Ontstaan en ontwikkeling der getallen.
II Hl
frr i?
c,i H X
V 7 oc
4? -!l- «r-
nDl/177f|]s
U ra 3 P M
1 ZZ4SE7SJ
ONZE TUINEN
i
oifiVS 5 zn 6
S 7 f i* l
6
o
6 1 8 3
Een treurspel.
door
ETTY LEAL.
Telken jare tegen Kerstmis wordt een nieuwe
Kalenderstroom de wereld ingezonden en in die
lawine, waaronder wij schier bedolven raken is
meer kaf dan koren en zoo is dan ook het lot
van meenigen kalender in dien tijd de prulle-
mand. Het is dan ook zeer moeilijk om op dat
gebied met iets nieuws en practisch te komen,
•maar in het afgeloopen jaar kwam tegen de
jaarswisseling een van Londen's grootste ban
ken, Lloyd s Hank, met een heel aardige sur
prise. Zij schonk aan haar klanten en belang
stellenden een aardig boekje, dat opgevouwen
en in een lijstje gestoken als kalender dienst
doet (men vouwt het telkens zoo, dat de betref
fende maand aan den voorkant komt) en in
ijdele uren leerzame ontspanning brengt. In die
kleine brochure toch vinden wij een kort his
torisch overzicht van het ontstaan der getallen,
hoe die zich voorts in den loop der eeuwen heb
ben gewijzigd en tenslotte geworden zijn tot on
ze hedendaagsche cijfers. Het leuke van het
boekje is, dat het geheel is samengesteld door
personeel van deze bankinstelling, die blijkens
de knappe illustraties van dezen leerijken ka
lender over bekwame teekenaars beschikt, die
in de teekenkunst blijkbaar even goed thuis
zijn als in handelsrekenen!
Het eerste Begin.
De natuur heeft den mensch uitgerust met
tien vingers en tien teenen en vindingrijk als
de mensch van den oertijd af geweest is, met
een groot aanpassingsvermogen, dienden deze
natuurlijke telmachines als basis van het re
kenen, van de oergetallen; men ziet nog men-
schen, die eikaars taal niet verstaan door ge
baren handelen over een transactie, zij die nog
zoo primitief, b.v. aankoop van fruit bij wilden,
wier taal men niet verstaat. Door het opste
ken van eenige vingers zal de eene partij aan
geven, hoeveel bananen zij b.v. wil koopen, de
andere wat zjj daarvoor hebben moet. Door de
hand eenige malen op te steken krijgt men veel
vouden van vijf, door beide eenige malen op te
steken, veelvouden van tien en zoo is het geen
wonder dat het tientallig stelsel bij vrijwel alle
volkeren ingang vond, het lag het meest voor
de hand. Alleen de Britsche natie en söULnigen
harer dominions (Zuid Afrika en Australië)
maken daarop een uitzondering, zij gebruiken
het twaalftallig stelsel.
Door verschillende bewegingen met de han
•den te maken kon men op deze wjjze de meest
ingewikkelde getallen aangeven en dat systeem
vinden wij in de Latijnsche cijfers terug, b.v.
■de IV (vijf vingers min één), de IX (tien vin
gers min één). Een aanverwant systeem is dat
van de Assyriërs die ongeveeï dezelfde metho
de volgden als een kroegbaas die op een lei het
aantal borrels opschreef, dat zijn gasten hem
schuldig waren, door n.l. een aantal streepjes
te zetten waarbij de vijf er zoo uitziet:
dit oervolk had een zeer inge
wikkeld schrift, het kegelschrift, dat men heeft
kunnen ontcijferen nadat verschillende geleerde
professoren daar langdurige studies van had
den gemaakt door deze tegels, die duizenden
jaren in den schoot der aarde hebben gelegen,
aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
De streepjes voor de enkelvoudige getallen
waren kegelvormig, naar beneden spits en de
tientallen hadden den vorm van liggende pijl
punten zoodat de cijfers, die overeenkwamen
met onze, er aldus uitzagen:
I
o li mibUfrmnmmmm v
aM 11 IFF m 11 in lm nu
12315678S 10
20 50 100 1000
Men moet zich erover verwonderen, dat de
Assyriërs en de Babyloniërs, die het in de ster
renkunde in dien tijd al ver hadden gebracht,
-zij wisten toch reeds dat het jaar 365 dagen,
6 uren en 11 minuten telde zich van zulke
omslachtige cijfers bedienden om hun ingewik
kelde berekeningen te maken.
