KORTVERHAAL DRIEHONDERD AVONTURIERS ZOEKEN DIAMANTEN. DE ZEVEN VETTE JAREN. MET MACHINEGEWEREN EN GASBOMMEN TEGEN DE ZUID-AMERIKAANSCHE INDIANEN. Verloren spel HOE LANG KAN EEN CRISIS DUREN? Eenige duizenden menschenlevens in ruil voor wat weeldesteenen door HENRY D. FRANK. Een ontvoering en haar gevolgen. In een der"g kilometer van Cuyaba (Brazi lië) gelegen dorpswinkel, die zich in handen van een zakelijk aangelegden Portugeesch- Engelschen ha "bloed bevindt en waar de India nen uit de omgeving hun boodschappen doen, landbouwproducten tegen tabak, ijzerwaren en katoenen hemden ruilen, kwam op zekeren dag, nu drie maanden geleden, een Indiaan binnen. Op de vraag van den handelaar, wat hij wenscht, wist hij slechts in een onverstaanbaar dialect te antwoorden, wijst op voorwerpen, die hij wil hebben, een paardendeken, een deken, een bijl en sigaren, waarbij hij uit een verslSten gordeldoek een leeren buideltje haalt en den handeaar een steen voorhoudt. Eén blik is voor den winkelier voldoende om te zien dat hem hier een diamant van bijzon dere grootte wordt voorgehouden, een steen van wel 20 karaat, die meer waard is dan de geheele inventaris van zijn winkel. Zonder zijn verrasing te verraden neemt hij den steen in betaling en de Indiaan verlaat met de ver langde deken, de bijl, twee groote messen en een kistje sigaren den winkel. Het is den koop man duidelijk, dat hij snel moet beslissen. Den kostbaren steen haastig opbergend, ijlt hij den Indiaan na, die door een jonge vrouw gevolgd zoo juist de laatste huizen van het plaatsje passeert. Enkele minuten later en het paar zou in de campas verdwenen zijn. De kleurling ziet hen na, treft gelukkig Senhor Arajo, den vrederechter aan, die na in gelicht te zijn, zich bij de vervolging aansli-'t. Eindelijk is de Indiaan ingehaald die het mes trekt, doch dadelijk overmeesterd wordt en aan een verhoor onderworpen. Daar zijn woordge- brabbel niet te ontraadselen is, wordt zijn met gezellin ondevraagd. Zij is deemoedig neerge knield en geeft gewillig in een Indiaansch-Por- tugeesch koeterwaalsch de bijzonderheden prijs. Zij behoort tot den stam der Bororos-India- nen, die in de ontoegankelijke deelen van het Matto-Grosso massief leeft en reeds met de Westersche kuituur in aanraking is geweest. Zjj heeft zelfs in een voorpost van een Katho lieke missie naaien, wat Portugeesch en enkele bijbelspreuken geleerd. Haar vader wilde haar aan een Kazik verkoopen, doch bij de visch- vangst is zij in handen gekomen van de om zijn ruwheid beruchte Ciavanti-stam. Daar onoest zij de vuilste werkjes onder toezicht van oude vrouwen verrichten. Haar metgezel was verliefd op haar geworden en met haar, die slavin van het opperhoofd was geworden, moe ten vluchten. Ook naar de Bororos kon zij niet meer terugkeeren, aangezien haar minnaar daar het slachtoffer van bloedwraak zou zjjn i geworden. Daarom dwaalden zij weken door van wegen verstoken gebieden, levende van wortels en van wild. Den grooten steen en wat kleeren hadden zij uit de tent van het opper hoofd meegenomen. De stam der Ciavanti-India- nen zou over een groote menigte dezer mooie steenen beschikken, die op talrijke plaatsen vsfn de Rio das Mortes en de Rio Araguay in massa's zouden worden gevonden. Na een kort overleg werden beiden tegen hun wil naar het plaatsje teruggebracht. Men wees hun een goed ingericht vertrek toe, waarin zij, na van levensmiddelen en dranken rijkelijk voorzien