KINDERVERHAAL
Nieuwe avonfuren van Piepneus en BIbbersnoet.
H
km m
Crisis in Hollywood.
Brokjes Levenswijsheid.
Langs elkaar.
De sterke man.
Door G. Th. ROTMAN.
SCHAAKRUBRIEK.
In 't filmstercentrUm Hollywood
Daar gaat het niet zoo byster goed.
Men heeft er van malaise last,
En op de kleintjes dient gepast!
't Salaris wordt daar flink verlaagd;
Iets, wat de „sterren" niet behaagt.
Men neemt, van 't geen men eerst hun gaf,
Zoo ongeveer een derde af.
Het filmsterkoor is, als bekend,
Met die verlaging niet content.
De dames roepen ach en wee;
De heeren doen daar hard aan mee.
Het gaat dan ook geweldig straf!
Een derde van je weekloon af!
Die arme menschen worden door
De crisis zwaar getroffen, hoor!
Maar als 'k lees, dat Joan Crawford,
Die nu van woede tranen stort,
Een vierentwintighonderd pop
Per week verdient het is geen mop!
En John Gilbert, terzelfdertijd
Zesduizend pop, een kleinigheid!
En Norma Shearer, d' arme ziel,
De peuieschil van negen mille
Dan denk 'k er zoo het mijne van,
En als ik ter vergelijking dan
Mijn portmonné eens ommekeer,
Den koop'ren inhoud inspecteer,
Dan heb ik 't klinkt misschien wat
wreed 1
Volstrekt geen meêhj met hun leed!
(Nadruk verboden)
Talrijk zijn de ongevallen, welke in deze
wereld door botsingen worden veroorzaakt.
Maar tegenover een enkele botsing staan toch
altijd nog tienduizend ontmoetingen, waarbij
men langs elkaar heen gaat. En vaak zijn deze
laatste gevallen nog tragischer dan de eerste.
Ik bedoel nu niet het passeeren van de talrijke
onbekenden, die wij dagelijks op onzen weg
tegenkomen. Maar er zijn zooveel menschen, op
■wier ontmoeting wij prijs stellen, mienschen, met
wie wij graag in aanraking zouden komen en
wier omgang wij zoeken, omdat zij belangstellen
in dezelfde dingen als wij of met ons door een
zelfde gemeenschap verbonden zijn. Het is pijn
lijk, met deze menschen in botsing te komen,
maar pijnlijker is het nog, wanneer men, on
danks alle moeite van weerszijden, het ge-
wenschte contact niet kan vinden.
Wij voeren in huis of in den vriendenkring
een gesprek over het onderwerp van den dag.
Er ontspint zich een gedachtenwisseling. Maar
in negen van de tien gevallen praat men daarbij
langs elkaar heen. Men begrijpt elkaar niet,
omdat men elk van een verschillend standpunt
uitgaat en elk aan een bepaald gedachtenstel-
sel gebonden is.
Zulk een gesprek blijft onvruchtbaar. Aan de
botsing tusschen de meeningen ontspringt de
waarheid, maar wanneer de meeningen elkan
der passeeren zonder elkaar aan te raken, is de
schermutseling zinneloos.
Er bestaat een slag menschen, dat aan de-
batteeren behoefte heeft. Querulante naturen,
die niet zonder woordentwist kunnen leven. Be
roepsboksers in het kampperk van het leven,
geestelijke Don Quichots, die bij gebrek aan rid
ders een steekspel beginnen tegen schapen en
windmolens. Maar er zijn anderen, die het niet
om gelijkhebben te doen is, maar die in allen
ernst worstelen om een levensopvatting. Zulke
menschen stellen uit diepen zielsnood belang in
de meening van doo' hen hooggeschatte per
sonen, want zij hopen, door hun eigen gedachten
aan die van anderen te toetsen, tot klaarheid
te zullen komen.
