GOSEN SCHIERING
Centrale-Verwarming
Oliestookinrichtingen.
KINDERVERHAAL
RIDS - FLIT
SHELLTOX
C. GROOT, v.h. K. Jonger t
MEVROUW.
TETTERODESTRAAT 48.
TECHNISCH-BUREAU
Nieuwe avonturen van Piepneus en Bibbersnoet,#
KERSEN
BONBON
P. VAN GASTEREN
HAARLEM
TEL. 12660
Vurig!
Brokjes Levenswijsheid.
Verspiiiing
SCHAAKRUBRIEK.
Wat de pereboonm vertelt.
Door G. Th. ROTMAN.;
Vragen en bezorgen zonder prijsverhooging.
De zon brandde fel,
De straat, als een hel
Lag gloeiend en broeiend te blaken!
Van schaduw geen spoor.
En liep je er door
Je zou er gesmolten in raken!
Wie eenigszins kon,
Die bleef uit de zon
En mijdde de stovende steenen;
Wie zich waagde op straat
Liep puffend en kwaad
En wijduit met armen en beenen!
Op den warmsten hoek
Ging een jongeling kloek
En dapper de hitte trotseeren.
Met eind'loos geduld,
Van verlangen vervuld
Om straks met „haar" huiswaarts te keeren.
Ha.... eindelijk, daar
Kwam zij, en het paar
Had van hitte geen last, d'een noch d'ander.
Want ondanks de warmt'
Ging 't stevig gearmd
Tezamengekleefd aan elkander!
Een musch viel van 't dak...
Maar op hun gemak
(Zij vonden 't weer blijkbaar uitstekend!)
Zijn zij verder gestapt....
Toen heb 'k pas gesnapt
Wat „vurige liefde" beteekent!
(Nadruk verboden)
..Verspil geen energie, gebruik ze!", aldus het
recept van Wilhelm Ostwald, de groote schei
kundige, die onlangs op hoogen leeftijd te Leip
zig gestorven is. Het is de leuze, welke de nieuwe
zakelijkheid bij haar streven geleid heeft. Wat
Ostwald op wetenschappelijk gebied wilde toe
gepast zien. een betere, eenvoudiger en goedkoo-
per organisatie van het onderzoekingswerk der
geleerden, hebben de technici in praktijk ge
bracht in het bedrijfsleven, waar alles op doel
treffendheid toegespitst is. Er is wel geen gebied
meer te noemen, waarop de woorden „rationa
lisatie" en „efficiency" onbekend zijn gebleven.
Overal heeft het vernuft nagevorscht, hoe men
met de geringste middelen de grootste uitkom
sten kan bereiken. Alles is vereenvoudigd tot in
de kleinste kleinigheid toe; alles is verantwoord
tot in elk onderdeeltje. Er loopt geen overbo
dige bediende meer rond, er is geen overbodige
arbeider meer te vindien, en de kleine kern, die
in het groote bedrijf aan 't werk is gebleven,
verricht geen overbodige handgreep en spreekt
geen overbodig woord.
Verspilling is de afschrikwekkende uitdruk
king van onzen tijd. Tijdverspilling, geldver
spilling, krachtverspilling zijn de moderne dood
zonden. Alles wat men voelt, denkt en doet,
moet doel en
bestemming hebben gekregen. Zonder nuttig
effect heeft geen woord of geen handeling
waarde.
Energie is er om te gebruiken, niet om te ver
spillen. Het is een grootsche gedachte, volmaakt
passend in onzen grootschen tijd. En het na
geslacht zal Wilhelm Ostwald blijven eeren als
de man van den energetischen imperatief; de
man, die zijn tijd heeft geleerd aan de gewel
dige beteekenis te denken van de leefkracht,
welke men als een nietswaardigheid tevoren zoo
'roekeloos wegsmeet. Verspil geen energie, ge
bruik ze!
Maar het Is zoo eenvoudig niet, Ostwald's
recept te volgen. Want wat is verspillen en wat is
gebruiken?
