KORTVERHAAL
DRIEHONDERD AVONTURIERS
ZOEKEN DIAMANTEN.
DE ZEVEN VETTE JAREN.
MET MACHINEGEWEREN EN GASBOMMEN TEGEN DE
ZUID-AMERIKAANSCHE INDIANEN.
Verloren spel
HOE LANG KAN EEN CRISIS DUREN?
Eenige duizenden menschenlevens in ruil voor wat weeldesteenen
door
HENRY D. FRANK.
Een ontvoering en haar gevolgen.
In een der"g kilometer van Cuyaba (Brazi
lië) gelegen dorpswinkel, die zich in handen
van een zakelijk aangelegden Portugeesch-
Engelschen ha "bloed bevindt en waar de India
nen uit de omgeving hun boodschappen doen,
landbouwproducten tegen tabak, ijzerwaren en
katoenen hemden ruilen, kwam op zekeren dag,
nu drie maanden geleden, een Indiaan binnen.
Op de vraag van den handelaar, wat hij
wenscht, wist hij slechts in een onverstaanbaar
dialect te antwoorden, wijst op voorwerpen, die
hij wil hebben, een paardendeken, een deken,
een bijl en sigaren, waarbij hij uit een verslSten
gordeldoek een leeren buideltje haalt en den
handeaar een steen voorhoudt.
Eén blik is voor den winkelier voldoende om
te zien dat hem hier een diamant van bijzon
dere grootte wordt voorgehouden, een steen
van wel 20 karaat, die meer waard is dan de
geheele inventaris van zijn winkel. Zonder zijn
verrasing te verraden neemt hij den steen in
betaling en de Indiaan verlaat met de ver
langde deken, de bijl, twee groote messen en
een kistje sigaren den winkel. Het is den koop
man duidelijk, dat hij snel moet beslissen. Den
kostbaren steen haastig opbergend, ijlt hij den
Indiaan na, die door een jonge vrouw gevolgd
zoo juist de laatste huizen van het plaatsje
passeert. Enkele minuten later en het paar zou
in de campas verdwenen zijn.
De kleurling ziet hen na, treft gelukkig
Senhor Arajo, den vrederechter aan, die na in
gelicht te zijn, zich bij de vervolging aansli-'t.
Eindelijk is de Indiaan ingehaald die het mes
trekt, doch dadelijk overmeesterd wordt en aan
een verhoor onderworpen. Daar zijn woordge-
brabbel niet te ontraadselen is, wordt zijn met
gezellin ondevraagd. Zij is deemoedig neerge
knield en geeft gewillig in een Indiaansch-Por-
tugeesch koeterwaalsch de bijzonderheden prijs.
Zij behoort tot den stam der Bororos-India-
nen, die in de ontoegankelijke deelen van het
Matto-Grosso massief leeft en reeds met de
Westersche kuituur in aanraking is geweest.
Zjj heeft zelfs in een voorpost van een Katho
lieke missie naaien, wat Portugeesch en enkele
bijbelspreuken geleerd. Haar vader wilde haar
aan een Kazik verkoopen, doch bij de visch-
vangst is zij in handen gekomen van de om
zijn ruwheid beruchte Ciavanti-stam. Daar
onoest zij de vuilste werkjes onder toezicht van
oude vrouwen verrichten. Haar metgezel was
verliefd op haar geworden en met haar, die
slavin van het opperhoofd was geworden, moe
ten vluchten. Ook naar de Bororos kon zij niet
meer terugkeeren, aangezien haar minnaar
daar het slachtoffer van bloedwraak zou zjjn
i geworden. Daarom dwaalden zij weken door
van wegen verstoken gebieden, levende van
wortels en van wild. Den grooten steen en wat
kleeren hadden zij uit de tent van het opper
hoofd meegenomen. De stam der Ciavanti-India-
nen zou over een groote menigte dezer mooie
steenen beschikken, die op talrijke plaatsen
vsfn de Rio das Mortes en de Rio Araguay in
massa's zouden worden gevonden.
Na een kort overleg werden beiden tegen hun
wil naar het plaatsje teruggebracht. Men wees
hun een goed ingericht vertrek toe, waarin zij,
na van levensmiddelen en dranken rijkelijk
voorzien te zijn, het zich Uehagelijk maakten.
