KINDERVERHAAL Nieuwe avonfuren van Piepneus en BIbbersnoet. H km m Crisis in Hollywood. Brokjes Levenswijsheid. Langs elkaar. De sterke man. Door G. Th. ROTMAN. SCHAAKRUBRIEK. In 't filmstercentrUm Hollywood Daar gaat het niet zoo byster goed. Men heeft er van malaise last, En op de kleintjes dient gepast! 't Salaris wordt daar flink verlaagd; Iets, wat de „sterren" niet behaagt. Men neemt, van 't geen men eerst hun gaf, Zoo ongeveer een derde af. Het filmsterkoor is, als bekend, Met die verlaging niet content. De dames roepen ach en wee; De heeren doen daar hard aan mee. Het gaat dan ook geweldig straf! Een derde van je weekloon af! Die arme menschen worden door De crisis zwaar getroffen, hoor! Maar als 'k lees, dat Joan Crawford, Die nu van woede tranen stort, Een vierentwintighonderd pop Per week verdient het is geen mop! En John Gilbert, terzelfdertijd Zesduizend pop, een kleinigheid! En Norma Shearer, d' arme ziel, De peuieschil van negen mille Dan denk 'k er zoo het mijne van, En als ik ter vergelijking dan Mijn portmonné eens ommekeer, Den koop'ren inhoud inspecteer, Dan heb ik 't klinkt misschien wat wreed 1 Volstrekt geen meêhj met hun leed! (Nadruk verboden) Talrijk zijn de ongevallen, welke in deze wereld door botsingen worden veroorzaakt. Maar tegenover een enkele botsing staan toch altijd nog tienduizend ontmoetingen, waarbij men langs elkaar heen gaat. En vaak zijn deze laatste gevallen nog tragischer dan de eerste. Ik bedoel nu niet het passeeren van de talrijke onbekenden, die wij dagelijks op onzen weg tegenkomen. Maar er zijn zooveel menschen, op ■wier ontmoeting wij prijs stellen, mienschen, met wie wij graag in aanraking zouden komen en wier omgang wij zoeken, omdat zij belangstellen in dezelfde dingen als wij of met ons door een zelfde gemeenschap verbonden zijn. Het is pijn lijk, met deze menschen in botsing te komen, maar pijnlijker is het nog, wanneer men, on danks alle moeite van weerszijden, het ge- wenschte contact niet kan vinden. Wij voeren in huis of in den vriendenkring een gesprek over het onderwerp van den dag. Er ontspint zich een gedachtenwisseling. Maar in negen van de tien gevallen praat men daarbij langs elkaar heen. Men begrijpt elkaar niet, omdat men elk van een verschillend standpunt uitgaat en elk aan een bepaald gedachtenstel- sel gebonden is. Zulk een gesprek blijft onvruchtbaar. Aan de botsing tusschen de meeningen ontspringt de waarheid, maar wanneer de meeningen elkan der passeeren zonder elkaar aan te raken, is de schermutseling zinneloos. Er bestaat een slag menschen, dat aan de- batteeren behoefte heeft. Querulante naturen, die niet zonder woordentwist kunnen leven. Be roepsboksers in het kampperk van het leven, geestelijke Don Quichots, die bij gebrek aan rid ders een steekspel beginnen tegen schapen en windmolens. Maar er zijn anderen, die het niet om gelijkhebben te doen is, maar die in allen ernst worstelen om een levensopvatting. Zulke menschen stellen uit diepen zielsnood belang in de meening van doo' hen hooggeschatte per sonen, want zij hopen, door hun eigen gedachten aan die van anderen te toetsen, tot klaarheid te zullen komen. Voor zulke naturen is het een inderdaad tra gisch verschijnsel, dat er zoo weinig kans be staat, met het gedachtenleven van medemen- schen in aanraking te komen. Ook wanneer men zich voorneemt, geduldig te luisteren,, nauwlet tend te onderzoeken en eigen vooropgezette op vattingen prijs te geven om zich beter in de tegenovergestelde opvatting te kunnen verplaat sen, gelukt het slechts zelden, het andere standpunt te naderen. Wij menschen denken nu eenmaal groeps gewijze in verschillende categorieën. Geestver