De natuur, door de eeuw van Rousseau als de
eeuwige wijsheid geëerbiedigd, moet in de oogen
van het jongere geslacht wel de belichaamde
dwaasheid zijn. Want haar beginsel schijnt de
verspilling te wezen. Milliarden zaadjes verkwist
zij om één schepsel in 't leven te roepen. Zij
laat insecten en roofdieren moorden zonder dat
iemand er baat van heeft; om één wezen voed
sel te verschaffen, verdelgt zij er duizend. Haar
planten verdringen elkaar, in haar bosschen
verstikken elkander de boomen en drukken de
woekergewassen elkaar üi hun omstrengeling
dood. Haar watervloeden overstroomen de aarde,
haar vulkanen verbranden het veld en vergifti
gen de lucht en de gesternten, die zij na
eeuwenlange ontwikkeling haar vorm heeft ge
geven, doet zij vruchteloos uiteenspatten, gelijk
zij ook planten en dieren en menschen na hun
volmaking weder tot vernietiging doemt.
Wat is verspillen, wat gebruiken? Verspillen
wij energie, als wij drocmen? Is het verspilling',
wanneer de organise,tor een sigaartje opsteekt,
de denker gaat zwemmen of fietsen, de arbeider
uitblaast na een zware karwei?
Rechtstreeiksch nuttig effect voor de maat
schappij is niet aan te toonen na een spelletje
bridge, na een geestig gesprek, na een vroolijk
uitspanningsuurtje. Maar wie den werker op
zijn vrijen tijd kort, wie een stoeipartij afkeurt
en elke cent, waarvoor geen doelmatige zaken
gekocht zijn, als onverantwoord beschouwt, zal
spoedig bemerken, hoe de maatschappij van
haar beste sappen beroofd wordt. Hij doet als
een boer, die zijn paard haver onthoudt.
Mien kan Ostwald's kernspreuk licht misver
staan. Er is veel gebruik, dat op verspilling ge
lijkt. Verspilling is op een bepaald oogenblik
het nuttigste en voordeeligste gebruik, dat men
van zijn leefkracht kan maken. Het schijnbaar
ondoelmatige voert soms het best tot het doel
en het schijnbaar nuttelooze heeft vaak nog het
nuttigst effect.
Het is uitnemend, dat wij ons leven ordelijk,
doeltreffend en naar vasite methoden inrichten
en dat wij bij onzen arbeid een vooropgesteld plan
volgen. Maar een zekere marge moet er blijven
voor het schijnbaar zinlooze en doellooze, een
marge voor ledigheid, speelschheid en dwaas
heid. De menschheid kan ook door een tekort
aan verspilling te gronde gaan!
H. G. CANNE'GIETER
wees, ik zal voor jou gaan. Hij wou me eerst niet
gelooven, ook niet, toen ik het hem nogmaals
verzekerde.
Perrine kwam met betraande oogen onder den
pereboom. Ik had haar nog nooit zien schreien,
maar de tranen stonden haar nog liever dan de
glimlach van anders.
Je hebt goed gehandeld, zei zij tegen mij.
Je bent goed. Toe ga, mijn lieveling, ik zal op
je wachten
Links, rechts, links rechts! De trommen rof
felden. Voorwaarts marsch!
Zoo ging het tot W. Hou je taai, Peter, daar
is de vijand. Het was een vuren over de geheele
linie. Vijfhonderd kanonnen dreunden opeens
over het veld. De kruitdamp maakt dat je moei
lijk kunt ademhalen. De voet struikelt telkens
over lijken en gevallenen. Ik werd bang en bleef
achter.
Ginds lag mijn land, mijn dorp, met den pere
boom en Perrine. De bloesems begonnen zeker al
vruchten te worden. Ik sloot de oogen en zag
Perrine voor mij bidden. God zij geloofd, ik voelde
dat ik weer een beetje moed kreeg. Voorwaarts,
voorwaarts, geeft vuur!
Aha, hij vecht dapper, die recruut daar. Hoe
heet je mijn jongen?
Peter, Sire.
Peter, je bent onderofficier.
Perrine, mijn lief meisje! Onderofficier! Wat
is er eigenlijk ook aan? Een beetje flink je er
doorslaan. Een beetje meer moed. Links, recht,
links, rechts!
Ben jij dat weer, Peter?
Om u te dienen, Majesteit.
Zoo, ziehier, de epauletten.
Dank, Sire en voorwaarts ging het tot M.
Daar werd halt gecommandeerd. Op het reus
achtige sneeuwveld, rond M., was de weg aange
duid door lijken. Achter ons de rivier, vóór ons
de vijand en rondom ons de dood.
Wie legt de eerste ponton?
Ik, Sire.
Braaf zoo, kapitein. En hij overhandigde mij
zijn ridderkruis.