Oprichtingsvergadering bij nacht.
Het is nacht geworden, als twee ruiters met
bezweete paarden in Cuyaba aankomen. Voor
De begeerte naar diamanten. Een berg,
ontstaan uit zand, afkomstig uit de centrale
wasscherij van een diamantgroeve.
het niet er van het aartsbisschoppelijk paleis
gelegen huisje van den juwelier en hypotheek
bezorger C. stappen zg af, kloppen vrij luid
ruchtig op de gesloten deur, tot zij door een
slaperigen neger worden binnengelaten. Spoe
dig daarop verschijnen ook de heer des huizes
en zijn zoon, die bij een glas maté, den Zuid-
Amerikaanschen drank bij uitnemendheid, ge
spannen toeluisteren naar hetgeen de vreemde
bezoekers te vertellen hebhen.
De diamant gaat van hand tot hand, veroor
zaakt glanzende oogen en een koortsachtige
opwinding. De vier, die dicht bij elkander zit
ten, beraden fluisterend, urenlang tot de mor
gen aanbreekt. De oprichting van de „Matth-
Grosso-diamant-expeditie" is een beklonkSh
zaak. Maar nu kamt het er op aan, deskun
digen op te zoeken, die. over het nog niet onder
zochte, tusschen de Rio Araguay, Rio Xingu en
Rio das Mortes gelegen en door onafhankelijke
Indianenstammen bewoonde gebied nadere in
lichtingen kunnen geven. Het gaat hier oen een
gebied van ongeveer 220.000 vierkante kilo
meters, dat slechts zelden door een blanke is
betreden, een door rivieren en moerassen door
sneden, van wilde dieren en giftige slangen
femelend oerwoud, waarvan reeds lang de
mare gaat, dat er goud en diamanten aan
wezig zijn.
Tallooze avonturiers hebben die poging, om
het zijn schatten te ontrooven, met hun leven
moeten betalen; ze zijn omgekomen door de
verschrikkelijke vermoeienissen, de koorts en
Zal het er eens in Matta-Grosso ook zoo uit
zien? De geweldige reinigingsinrichting van
een moderne diamantonderneming.
de vergiftige pijlen, die de Indianen uit verbor
gen hinderlagen op hen afschoten. Zelfs door
de regeering uitgezonden, goed uitgeruste expe
dities zijn spoorloos verdwenen.
Deze en duizend andere bezwaren van vak-
menschen schrikken de nieuwe bondgenooten,
die zulk een tastbaar bewijs van de schatkamer
in het oerwoud in handen hebben, niet af. Men
komt met elkaar overeen, den gevangen geno
men Ciavantl-Indiaan als leider te nemen, een
expeditie van grooten omvang uit te rusten en
zich den steun van invloedrijke politici te ver
zekeren.
Zij hebben het geluk, dat sedert enkele dagen
twee leden van de regeering in Cuyaba vertoe
ven om de geschillen aan de Boliviaansche
grens bjj te leggen. Deze worden in het geheim
genomen en zijn, zooals wel te voorzien was,
in vuur en vlam voor het rijkdom belovende
project en met hun hulp komt de zaak spoedig
in orde.
Thans ligt sinds enkele weken aan de Rio
Araguay een flottille kleine motorbooten klaar
om te vertrekken. Vliegeniers wachten het sein
af om op te stijgen en In de daar ontstane
tentenstad bewegen zich meer dan driehonderd
tot aan de tanden bewapende avonturiers, des
kundigen, financiers en leveranciers rond.
Elk uur kan men vertrekken, maar niet voor
dat het in Europa samengestelde serum tegen
vergif van de pijlen der Indianen is aange
komen, waarop men met smart zit te wachten.
Zonder dit serum het oerwoud binnen te drin
gen, zou ondanks machinegeweren en bommen
gelijk staan met zelfmoord plegen. Maar nog
rusten de kostbare ampullen, waar het geluk
ken van de expeditie van afhangt, in het ruim
van een stoomschip, dat den Atlantisehen
Oceaan oversteekt. Veel te langzaam voor het
ongeduld van de menigte, aangegrepen door
een roes, een dorst naar het glinsterende edel
gesteente aan de met malariamuggen verpeste
oevers der Rio Araguay, vreezende om te
komen, wanneer in de klam-warme nachten de
matte trommels der Indianen dreunen, die de
aankomst van de witte duivels tot in de diepste
diepte van het oerwoud signaleeren.