Een ander volk uit de oudheid, dat het in de
astronomie eveneens heel ver had gebracht,
waren de Egyptenaren; ook zij bedienden zich
van strepen voor hun getallenstelselhet komt
in groote trekken overeen met het vorenge
noemde en hun cijfers zagen er aldus uit.
B)
2 3
in iit iiir nu nu iim
f II M III nil MII II
A s 6 7 8 9 10
2 5 50 100
1000
BI
De Assyriërs schreven op klei, de Egypte
naren waren al weer een stap verder, hun
schrijfpapier was minder omvangrijk, gemak
kelijker te hanteeren; zij bedienden zich van
de papyrusrol, welke gemaakt werd van den
bast van waterriet, dat in een dunne laag aan
gebracht werd op dunne weefsels en daarna
glad gepolijst werd. Aangezien deze getallen
veel te omslachtig waren,, te veel ruimte in
namen, kreeg men al spoedig een vereenvoudig
de schrijfwijze en de acht streepjes van de 8
werden herleid tot: (BI). Deze „Kollewijnsche
getallen werden door de groote handelslieden
van dien tijd, de Phoeniciers overgenomen en
verbeterd en tenslotte zagen de voor dien tijd
nieuwe getallen er aldus uit:
123156789 10
25 50
100
1000
Over de Latynsche of Romeinsche cijfers be
hoeven wij niet verder uit te weiden, zij zijn
bekend genoeg en ook hier valt weer op hoe
moeilijk het voor iekenkunstenaars in die dagen
geweest móet zijn om met deze plaats- en tijd-
roovende getallen ingewikkelde calculaties te
maken; voor hen die soms een jaartal op een
gebouw willen aflezen geven wij nog even een
getallen tabel van dit systeem:
I II HI IV V VI VII VHI IX X XX
1234567 8 9 10 20
L C D M
50 100 500 1000
De oude Joden hadden ook in hun tijd reeds
een hoogen trap van beschaving bereikt en daar
mee hield natuurlijk de astronomie gelijken
tred en het is ons bekend, dat zij ook het tien
tallig stelsel als basis hadden want in den Bjj
hel komen wij herhaldelijk meervouden van 10
tegen, zoo b.v. Abraham die den Heer verzoekt
bij de vernietiging van Sodom vijftig recht
schapen menschen in het leven te laten, de
maten van Salomo's tempel zijn in het decimale
stelsel etc. Gelijk de oude Grieken gebruikten de
Hebreeuwers in afwijking met de Assyriërs, de
Babyloniërs en Egyptenaren en Romeinen geen
strepen als basis voor hun getallen, maar let
ters uit hun alfabeth; dit doen wij in sommige
gevallen heden nog b.v., bij meetkunde door de
hoeken aan te duiden met Grieksche letters, zoo
ook bij het opsommen van argumenten instede
van le, 2e, 3e: a) b) c); het is Descartes
geweest, die deze methode ook bjj Algebra
volgde en de bekenden in een vergelijking aan
duidde met a, b en c er» de onbekenden met
x, y en z.
Welnu, deze methode van het volk Israël was
een groote stap in de goede richting en voerde
tot groote vereenvoudiging van het aanduiden
der getallen, waardoor de omslachtige teekens
kwamen te vervallen; hun cijfers zagen er als
volgt uit.