Geloofd zij God. O, Perrine, meisjelief, je kunt
trotseh op me zijn.
De oorlog is afgeloopen, ik ga naar huis! O
nu kunt ge gaan luiden, gij klokken, ter eere
van ons huwelijk! De weg is ver, doch de hoop
ijlt- op de, vleugelen van den wind. Daarginds
achter de bergen ligt de Heimat. Ik zag den
kerktoren al, ïk hoorde de klok reeds luiden. Ja,
hij luidt. Maar wat is er met den pereboom?
Het is 'toch bloeimaand en toch zie ik niets van
die bloesempracht waarmee hij andere jaren
altijd schittert. Anders was hij altijd reeds van
verre zichtbaar. Ze hadden den ai-men boom om
gehouwen. Hij bloeide even mild als altijd, maar
zijn takken lagen verstrooid in het gras.
Waarom luiden ze, Matthies?
Voor een huwelijk, kapitein! Hij herkende
me niet meer.
Een huwelijk! Hij .sprak de waarheid. Het
paar trad juist de kerk binnen. Perrine, mijn
lieve Perrine, schooner dan ik ze ooit nog te
voren had gezien, was de bruid, de bruidegom
was mijn broer Jean die het liefste op aarde
bezat, wat eens het mijne geweest was.
Alle menschen om me heen fluisterden elkaar
toe: Ze houden zooveel van elkaar!
En Peter? vroeg ik.
Welke Peter? luidde het antwoord.
Ze hadden me vergeten
Ik knielde achter in de kerk neer en bad voor
Perrine, ik bad voor Jean. Toen het huwelijk
gesloten was, plukte ik een bloesem vaa den
pereboom, 'n arme, verwelkte bloesem en toen
ging ik heen, zonder ook maar één moment om
te zien.
God zij geloofd, zij hebben elkaar lief,
Mogen zij gelukkig worden!
Komt gij terug, Peter?
Ja, Sire. Nu, ge znjt een en twintig jaar
en ridder, als ge wenscht zal ik u een gravin
als vrouw bezorgen.
Ik haalde uit mijn borstzak de verwelkte
bloem, die ik van den omgehouwen pereboom
had geplukt.
Mijn hart is dood She-, dood als deze bloem.
Laat mij als soldaat op het slagveld sterven
Hij kreeg een plaats in de voorhoede.
Aan het eind van het dorp is een graf. Daarin
rust een overste van twee en twintig jaar. Hij
viel op den dag dat zijn leger de overwinning
behaalde. In plaats van een naam staan op den
grafsteen drie woorden gebeiteld: „God Zij
Geloofd"!
(Nadruk verboden).
Oplossingen, bijdragen, enz. te richten aan den
Schaakredacteur,
Cruquiusstraat 19, Haarlem.
EINDSPELSTUDIE No. 98.
E. Holm (IJstad, Zweden).
Aan het eind van het dorp stond een groote
pereboom. In het voorjaar leek hij één groote
bouquet. Het huis van den pachter stond aan
den overkant van den straatweg. Het was een
steenen voorportaal, net als een slot. De dochter
van den pachter heette Perrine.
Wij waren verloofd.
Zij was zestien jaar. Op haar wangen bloeiden
rozen als perzik-bloesems. Het was onder den
pereboom, dat ik haar vroeg.
Zeg, lieveling, wanneer zullen wij trouwen?
Haar krullen, waarmede de wind stoeide, haar
vlug figuurtje, haar witte tandjes, die achter
kersroode lippen blonken het zag er alles
zin hebben en van tevoren zijnlZOo lachend, zoo vroolijk uit.
Tegen oogsttijd, als je tenminste niet in
dienst moet.
De dag van het loten kwam. Ik stak een wij
kaars aan, want bij de gedachte dat ik haar
moest verlaten, werd het mij angstig te moede.
Ik trok het hoogste nummer. Maar Jean, mijn
zoogbroeder, trof het lot om in dienst te moeten.
Moeder, lieve beste moeder, trof ik hem
schreiende aan, daar hij nu zijn oude, zieke moe
der moest verlaten.
Wees maar stil, Jean, zei ik, ik ben een
DE ONTDEKKING VAN AMERIKA.
Amerika werd zooals we thans positief we
ten niet door Columbus ontdekt, doch slechts
weer ontdekt. Reeds omstreeks het jaar 1000
werd de omgeving van Massachusetts door den
Noorman Leif Ericson en zijn lieden ontdekt
en gekoloniseerd.
