Ontstaan en ontwikkeling der getallen. II Hl frr i? c,i H X V 7 oc 4? -!l- «r- nDl/177f|]s U ra 3 P M 1 ZZ4SE7SJ ONZE TUINEN i oifiVS 5 zn 6 S 7 f i* l 6 o 6 1 8 3 Een treurspel. door ETTY LEAL. Telken jare tegen Kerstmis wordt een nieuwe Kalenderstroom de wereld ingezonden en in die lawine, waaronder wij schier bedolven raken is meer kaf dan koren en zoo is dan ook het lot van meenigen kalender in dien tijd de prulle- mand. Het is dan ook zeer moeilijk om op dat gebied met iets nieuws en practisch te komen, •maar in het afgeloopen jaar kwam tegen de jaarswisseling een van Londen's grootste ban ken, Lloyd s Hank, met een heel aardige sur prise. Zij schonk aan haar klanten en belang stellenden een aardig boekje, dat opgevouwen en in een lijstje gestoken als kalender dienst doet (men vouwt het telkens zoo, dat de betref fende maand aan den voorkant komt) en in ijdele uren leerzame ontspanning brengt. In die kleine brochure toch vinden wij een kort his torisch overzicht van het ontstaan der getallen, hoe die zich voorts in den loop der eeuwen heb ben gewijzigd en tenslotte geworden zijn tot on ze hedendaagsche cijfers. Het leuke van het boekje is, dat het geheel is samengesteld door personeel van deze bankinstelling, die blijkens de knappe illustraties van dezen leerijken ka lender over bekwame teekenaars beschikt, die in de teekenkunst blijkbaar even goed thuis zijn als in handelsrekenen! Het eerste Begin. De natuur heeft den mensch uitgerust met tien vingers en tien teenen en vindingrijk als de mensch van den oertijd af geweest is, met een groot aanpassingsvermogen, dienden deze natuurlijke telmachines als basis van het re kenen, van de oergetallen; men ziet nog men- schen, die eikaars taal niet verstaan door ge baren handelen over een transactie, zij die nog zoo primitief, b.v. aankoop van fruit bij wilden, wier taal men niet verstaat. Door het opste ken van eenige vingers zal de eene partij aan geven, hoeveel bananen zij b.v. wil koopen, de andere wat zjj daarvoor hebben moet. Door de hand eenige malen op te steken krijgt men veel vouden van vijf, door beide eenige malen op te steken, veelvouden van tien en zoo is het geen wonder dat het tientallig stelsel bij vrijwel alle volkeren ingang vond, het lag het meest voor de hand. Alleen de Britsche natie en söULnigen harer dominions (Zuid Afrika en Australië) maken daarop een uitzondering, zij gebruiken het twaalftallig stelsel. Door verschillende bewegingen met de han •den te maken kon men op deze wjjze de meest ingewikkelde getallen aangeven en dat systeem vinden wij in de Latijnsche cijfers terug, b.v. ■de IV (vijf vingers min één), de IX (tien vin gers min één). Een aanverwant systeem is dat van de Assyriërs die ongeveeï dezelfde metho de volgden als een kroegbaas die op een lei het aantal borrels opschreef, dat zijn gasten hem schuldig waren, door n.l. een aantal streepjes te zetten waarbij de vijf er zoo uitziet: dit oervolk had een zeer inge wikkeld schrift, het kegelschrift, dat men heeft kunnen ontcijferen nadat verschillende geleerde professoren daar langdurige studies van had den gemaakt door deze tegels, die duizenden jaren in den schoot der aarde hebben gelegen, aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. De streepjes voor de enkelvoudige getallen waren kegelvormig, naar beneden spits en de tientallen hadden den vorm van liggende pijl punten zoodat de cijfers, die overeenkwamen met onze, er aldus uitzagen: I o li mibUfrmnmmmm v aM 11 IFF m 11 in lm nu 12315678S 10 20 50 100 1000 Men moet zich erover verwonderen, dat de Assyriërs en de Babyloniërs, die het in de ster renkunde in dien tijd al ver hadden gebracht, -zij wisten toch reeds dat het jaar 365 dagen, 6 uren en 11 minuten telde zich van zulke omslachtige cijfers bedienden om hun ingewik kelde berekeningen te maken. Een ander volk uit de oudheid, dat het in de astronomie