Voor zulke naturen is het een inderdaad tra
gisch verschijnsel, dat er zoo weinig kans be
staat, met het gedachtenleven van medemen-
schen in aanraking te komen. Ook wanneer men
zich voorneemt, geduldig te luisteren,, nauwlet
tend te onderzoeken en eigen vooropgezette op
vattingen prijs te geven om zich beter in de
tegenovergestelde opvatting te kunnen verplaat
sen, gelukt het slechts zelden, het andere
standpunt te naderen.
Wij menschen denken nu eenmaal groeps
gewijze in verschillende categorieën. Geestver
wantschap is niet zoozeer een zaak van welover
wogen overtuiging als wel van toevalligen aan
leg en voorbeschiktheid. Er zijn menschen, die
denken met hun gevoel zoo goed als er men
schen zijn, die denken met htm verstand. Men
kan denken met zijn hersens, maar ook met
zijn hart en zelfs met zijn vuist.
En dan is er de verschillende waarde, welke
men hecht aan een woord. Dezelfde uitdrukking
brengt bij den één een geheel andere voorstel
ling en een geheel anderen indruk teweeg dan
bij den ander. Woorden en uitdrukkingen zijn
evenals gedachten en overtuigingen met een
warnet van wartels verwikkeld in de duistere
diepten van ons bewustzijn, waaruit het opper
vlakkige denk- en spreekleven omhoog groeit.
Daar, in de diepte, zitten onze meeningen vast,
en wie met een handig argument de topblaad-
jes afknijpt, raakt de onuitroeibare plant zelf
niet. Zoo blijven wij ondanks woord en weder
woord aan onze oorspronkelijke overtuiging ge
hecht.
Slechts menschen van 't zelfde plan kunnen
in botsing komen en daardoor een wederzyd-
sche en vruchtbare wisselwerking ondergaan.
Maar menschen, die volgens verschillende me
thoden voelen en denken, blijven op tragische
wijze vreemdeling voor elkaar. Zij kunnen el
kander beoordeelen, veroordeelen, verketteren
misschien, maar deze onderlinge taxatie mist
alle waarde. Zij botsen niet tegen elkaar, maar
zijn gedoemd langs elkaar te gaan.
Langs elkaar heen spreken, naast elkaar leven
zonder elkaar ooit te ontmoeten, het is het pijn
lijke lot van velen onzer, die elkander genegen
zijn en met elkaar door den band der vriend
schap of de banden des bloeds zyn verbonden,
maai' die voor immer van elkander gescheiden
blijven door gebrek aan innerlijk contact.
Het is een van de moeilijkste levensopgaven,
deze harde werkelijkheid zonder bitterheid te
aanvaarden
JAMES WHITE.
H. G. CANNEGIETER
1 ^7 n,
57. De ooievaar ging als 'n razende te keer, 58. Maar vriend ooievaar zou niet lang van
sloeg met z'n vleugels, trok en trok, tot op- z'n vrijheid genieten: er kwam plotseling 'n
eens floep! het paaltje uit den grond motorboot aantuffen en een van de daarin
sprong. En, terwijl de kikkers, die het touw zittende jongens greep het afhangende koord
vasthielden, ploemp, ploemp, onderdoken, nadat en bond het aan het bootje vast. En zoo ver-
ze eerst 'n eind mee de hoogte in waren ge- dween de leelijke kikkermoordenaar, tegelijk
voerd, ging de ooievaar er klepperend van met de boot, klepperend en achteruit vliegend
door, touw en paaltje meesleependen onder luid gejuich van de kikkers. Niemand
heeft hem nadien teruggezien.