Christelijke zendelingen drongen reeds tot deze
streken door in 1815, zooals documenten in de
bibliotheek van het Vaticaan bewijzen. Maar nu
komen geleerden en zeggen, dat Amerika veel,
veel vroeger werd ontdekt en wel ongeveer 2000
jaar voor Christus.. De bekende Braziliaansche
geleerde Tozzi Calvao is b.v. overtuigd, dat de
Phoenicië'rs om dien tijd met de kolonisatie van
een deel van Brazilië zijn begonnen en hij wil
nu, in niet te langen tijd de bewijzen van deze
bewering brengen. Indianen, die in de wildernis
bij den Aripuana, den grooten Centraal-Brazi-
liaanschen stroom huizen, hebben hem herhaal
delijk verteld van een eeuwen geleden reeds ver
dwenen prachtige stad en hem nu en dan voor
werpen gebracht, welke zonder twijfel van phoe-
nieischen oorsprong zijn. Calvao is nu met een
grooten staf van medewerkers opgebroken om de
vroegere Phoenioische stad op te graven en met
belangstelling zullen zeker de resultaten van dit
onderzoek worden afgewacht.
Wit aau zet wint.
Stand der stukken:
Wit: Ka2, La3, Ph4, b6, f6.
Zwart: Kh6, Tb7, a5, b2, gó.
PARTIJ No. ISO.
Gespeeld in een vierkamp te Berlijn, 6 Augus
tus 1930.
Wit: Zwart:
H. Steiner, F. Samisch,
(New York). ('Berlijn).
Indische verdediging.
Pg8—f6
c7c5
e7e6
b7b5
b5b4
e6x<15
d7d6
In Amerika heeft men, na het geval Lind
bergh, het plan opgevat om van alle kleine
kinderen vingerafdrukken te nemen om in de
toekomst bij de vervolging van kinderontvoer
ders over betere aanwijzingspunten te beschik
ken. In Brooklyn zjjn reeds bij 400 kleinen
deze afdrukken genomen. Deze maatregel staat
ook in verhand met een geval, dat zich eenigen
tijd geleden voordeed en waarbij een, voor vele
jaren geroofd kind, plotseling al-s man weer
verscheen, zonder eenige identiteit te kunnen
bewijzen.
1. d2d4
2. Pgl—f3
3. d4d5
4. c204
Het Blumenfeld-gambiet.
5. Pbl—c3
De theorie geeft aan 5. Lg5.
5
6. Pc3a4
7. c4Xd5
8. Lel—g5
Nu is die zet niet meer zoo sterk. Pa4 staat
slecht.
8Lf8e7
9. e2e3 0—0
10. Lflc4 Pb8d7
11. 0—0 Lc8b7
12. h2h3 Pd7b6
Maakt 't mogelijk Pa4 te ruilen, maar daar
voor krijgt Zwart de open a-lijn. De zwarte
pionnen o-p -den Damevleugel brengen Wit in
het nauw, voordat hij tot een tegenaanval kan
KAMFER. NAFTALINE. M0TZAKKEN
GEDÏPL. DROGIST.
SANTPOORTERSTRAAT 59. TELEFOON 12287.
Wilt U verzekerd zijn van 1ste kwaliteit,
bestelt dan Uw VLEESCHWAKEN bij
TELEFOON 12947.
lste KWALITEIT. CONCURREERENDE PRIJZEK
49. Dat vonden ze allemaal een reuzenidee,
en met Bibbersnoet ging ik dadelijk op zoek
naar een sterk touwtje. Al gauw kwamen we
aan een boerenwoning-, waar het raam op 'n
kier stond. Daar we niemand in rie kamer
zagen, glipten we naar binnen. Vlak bij het
raam ontdekten we 'n prachtig, sterk koord,
maar het zat van onderen en van boven vast.
50. „Ik zal het eerst van hoven losmaken,'
zei ik en klom naar hoven. Het koord was daar
aan 'n soort blikken klos bevestigd en ik begon
dadelijk ijverig te knagen. „O, o, wat 'n dom
kop, wat 'nsuffert ben je!" giebelde Bibber
snoet, die beneden op de vensterbank zat,
„o, ik lach met dadelijk slap!" „Bemoei je er
niet mee!" piepte ik nijdig.