eveneens heel ver had gebracht, waren de Egyptenaren; ook zij bedienden zich van strepen voor hun getallenstelselhet komt in groote trekken overeen met het vorenge noemde en hun cijfers zagen er aldus uit. B) 2 3 in iit iiir nu nu iim f II M III nil MII II A s 6 7 8 9 10 2 5 50 100 1000 BI De Assyriërs schreven op klei, de Egypte naren waren al weer een stap verder, hun schrijfpapier was minder omvangrijk, gemak kelijker te hanteeren; zij bedienden zich van de papyrusrol, welke gemaakt werd van den bast van waterriet, dat in een dunne laag aan gebracht werd op dunne weefsels en daarna glad gepolijst werd. Aangezien deze getallen veel te omslachtig waren,, te veel ruimte in namen, kreeg men al spoedig een vereenvoudig de schrijfwijze en de acht streepjes van de 8 werden herleid tot: (BI). Deze „Kollewijnsche getallen werden door de groote handelslieden van dien tijd, de Phoeniciers overgenomen en verbeterd en tenslotte zagen de voor dien tijd nieuwe getallen er aldus uit: 123156789 10 25 50 100 1000 Over de Latynsche of Romeinsche cijfers be hoeven wij niet verder uit te weiden, zij zijn bekend genoeg en ook hier valt weer op hoe moeilijk het voor iekenkunstenaars in die dagen geweest móet zijn om met deze plaats- en tijd- roovende getallen ingewikkelde calculaties te maken; voor hen die soms een jaartal op een gebouw willen aflezen geven wij nog even een getallen tabel van dit systeem: I II HI IV V VI VII VHI IX X XX 1234567 8 9 10 20 L C D M 50 100 500 1000 De oude Joden hadden ook in hun tijd reeds een hoogen trap van beschaving bereikt en daar mee hield natuurlijk de astronomie gelijken tred en het is ons bekend, dat zij ook het tien tallig stelsel als basis hadden want in den Bjj hel komen wij herhaldelijk meervouden van 10 tegen, zoo b.v. Abraham die den Heer verzoekt bij de vernietiging van Sodom vijftig recht schapen menschen in het leven te laten, de maten van Salomo's tempel zijn in het decimale stelsel etc. Gelijk de oude Grieken gebruikten de Hebreeuwers in afwijking met de Assyriërs, de Babyloniërs en Egyptenaren en Romeinen geen strepen als basis voor hun getallen, maar let ters uit hun alfabeth; dit doen wij in sommige gevallen heden nog b.v., bij meetkunde door de hoeken aan te duiden met Grieksche letters, zoo ook bij het opsommen van argumenten instede van le, 2e, 3e: a) b) c); het is Descartes geweest, die deze methode ook bjj Algebra volgde en de bekenden in een vergelijking aan duidde met a, b en c er» de onbekenden met x, y en z. Welnu, deze methode van het volk Israël was een groote stap in de goede richting en voerde tot groote vereenvoudiging van het aanduiden der getallen, waardoor de omslachtige teekens kwamen te vervallen; hun cijfers zagen er als volgt uit. 12315678s io 20 25 50 100 1000 De Grieken gebruikten eerst een combinatie van letters en streepjes en pi, of wel: ons be kend uit de theorie van den cirkel in de meet kunde stelde 5 voor (het was de eerste letter van het woord pente (vijf) en zoo werd ook de eerste letter van Deka (tien), de letteï- Del ta: het teeken van 10; X de eerste letter van Chiloi (1000); een hokje om een teeken be- teekende, dat met 5 vermenigvuldigd moest wor den, dus 50: X. Later adopteerden de Grieken de Hebreeuwcshe methode en gebruikten hun letterteekens voor de aanduiding van getallen en zoo zagen hun cijfers er aldus uit. E) 123156789 10 K K£ V P OU 20 25 50 100 1000 In den aanvang gebruikte men hoofdletters die later door kleine letters werden vervangen, om 'n onderscheid te maken tusschen de letter-, en cijfer teekens. Deze getallen, zooals wij ze tot nu toe de revue lieten passeeren, waren al een stap naar een bevredigende oplossing, maar zij hadden een groot gebrek: men kon er bijna niet mee rekenen en dit werd ondervangen door het ge bruik van telramen, wanneer het ingewikkelde berekeningen gold; met zulke telramen leeren