12315678s io
20 25 50 100 1000
De Grieken gebruikten eerst een combinatie
van letters en streepjes en pi, of wel: ons be
kend uit de theorie van den cirkel in de meet
kunde stelde 5 voor (het was de eerste letter
van het woord pente (vijf) en zoo werd ook
de eerste letter van Deka (tien), de letteï- Del
ta: het teeken van 10; X de eerste letter van
Chiloi (1000); een hokje om een teeken be-
teekende, dat met 5 vermenigvuldigd moest wor
den, dus 50: X. Later adopteerden de Grieken
de Hebreeuwcshe methode en gebruikten hun
letterteekens voor de aanduiding van getallen
en zoo zagen hun cijfers er aldus uit.
E)
123156789 10
K K£ V P OU
20 25 50 100 1000
In den aanvang gebruikte men hoofdletters
die later door kleine letters werden vervangen,
om 'n onderscheid te maken tusschen de letter-,
en cijfer teekens.
Deze getallen, zooals wij ze tot nu toe de
revue lieten passeeren, waren al een stap naar
een bevredigende oplossing, maar zij hadden
een groot gebrek: men kon er bijna niet mee
rekenen en dit werd ondervangen door het ge
bruik van telramen, wanneer het ingewikkelde
berekeningen gold; met zulke telramen leeren
wjj in onze jeugd de eerste beginselen van het
rekenen en op Java zien wij Chineesche kas
siers daarmede aan het werk, die er even snel
mee kunnen calculeeren als wij met de meest
moderne en dure rekenmachines.'
Het zijn de Hindoes geweest, die de oplossing
vonden, die zoo eenvoudig was als het Ei van
Columbus; waarom was het rekenen met deze
getallen schier onmogelijk? Omdat de 0 ont
brak; er was geen enkel teeken in deze zoo
vernuftig gevonden, zij het ingewikkelde va
riatie van getallen! De eerste getallen der Hin
does, die aan hetzelfde euvel leden als alle hier
voor genoemde systemen, zagen er als volgt uit:
12315678910
o 4 <f> W V) T
20 60 80 100 700 1000
De 0 ontbrak hierin en zoo waren de tien
vouden van 10 de honderd en de duizendtallen
en werden dus ook dienovereenkomstig ge
maakt. Ook werd de 2 langzamerhand van de
twee horizontale streepjes een Z en dat is bijna
al de 2, zooals wij die kennen. In oude hand
schriften zien wij dikwijls boven de 1 een punt,
afkomstig van het teeken boven de Grieksche
letters.
De Arabieren zijn feitelijk de grondleggers
van ons getallenstelsel, zooals wij het nu toe
passen. Hoe zij in Europa zijn gekomen, is niet
bekend. Er zijn twee mogelijkheden, n.l. door
invoer uit het Oosten via de Middellandsche
zeehavens in de Levant of door de verovering
van Spanje door de Mooren in 711, toen zij den
beslissenden slag bij Xeres de la Frontera won
nen Zij troffen daar een stelsel aan zonder 0,
dat men het Ghobar-stelsel noemde; het ver
toont al groote gelijkenis met onze hedendaag
sche cijfers:
6)
987651311
De Arabieren maakten er ten slotte het vol
gende van:
12315678910
In de twaalfde eeuw zagen de cijfers er uit
als volsrt:
1 T V 6 7 ft
1231567 SS
Volgens andere theoriën is de evolutie als
volgt geweest. Volgens de hoekentheorie.
1 23156783
Volgens de theorie, dat zrj afgeleid zijn uit
het zegel van Salomo, dat dezen vorm had.
a 7%y
Dan is er nog een cirkeltheorie en er zijn
natuurlijk nog heel wat andere veronderstel
lingen. Men tast echter over het algemeen over
den waren gang van zaken in het duister en
wij laten het aan den lezer over om zich hier
over zijn eigen opinie te vormen; zooals men
ziet, er is keuze genoeg!
ZULLEN WIJ DEN TUIN OMSPITTEN?