59. Toen het gejuich der kikkers eindelijk
ophield, gaf ik Bibbersnoet een por in haar 60. „Weet je wat?" riep ik, „ik haal gauw
zij. We keken elkaar 'n oogenblik aan, en hol- bij m'n baas een ladder!" Zoo gezegd, zoo ge-
den toen doodelijk verschrikt naar huisdaan. Ik wist onbemerkt de ladder langs de
Weer hadden wij heelemaal mevrouw Goud- achterdeur van mijn baas naar buiten te
muis vergeten! Maar gelukkig, ze was nog smokkelen, en even later klom Bibbersnoet al
niet thuis! Maar hoe moest Bibbersnoet de ladder op, met de bedoeling dan zoo door
weer daarboven komen? Ja, daar stonden we het raam weer naar binnen te glippen. Maar...
«iet de handen in ons haar! wat was dat? „Halt!" riep een stem.
Janet ontmoette hem het eerst op een partij
tje bij kennissen en ze verklaarde naderhand
dat ze hem vreeselijk vond. Dit met temeer na
druk, omdat het niet heelemaal waar was. Ja,
hij ergerde en irriteerde haar, ja, ze waren da
delijk begonnen samen te kibbelendat was
waar. En dat ze voor niets ter wereld met zóó'n
man zou willen trouwen, was evenzeer waar.
Doch ergens heel diep verborgen onder dat
alles zat een vaag gevoel van sympathie, een
trilling van iets warms en gespannens, dat haar
tot nu toe vreemd was geweest. Hij was per
slot van rekening een man. Maar mijn hemel...
hij was het zoo èrg, hij was het zoo demon
stratief!
Iedereen kon je vertellen, hoe flink hij rich
had opgewerkt van arbeidersjongen tot groot
fabrikant. Iedereen had den mond vol over zijn
arbeidskracht, zijn energie, rijn karaktervast
heid.
Die man scheen een incarnatie van kracht en
mannelijkheid. Honderd jaar geleden zouden alle
meisjes aan zijn voeten hebben gelegen. Heden
ten dage zijn er teveel meisjes, die zelf iets pre-
steeren, zich heelemaal niet de mindere voelen
van een sterken man en woedend warden, als
hij ze wenscht te behandelen van de verheven
grootheid van zijn sterke-man-pied-de-stalle.
Bij Janet heb je geen kans! zei een wederzijd-
sche kennis een tijdje later tegen Jim Gray, toen
het gesprek op haar kwam. Vreemd eigenlijk...
maar dat meisje, zoo flink en intelligent ais ze
is, schijnt verliefd te zijn op een kwast als Ar
thur Landom, Ken je hem niet? Och, geen kwade
jongen, tennist goed, ziet er aardig uit, zoo'n
beetje verwend en lastig kindhoopen meis
jes zijn dol op hem en vrouwen ookmaar
dat juist een meisje als Janet hem zoo graag
magik denk, dat het een soort moeder
lijkheids-complex is. Zulke hard werkende,
ongetrouwde, onafhankelijke meisjes moeten
toch ergens heen met hun moeder-instinct.
Jim zei er niet veel op. Voor niets ter wereld
zou hij hebben erkend, hoe ellendig hij het vond,
dat Janet hem zoo onsympathiek scheen te vin
den. Nooit had hij gedacht, dat hy op een meisje
als zij, met haar moderne ideeën, haar resoluut
heid en onafhankelijkheid, verliefd zou worden.
Maar het was gebeurd. Al de lieve, zachte, huise
lijke meisjes, die toch zijn ,type" waren, hadden
hem koud gelaten, zoodat hij zich soms afvroeg
of hij dan nooit eens in ernst verliefd zou wor
den. En nu had zij, die kleine heks, die weigerde
aanbiddend naar hem op te zien en spottende
dingen zei over die „sterke en stille mannen",
waar ouderwetsche vrouwen mee dweepten, zijn
heele denken in beslag genomen. Het was 'n
allerellendigste geschiedenis. Hij zag er niets
beters op, dan alles te doen, wat hij kon, om
Hij was nooit een man geweest, die hield van
haar te imponeeren.