wantschap is niet zoozeer een zaak van welover wogen overtuiging als wel van toevalligen aan leg en voorbeschiktheid. Er zijn menschen, die denken met hun gevoel zoo goed als er men schen zijn, die denken met htm verstand. Men kan denken met zijn hersens, maar ook met zijn hart en zelfs met zijn vuist. En dan is er de verschillende waarde, welke men hecht aan een woord. Dezelfde uitdrukking brengt bij den één een geheel andere voorstel ling en een geheel anderen indruk teweeg dan bij den ander. Woorden en uitdrukkingen zijn evenals gedachten en overtuigingen met een warnet van wartels verwikkeld in de duistere diepten van ons bewustzijn, waaruit het opper vlakkige denk- en spreekleven omhoog groeit. Daar, in de diepte, zitten onze meeningen vast, en wie met een handig argument de topblaad- jes afknijpt, raakt de onuitroeibare plant zelf niet. Zoo blijven wij ondanks woord en weder woord aan onze oorspronkelijke overtuiging ge hecht. Slechts menschen van 't zelfde plan kunnen in botsing komen en daardoor een wederzyd- sche en vruchtbare wisselwerking ondergaan. Maar menschen, die volgens verschillende me thoden voelen en denken, blijven op tragische wijze vreemdeling voor elkaar. Zij kunnen el kander beoordeelen, veroordeelen, verketteren misschien, maar deze onderlinge taxatie mist alle waarde. Zij botsen niet tegen elkaar, maar zijn gedoemd langs elkaar te gaan. Langs elkaar heen spreken, naast elkaar leven zonder elkaar ooit te ontmoeten, het is het pijn lijke lot van velen onzer, die elkander genegen zijn en met elkaar door den band der vriend schap of de banden des bloeds zyn verbonden, maai' die voor immer van elkander gescheiden blijven door gebrek aan innerlijk contact. Het is een van de moeilijkste levensopgaven, deze harde werkelijkheid zonder bitterheid te aanvaarden JAMES WHITE. H. G. CANNEGIETER 1 ^7 n, 57. De ooievaar ging als 'n razende te keer, 58. Maar vriend ooievaar zou niet lang van sloeg met z'n vleugels, trok en trok, tot op- z'n vrijheid genieten: er kwam plotseling 'n eens floep! het paaltje uit den grond motorboot aantuffen en een van de daarin sprong. En, terwijl de kikkers, die het touw zittende jongens greep het afhangende koord vasthielden, ploemp, ploemp, onderdoken, nadat en bond het aan het bootje vast. En zoo ver- ze eerst 'n eind mee de hoogte in waren ge- dween de leelijke kikkermoordenaar, tegelijk voerd, ging de ooievaar er klepperend van met de boot, klepperend en achteruit vliegend door, touw en paaltje meesleependen onder luid gejuich van de kikkers. Niemand heeft hem nadien teruggezien. 59. Toen het gejuich der kikkers eindelijk ophield, gaf ik Bibbersnoet een por in haar 60. „Weet je wat?" riep ik, „ik haal gauw zij. We keken elkaar 'n oogenblik aan, en hol- bij m'n baas een ladder!" Zoo gezegd, zoo ge- den toen doodelijk verschrikt naar huisdaan. Ik wist onbemerkt de ladder langs de Weer hadden wij heelemaal mevrouw Goud- achterdeur van mijn baas naar buiten te muis vergeten! Maar gelukkig, ze was nog smokkelen, en even later klom Bibbersnoet al niet thuis! Maar hoe moest Bibbersnoet de ladder op, met de bedoeling dan zoo door weer daarboven komen? Ja, daar stonden we het raam weer naar binnen te glippen. Maar... «iet de handen in ons haar! wat was dat? „Halt!" riep een stem. Janet ontmoette hem het eerst op een partij tje bij kennissen en ze verklaarde naderhand dat ze hem vreeselijk vond. Dit met temeer na druk, omdat het niet heelemaal waar was. Ja, hij ergerde en irriteerde haar, ja, ze waren da delijk begonnen samen te kibbelendat was waar. En dat ze voor niets ter wereld met zóó'n man zou willen trouwen, was evenzeer waar. Doch