In de lente is het voldoende, den grond
los te werken.
Een stukje tuin is iets verrukkelijks, maar
er is toch heel wat werk voor noodig om er
wat van te maken. En van al dat werk is het
het omspitten, wat den tuinbezitter het meeste
tegenvalt. Wat moet hij zich daarvoor „afjak
keren"! Maar zooals een amateur-fotograaf
pas plezier krijgt in de kunst van zwart en
wit, als hij zijn foto's zelf ontwikkelt en af
drukt, zoo laat de echte tuinliefhebber ook
niets over aan een ander. Hij spit zelf zijn
tui.i om, hoe vermoeiend dat ook is, want dan
weet hij, dat het grondig gedaan is. En ver
moedelijk zou hij vreemd opkijken, als hij
hoorde, dat hij zich met al dat omspitten dik
wijls onnoodig „afgejakkerd" had. In het voor
jaar bijv. In dezen tijd is het omspitten van
den grond juist af te raden. Het is een oude
traditie, dat de tuin in het voorjaar evengoed
als in het najaar diep omgespit moet worden,
doch zij is onjuist gebleken en het is trouwens
niet meer dan logisch, dat het opnieuw diep
omspitten in het voorjaar nadeelig moet zijn.
De meeste voordeeien, die door het werk van
den vorigen herfst zijn verkregen, gaan dan
weer verloren.
De bewerking van den grond in voor- en na
jaar berust dan ook op geheel verschillende
overwegingen. Na het oogsten wordt in den
herfst de grond diep omgespit om hem gele
genheid te geven, veel water in zich op te ne
men. Als nu de lente komt, droogt slechts de
betrekkelijk dunne bovenlaag van den grond
gaandeweg uit. De daaronder liggende aarde
blijft echter steeds vochtig. Als men nu gaat
omspitten, verstoort men de noodzakelijke ver
binding J et de dieper gelegen aardlagen, door
dat er onvermijdelijk holten ontstaan bij het op
werpen der aardmassa's. In het voorjaar moet
men daarom volstaan met los en fijnkorrelig
maken van de bovenlaag: dit is in elk opzicht
voldoende en de zoo schadelijke holten, die het
opstijgen van het vocht uit de diepere aard-
Niet het omspitten, maar het oppervlakkig
loswerken van den grond is in de lente
het parool.
lagen belemmeren of zelfs beletten, zullen niet
ontstaan. Het zaad en de planten kunnen zich
immers niet goed ontwikkelen als de grond,
waarin zij staan, niet in verbinding staat met
de levensbron: de watervoorraden in de die
pere aardlagen.
Hie --est nog op iets anders worden gewe
zen. AL men de mest voor het land met stroo
vermengt, richt men dezelfde schade aan als
door het omspitten, want dit mengsel van mest
en stroo werkt eveneens isoleerend, belet even
eens het vocht om op te stijgen naar de boven
ste laag en heeft een bijna even grooten na-
deeligen invloed als de bovengenoemde holten
in den grond.
Evenals in de lente is ook in den zomer het
loswerken van den grond voldoende. Tenslotte
wijzen wij nog op de vele praktische tuinge-
door
JAN VAN DAM.
Toen Mary Colby vertelde, dat zij zich aan
de litteratuur ging wijden, waren wij allen ten
zeerste verrast. Mary zag er zoo snoezig uit, dat
niemand ooit had kunnen vermoeden, dat zij
schrijverstalent bezat. Zij was een dier meisjes
die nu eens teeder en 'aardig dan vervelend zjjn
nu eens hartelijk, dan weer ongenaakbaar. Zij
had wonden geslagen, overal waar haar kleine
voetjes hadden getrippeld.
Natuurlijk werd door een ieder onzer haar
voornemen als een gril beschouwd, die wel spoe
dig voorbij zooi zijn. Het eigenaardige echter was,
dat zulks niet het geval was. Haar eerste roman
had bepaald succes.