wjj in onze jeugd de eerste beginselen van het rekenen en op Java zien wij Chineesche kas siers daarmede aan het werk, die er even snel mee kunnen calculeeren als wij met de meest moderne en dure rekenmachines.' Het zijn de Hindoes geweest, die de oplossing vonden, die zoo eenvoudig was als het Ei van Columbus; waarom was het rekenen met deze getallen schier onmogelijk? Omdat de 0 ont brak; er was geen enkel teeken in deze zoo vernuftig gevonden, zij het ingewikkelde va riatie van getallen! De eerste getallen der Hin does, die aan hetzelfde euvel leden als alle hier voor genoemde systemen, zagen er als volgt uit: 12315678910 o 4 <f> W V) T 20 60 80 100 700 1000 De 0 ontbrak hierin en zoo waren de tien vouden van 10 de honderd en de duizendtallen en werden dus ook dienovereenkomstig ge maakt. Ook werd de 2 langzamerhand van de twee horizontale streepjes een Z en dat is bijna al de 2, zooals wij die kennen. In oude hand schriften zien wij dikwijls boven de 1 een punt, afkomstig van het teeken boven de Grieksche letters. De Arabieren zijn feitelijk de grondleggers van ons getallenstelsel, zooals wij het nu toe passen. Hoe zij in Europa zijn gekomen, is niet bekend. Er zijn twee mogelijkheden, n.l. door invoer uit het Oosten via de Middellandsche zeehavens in de Levant of door de verovering van Spanje door de Mooren in 711, toen zij den beslissenden slag bij Xeres de la Frontera won nen Zij troffen daar een stelsel aan zonder 0, dat men het Ghobar-stelsel noemde; het ver toont al groote gelijkenis met onze hedendaag sche cijfers: 6) 987651311 De Arabieren maakten er ten slotte het vol gende van: 12315678910 In de twaalfde eeuw zagen de cijfers er uit als volsrt: 1 T V 6 7 ft 1231567 SS Volgens andere theoriën is de evolutie als volgt geweest. Volgens de hoekentheorie. 1 23156783 Volgens de theorie, dat zrj afgeleid zijn uit het zegel van Salomo, dat dezen vorm had. a 7%y Dan is er nog een cirkeltheorie en er zijn natuurlijk nog heel wat andere veronderstel lingen. Men tast echter over het algemeen over den waren gang van zaken in het duister en wij laten het aan den lezer over om zich hier over zijn eigen opinie te vormen; zooals men ziet, er is keuze genoeg! ZULLEN WIJ DEN TUIN OMSPITTEN? In de lente is het voldoende, den grond los te werken. Een stukje tuin is iets verrukkelijks, maar er is toch heel wat werk voor noodig om er wat van te maken. En van al dat werk is het het omspitten, wat den tuinbezitter het meeste tegenvalt. Wat moet hij zich daarvoor „afjak keren"! Maar zooals een amateur-fotograaf pas plezier krijgt in de kunst van zwart en wit, als hij zijn foto's zelf ontwikkelt en af drukt, zoo laat de echte tuinliefhebber ook niets over aan een ander. Hij spit zelf zijn tui.i om, hoe vermoeiend dat ook is, want dan weet hij, dat het grondig gedaan is. En ver moedelijk zou hij vreemd opkijken, als hij hoorde, dat hij zich met al dat omspitten dik wijls onnoodig „afgejakkerd" had. In het voor jaar bijv. In dezen tijd is het omspitten van den grond juist af te raden. Het is een oude traditie, dat de tuin in het voorjaar evengoed als in het najaar diep omgespit moet worden, doch zij is onjuist gebleken en het is trouwens niet meer dan logisch, dat het opnieuw diep omspitten in het voorjaar nadeelig moet zijn. De meeste voordeeien, die door het werk van den vorigen herfst zijn verkregen, gaan dan weer verloren. De bewerking van den grond in voor- en na jaar berust dan ook op geheel verschillende overwegingen. Na het oogsten wordt in den herfst de grond diep omgespit om hem gele genheid te geven, veel water in zich op te ne men. Als nu de lente komt, droogt slechts de betrekkelijk dunne bovenlaag van den grond gaandeweg uit. De daaronder liggende aarde blijft echter steeds vochtig. Als men nu gaat omspitten, verstoort men de noodzakelijke ver binding J et de dieper gelegen aardlagen, door