te zijn, het zich Uehagelijk maakten. Oprichtingsvergadering bij nacht. Het is nacht geworden, als twee ruiters met bezweete paarden in Cuyaba aankomen. Voor De begeerte naar diamanten. Een berg, ontstaan uit zand, afkomstig uit de centrale wasscherij van een diamantgroeve. het niet er van het aartsbisschoppelijk paleis gelegen huisje van den juwelier en hypotheek bezorger C. stappen zg af, kloppen vrij luid ruchtig op de gesloten deur, tot zij door een slaperigen neger worden binnengelaten. Spoe dig daarop verschijnen ook de heer des huizes en zijn zoon, die bij een glas maté, den Zuid- Amerikaanschen drank bij uitnemendheid, ge spannen toeluisteren naar hetgeen de vreemde bezoekers te vertellen hebhen. De diamant gaat van hand tot hand, veroor zaakt glanzende oogen en een koortsachtige opwinding. De vier, die dicht bij elkander zit ten, beraden fluisterend, urenlang tot de mor gen aanbreekt. De oprichting van de „Matth- Grosso-diamant-expeditie" is een beklonkSh zaak. Maar nu kamt het er op aan, deskun digen op te zoeken, die. over het nog niet onder zochte, tusschen de Rio Araguay, Rio Xingu en Rio das Mortes gelegen en door onafhankelijke Indianenstammen bewoonde gebied nadere in lichtingen kunnen geven. Het gaat hier oen een gebied van ongeveer 220.000 vierkante kilo meters, dat slechts zelden door een blanke is betreden, een door rivieren en moerassen door sneden, van wilde dieren en giftige slangen femelend oerwoud, waarvan reeds lang de mare gaat, dat er goud en diamanten aan wezig zijn. Tallooze avonturiers hebben die poging, om het zijn schatten te ontrooven, met hun leven moeten betalen; ze zijn omgekomen door de verschrikkelijke vermoeienissen, de koorts en Zal het er eens in Matta-Grosso ook zoo uit zien? De geweldige reinigingsinrichting van een moderne diamantonderneming. de vergiftige pijlen, die de Indianen uit verbor gen hinderlagen op hen afschoten. Zelfs door de regeering uitgezonden, goed uitgeruste expe dities zijn spoorloos verdwenen. Deze en duizend andere bezwaren van vak- menschen schrikken de nieuwe bondgenooten, die zulk een tastbaar bewijs van de schatkamer in het oerwoud in handen hebben, niet af. Men komt met elkaar overeen, den gevangen geno men Ciavantl-Indiaan als leider te nemen, een expeditie van grooten omvang uit te rusten en zich den steun van invloedrijke politici te ver zekeren. Zij hebben het geluk, dat sedert enkele dagen twee leden van de regeering in Cuyaba vertoe ven om de geschillen aan de Boliviaansche grens bjj te leggen. Deze worden in het geheim genomen en zijn, zooals wel te voorzien was, in vuur en vlam voor het rijkdom belovende project en met hun hulp komt de zaak spoedig in orde. Thans ligt sinds enkele weken aan de Rio Araguay een flottille kleine motorbooten klaar om te vertrekken. Vliegeniers wachten het sein af om op te stijgen en In de daar ontstane tentenstad bewegen zich meer dan driehonderd tot aan de tanden bewapende avonturiers, des kundigen, financiers en leveranciers rond. Elk uur kan men vertrekken, maar niet voor dat het in Europa samengestelde serum tegen vergif van de pijlen der Indianen is aange komen, waarop men met smart zit te wachten. Zonder dit serum het oerwoud binnen te drin gen, zou ondanks machinegeweren en bommen gelijk staan met zelfmoord plegen. Maar nog rusten de kostbare ampullen, waar het geluk ken van de expeditie van afhangt, in het ruim van een stoomschip, dat den Atlantisehen