ergens heel diep verborgen onder dat alles zat een vaag gevoel van sympathie, een trilling van iets warms en gespannens, dat haar tot nu toe vreemd was geweest. Hij was per slot van rekening een man. Maar mijn hemel... hij was het zoo èrg, hij was het zoo demon stratief! Iedereen kon je vertellen, hoe flink hij rich had opgewerkt van arbeidersjongen tot groot fabrikant. Iedereen had den mond vol over zijn arbeidskracht, zijn energie, rijn karaktervast heid. Die man scheen een incarnatie van kracht en mannelijkheid. Honderd jaar geleden zouden alle meisjes aan zijn voeten hebben gelegen. Heden ten dage zijn er teveel meisjes, die zelf iets pre- steeren, zich heelemaal niet de mindere voelen van een sterken man en woedend warden, als hij ze wenscht te behandelen van de verheven grootheid van zijn sterke-man-pied-de-stalle. Bij Janet heb je geen kans! zei een wederzijd- sche kennis een tijdje later tegen Jim Gray, toen het gesprek op haar kwam. Vreemd eigenlijk... maar dat meisje, zoo flink en intelligent ais ze is, schijnt verliefd te zijn op een kwast als Ar thur Landom, Ken je hem niet? Och, geen kwade jongen, tennist goed, ziet er aardig uit, zoo'n beetje verwend en lastig kindhoopen meis jes zijn dol op hem en vrouwen ookmaar dat juist een meisje als Janet hem zoo graag magik denk, dat het een soort moeder lijkheids-complex is. Zulke hard werkende, ongetrouwde, onafhankelijke meisjes moeten toch ergens heen met hun moeder-instinct. Jim zei er niet veel op. Voor niets ter wereld zou hij hebben erkend, hoe ellendig hij het vond, dat Janet hem zoo onsympathiek scheen te vin den. Nooit had hij gedacht, dat hy op een meisje als zij, met haar moderne ideeën, haar resoluut heid en onafhankelijkheid, verliefd zou worden. Maar het was gebeurd. Al de lieve, zachte, huise lijke meisjes, die toch zijn ,type" waren, hadden hem koud gelaten, zoodat hij zich soms afvroeg of hij dan nooit eens in ernst verliefd zou wor den. En nu had zij, die kleine heks, die weigerde aanbiddend naar hem op te zien en spottende dingen zei over die „sterke en stille mannen", waar ouderwetsche vrouwen mee dweepten, zijn heele denken in beslag genomen. Het was 'n allerellendigste geschiedenis. Hij zag er niets beters op, dan alles te doen, wat hij kon, om Hij was nooit een man geweest, die hield van haar te imponeeren. publiciteit, doch in de volgende weken werd hij aanmerkelijk toegankelijker voor persvertegen woordigers. Interviews, artikelen met groote op schriften: Oordeel van J. Gray over de crisis, „Interview met J. Gray, zal de politiek van de groot-industrieelen invloed uitoefenen op", enz. enz., verhalen over zijn jeugd, zijn opgang, zijn macht en invloed, foto's en lofredenen op de di verse weldadigheids-instellingen, die hun bestaan aan hem dankten, op de houding, die hij tegen over het arbeiders-vraagstuk innam en zoo meer, verschenen in de groote bladen en bereikten Ja- Na- drie weken kon zy J. Gray niet meer zien of luchten! Bij iedere ontmoeting werd ze koe ler en hatelijker tegen hem en iedereen sprak er over, dat zij misschien zou trouwen met Landom, hetgeen Jim heelemaal vertwijfeld maakte. Toen kwam bij al deze rampen nog een andere: Kiespijn. Jim Gray nu was een man, die in zijn leven honger en koude had gekend, die stakingsrelle tjes had meegemaakt, vechtpartijen, gevaren v. allerlei soort, zonder een spier te vertrekken. Hij toonde geen zenuwachtigheid, als er een beurs- paniek uitbrak, die hem kon ruïneeren, hij was al eens failliet geweest en had zich er weer boven op gewerkt, zonder dat iemand veel aan hem had gemerkt, kortom hij was werkelijk een krachtige figuur, maar hij was doodsbang voor