dat er onvermijdelijk holten ontstaan bij het op werpen der aardmassa's. In het voorjaar moet men daarom volstaan met los en fijnkorrelig maken van de bovenlaag: dit is in elk opzicht voldoende en de zoo schadelijke holten, die het opstijgen van het vocht uit de diepere aard- Niet het omspitten, maar het oppervlakkig loswerken van den grond is in de lente het parool. lagen belemmeren of zelfs beletten, zullen niet ontstaan. Het zaad en de planten kunnen zich immers niet goed ontwikkelen als de grond, waarin zij staan, niet in verbinding staat met de levensbron: de watervoorraden in de die pere aardlagen. Hie --est nog op iets anders worden gewe zen. AL men de mest voor het land met stroo vermengt, richt men dezelfde schade aan als door het omspitten, want dit mengsel van mest en stroo werkt eveneens isoleerend, belet even eens het vocht om op te stijgen naar de boven ste laag en heeft een bijna even grooten na- deeligen invloed als de bovengenoemde holten in den grond. Evenals in de lente is ook in den zomer het loswerken van den grond voldoende. Tenslotte wijzen wij nog op de vele praktische tuinge- door JAN VAN DAM. Toen Mary Colby vertelde, dat zij zich aan de litteratuur ging wijden, waren wij allen ten zeerste verrast. Mary zag er zoo snoezig uit, dat niemand ooit had kunnen vermoeden, dat zij schrijverstalent bezat. Zij was een dier meisjes die nu eens teeder en 'aardig dan vervelend zjjn nu eens hartelijk, dan weer ongenaakbaar. Zij had wonden geslagen, overal waar haar kleine voetjes hadden getrippeld. Natuurlijk werd door een ieder onzer haar voornemen als een gril beschouwd, die wel spoe dig voorbij zooi zijn. Het eigenaardige echter was, dat zulks niet het geval was. Haar eerste roman had bepaald succes. Zij werd alom geprezen om haar oorspronke- lijken stijl en levendige verbeelding. Van een vrouw van de wereld, een jonge, elegante dame, werd zij plotseling een algemeen bekende per soonlijkheid. Mary was verrukt. Zij had altijd, veel van vleierij gehouden, maar thans werd zij onuit staanbaar, Zij schiep zichzelf een leven van koortsachtige beweging, werd cynisch en dacht nergens anders aan, dan aan haar ellendige eerzucht. Zij sprak steeds van atmosfeer en rea lisme. Men kan zeer veel nonsens verdragen van een mooie vrouw, maar Mary werd tamelijk ver velend met haar eeuwig gezemel over realisme. Toen haar tweede roman verschenen was, be sloot zij naar het Verre Westen te gaan, om plaatselijke toestanden te leeren kennen voor haar volgenden roman. Ja, sprak zij met het air, dat zij sedert haar succes had verkregen, ja. ik wil daar een held zoeken. Een cowboy of zoo. Deze zijn zoo origi neel en leveren voldoende stof op voor mijn vol genden roman. Zij verbeeldde zich, dat zij gelukkig geslaagd was, toen zij eenige maanden later Bill Good man ontmoette. Goodman was een kind van de prairiën. Nim mer was hij naar het Oosten van de Staten ge weest. Hij was cowbov geweest, had in de mijnen wat geld verdiend en bezat thans een eigen ranch met prachtige kudden vee Hij was een knap man, fier als de mustang, welke hij bereed enzacht geaard als een vrouw als sommige vrouwen. Zijn huis lag aan den voet van het Sangre- gebergte, op eenigen afstand van dat van de Overtons, waar Mary logeerde. Twee dagen na haar komst zag hrj haar voor het eerst. In vliegenden galop kwam hij aanrennen, zoo- als zijn gewoonte was. En daar, naast mrs. Overton zat een vreemdelinge, een visioen, een engel. De verwonderde Bill bloosde en sta melde als een schooljongen, toen hij zich ver ontschuldigde over zijn onverwachte komst. Wie was deze goddelijke verschijning, met haar als goud en oogen blauw als de kleur des hemels? Mijn vriendin, miss Colby van New-York, zei mrs. Overton. Van New-York? Bill dacht dat zij regelrecht uit het paradijs was gekomen. Ik heb steeds medelijden gehad met Bill Goodman. Hij was een primitief