Zij werd alom geprezen om haar oorspronke-
lijken stijl en levendige verbeelding. Van een
vrouw van de wereld, een jonge, elegante dame,
werd zij plotseling een algemeen bekende per
soonlijkheid.
Mary was verrukt. Zij had altijd, veel van
vleierij gehouden, maar thans werd zij onuit
staanbaar, Zij schiep zichzelf een leven van
koortsachtige beweging, werd cynisch en dacht
nergens anders aan, dan aan haar ellendige
eerzucht. Zij sprak steeds van atmosfeer en rea
lisme. Men kan zeer veel nonsens verdragen van
een mooie vrouw, maar Mary werd tamelijk ver
velend met haar eeuwig gezemel over realisme.
Toen haar tweede roman verschenen was, be
sloot zij naar het Verre Westen te gaan, om
plaatselijke toestanden te leeren kennen voor
haar volgenden roman.
Ja, sprak zij met het air, dat zij sedert haar
succes had verkregen, ja. ik wil daar een held
zoeken. Een cowboy of zoo. Deze zijn zoo origi
neel en leveren voldoende stof op voor mijn vol
genden roman.
Zij verbeeldde zich, dat zij gelukkig geslaagd
was, toen zij eenige maanden later Bill Good
man ontmoette.
Goodman was een kind van de prairiën. Nim
mer was hij naar het Oosten van de Staten ge
weest. Hij was cowbov geweest, had in de mijnen
wat geld verdiend en bezat thans een eigen
ranch met prachtige kudden vee
Hij was een knap man, fier als de mustang,
welke hij bereed enzacht geaard als een
vrouw als sommige vrouwen.
Zijn huis lag aan den voet van het Sangre-
gebergte, op eenigen afstand van dat van de
Overtons, waar Mary logeerde. Twee dagen
na haar komst zag hrj haar voor het eerst.
In vliegenden galop kwam hij aanrennen, zoo-
als zijn gewoonte was. En daar, naast mrs.
Overton zat een vreemdelinge, een visioen, een
engel. De verwonderde Bill bloosde en sta
melde als een schooljongen, toen hij zich ver
ontschuldigde over zijn onverwachte komst. Wie
was deze goddelijke verschijning, met haar als
goud en oogen blauw als de kleur des hemels?
Mijn vriendin, miss Colby van New-York, zei
mrs. Overton. Van New-York? Bill dacht dat
zij regelrecht uit het paradijs was gekomen.
Ik heb steeds medelijden gehad met Bill
Goodman. Hij was een primitief man. Hoe kon
hij, dapper, loyaal, oprecht, ooit drcomen van"
de verraderlijke wreede slagen, die een kleine
witte hand kan toebrengen?
Mary vond in dezen kranigen, gebruinden
veeboer een pracht object en besloot hem tot
den held van haar nieuwen roman te maken.
Zij speelde met hem lette op alles wat hij deed
en sprak en noteerde alles. En nooit merkte hij
dat zij met hem flirtte.
Hij had haar lief, zooals alleen een onverdor
ven ziel kan liefhebben.
Ten laatste kwam de avond waarop Mary ge
wacht had. Zij waren samen uitgegaan op hun
avondwandeling, zooals zij gewoonlijk deden.
eenvoud maakte onwillekeurig indruk op het
wereldsche, verwende meisje. Maar terstond
dacht zij weer aan haar roman. En luide zei ze:
Dus je hebt mij werkelijk lief, Bill?
Of ik je liefheb, juichte hij hartstochtelijk
en hij sprong op. Mary. zie. en hij nam haar
hand, mijn hart ligt hier in deze kleine hand.
En alles vergetend omhelsde hij haar en kuste
haar hartstochtelijk.
Zij trachtte zich los te maken. Hoe durf je?
riep ze. Hoe durf je
Ho© ik durf? riep hij. Wel lieye, ik heb je
lief. Ik heb je lief, hoor je. En jij, jij houdt
ook een weinig van me, is het niet?