Oceaan oversteekt. Veel te langzaam voor het ongeduld van de menigte, aangegrepen door een roes, een dorst naar het glinsterende edel gesteente aan de met malariamuggen verpeste oevers der Rio Araguay, vreezende om te komen, wanneer in de klam-warme nachten de matte trommels der Indianen dreunen, die de aankomst van de witte duivels tot in de diepste diepte van het oerwoud signaleeren. Maar op zekeren dag zal de marsch in het oerwoud, het opsporen van de kostbare steenen beginnen, de machinegeweren zullen blaffen, met honderden tegelijk zullen de Indianen neer- gemaaid worden. En het eindresultaat zal zijn, dat er een nieuwe prijsdaling op de diamant markt zal inzetten, die de hoop van" de in Matto-Grosso met Indianenvergift en besmet telijke ziekten kampende avonturiers in één slag zal vernietigen. Maar: er zijn al zooveel menschen voor goud en diamanten gestorven en wat komt het voor onverantwoordelijke geldschieters, die zelf ach ter de schermen blijven, er op aan of een paar duizend Indianen uitgeroeid en het leven van 300 avonturiers op het spel gezet wordt (Nadruk verboden). door JAMES WHITE. Het was niet geheel toeval, dat Noë Gordon achter de palmen in den wintertuin zat en het onderhoud afluisterde tusschen Lilian Davenry en Arthur Gay. Noë was een modern en zeer resoluut meisje, zonder sentimentaliteit, zonder valsche schaamte of verkeerd begrepen be scheidenheid. Ze hield van Herbert Mallingru, ze was sinds een half jaar met hem verloofd, ze wenschte hem te trouwen en dacht er niet aan, hem zonder slag of stoot af te staan aan een berekende intrigante, als de mooie Lilian. Maar ze wist, dat de strijd zwaar zou zijn. Herbert was verblind en betooverd door Lilian, men zou hem niet licht ervan kunnen overtui gen, dat zij hem niet liefhad. Vandaar dat Noë zonder iets van vrees of afgunst te laten mer ken, de andere oplettend begon gade te slaan. Dien morgen had Herbert met haar gespro ken en had, met veel excuses, hun verloving feitelijk afgemaakt. Noë was rustig gebleven. Maar zg gaf den strijd niet op. Nu, op dit feest, kwam 't toeval haar te hulp. En wat zij sinds lang vermoedde, werd haar nog duide- 'Ijjker uit het gesprek van Lilian en Arthur. Inderdaad was Lilians flirten met Herbert niets dan berekening. Inderdaad was Arthur waanzinnig verliefd op haar en wanhopig, toen zij hem ronduit verklaarde, Herbert te zullen trouwen, als hg zijn verloving afmaak te en hddr vroeg. Nog geen twee weken heb je me toch ge zworen, dat je mij liefhad! riep hij. Dat is waar, stemde Lilian kalm toe, ik heb je ook lief. Maar ik ben geen vrouw' om een middelmatig leventje te leiden. Ik moet kunnen schitteren, regeeren, een rol vervullen. Ik moet dat Arthur, begrijp het, ik ben ervoor geboren! Arthur keek haar aan met wanhoop en be wondering. Dus het is enkel om zijn geld en positie? Enkel dat, stemde Lilian toe, mijn hart behoort aan jou, maar ik wil een vrouw van de wereld zijn. Met zgn naam en fortuin word ik dat. Kijk niet zoo verwilderd, dwaas, niets kan ons scheiden! Ik ben geen man voor zulke minderwaar dige verhoudingen, barstte Arthur uit. Ik wil alles of niets. Maar Lilian wil je me neg éénmaal ontmoeten Als je me belooft, dan geen scènes te maken! Neen, ik zal geen scènes meer maken, zei Arthur dof, dat zweer ik. Noë hoorde daarop, dat zij afspraken in Ar thur's auto naar buiten te rijden en ergens in een restaurant in het bosch thee te drinken. Twee