Maar op zekeren dag zal de marsch in het
oerwoud, het opsporen van de kostbare steenen
beginnen, de machinegeweren zullen blaffen,
met honderden tegelijk zullen de Indianen neer-
gemaaid worden. En het eindresultaat zal zijn,
dat er een nieuwe prijsdaling op de diamant
markt zal inzetten, die de hoop van" de in
Matto-Grosso met Indianenvergift en besmet
telijke ziekten kampende avonturiers in één
slag zal vernietigen.
Maar: er zijn al zooveel menschen voor goud
en diamanten gestorven en wat komt het voor
onverantwoordelijke geldschieters, die zelf ach
ter de schermen blijven, er op aan of een paar
duizend Indianen uitgeroeid en het leven van
300 avonturiers op het spel gezet wordt
(Nadruk verboden).
door
JAMES WHITE.
Het was niet geheel toeval, dat Noë Gordon
achter de palmen in den wintertuin zat en het
onderhoud afluisterde tusschen Lilian Davenry
en Arthur Gay. Noë was een modern en zeer
resoluut meisje, zonder sentimentaliteit, zonder
valsche schaamte of verkeerd begrepen be
scheidenheid. Ze hield van Herbert Mallingru,
ze was sinds een half jaar met hem verloofd,
ze wenschte hem te trouwen en dacht er niet
aan, hem zonder slag of stoot af te staan aan
een berekende intrigante, als de mooie Lilian.
Maar ze wist, dat de strijd zwaar zou zijn.
Herbert was verblind en betooverd door Lilian,
men zou hem niet licht ervan kunnen overtui
gen, dat zij hem niet liefhad. Vandaar dat Noë
zonder iets van vrees of afgunst te laten mer
ken, de andere oplettend begon gade te slaan.
Dien morgen had Herbert met haar gespro
ken en had, met veel excuses, hun verloving
feitelijk afgemaakt. Noë was rustig gebleven.
Maar zg gaf den strijd niet op. Nu, op dit
feest, kwam 't toeval haar te hulp. En wat zij
sinds lang vermoedde, werd haar nog duide-
'Ijjker uit het gesprek van Lilian en Arthur.
Inderdaad was Lilians flirten met Herbert
niets dan berekening. Inderdaad was Arthur
waanzinnig verliefd op haar en wanhopig,
toen zij hem ronduit verklaarde, Herbert te
zullen trouwen, als hg zijn verloving afmaak
te en hddr vroeg.
Nog geen twee weken heb je me toch ge
zworen, dat je mij liefhad! riep hij.
Dat is waar, stemde Lilian kalm toe,
ik heb je ook lief. Maar ik ben geen vrouw'
om een middelmatig leventje te leiden. Ik moet
kunnen schitteren, regeeren, een rol vervullen.
Ik moet dat Arthur, begrijp het, ik ben ervoor
geboren!
Arthur keek haar aan met wanhoop en be
wondering.
Dus het is enkel om zijn geld en positie?
Enkel dat, stemde Lilian toe, mijn hart
behoort aan jou, maar ik wil een vrouw van
de wereld zijn. Met zgn naam en fortuin word
ik dat. Kijk niet zoo verwilderd, dwaas, niets
kan ons scheiden!
Ik ben geen man voor zulke minderwaar
dige verhoudingen, barstte Arthur uit.
Ik wil alles of niets.
Maar Lilian wil je me neg éénmaal
ontmoeten
Als je me belooft, dan geen scènes te
maken!
Neen, ik zal geen scènes meer maken, zei
Arthur dof, dat zweer ik.
Noë hoorde daarop, dat zij afspraken in Ar
thur's auto naar buiten te rijden en ergens in
een restaurant in het bosch thee te drinken.
Twee dagen later vermeldden de kranten,
dat Lilian Davenry, de bekende sociëty-schoon-
heid, bij een auto-ongeluk ernstig gekwetst
was. De auto was in razende vaart 'n heuvel
afgereden en te plotter geloopen tegen een
boom.
Arthur Gray, de sportsman, die aan het
stuur zat, werd gedood.