51. „Die vrouwlui moeten ook altijd wat te
giechelen hebben!" dacht ik, en knaagde ver
der. Toen opeens pang! daar ging het touw
in tweeën en nu begreep ik, waarom Bibber
snoet zoo gelachen had! Ik was zoo dom ge
weest het touiw boven m'n hoofd door te kna
gen en tuimelde nu tegelijk met het touw om
laag. Gemeen, hè, om me niet eens te waar
schuwen!
52. Maar wacht maar! Bibbersnoet kreeg
haar trekken thuis, want het koord zat aan
het rolgordijn vast en dit rolde tegelijk met mij
rrrrr! naar beneden. En Bibbersnoet kre^g,
midden in zoo'n laehstuipje, het heele gordijn
met de zware lat op haar kop. Tien minuten
daarna later wreef ze nóg aan haar hoofd, en
waar ik wreef ja, dat vertel ik je niet!
overgaan.
13.
Pa4 X b6
a7xb6
14.
Tfl—el
h7—h6
15.
Lg5 X f6
Le7xf6
16.
Tele2
Ta8a5
17.
a2a4
b4Xa3 e.p.
18.
Talxa3
b6b5
19.
Lc4a2
Ta5Xa3
20.
b2x&3
Dd8a5
21.
Ddl—d3
c5c4
22.
Dd3—f5
Lb7—c8
23.
Df5—f4
Da5Xa3
24.
g2—g4
Tf8—e8
25.
Kgl—g2
Da3c5
26.
e3e4
Lc8—b7
27.
Te2—el
b5—b4
28.
h3h4
b4b3
29.
La2bl
Lf6—e5
30.
Pf3xe5
d6Xe5
31.
Df4—f3
c4c3
32.
g4—g5
b6 Xgó
33.
h4xg5
c3c2
34.
Df3Xb3
c2—clD.
35.
TelXcl
Dcöxcl
36.
Db3X'b7
Dclxgöt
37.
Kg2—fl
g-7—g6
38.
d5d6
Dg5—f6
39.
Lbla2
Te8d8
40.
Db7c7
Kg8—g7
41.
La2xf7
Df6Xd6
42.
Dc7xd6
Td8Xd6
43.
Lf7d5
Kg7—f8
44.
Kflg2
Td6—f6
45.
Kg2—g3
Kf8—e7
46.
f2—f3
Ke7d6
47.
Kg3—f2
Kd6—c5
48.
Kf2e3
Tf6—a6
49.
L'd5—f7
g6—g5
50.
Lf7d5
Ta6a3t
51.
Ke3—f2
Kc5d4
52.
Kf2—g3
Kd4e3
53.
Kg3—g4
Ke3—f2
54.
f3—f4
g5Xf4
55.
Kg4—f5
f4—f3
56.
Kf5xe5
Kf2©3
Opgegeven.
OPLOSSING PROBLEEM No. 346.
(Dr. S. Grub er)
Stand der stukken:
Wit: Kc7, Tg4, Tg5, Lh2, Pd6, a3, b6, e3.
Zwart: Kc5, Dd5, La6, Pe2, b7, c4. c6, d7.
1. Lh2e5, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. v.
Dort en J. A. Schiering, beiden te Haarlem;
H. J. S. Beck, S. C. v. Egmond en H. de Ruijter,
allen te Bloemendaal; S. v. Dantzich, te
Overveen.
Voorts is Eindspelstudie No. 97 alsnog goed
uitgewerkt door H. W. v. Dort, te Haarlem.
CORRESPONDENTIE.
In den stand der stukken van Probleem no.
350 leze men voor de witte pionnen: b4, d3, f5-
De diagramstand is dus juist.
Het jaar 1932 zou voor Duitschland wel eens
het duurste verkiezingsjaar kunnen worden.
Als men de kosten van de presidentsverkiezin
gen, de 1 andsverkiezingen en de Rijksdagver
kiezingen samentelt, dan komt men, tot een
bedrag van 10 millioen mark, als kosten, die
de verkiezingen voor de Staat hebben meege
bracht.
Een Engelsch handelshuis heeft jaren gele
den in Egypte een geheel berkhof van katten-
mummies, ten getale van 200000 stuks aange
kocht, de ton voor 3 pond sterling; heeft ze
dan laten malen, chemisch laten prepareeren
en als kunstmest voor de tulpencultuur ver
kocht.