dagen later vermeldden de kranten, dat Lilian Davenry, de bekende sociëty-schoon- heid, bij een auto-ongeluk ernstig gekwetst was. De auto was in razende vaart 'n heuvel afgereden en te plotter geloopen tegen een boom. Arthur Gray, de sportsman, die aan het stuur zat, werd gedood. Noë wachtte rustig, totdat zg hoorde, dat Lilian beterende was. Toen liet zij zich aan dienen bij haar tegenstandster. De andere vrouw lag op een rustbank in haar luxueuse boudoir. Ze had nog een ver band om het hoofd, dat de helft van haar ge laat bedekte. Noë zag slechts de linkerhelft, een prachtig schitterend oog, een wang, waar van de donzige huid nog wat bleek was en een stukje van den spottenden mond. Hoe allerliefst van u, zei Lilian. Noë ging zitten, zonder de aangeboden hand te nemen. Ik kom iets ernstigs met u bespreken, zei ze. Voordat het ongeluk gebeurde, wist ik al van uw afspraak met Arthur Gray en.... wel al de rest. Ik zal Herbert daarvan op de hoogte brengen, tenzij u bereid bent, uw om gang met hem vrijwillig op te geven. Het glanzende oog der andere spotte. En als ik dat niet doe? Wat kunt u bewijzen Misschien zeer veel, zei Noë. Lilian haalde haar schouders op. Hij zal u niet gelooven. Ik zal hem inprenten, dat u liegt uit afgunst. Noë's oogen vlamden. Misschien.... maar ik denk. dat u zich vergist. Herbert is heel trotsch. Als ik hem vertel, hoe u over hem sprak tegen Arthur, zal dat zijn trots wonden en niets geneest de liefde van een man zoo snel als gekrenkte ijdelheid. Bovendien kent Herbert mij, hij weet, dat ik niet lieg. Lilian zweeg een oogenblik, toen zei ze langzaam: U zult hem niets zeggen. En als hij geneigd mocht zijn u te gelooven, wanneer u toch spreekt, dan zal hg zich even goed aan mg gebonden voelen op een wijze, waartegen u niets kunt doen. Vanmorgen heb ik hem geschreven. Ze wachtte even, de andere luisterde in spanning toe. Ik schreef, dat ik hem zijn woord terug gaf. Noë keek haar verrast aan. En ik schreef hem de reden, ging Lilian voort. Een halfuur later was hij bij me en zwoer, dat niets ter wereld hem zou beletten mg te trouwen! Er was even een stilte. Interesseert U de reden? vroeg Lilian. Ja, antwoordde Noë kort. De* andere vrouw bracht langzaam haar hand naar het verband, dat zij droeg en rukte het af. Noë slaakte een kreet. De doktoren hadden het leven dezer vrouw gered, maar geen dokterakunst ter wereld kon haar schoonheid meer redden. De ééne helft van haar gezicht was tot een armzalige vernielde en jammerlijke caricatuur geworden. Het oog was blind, de wang was slechts een litteeken, een stuk van het voorhoofd was ingedrukt. Noë stond op. Zij was zeer bleek geworden. Ikzal zwijgen, zei ze. U hebt het ge wonnen. En zij vluchtte, als om een vreeselijke nachtmerrie te ontkomen. Den volgenden morgen werd haar een briefje gebracht. Ze scheurde het haastig open en las: U bent het, die gewonnen hebt. Als u dit leest, ben ik ver wegErgens wil ik me verbergen voor iedereen, die mij gekend heeft zooals ik was. Ik heb Herbert mijn gezicht niet laten zien, en misschien hoopte ik nog tegen beter weten in, dat hetwel niet zóó afschuwelijk was, als de spiegel het mij verried. Uw kreet, uw ontzetting, uw nederlaag, ontnamen mij het laatste straaltje van hoop. Liever dan als belachelijk terug te keeren tusschen menschen, die mij ééns hebben aangebeden, bewonderd of benijd, verberg ik mij voor hen en voor altijd, hun tenminste een mooie en lieftallige