publiciteit, doch in de volgende weken werd hij
aanmerkelijk toegankelijker voor persvertegen
woordigers. Interviews, artikelen met groote op
schriften: Oordeel van J. Gray over de crisis,
„Interview met J. Gray, zal de politiek van de
groot-industrieelen invloed uitoefenen op", enz.
enz., verhalen over zijn jeugd, zijn opgang, zijn
macht en invloed, foto's en lofredenen op de di
verse weldadigheids-instellingen, die hun bestaan
aan hem dankten, op de houding, die hij tegen
over het arbeiders-vraagstuk innam en zoo meer,
verschenen in de groote bladen en bereikten Ja-
Na- drie weken kon zy J. Gray niet meer zien
of luchten! Bij iedere ontmoeting werd ze koe
ler en hatelijker tegen hem en iedereen sprak er
over, dat zij misschien zou trouwen met Landom,
hetgeen Jim heelemaal vertwijfeld maakte.
Toen kwam bij al deze rampen nog een andere:
Kiespijn.
Jim Gray nu was een man, die in zijn leven
honger en koude had gekend, die stakingsrelle
tjes had meegemaakt, vechtpartijen, gevaren v.
allerlei soort, zonder een spier te vertrekken. Hij
toonde geen zenuwachtigheid, als er een beurs-
paniek uitbrak, die hem kon ruïneeren, hij was
al eens failliet geweest en had zich er weer
boven op gewerkt, zonder dat iemand veel aan
hem had gemerkt, kortom hij was werkelijk een
krachtige figuur, maar hij was doodsbang voor
tandartsen.
Een week lang bevocht hij de kwelling van
zijn kiespijn op allerlei manieren. Toen zag hij
in, dat een bezoek aan den tandarts onvermij
delijk was, vooral daar hij over eenige dagen
Janet hoopte te ontmoeten op een partijtje en
dit niet wilde misloopen, hoe onaardig ze ook
altijd was.
Hij wandelde dus naar zijn tandarts, doch
ontsnapte nog net, voordat de deur werd geopend.
De pijn was opieens verdwenen, hij besloot op
gewekt, het bezoek nog uit te stellen, wandelde
een eindje en viel toen bijna in elkaar, zoo'n
heslche pijn als plotseling in zijn mond, zijn
rechterwang, zijn heele hoofd woedde. En toen hij,
vertwijfeld om zich heen keek naar een taxi!
om naar zijn tandarts terug te keeren, zag hij
dat het toeval hem vlak voor een huis had ge
bracht, waarop een emaille bordje met het
woord: „Tandheelkundige kliniek" onder lei
ding van Dr. Sewes, hem als een beschikking van
het noodlot voorkwam.
Hij trad binnen en kwam in een kamer vol
bleeke menschen met gezwollen wangen, treu
rige oogen en gedampte stemmen. Hij trachtte
een tijdschrift te lezen, dat precies vijftig jaar
geleden was uitgekomen, toen een kreet uit de
kamer ernaast hem als met zweepslagen weg
joeg. Doch vlak bij de reddende voordeur zei een
stern naast hem: „Hierin meneer, U loopt ver
keerd".
J. Gra-y ging de kamer van den tandarts bin
nen, zooals een arme vervolgde de martelkamer.
Blindelings strompelde hij naar den beruchten
stoel en steunde:
„Het doet erg pijn, doktermaar verdoof
het alsjeblieftik zeg eerlijk, dat ik als de
dood ben voor trekken en boren vind ik nog
erger.liefst had ik, dat U me maar iets ver-
doovends gaf.
Hij zat daar ais een jammerlijk hoopje mensch,
met zijn gezwollen wang, angstige oogen en
benepen stemgeluid. Toen zei een stem, die hem
electriseerde: „Wtees maar niet bang, ik za-I U
geen pijn doen".
Hij sprong op en keek. Naast hem stond in
flatteuse witte jas gekleed, een glimlachje om
den mond, Janet.