man. Hoe kon hij, dapper, loyaal, oprecht, ooit drcomen van" de verraderlijke wreede slagen, die een kleine witte hand kan toebrengen? Mary vond in dezen kranigen, gebruinden veeboer een pracht object en besloot hem tot den held van haar nieuwen roman te maken. Zij speelde met hem lette op alles wat hij deed en sprak en noteerde alles. En nooit merkte hij dat zij met hem flirtte. Hij had haar lief, zooals alleen een onverdor ven ziel kan liefhebben. Ten laatste kwam de avond waarop Mary ge wacht had. Zij waren samen uitgegaan op hun avondwandeling, zooals zij gewoonlijk deden. eenvoud maakte onwillekeurig indruk op het wereldsche, verwende meisje. Maar terstond dacht zij weer aan haar roman. En luide zei ze: Dus je hebt mij werkelijk lief, Bill? Of ik je liefheb, juichte hij hartstochtelijk en hij sprong op. Mary. zie. en hij nam haar hand, mijn hart ligt hier in deze kleine hand. En alles vergetend omhelsde hij haar en kuste haar hartstochtelijk. Zij trachtte zich los te maken. Hoe durf je? riep ze. Hoe durf je Ho© ik durf? riep hij. Wel lieye, ik heb je lief. Ik heb je lief, hoor je. En jij, jij houdt ook een weinig van me, is het niet? Hij naderde haar weer, maa-r zij zeide: Neen, in het geheel niet. En zij vertelde hem!, waarom zij naar het Westen was gekomen. Hij stond als versteend. Waarom? Waarom? klonk zijn stem woest en hij greep haar bij de pols. Je waart zoo heel anders, stamelde zij, ver schrikt over zijn plotselinge woede. Ik wilde een nieuw type voor mijn boek hebben, weet je. Tom Overton heeft je toch verteld, dat ik boeken schrijf. Een verschrikkelijke uitdrukking kwam over Goodman's gelaat. Neen zei hij, dat heeft hij niet. Dus je schrijft boeken? En daar wilde je mij in zetten, is het niet? Antwoord, antwoord mij! Ja, prevelde zij. En dat was alles? En je had mij niet lief dacht er niet aan met mij te trouwen? Wel neen, hoe zou ik? Ik ga dezen winter Bill voerde haar naar het gebergte. Toen zij op 1 trouwen met iemand te^ New-York. een flinke hoogte waren, gaapte plotseling voor* hen een diepe kloof. En op den bodem donderde de rivier over haar rotsachtige bedding. Wat mooi! riep Mary en wat een mooie avond. Waarom heb je me hier niet eerder ge bracht, Bill? Welk een schouwspel! Goodman zat aan haar voeten. Hij hief zijn gelaat, wit als het maanlicht door de emotie, tot haar op en zeide: Ik heb deze plaats voor dit uur gehouden, Mary. Ik wilde je hier bren gen om je te kunnen zeggen, wat mij op het hart ligt. Dikwijls heb ik daar beneden, en hij wees pp de ranch, wplke in de verte lag, naar omhoog gekeken en gedacht aan den tijd waar op ik je daar zou brengen om je te zeggen, dat ik je liefheb. Een oogenblik trilde Mary, Deze Een vlaag van waanzin scheen over hem te komen. Wild drukte hij haar aan zijn borst en bedekte haar gelaat met kussen. Hij scheen de omgeving rond zich te vergeten, hij zag den afgrond niet, die aan hun voeten gaapte. Hij zag slechts het schoone gelaat van Mary Colby, dat echter vertrokken was van angst. „Pas op", was het eenige wat zij nog kon zeg gen. Haar keel was als dichtgesnoerd. Goodman hoorde het niet. Met den snerpenden lach van 'n krankzinnige hief hij haar omhoog Zij gilde, maar hij hoorde het niet. Hij danste met haar in het rond. Hij was de afgrond ge naderd. Een stap entuimelend stortte een menschelijk kluwen naar beneden. Den volgenden morgen vond men de ver schrikkelijk verminkte lijken reedschappen, die thans worden gemaakt en het werk ten zeerste vergemakkelijken, door- Met de moderne tuingereedschappen kan men werken in een houding, die volstrekt niet vermoeit. dat men ze slechts naar zich toe heeft te halen om het gewenschte resultaat te bereiken. De juiste bewerking van den tuin is dus zoo ver eenvoudigd, dat zij iedereen mogelijk is, ter wijl het naar zich toehalen veel minder ver moeiend is dan het opheffen der werktuigen, zooals