tandartsen. Een week lang bevocht hij de kwelling van zijn kiespijn op allerlei manieren. Toen zag hij in, dat een bezoek aan den tandarts onvermij delijk was, vooral daar hij over eenige dagen Janet hoopte te ontmoeten op een partijtje en dit niet wilde misloopen, hoe onaardig ze ook altijd was. Hij wandelde dus naar zijn tandarts, doch ontsnapte nog net, voordat de deur werd geopend. De pijn was opieens verdwenen, hij besloot op gewekt, het bezoek nog uit te stellen, wandelde een eindje en viel toen bijna in elkaar, zoo'n heslche pijn als plotseling in zijn mond, zijn rechterwang, zijn heele hoofd woedde. En toen hij, vertwijfeld om zich heen keek naar een taxi! om naar zijn tandarts terug te keeren, zag hij dat het toeval hem vlak voor een huis had ge bracht, waarop een emaille bordje met het woord: „Tandheelkundige kliniek" onder lei ding van Dr. Sewes, hem als een beschikking van het noodlot voorkwam. Hij trad binnen en kwam in een kamer vol bleeke menschen met gezwollen wangen, treu rige oogen en gedampte stemmen. Hij trachtte een tijdschrift te lezen, dat precies vijftig jaar geleden was uitgekomen, toen een kreet uit de kamer ernaast hem als met zweepslagen weg joeg. Doch vlak bij de reddende voordeur zei een stern naast hem: „Hierin meneer, U loopt ver keerd". J. Gra-y ging de kamer van den tandarts bin nen, zooals een arme vervolgde de martelkamer. Blindelings strompelde hij naar den beruchten stoel en steunde: „Het doet erg pijn, doktermaar verdoof het alsjeblieftik zeg eerlijk, dat ik als de dood ben voor trekken en boren vind ik nog erger.liefst had ik, dat U me maar iets ver- doovends gaf. Hij zat daar ais een jammerlijk hoopje mensch, met zijn gezwollen wang, angstige oogen en benepen stemgeluid. Toen zei een stem, die hem electriseerde: „Wtees maar niet bang, ik za-I U geen pijn doen". Hij sprong op en keek. Naast hem stond in flatteuse witte jas gekleed, een glimlachje om den mond, Janet. U! steunde Jim, dat ontbrak er aan... maar hier dan niet een Dr. Sewes? Dat is mijn compagnon, zei Janet, wist U dan niet, dat ik tandarts ben? Laat me eens kijken, waar het zit? O maarneenonmogelijk Waarom onmogelijk vroeg J-arspt en haar oogen tintelden van plezier. UU kunt toch niet in mijn mond gaan scharrelen, stamelde Jim. —Dat is mijn vak, zei Janet effen. Kom En meteen liet ze zijn stoel achterover vallen, zoodat hij verschrikt achterover tuimelde. Ziet er leelijk uit, zei Janet, wanneer was U het laatst bij een tandarts? Acht jaar geleden, bekende Jim. Zy lachte. Dat kan men zien. Ik zal vier kiezen moeten ploanbeeren en ik zou U raden er nog één te laten trekken, dan zet ik er twee valsche vooi in de plaats met een brug en Jim luisterde naar haar als in een benauwden droom. Nu was het uit, voorgoed uit. Zijn laatste hoop vervloog. O noodlot, hy die alles gedaan had om haar te imponeeren, hij zat hier, jam merlijk en doodsbang en zij merkte het best en wegloopen kon hy ook al niet, dat zou nog erger zijn Zullen we dan ehmorgen met de be handeling beginnen? vroeg hij, ik heb het na melijk erg druk met zaken en Neen, we beginnen dadelijk, zei Janete het heeft al véél te lang geduurd, voordat U moed genoeg verzameld had om naar een tandarts te gaan. Jim zweeg, verpletterd. Ze had hem door! Hij liet zich behandelen en deed al zijn best om zijn doodsangsten voor tang en boormachine te verbergen en niet al te luid te schreeuwen en nu en dan met bleek gelaat en verwrongen mond grapjes te maken tusschen de martelingen in. Eindelijk zei ze: Zoo, morgen de rest. Komt UZe keek na in een boek, komt U om twee uur, dan heb ik flink tijd voor U. Jim Gray placht afspraken met tandartsen te