Hij naderde haar weer, maa-r zij zeide:
Neen, in het geheel niet. En zij vertelde hem!,
waarom zij naar het Westen was gekomen.
Hij stond als versteend. Waarom? Waarom?
klonk zijn stem woest en hij greep haar bij de
pols.
Je waart zoo heel anders, stamelde zij, ver
schrikt over zijn plotselinge woede. Ik wilde
een nieuw type voor mijn boek hebben, weet
je. Tom Overton heeft je toch verteld, dat ik
boeken schrijf.
Een verschrikkelijke uitdrukking kwam over
Goodman's gelaat. Neen zei hij, dat heeft hij
niet. Dus je schrijft boeken? En daar wilde je
mij in zetten, is het niet? Antwoord, antwoord
mij!
Ja, prevelde zij.
En dat was alles? En je had mij niet lief
dacht er niet aan met mij te trouwen?
Wel neen, hoe zou ik? Ik ga dezen winter
Bill voerde haar naar het gebergte. Toen zij op 1 trouwen met iemand te^ New-York.
een flinke hoogte waren, gaapte plotseling voor*
hen een diepe kloof. En op den bodem donderde
de rivier over haar rotsachtige bedding.
Wat mooi! riep Mary en wat een mooie
avond. Waarom heb je me hier niet eerder ge
bracht, Bill? Welk een schouwspel!
Goodman zat aan haar voeten. Hij hief zijn
gelaat, wit als het maanlicht door de emotie,
tot haar op en zeide: Ik heb deze plaats voor
dit uur gehouden, Mary. Ik wilde je hier bren
gen om je te kunnen zeggen, wat mij op het
hart ligt. Dikwijls heb ik daar beneden, en hij
wees pp de ranch, wplke in de verte lag, naar
omhoog gekeken en gedacht aan den tijd waar
op ik je daar zou brengen om je te zeggen, dat
ik je liefheb. Een oogenblik trilde Mary, Deze
Een vlaag van waanzin scheen over hem te
komen. Wild drukte hij haar aan zijn borst en
bedekte haar gelaat met kussen. Hij scheen de
omgeving rond zich te vergeten, hij zag den
afgrond niet, die aan hun voeten gaapte. Hij
zag slechts het schoone gelaat van Mary Colby,
dat echter vertrokken was van angst.
„Pas op", was het eenige wat zij nog kon zeg
gen. Haar keel was als dichtgesnoerd.
Goodman hoorde het niet. Met den snerpenden
lach van 'n krankzinnige hief hij haar omhoog
Zij gilde, maar hij hoorde het niet. Hij danste
met haar in het rond. Hij was de afgrond ge
naderd. Een stap entuimelend stortte een
menschelijk kluwen naar beneden.
Den volgenden morgen vond men de ver
schrikkelijk verminkte lijken
reedschappen, die thans worden gemaakt en
het werk ten zeerste vergemakkelijken, door-
Met de moderne tuingereedschappen kan men
werken in een houding, die volstrekt niet
vermoeit.
dat men ze slechts naar zich toe heeft te halen
om het gewenschte resultaat te bereiken. De
juiste bewerking van den tuin is dus zoo ver
eenvoudigd, dat zij iedereen mogelijk is, ter
wijl het naar zich toehalen veel minder ver
moeiend is dan het opheffen der werktuigen,
zooals dat vroeger gebruikelijk was. De ouder-
wetsche tuingereedschappen zijn verdwenen en
de moderne, die dikwijls van een verrassend
praktische constructie zijn, maken het moge
lijk, den tuin te bewerken in een geheel onge
dwongen houding, zonder dat de rug daarbij
behoeft te worden gebogen. Men bespaart veel
tijd en de praktijk heeft reeds bewezen, dat
de zoo bewerkte grond ook meer oplevert.
(Nadruk verboden).