Noë wachtte rustig, totdat zg hoorde, dat
Lilian beterende was. Toen liet zij zich aan
dienen bij haar tegenstandster.
De andere vrouw lag op een rustbank in
haar luxueuse boudoir. Ze had nog een ver
band om het hoofd, dat de helft van haar ge
laat bedekte. Noë zag slechts de linkerhelft,
een prachtig schitterend oog, een wang, waar
van de donzige huid nog wat bleek was en een
stukje van den spottenden mond.
Hoe allerliefst van u, zei Lilian.
Noë ging zitten, zonder de aangeboden hand
te nemen.
Ik kom iets ernstigs met u bespreken,
zei ze. Voordat het ongeluk gebeurde, wist
ik al van uw afspraak met Arthur Gray en....
wel al de rest. Ik zal Herbert daarvan op de
hoogte brengen, tenzij u bereid bent, uw om
gang met hem vrijwillig op te geven.
Het glanzende oog der andere spotte.
En als ik dat niet doe? Wat kunt u
bewijzen
Misschien zeer veel, zei Noë.
Lilian haalde haar schouders op. Hij zal
u niet gelooven. Ik zal hem inprenten, dat u
liegt uit afgunst.
Noë's oogen vlamden. Misschien.... maar ik
denk. dat u zich vergist. Herbert is heel
trotsch. Als ik hem vertel, hoe u over hem
sprak tegen Arthur, zal dat zijn trots wonden
en niets geneest de liefde van een man zoo
snel als gekrenkte ijdelheid. Bovendien kent
Herbert mij, hij weet, dat ik niet lieg.
Lilian zweeg een oogenblik, toen zei ze
langzaam: U zult hem niets zeggen.
En als hij geneigd mocht zijn u te gelooven,
wanneer u toch spreekt, dan zal hg zich even
goed aan mg gebonden voelen op een wijze,
waartegen u niets kunt doen. Vanmorgen heb
ik hem geschreven. Ze wachtte even, de
andere luisterde in spanning toe. Ik schreef,
dat ik hem zijn woord terug gaf.
Noë keek haar verrast aan.
En ik schreef hem de reden, ging Lilian
voort. Een halfuur later was hij bij me en
zwoer, dat niets ter wereld hem zou beletten
mg te trouwen!
Er was even een stilte.
Interesseert U de reden? vroeg Lilian.
Ja, antwoordde Noë kort.
De* andere vrouw bracht langzaam haar hand
naar het verband, dat zij droeg en rukte het af.
Noë slaakte een kreet.
De doktoren hadden het leven dezer vrouw
gered, maar geen dokterakunst ter wereld kon
haar schoonheid meer redden. De ééne helft van
haar gezicht was tot een armzalige vernielde en
jammerlijke caricatuur geworden. Het oog was
blind, de wang was slechts een litteeken, een
stuk van het voorhoofd was ingedrukt.
Noë stond op. Zij was zeer bleek geworden.
Ikzal zwijgen, zei ze. U hebt het ge
wonnen. En zij vluchtte, als om een vreeselijke
nachtmerrie te ontkomen.
Den volgenden morgen werd haar een briefje
gebracht. Ze scheurde het haastig open en las:
U bent het, die gewonnen hebt. Als u dit leest,
ben ik ver wegErgens wil ik me verbergen
voor iedereen, die mij gekend heeft zooals ik
was. Ik heb Herbert mijn gezicht niet laten zien,
en misschien hoopte ik nog tegen beter weten in,
dat hetwel niet zóó afschuwelijk was, als de
spiegel het mij verried. Uw kreet, uw ontzetting,
uw nederlaag, ontnamen mij het laatste straaltje
van hoop. Liever dan als belachelijk terug te
keeren tusschen menschen, die mij ééns hebben
aangebeden, bewonderd of benijd, verberg ik mij
voor hen en voor altijd, hun tenminste een mooie
en lieftallige herinnering latend aan mij.
De herinnering heeft Noë nooit verstoord. Nooit
vertelde zij Herbert, hoe de ongelukkige vrouw er
had uitgezien. In weerwil van haar bekentenis,
stelde Herbert zich haar toch altijd mooi en ver
leidelijk voor. En het was een vrouwelijke teeder-
heid in Noë, dat zij de verslagene tegenstander
dit laatste gunde: in zijn herinnering en die van
anderen, voort- te leven als de stralende mooie,
de betooverende Lilian Davenry.
