op zijn eentje Mei. Voor allen, die in hun gedachten uitzien naar een samenleving, op het beginsel van samen werking gegrondvest, Is Meidag een dag van vreugdebetoon. Maar niet louter van vreugde betoon. Want het Meifeest is niet langer, gelijk b(j de oude volken, uitsluitend natuurfeest. Voor den modernen mensch is het tevens cultuur- feest. En cultuur wil zeggen: bouwden. Samen ver heugd zijn, omdat men samen mag bouwen. Bouwen aan de nieuwe maatschappij, aan de nieuwe menschheid. Die niet langer op den duisteren winter, maar op den zonnigen zomer gelijken zal. Bloeimaand is Mei. Bloei is nog geen vrucht; aan Oogstmaand zijn wij thans nog niet toe. Bloei is belofte, gelofte, geloof. Bloei is vreugde om vooruitzicht; verlangen naar verwezen lijking, ontplooiing van scheppende kracht. Maar hoe schoon is dit bloeien! Zelfs zonder aan het oogsten te denken, verheugt men zich in den opgaanden tijd, waarin de natuur haar feestdos heeft aangetrokken en de schepping haar bruiloftsdisch aanricht, en ook het men- schelijk hart zich met zijn hoogste idealen ver siert. Alles blij maakt de Mei! H. G. CANNEGIETER De vogel zingt het vurigst als zijn geslachte lijke opwinding den hoogsten graad bereikt. Dus in den paringstijd. Intussohen weten wij, dat koud, vooral guur weer het vogelconcert nadeelig kan beïnvloeden, ja zelfs voor eenigen tijd tot zwijgen kan brengen. Zoo hoorde ik op een zonnigen dag in Maart den kleinen tjiftjaf al even de maat slaan; „tsilp-tsalp, tsilp-tsalp!" Maar toen de zon in April zich dagenlang schuil hield bij felle windstooten, viel de kleine baas in zijn zwijgen terug. De winterkoning daaren tegen blijft zijn aardig liedje zelfs in de guurste voorjaarsdagen gedeeltelijk uittetteren. Het minste, dat wij dan hooren, is nog altijd: „tserr, tettettet!" Maar in 't begin van deze week ratelde er eentje zijn volle repertoire af: „tet- tettettet-terretettet, tierelierelierelier, tet- tettettet!" In 't midden van April hoorde ik den eersten boekvink, hoewel niet vol. Een gaai vulde het bosch met schreeuwerige voorjaars klanken en een buizerd miauwde boven het duin. In de ochtendzon zitten de spreeuwen te snap pen. „Kwik-me-dit, staar, spet, fuiet!" hoorde ik ze roepen. De merels zingen elkaar 's avonds een slaapliedje voor. Het mees: heb ik met het roodborstje op. 't Zingt Zoo'n mooi liedje in vurig tempo. De beste zangster echter hooren we in den blijft KERST ZWART. Hout. 'tls de zanglijster, die daar haar aan geboren schuwheid totaal heeft afgelegd. Voor een paar weken had ik haar al gezien met soort- genooten, die pas uit het Zuiden op de oude broedplaats waren teruggekomen en waarschijn lijk ook den hoogen boomtop teruggevonden, ze in vorige jaren gewoon waren de zon Er zijn kinderen die alles eten en kinderen, die dol zijn op bonbons, op taartjes, slagroom en er zijn er die men met al die zoetigheid op de vlucht kan jagen. Sommige kinderen zijn uitge sproken vleescheters, anderen zitten zóó lang op een stukje vleesch te kauwen, dat de omstanders er wee van worden. Maar ik geloof niet dat er veel kinderen zijn, die niet van vruchten houden. De reden hiervan zal wel zijn, dat kinderen als bij instinct weten, wat zij noodig hebben. Zij staan nu eenmaal nog dichter bij het natuur lijke en net zoo goed als de spijzen, die zij niet lekker vinden in den regel niet goed voor hun gestel zijn, zoo zegt hun intuïtie hun, dat vruchten zeer noodig voor hen zijn, al weten ze dan niets af va.n de moderne vitaminenleer en het vegetarisme. Het gebeente en het spierweefsel van een kind heeft tot opbouwing zeer veel suiker, cel lulose en vitamine uit versche vruchten noodig. Ieder moeder dient er dus voor te zorgen, dat haar kinderen, vooral de kleintjes, zooveel moge lijk vruchten krijgen. Een kind dat goed eet kan men alle vruchten geven. Eet een kind slecht, dan moet men het vooral voedzame vruchten laten eten bijv. appelen en bananen. Sinaasap pelen en manderijnen zijn ondanks hun groot gehalte aan vitaminen veel minder voedzaam. Daar het tegenwoordig gewoonte is om baby's bananen, sinaasappelen etc. te geven, moet men dit vooral niet doen zonder overleg met den dokter gepleegd te hebben. Sommige moeders hebben de gewoonte om vruchten als een lekker nij op te vatten en het als belooning te geven, of als straf te onthouden; dit kan men niet zoetigheid doen. Maar niet met vruchten, die men als een noodzakelijk voedingsmiddel moet beschouwen. Het kind heeft het nu eenmaal even noodig als brood. Vindt men vruchten te duur, dan doet men er goed. aan om zijn kinde ren aardappelen in de schil te geven, daar de beste bestanddeelen, zooals het eiwit en de vita minen, direct onder de schil zitten en dit wordt weggegooid bij het schillen met een mes en er aan zitten als de schil er wordt afge trokken als de aardappelen gaar zijn. Zoolang onze beurs het echter toelaat, moeten we de jeugd zooveel mogelijk vruchten geven. Zeker zal er nog eens een tijd komen, dat vruchten net zoo onontbeerlijk worden geacht als zeep om ons te wasschen. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Cruquiusstraat 1». Haarlem. PROBLEEM No. 342. H. D1 Hondt (België). (2de prijs, wedstrijd van den Vlaamschen Problemistenbond, 1930). Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kg5, Df5, Tf6, Le7, Lg2, Pb5, Pe4, b2, c2, f2. Zwart: Kc4, Ta5, Tdl, Lag, a4, b6, c6, d2, e3. ED. CÖLLE f Den 21sten April j.l. is te Gent de, ook in ons land, algemeen bekende Belgische meester Colle op 35-jarigen leeftijd overleden, aan de gevolgen van een operatie. Twaalf jaar geleden hebben wü hem voor 't eerst zien spelen in het inter nationaal tournool te Scheveningen, gehouden ter gelegenheid van het gouden jubileum van den Nederlandschen Schaakbond. Het bonds- bestuur had ook den jeugdigen Colle uitgenoo- digd, destijds reeds kampioen van België. En op dien wedstrijd ontpopte hij zich als een ge- horen schaaktalent. De kwaliteit zijner partijen was naar het oordeel van Lasker en Aljechin zoodanig, dat destijds door hen reeds geconsta teerd werd, dat een nieuwe meester in hem ont dekt was. In dat tournooi deelde hij met Richard Rëti en Rud. Spielmann (beiden reeds beroemde meesters in die dagen) den 3en, 4en en 5en prijs. Na afloop van dat tournooi ontstond dan ook het plan voor een match tusschen de beide kampioenen, Euwe en Colle. Ongeveer 8 jaren geleden is die match gespeeld te Zutphen en door Euwe met 5 tegen 3 gewonnen (geen remise-partijen). Vele prijzen in belangrijke tournooien, ook eerste prijzen, zijn hem daarna ten deel gevallen. Echter zijn bijna al zijn suc cessen ver beneden zijn werkelijke kracht ge bleven, omdat hij bijna zijn geheele leven aan een maagkwaal heeft geleden, welke zijn dood is geworden. Colle heeft door zijn buitengewone wilskracht zijn naam als meester hoog gehouden tot aan zijn vrij onverwacht verscheiden. De schaak wereld betreurt weder een sympathieken meester. MATCH FLOHR—VAN DEN BOSCH. De match tusschen den Tsjechischên meeste* S. Flohr en den Haagschen kampioen Jhr. mi*. J. H. O. van den Bosch is geëindigd met een éclatante overwinning van Flohr, 6 tegen 2 punten. Toch kimnen wjj het een prestatie noe men van den Hagenaar, dat hij de helft der te spelen partijen remise heeft gemaakt. OPLOSSING PROBLEEM No. 337. (J. Gottfried). Stand der stukken: Wit: Kb6, Tb7, Tg3, Pd2, Pe6, b4. Zwart: Ke8, Tal, Td4, Lbl, Pa2, b5, c6, d6, g5, g6. 1. Te3 (dreigt 2. Pg7f, 3. Te8 mat), Le4; 2. Th3, Thl; 3. Ta3 en 4. Ta8 mat; 1Te4; 2. Te4:, Le4:; 3. Pe4: en 4. Paard geeft mat. Goede oplossing ontvangen van: J. A. Schie- ring te Haarlem; H. J. S. Beek te Bloemendaal; P. Mars te Santpoort (ook nog 336), OPLOSSING PROBLEEM No. 338. J. Berghmans). Stand der stukken: Wit: Kcl, Da7, La6, Ltofi, Ph2, d2. Zwart: Kei, Th3, Lf3, Phl, g2, h4. 1. Lb6a5, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. J. S- Beek te Bloemendaal; J. A. Schiering te Haar lem; S. van Dantzich te Overveen; P, Mars te Santpoort. Dame (in een stoffenwinkel)Verschiet de kleur van deze stof niet? Is zij vast? Galante bediende: Als de rozen op uwe wan gen, mevrouw. Dame: Laat u mij eens een andere stof zien. Mijnheer, uw hond heeft mij in de kuit ge beten! Maar m'n goeie man, je kunt toch van zoon kleinen hond met verwachten, dat ie je in den arm bijt? Vrouw, (die ruzie heeft met een andere)Als jij je bij den schoonheidswedstrijd aangemeld had, dan hadden ze je eruit gesmeten! De andere: En jouw moeder moet wel een echte dieren vriendin geweest zijn! De eerste: Wat bedoel je daarmee? De andere: Anders zou ze jou met groot ge bracht hebben! Barbier (tot een vreemdeling): Heb ik u al niet eens geschoren? Vreemdeling: Nee. dat lidteeken heb ik nog van mijn studententijd. Dame (tot een vriendin)Wat kun je me aan raden mijn man voor z'n verjaardag te geven? Vriendin (glimlachend): Iets dat hem niet te duur leemt te staan. Gast: Ik heb daar een tand in mijn oxtail - ragout gevonden! Kellner (nadenkend): Hoe is dat mogelijk! Zou de os zich in zijn staart hebben gebeten?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 3