dat vroeger gebruikelijk was. De ouder- wetsche tuingereedschappen zijn verdwenen en de moderne, die dikwijls van een verrassend praktische constructie zijn, maken het moge lijk, den tuin te bewerken in een geheel onge dwongen houding, zonder dat de rug daarbij behoeft te worden gebogen. Men bespaart veel tijd en de praktijk heeft reeds bewezen, dat de zoo bewerkte grond ook meer oplevert. (Nadruk verboden). FUCHSIA'S ALS KAMER- EN TUIN PLANTEN. Om rijk bebladerde, goed bloeiende fuchsia's op te kweeken, dient men zich in de eerste plaats aarde van de juiste samenstelling te verschaffen. Het meest geschikt is een meng sel van één deel vergane mest met drie deelen humusgrond en één deel zand. -Hierdoor draagt men reeds zeer veel bij tot het goed gedijen der fuchsia's. De keuze van de standplaats is het tweede punt van belang; is deze tijdens den winter of het voorjaar te warm, dan loopt de plant te vroeg uit en verzwakt daardoor zoo, dat men er later in het voorjaar en in den zomer geen plezier meer van bel :eft. Wanneer bij een goed overwinterde fuchsia in het voorjaar de eerste loot te voorschijn komt, is het tijd, haar te verplanten. Van te voren wordt de plant gesnoeid, waarbij men niet overdreven voorzichtig behoeft te zijn. Van het voorjaar af tot in den herfst toe kan men de fuchsia's door stekken vermenigvuldi gen; zij vormen langzamer wortels, naarmate het later in het jaar is en de in het voorjaar uit stekken gevormde planten komen boven dien beter den winter door en bloeien in den zomer overvloediger Men kan daarom "t beste stekken nemen van planten, die reeds begin Maart uit hun winterverblijf zijn gehaald en vroeg zijn uitgeloopen, doordat zij in een ver warmde kamer aan het raam zijn geplaatst. De stekken plant men in een met zand ge- vulden bloempot, dien men voortdurend voch tig houdt. In den loop van den zomer verpot men niet slechts de kleine planten, doch ooi- de andere planten worden, zoo dikwijls als het noodig is, in iets grootere potten overgebracht. Na het verplanten verwijdert men alle gele en dorre bladeren en loten, begiet de plant flink en zet haar op 'n schaduwrijke plaats die be schut is tegen tocht. Ook de populaire kroonboompjes kan men zelf opkweeken. Men bindt dan de hoofdtak van het stelcplantje aan een stok en kort de loten van den stam in, tot er nog slechts drie bladeren aan elke twijg overblijven. Wanneer de stam dikker is geworden, snijdt men een gedeelte der zijtakken dicht bij den stam af. Wanneer de stam de gewenschte hoogte heeft bereikt, snijdt men den top eruit om den kroon te vormen. Nu snijdt men ook de oudere zij zakken dicht bij den stam af met uitzondering van die, welke voor de vorming van den kroon noodig zijn. Tijdens den geheelen zomer moeten de plan ten beschermd worden tegen de brandende mid dagzon; voor alles is noodig, dat zij staan op een plaats, waar de frisscbe luoht vrjjen toe gang heeft en de morgenzon hen kan beschij nen. Wanneer de fuchsia's zjjn uitgebloeid, iaat men de in den vollen grond gezette planten nog zoolang daar staan, totdat de beginnende herfstregens het sein geven, hen op een zon nige, beschutte, luchtige plaats te brengen, Wanneer daarna de nachtvorsten beginnen, komen zij in hun winterverblijf. Hiervoor kiest men een vorstvrij vertrek of een koelen, niet te voohtigen kelder, waar men in de gelegen heid is, bij zacht weer dikwijls de buitenlucht toegang te verschaffen. In een kamer, waar gestookt wordt, komen zij den winter slecht of in het geheel niet door. (Nadruk verboden). In Lysefjord in Noorwegen, stroomt sinds eeuwen, uit een geweldigen rotskegei, bijwijlen een gas, dat, als het met de atmosferische lucht in aanraking komt, ontbrandt en dan onder donderend geluid, een tot 50 meter lange, breeden, loodrechten en verblindend witten lichtstraal voortbrengt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 4