vergeten met een grondigheid, merkwaardig voor een man met een beroemd geheugen. Maar deze afspraak kon hij niet vergeten zonder de kans te loopen Janet voorgoed boos te maken. Hij kwam dus als een lam, een week achter elkander. Ze was vriendelijker voor hem, dan hij haar ooit had meegemaakt. Natuurlijkeen patiëntwaar ze medelijden mee heeft, dacht hij bitter. Maar achting kan ze toch niet meer hébben voor me, hierna. Doch toen de behan deling was afgeloopen en voor het éérst in zijn leven wist hij niet, of hij daar wel blij om was bleef ze even vriendelijk tegen hem. Ja, weldra was er geen twijfel meer aan: ze was volkomen van meening veranderd. Hoe kun je mij liefhebben? vroeg hij, toen ze verloofd waren. Een man, die laf is. Onzin, zei ze, je bent allesbehalve laf, dat heb je dikwijls genoeg bewezen. Tandartsen zijn je zwakke punt. Je bent de eenige niet! Maar ik dacht, .dat je geen zwak punt bezat en leer van mij, dat mannen, die geen enkele zwakheid bezitten, nooit veel kans by vrouwen kunnen hebben. Ik kon je niet uitstaan ais krachtmensch, maar ik begon voor je te voelen, toen je zoo zielig in dien stoel zat, ik za^ je opeens heel anders, ik kreeg behoefte om je te troosten en te helpen, je was van die gekke ple-d-de-stalle gevallen van mannelijke verhevenheid, je was kortom, een beetje 'n kleine jongen geworden. Een vrouw houdt ervan, als een sterke man soms net 'n kleine jongen is, dien ze kon koes teren en troosten en verwennen. Als je ook al „sterk en stil" was geweest bij een tandarts, zou je nooit de minste kans bij me gehad hebben! (Nadruk verboden) Oplossingen, bijdragen, enz. te richten aan den Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem. PROBLEEM No. 852. F. Krodel (Würzburg). Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kd7, Df3, Tg5, Pbl, Pe6, al, a5, d3, e3, f4, g2. Zwart: Kd5, Tel, Lal, Lf5, Pd6, a6, bl, g3, g6. Eerste prijs, wedstrijd „Würzburger General- Anzeiger" (1927). EINDSPEL No. 75. In de derde matchparty, gespeeld om het meesterschap van den Duitschen Schaakbond, te Neurenbrg 15 Augustus 1930, ontstond na den 35sten zet van Zwart (d5dl) de volgen de stand: Zwart: L. Rödl (Neurenberg). KUNSTMATIGE UITBARSTING VAN DEN VESUVIUS. Ten behoeve der vreemdelingen. De Napolitanen bedenken van alles om de buitenlanders te bewegen een bezoek aan hun stad te brengen. Langzamerhand raakt men uitgekeken aan den eeuwig rookenden Ve- sucius. Het blijkt een nog al tam heerschap te zyn, dat zich nauwelijks de moeite geeft eens in de zooveel jaar uit te barsten. De inwoners van het schoone Napels hebben dat hel goed ingezien en hebben daarom het plan gevormd een uitbarsting te organiseeren. Wanneer men bedenkt, dat het Italiaansche volk vele „meestervuurwerkmakers" telt, dan zal men begrijpen, dat de pseu-do-ramp een grootsch schouwspel moet worden. Artilleristen, chemici, ingenieurs en zelfs de directeur van het Vesuvius-observatorium, zijn er bij gehaald en moeten het gemeentebestuur met raad en daad ter zijde staan. Nu is het alleen te hopen, dat de vulkaan het vuurwerk niet probeert na te bootsen, Want dat zoü noch den Napolitanen noch den vreemdelingen erg bevallen. Catastrophes zyn namelijk interessantom er over te lezen, Ze op een veiiigén afstand mee te maken, is ook nog niet te versmaden, maar er door overvallen te worden is een onaangename be levenis. Het plan van de stad Napels zal waar schijnlijk tengevolge hebben, dat men in te genstelling met nu in de toekomst zal uit roepen: „Het vuurwerk zien en dan sterven!" VAN AARDBEIEN, De aardbei wordt allerwegen wegens haar heerlijken smaak en wegens hare frisohheid gekweekt; het is minder bekend, dat