U! steunde Jim, dat ontbrak er aan... maar
hier dan niet een Dr. Sewes?
Dat is mijn compagnon, zei Janet, wist U
dan niet, dat ik tandarts ben? Laat me eens
kijken, waar het zit?
O maarneenonmogelijk
Waarom onmogelijk vroeg J-arspt en haar
oogen tintelden van plezier.
UU kunt toch niet in mijn mond gaan
scharrelen, stamelde Jim.
—Dat is mijn vak, zei Janet effen. Kom
En meteen liet ze zijn stoel achterover vallen,
zoodat hij verschrikt achterover tuimelde.
Ziet er leelijk uit, zei Janet, wanneer was
U het laatst bij een tandarts?
Acht jaar geleden, bekende Jim.
Zy lachte. Dat kan men zien. Ik zal vier
kiezen moeten ploanbeeren en ik zou U raden er
nog één te laten trekken, dan zet ik er twee
valsche vooi in de plaats met een brug en
Jim luisterde naar haar als in een benauwden
droom. Nu was het uit, voorgoed uit. Zijn laatste
hoop vervloog. O noodlot, hy die alles gedaan
had om haar te imponeeren, hij zat hier, jam
merlijk en doodsbang en zij merkte het best en
wegloopen kon hy ook al niet, dat zou nog erger
zijn
Zullen we dan ehmorgen met de be
handeling beginnen? vroeg hij, ik heb het na
melijk erg druk met zaken en
Neen, we beginnen dadelijk, zei Janete het
heeft al véél te lang geduurd, voordat U moed
genoeg verzameld had om naar een tandarts
te gaan.
Jim zweeg, verpletterd. Ze had hem door!
Hij liet zich behandelen en deed al zijn best
om zijn doodsangsten voor tang en boormachine
te verbergen en niet al te luid te schreeuwen
en nu en dan met bleek gelaat en verwrongen
mond grapjes te maken tusschen de martelingen
in.
Eindelijk zei ze: Zoo, morgen de rest. Komt
UZe keek na in een boek, komt U om twee
uur, dan heb ik flink tijd voor U.
Jim Gray placht afspraken met tandartsen
te vergeten met een grondigheid, merkwaardig
voor een man met een beroemd geheugen. Maar
deze afspraak kon hij niet vergeten zonder de
kans te loopen Janet voorgoed boos te maken.
Hij kwam dus als een lam, een week achter
elkander. Ze was vriendelijker voor hem, dan
hij haar ooit had meegemaakt. Natuurlijkeen
patiëntwaar ze medelijden mee heeft, dacht
hij bitter. Maar achting kan ze toch niet meer
hébben voor me, hierna. Doch toen de behan
deling was afgeloopen en voor het éérst in
zijn leven wist hij niet, of hij daar wel blij om
was bleef ze even vriendelijk tegen hem.
Ja, weldra was er geen twijfel meer aan: ze
was volkomen van meening veranderd.
Hoe kun je mij liefhebben? vroeg hij, toen
ze verloofd waren. Een man, die laf is.
Onzin, zei ze, je bent allesbehalve laf, dat
heb je dikwijls genoeg bewezen. Tandartsen zijn
je zwakke punt. Je bent de eenige niet! Maar
ik dacht, .dat je geen zwak punt bezat en leer
van mij, dat mannen, die geen enkele zwakheid
bezitten, nooit veel kans by vrouwen kunnen
hebben. Ik kon je niet uitstaan ais krachtmensch,
maar ik begon voor je te voelen, toen je zoo
zielig in dien stoel zat, ik za^ je opeens heel
anders, ik kreeg behoefte om je te troosten en
te helpen, je was van die gekke ple-d-de-stalle
gevallen van mannelijke verhevenheid, je was
kortom, een beetje 'n kleine jongen geworden.