FUCHSIA'S ALS KAMER- EN TUIN
PLANTEN.
Om rijk bebladerde, goed bloeiende fuchsia's
op te kweeken, dient men zich in de eerste
plaats aarde van de juiste samenstelling te
verschaffen. Het meest geschikt is een meng
sel van één deel vergane mest met drie deelen
humusgrond en één deel zand. -Hierdoor draagt
men reeds zeer veel bij tot het goed gedijen
der fuchsia's. De keuze van de standplaats is
het tweede punt van belang; is deze tijdens
den winter of het voorjaar te warm, dan loopt
de plant te vroeg uit en verzwakt daardoor
zoo, dat men er later in het voorjaar en in den
zomer geen plezier meer van bel :eft.
Wanneer bij een goed overwinterde fuchsia
in het voorjaar de eerste loot te voorschijn
komt, is het tijd, haar te verplanten. Van te
voren wordt de plant gesnoeid, waarbij men
niet overdreven voorzichtig behoeft te zijn.
Van het voorjaar af tot in den herfst toe kan
men de fuchsia's door stekken vermenigvuldi
gen; zij vormen langzamer wortels, naarmate
het later in het jaar is en de in het voorjaar
uit stekken gevormde planten komen boven
dien beter den winter door en bloeien in den
zomer overvloediger Men kan daarom "t beste
stekken nemen van planten, die reeds begin
Maart uit hun winterverblijf zijn gehaald en
vroeg zijn uitgeloopen, doordat zij in een ver
warmde kamer aan het raam zijn geplaatst.
De stekken plant men in een met zand ge-
vulden bloempot, dien men voortdurend voch
tig houdt. In den loop van den zomer verpot
men niet slechts de kleine planten, doch ooi-
de andere planten worden, zoo dikwijls als het
noodig is, in iets grootere potten overgebracht.
Na het verplanten verwijdert men alle gele en
dorre bladeren en loten, begiet de plant flink
en zet haar op 'n schaduwrijke plaats die be
schut is tegen tocht.
Ook de populaire kroonboompjes kan men
zelf opkweeken. Men bindt dan de hoofdtak
van het stelcplantje aan een stok en kort de
loten van den stam in, tot er nog slechts drie
bladeren aan elke twijg overblijven. Wanneer
de stam dikker is geworden, snijdt men een
gedeelte der zijtakken dicht bij den stam af.
Wanneer de stam de gewenschte hoogte heeft
bereikt, snijdt men den top eruit om den kroon
te vormen. Nu snijdt men ook de oudere zij
zakken dicht bij den stam af met uitzondering
van die, welke voor de vorming van den kroon
noodig zijn.
Tijdens den geheelen zomer moeten de plan
ten beschermd worden tegen de brandende mid
dagzon; voor alles is noodig, dat zij staan op
een plaats, waar de frisscbe luoht vrjjen toe
gang heeft en de morgenzon hen kan beschij
nen. Wanneer de fuchsia's zjjn uitgebloeid, iaat
men de in den vollen grond gezette planten
nog zoolang daar staan, totdat de beginnende
herfstregens het sein geven, hen op een zon
nige, beschutte, luchtige plaats te brengen,
Wanneer daarna de nachtvorsten beginnen,
komen zij in hun winterverblijf. Hiervoor kiest
men een vorstvrij vertrek of een koelen, niet
te voohtigen kelder, waar men in de gelegen
heid is, bij zacht weer dikwijls de buitenlucht
toegang te verschaffen. In een kamer, waar
gestookt wordt, komen zij den winter slecht of
in het geheel niet door.
(Nadruk verboden).
In Lysefjord in Noorwegen, stroomt sinds
eeuwen, uit een geweldigen rotskegei, bijwijlen
een gas, dat, als het met de atmosferische
lucht in aanraking komt, ontbrandt en dan
onder donderend geluid, een tot 50 meter lange,
breeden, loodrechten en verblindend witten
lichtstraal voortbrengt.