haar ook medische beteekenis toekomt. Voor menschen, die aan aderverkalking lijden, dus aanleg tot een beroerte hebben, is in den zomer een aard- beienkuur aan te bevelen, gelijk in den herfst een druivenkuur. Men moet echter bedenken, dat niet iedereen aardbeien verdraagt, daar deze in vele gevallen de bekende aardbeien uitslag veroorzaken. Wie daarvoor echter niet vatbaar is, wat bij de meeste menschen het geval is doet goed een aardbeienkuur door te maken. De vruchten moeten dagelijks nuch ter genoten worden. De aardbei werkt zuiverend, de kwaadaar dige urinezuren, de oorzaak van veel gecom pliceerd lijden, worden door de aardbeien uit het lichaam verwijderd. Nuchter genoten aardbeien wekken ook den eetlust op. Als dessert genoten, werken zij reinigend op de tanden, wegens haar bijzon dere chemische samenstelling beter dan alle tandpoetsmiddelen der wereld. Wie derhalve aardbeien in zijn tuin heeft, verkcope ze niet, maar gebruike ze zooveel mogelijk in zijn huishouding. Het voordeel voor de gezondheid, dat daardoor wordt ver kregen, staat in geen verhouding tot het ge ringe geldbedrag, dat men door den verkoop ontvangt. Tegenwoordig is de medische werking der aardbei een weinig in het vergeetboek ge raakt. Maar in de oudheid wist men daarvan meer. De bcschaardbeien, die men vroeger slechts kende, kwamen in iedere Romeinsche huishouding als dessert voor. Men betaalde booge prijzen daarvoor, niet slechts wegens den voortreffelijken smaak, maar ook om ge zondheidsredenen. Wit: L. Engels (Diisseldorf). Wit is de kwaliteit-vóór, tegeni een pion, maar de beide verbonden zwarte centrum pionnen, die bovendien vrij-pionnen zijn, vor men een macht welke niet te weerstaan is dan ten koste van een officier. In elk. geval is zoo'n eindspel zeer leerzaam. Er volgde: 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. Kf2e2 a4a5 Tal—bl Ke2e2 h2h4 g3—g4 Tblb2 Tb2d2 Td2a2 Ta2al Kei—e2 Ke2—e3... TalXdl Ke3 X e4 Ke4e5 Lg2—f3 Lf3xg4 Lg4—e Lb7d5 Fc5—b3 Pb3Xa5 Kd6e5 d4d3 Ke5d4 Kd4—c3 Pa5c4 Pc4b2 d3—d2+ Ld5—e4f d2dlD. Pb2 xdl j Lc4Xb5 Pdle3 Pe3Xg4 f7—h5 Lb5d3 Opgegeven. Want thans kan de zwarte vrije b-pion op- marcheeren en moet Wit zijn iaatsten officier offeren, waarna hy tenslotte door tempo- dwang den h-pion verliest en de zwarte pion nen g6, h5 gemakkelijk winnen. 848. I OPLOSSING PROBLEEM No. (D r. F. P a 1 i t z s c h). Stand der stukken: Wit: Kh7, Dc8, Tb4, Le2, Pd6, d4, g3, g6. Zwart: Khö, Da4, Ta6, Lb3, Lb6, Pc5, a3, b5, e6, g4, g5, g-7. 1. Dc8b7, Pc5xb7; 2. Pd6—e8, Lb6Xd4; 3. Pe8xg7f, Ld4Xg7; 4. Le2Xg4 mat. Goede oplossing ontvangen van: H. W. v. Dort en J. A. Schiering, heiden te Haarlem; H. J. S. Beck en H. de Ruijter, beiden te Bloemendaal. HUMOR. Tafeldame: Nu, kapitein, behoort u ook tot die zeelieden, die in iedere haven een liefje hebben? Kapitein: Dat zou moeilijk gaan mevrouw, want ik ben nog lang niet in iedere haven geweest. De vogelhandelaar spreekt: En toch zijn er nog bedriegers m de wereld! - Hoezoo, wat is er dan gebeurd? vraagt zijn vrouw. Nou, daar ben ik den halven dag bezig ge weest om een sijsje voor een kanarievogel te laten doorgaan en toen ik het eindelijk verkocht had, heeft die oplichter me met een valschen rijks daalder betaald. GOEDE RAAD. De chef verraste den boekhouder dat hij over zijn boeken in slaap gevallen was. Dat is nu de derde maal, dat ik je slapende vind! zei hij streng. - Ik hoop, dat u het mij zult vergeven, ant woordde de boekhouder, ik zal u de waarheid zeggen, onze baby houdt mij des nachts geregeld wakker. |Nu, zou het dan niet beter zijn, dat je hem. overdag mee naar het kantoor brengt?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 3