Een vrouw houdt ervan, als een sterke man
soms net 'n kleine jongen is, dien ze kon koes
teren en troosten en verwennen. Als je ook al
„sterk en stil" was geweest bij een tandarts, zou
je nooit de minste kans bij me gehad hebben!
(Nadruk verboden)
Oplossingen, bijdragen, enz. te richten aan den
Schaakredacteur,
Cruquiusstraat 19, Haarlem.
PROBLEEM No. 852.
F. Krodel (Würzburg).
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kd7, Df3, Tg5, Pbl, Pe6, al, a5, d3, e3,
f4, g2.
Zwart: Kd5, Tel, Lal, Lf5, Pd6, a6, bl,
g3, g6.
Eerste prijs, wedstrijd „Würzburger General-
Anzeiger" (1927).
EINDSPEL No. 75.
In de derde matchparty, gespeeld om het
meesterschap van den Duitschen Schaakbond,
te Neurenbrg 15 Augustus 1930, ontstond na
den 35sten zet van Zwart (d5dl) de volgen
de stand:
Zwart: L. Rödl (Neurenberg).
KUNSTMATIGE UITBARSTING VAN DEN
VESUVIUS.
Ten behoeve der vreemdelingen.
De Napolitanen bedenken van alles om de
buitenlanders te bewegen een bezoek aan hun
stad te brengen. Langzamerhand raakt men
uitgekeken aan den eeuwig rookenden Ve-
sucius. Het blijkt een nog al tam heerschap
te zyn, dat zich nauwelijks de moeite geeft
eens in de zooveel jaar uit te barsten.
De inwoners van het schoone Napels hebben
dat hel goed ingezien en hebben daarom het
plan gevormd een uitbarsting te organiseeren.
Wanneer men bedenkt, dat het Italiaansche
volk vele „meestervuurwerkmakers" telt,
dan zal men begrijpen, dat de pseu-do-ramp
een grootsch schouwspel moet worden.
Artilleristen, chemici, ingenieurs en zelfs de
directeur van het Vesuvius-observatorium, zijn
er bij gehaald en moeten het gemeentebestuur
met raad en daad ter zijde staan.
Nu is het alleen te hopen, dat de vulkaan
het vuurwerk niet probeert na te bootsen,
Want dat zoü noch den Napolitanen noch den
vreemdelingen erg bevallen. Catastrophes zyn
namelijk interessantom er over te lezen,
Ze op een veiiigén afstand mee te maken, is
ook nog niet te versmaden, maar er door
overvallen te worden is een onaangename be
levenis.
Het plan van de stad Napels zal waar
schijnlijk tengevolge hebben, dat men in te
genstelling met nu in de toekomst zal uit
roepen: „Het vuurwerk zien en dan sterven!"
VAN AARDBEIEN,
De aardbei wordt allerwegen wegens haar
heerlijken smaak en wegens hare frisohheid
gekweekt; het is minder bekend, dat haar ook
medische beteekenis toekomt. Voor menschen,
die aan aderverkalking lijden, dus aanleg tot
een beroerte hebben, is in den zomer een aard-
beienkuur aan te bevelen, gelijk in den herfst
een druivenkuur. Men moet echter bedenken,
dat niet iedereen aardbeien verdraagt, daar
deze in vele gevallen de bekende aardbeien
uitslag veroorzaken. Wie daarvoor echter niet
vatbaar is, wat bij de meeste menschen het
geval is doet goed een aardbeienkuur door
te maken. De vruchten moeten dagelijks nuch
ter genoten worden.
De aardbei werkt zuiverend, de kwaadaar
dige urinezuren, de oorzaak van veel gecom
pliceerd lijden, worden door de aardbeien uit
het lichaam verwijderd.
Nuchter genoten aardbeien wekken ook den
eetlust op. Als dessert genoten, werken zij
reinigend op de tanden, wegens haar bijzon
dere chemische samenstelling beter dan alle
tandpoetsmiddelen der wereld.