Een optimistische beschouwing
door
Prof. WILLIAM F. HARRING.
Hoogleeraar aan de Columbia-Universiteit.
Prof. Harrings is in de Ver-
eenigde Staten een bekend ge
leerde en aangezien hij binnen niet
al te langen tijd het einde dei-
wereldcrisis verwacht, zal er voor
zijn opvattingen ook hier ter lande
wel groote belangstelling bestaan.
Wanneer men den economischen toestand
van de wereld, van een land, een bedrijf, enz.
in statistische diagrammen uitdrukt, dan ziet
men telkens hoe de lange, rustig verloopende
golflijnen plotseling door diepe afgronden
worden onderbroken. De rustige golvingen
duiden een tijd van voorspoed aan, waarin
het zakenleven zich ongestoord kan afwikke
len; de scherpe dalingen wijzen op depres
sies, malaises, crisissen. Wat is een crisis nu
eigenlijk? Hoe ontstaat zij, hoe lang doet zij
zich gelden en vooral, wanneer kan men haar
einde verwachten
Een crisis hoe dikwijls is dit woord in de
laatste jaren niet uitgesproken en neergeschre
ven! is een gevolg van het dikwijls zeer
plotseling opkomende besef, dat het gedaan is
met het toenemen van den voorspoed, c'at de
vastheid van de markt niet langer gerecht
vaardigd is, Het eerste gevolg van dit besef
zijn paniekstemming en wanhoop, die het eene
faillissement na het andere veroorzaken, totdat 't
tenslotte bankroeten regent, want 't typeerende van
dit verschijnsel is zijn overeenkomst met een la
wine. Een betere omschrijvng is wel niet denk
baar, ook omdat een lawine, als elke andere
natuurramp, nooit lang duurt. De voor de
hand liggende conclusie zou dus zijn, dat ook
een crisis spoedig voorbij moet zijn.
Deze veronderstelling kan gemakkelijk wor
den gestaafd door voorbeelden uit het verleden.
In minder dan een jaar was de vreeselijke
crisis van 1873 voorbij, die in Weenen begon
en behalve Duitschland en Frankrijk vooral
ook de Vereenigde Staten ernstig schokte. De
Duitsche crisis van 1901 duurde eveneens
slechts een jaar; ongeveer 10 maanden later
deed zij zich echter opnieuw gevoelen bij de
ernstige faillissementen der Leipziger banken.
Ook de crisis in de Angelsaksische landen van
1839 duurde slechts ternauwernood een jaar.
Wjj hebben dus gezien, hoe de crisis de ge
lijkmatige curve van het diagram plotseling
onderbreekt en de lijn snel naar beneden slaat.
Het verleden leert ons nog een andere les: na
een crisis volgt vrijwel nooit direct een tijd
van voorspoed. Eerst komt er een tijd van de
pressie. Dan ziet men geen wilde paniek meer,
geen stroom van faillissementen, doch een
golflijn, die eenigszins lgkt op die van den
voorspoed, doch veel en veel lager ligt. Zij
vertoont geen bijzondere schommelingen; zij
symboliseert de eentonigheid van onverander
lijke armoede en werkloosheid, van de ge
reserveerde houding der geldschieters, die alle
ondernemingslust hebben verloren.
Eerst wanneer de verlaging der rente van
leeningen en hypotheken een feit is geworden,
wanneer de bezitters van sterk in waarde ge
daalde fondsen uit den „goeden" tijd meer en
meer gedwongen worden, deze te gelde te ma
ken, wanneer de prijsdaling der ruwe grond
stoffen de ondernemers er weer toe brengen
om hun krachten, die zoo lang braak moesten
liggen, te ontplooien, dan nadert de depressie
haar einde. Ongetwijfeld gaat het in het begin
uiterst langzaam; nieuwe tegenvallers zullen
niet uitblijven Doch het gaat toch vooruit; de
puinhoopen in den baan der lawine worden
opgeruimd en de curve van het diagram gaat
eerst uiterst langzaam en da® een weinig
sneller naar boven.
Voor ons is het dus de groote vraag, of wij
nog in den crisistijd leven, of in den tijd van
depressie, of zelfs in den tijd van den langza-
men vooruitgang. Die vraag is zeer moeilijk
te beantwoorden. In 1929 is de groote prijsda
ling te New York begonnen; in 1930 maakten
Engeland, Duitschland, Italië en Amerika een
crisis door, die haars gelijke niet heeft; in
1931 volgden het faillissement van de Oosten-
rijksche Kreditanstalt, de staking der Duitsche
betalingen, de moratoria, kortom, de crisis
werd algemeen. Elk van die drie jaren ver
toont alle kenmerken van een ernstigen crisis
tijd en die drie jaren logenstraffen de theorie,
dat een crisis slechts één jaar duurt.
Hoe komt dat? De reden is, dat wat wij nu
beleven, of het nu een crisis is of de daaruit
voortvloeiende depressie, niet alleen uit econo
misch oogpunt kan worden beschouwd. In dat
geval zouden wij begin 1931 reeds een fnerk-
bare verbetering hebben bespeurd. De drie cri
sisjaren zijn daarnaast echter ook te wijten aan
politieke oorzaken. Wat op politiek gebied ver
keerd is geweest», moeten wij, thaois boeten
in den vorm van werkloosheid, een beperkt af
zetgebied en een verminderde productie. Het
„rekenen" met een crisis van één jaar leidt
dus tot verkeerde gevolgtrekkingen in een tijd
als de onze, waarin factoren medewerken,
Waarmede tevoren niemand op economisch ge
bied rekening behoefde te houden.
Daar komen nog de noodlottige tariefmuren,
de kartelverdragen en de prijsovereenkomsten
bij. Daardoor zijn de prijzen en in zekeren zin
ook de loonen kunstmatig hoog gehouden, lang
nadat men de fouten van dit systeem had in
gezien. Hierdoor is het natuurlijke genezings
proces ernstig tegengewerkt, al kon het niet
onmogelijk worden gemaakt. De prijsovereen
komsten kraken reeds in hun voegen, de Bra-
ziliaansche handelsfirma's werpen bijv. de
koffie niet meer in zee, doch doen haar tot
eiken prijs van de hand, ook al ligt die prijs
75 of 80 onder dien, welke in 1928 op de
wereldmarkt werd behaald.
Dat alles is een begin, weliswaar een zeer
klein begin, dat nog niet in staat ié om de
statistische curven van de wereldeconomie te
beïnvloeden, onmerkbaar te zijn op de arbeids
markt, doch dat door grootere stappen zal
worden gevolgd. Dit is onvermijdelijk. Zooais
elke wond eenmaal ophoudt te zweren en door
korstvorming het genezingsproces begint. zoO
ziet men op het met wonden bedekte lichaam
der wereld ook korstvorming, bijv. in den vorm
van onderhandelingen om de rente voor lee
ningen van 1928/1929 of nog vroeger minstens
te halveeren en het bedrag der aflossingen te
verlagen.
Wij denken aan groote werken, die worden
uitgevoerd en niet alleen werk verschaffen,
doch ook de vraag naar ruwe en afgewerkte
producten doen toenemen. Zoo wordt langza
merhand de ondernemingslust weer gestimu
leerd. Als er nu maar geen nieuwe politieke
fouten worden gemaakt en de internationale
samenleving der volkeren voor nieuwe rampen
bewaard blijft; dan mogen wg er op rekenen
dat de moeilijkheden van dezen tijd, die tegelijk
een crisistijd en een tijd van depressie is ge
weest, spoedig ook voor den enkeling merk
baar verminderen. De volgende twee jaar zul
len bewijzen, of mijn optimisme in deze zaak
gerechtvaardigd is of niet. En als we dan even
tueel na de zeven magere jaren weer zeven
vette mochten krijgen, zou er dan ook een ra
dicale verandering komen in de internationale
politieke samenleving 'en in de wijze, waarop
het economische leven wordt geleid? Dat is de
vraag, die na het overwinnen van deze crisis
en depressie op den voorgrond dient te worden
gebracht,
(Nadruk verboden.)
DE GESTORVEN DOCHTER VAN
ROCKEFELLER.