Wie derhalve aardbeien in zijn tuin heeft,
verkcope ze niet, maar gebruike ze zooveel
mogelijk in zijn huishouding. Het voordeel
voor de gezondheid, dat daardoor wordt ver
kregen, staat in geen verhouding tot het ge
ringe geldbedrag, dat men door den verkoop
ontvangt.
Tegenwoordig is de medische werking der
aardbei een weinig in het vergeetboek ge
raakt. Maar in de oudheid wist men daarvan
meer. De bcschaardbeien, die men vroeger
slechts kende, kwamen in iedere Romeinsche
huishouding als dessert voor. Men betaalde
booge prijzen daarvoor, niet slechts wegens
den voortreffelijken smaak, maar ook om ge
zondheidsredenen.
Wit: L. Engels (Diisseldorf).
Wit is de kwaliteit-vóór, tegeni een pion,
maar de beide verbonden zwarte centrum
pionnen, die bovendien vrij-pionnen zijn, vor
men een macht welke niet te weerstaan is dan
ten koste van een officier. In elk. geval is zoo'n
eindspel zeer leerzaam. Er volgde:
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
Kf2e2
a4a5
Tal—bl
Ke2e2
h2h4
g3—g4
Tblb2
Tb2d2
Td2a2
Ta2al
Kei—e2
Ke2—e3...
TalXdl
Ke3 X e4
Ke4e5
Lg2—f3
Lf3xg4
Lg4—e
Lb7d5
Fc5—b3
Pb3Xa5
Kd6e5
d4d3
Ke5d4
Kd4—c3
Pa5c4
Pc4b2
d3—d2+
Ld5—e4f
d2dlD.
Pb2 xdl j
Lc4Xb5
Pdle3
Pe3Xg4
f7—h5
Lb5d3
Opgegeven.
Want thans kan de zwarte vrije b-pion op-
marcheeren en moet Wit zijn iaatsten officier
offeren, waarna hy tenslotte door tempo-
dwang den h-pion verliest en de zwarte pion
nen g6, h5 gemakkelijk winnen.
848.
I
OPLOSSING PROBLEEM No.
(D r. F. P a 1 i t z s c h).
Stand der stukken:
Wit: Kh7, Dc8, Tb4, Le2, Pd6, d4, g3, g6.
Zwart: Khö, Da4, Ta6, Lb3, Lb6, Pc5, a3, b5,
e6, g4, g5, g-7.
1. Dc8b7, Pc5xb7; 2. Pd6—e8, Lb6Xd4;
3. Pe8xg7f, Ld4Xg7; 4. Le2Xg4 mat.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. v.
Dort en J. A. Schiering, heiden te Haarlem;
H. J. S. Beck en H. de Ruijter, beiden te
Bloemendaal.
HUMOR.
Tafeldame: Nu, kapitein, behoort u ook
tot die zeelieden, die in iedere haven een liefje
hebben?
Kapitein: Dat zou moeilijk gaan mevrouw,
want ik ben nog lang niet in iedere haven
geweest.
De vogelhandelaar spreekt: En toch zijn er
nog bedriegers m de wereld!
- Hoezoo, wat is er dan gebeurd? vraagt zijn
vrouw.
Nou, daar ben ik den halven dag bezig ge
weest om een sijsje voor een kanarievogel te laten
doorgaan en toen ik het eindelijk verkocht had,
heeft die oplichter me met een valschen rijks
daalder betaald.
GOEDE RAAD.
De chef verraste den boekhouder dat hij over
zijn boeken in slaap gevallen was.
Dat is nu de derde maal, dat ik je slapende
vind! zei hij streng.
- Ik hoop, dat u het mij zult vergeven, ant
woordde de boekhouder, ik zal u de waarheid
zeggen, onze baby houdt mij des nachts geregeld
wakker.
|Nu, zou het dan niet beter zijn, dat je hem.
overdag mee naar het kantoor brengt?