Zij heette Edith MacCormick, geboren Rocke
feller twee schitterende namen volgden el
kaar op haar visitekaartje op. MacCormick
haar eerste, gescheiden man, is niet slechts de
Amerikaansche zaakgelastigde in Zwitserland,
maar ook president van de Trust van land
bouwmachinefabrikanten in Chicago. En over
den naam Rockefeller behoeft men geen woord
te verliezen. Zij heeft als de jongste dochter
van den petroleummagnaat haar leven lang
van den glans geleefd, zonder zich veel om
haar familie, den oorsprong dus van haar
glans, te bekommeren. In haar naam vereenig-
den zich de begrippen van rijkdom en pracht
zij bouwde zich op den rug van ontelbare
banken en concerns, op den rug van millioenen
die voor haar rijkdom werkten, een leven op,
zoo leeg en zinloos, dat er geen voorbeeld van
is.
Vijftien jaar is het geleden, dat zij in Europa
in Zürich, aan de zijde van haar echtgenoot
de zonderlingste figuur was van de aan zon
derlinge figuren zoo rijke diplomatie. Zg ijverde
destijds voor rauwkost iets ongehoords in
die dagen! kleedde zich met voorliefde in
lederen gewaden, bewoog zich met voorliefde
in het gezelschap ven gedeclasseerden van alle
landen. Schandaal op schandaal volgde haar
waar zij ging. Zoo moest het oogenblik wel
komen, dat het tot een breuk tusschen haar
en haar correcten echtgenoot kwam. Nauwe
lijks echter had zij haar vrijheid terug, of zij
gedroeg zich nog uitgelatener en gaf zich aan
een nieuwe hartstocht over, waaraan zij de
laatste tien jaren van haar leven opofferde.
Zg verzamelde om zich heen Russische groot
vorsten. Addellijken aller schakeering, die zon
der een penning op zak, als borden wasschers
of taxi-chauffeurs, .als dansers, of opiumsmok
kelaars, naar New York gekomen waren. Zij
nam hen in haar slot op, waarin zij, omgeven
door duizenden Russische kleinoodiën, huisde;
wendde haar gansche vermogen de millioenen
die zij bezat, ten hunnen bate aan.
Zij bekostigde voor den vorst Jussupoff, een
modesalon, in de 5e Avenue. Jarenlang ver
leende zij een onderdak aan Anastasia, naar
men zegt de dochter van den laatsten Tsaar,
die zich onder haar leiding tot een van de
voornaamste sterren van de New Yorksche
society ontwikkelde.
Het kwam er wellicht niet zooveel op aan,
of al deze adellijken wel „echt" waren, als
zij maar een prachtig klinkenden titel en een
Russische ziel er op na hielden. Zij had voor
haar slot waar o.a. de kroonjuweelen der kei
zerin Katharina bewaard lagen, een omgeving
noodig die tenminste voor honderd procent
echt leek.
Deze merkwaardige liefhebberijen heeft haar
de vriendschap en de hulp van haar vader ge
kost. Toen zij op een goeden dag tot de ont
dekking kwam, dat zij straatarm was gewor
den, keerden haar creaturen, de vorsten en
grootvorsten, zich schouderophalend van haar
af. Jarenlang bewoonde zij daarna een drie
kamerwoning, door zwaar lichamelijk lijden ge
kweld, waaraan zij langzaam ten gronde ging,
ofschoon zij van haar vader, den ouden John
D. die phenomenale levensenergie geërfd scheen
te hebben, die hem tegenwoordig nog tot een
spookachtigen mummi maakt en in het leven
houdt.
HEL TE RUSTEN!
Men was op een jachtocht in Uganda. Het
was alles goed verloopen, men was reeds in
Januari en begon al aan den terugtocht te
denken. Plotseling werd een Engeisch officier
door een kwaadaardige vlieg gestoken en viel
weldra in slaap. Men bracht hem zoo spoedig
mogelijk naar het ziekenhuis, waar hem onmid
dellijk een serum werd ingespoten. De infectie
was echter reeds te ver gevorderd. De officier
was niet meer wakker te krijgen. Maanden
lang zorgden doctoren en verplegend personeel
door het kunstmatig toedienen van voedsel er
voor, dat hij niet verhongerde. Wel wat ver-"
zwakt, maar gezond, ontwaakte de officier in
Augustus j.l., nadat hij een half jaar vast ge-
slapen had.