herinnering latend aan mij. De herinnering heeft Noë nooit verstoord. Nooit vertelde zij Herbert, hoe de ongelukkige vrouw er had uitgezien. In weerwil van haar bekentenis, stelde Herbert zich haar toch altijd mooi en ver leidelijk voor. En het was een vrouwelijke teeder- heid in Noë, dat zij de verslagene tegenstander dit laatste gunde: in zijn herinnering en die van anderen, voort- te leven als de stralende mooie, de betooverende Lilian Davenry. Een optimistische beschouwing door Prof. WILLIAM F. HARRING. Hoogleeraar aan de Columbia-Universiteit. Prof. Harrings is in de Ver- eenigde Staten een bekend ge leerde en aangezien hij binnen niet al te langen tijd het einde dei- wereldcrisis verwacht, zal er voor zijn opvattingen ook hier ter lande wel groote belangstelling bestaan. Wanneer men den economischen toestand van de wereld, van een land, een bedrijf, enz. in statistische diagrammen uitdrukt, dan ziet men telkens hoe de lange, rustig verloopende golflijnen plotseling door diepe afgronden worden onderbroken. De rustige golvingen duiden een tijd van voorspoed aan, waarin het zakenleven zich ongestoord kan afwikke len; de scherpe dalingen wijzen op depres sies, malaises, crisissen. Wat is een crisis nu eigenlijk? Hoe ontstaat zij, hoe lang doet zij zich gelden en vooral, wanneer kan men haar einde verwachten Een crisis hoe dikwijls is dit woord in de laatste jaren niet uitgesproken en neergeschre ven! is een gevolg van het dikwijls zeer plotseling opkomende besef, dat het gedaan is met het toenemen van den voorspoed, c'at de vastheid van de markt niet langer gerecht vaardigd is, Het eerste gevolg van dit besef zijn paniekstemming en wanhoop, die het eene faillissement na het andere veroorzaken, totdat 't tenslotte bankroeten regent, want 't typeerende van dit verschijnsel is zijn overeenkomst met een la wine. Een betere omschrijvng is wel niet denk baar, ook omdat een lawine, als elke andere natuurramp, nooit lang duurt. De voor de hand liggende conclusie zou dus zijn, dat ook een crisis spoedig voorbij moet zijn. Deze veronderstelling kan gemakkelijk wor den gestaafd door voorbeelden uit het verleden. In minder dan een jaar was de vreeselijke crisis van 1873 voorbij, die in Weenen begon en behalve Duitschland en Frankrijk vooral ook de Vereenigde Staten ernstig schokte. De Duitsche crisis van 1901 duurde eveneens slechts een jaar; ongeveer 10 maanden later deed zij zich echter opnieuw gevoelen bij de ernstige faillissementen der Leipziger banken. Ook de crisis in de Angelsaksische landen van 1839 duurde slechts ternauwernood een jaar. Wjj hebben dus gezien, hoe de crisis de ge lijkmatige curve van het diagram plotseling onderbreekt en de lijn snel naar beneden slaat. Het verleden leert ons nog een andere les: na een crisis volgt vrijwel nooit direct een tijd van voorspoed. Eerst komt er een tijd van de pressie. Dan ziet men geen wilde paniek meer, geen stroom van faillissementen, doch een golflijn, die eenigszins lgkt op die van den voorspoed, doch veel en veel lager ligt. Zij vertoont geen bijzondere schommelingen; zij symboliseert de eentonigheid van onverander lijke armoede en werkloosheid, van de ge reserveerde houding der geldschieters, die alle ondernemingslust hebben verloren. Eerst wanneer de verlaging der rente van leeningen en hypotheken een feit is geworden, wanneer de bezitters van sterk in waarde ge daalde fondsen uit den „goeden" tijd meer en meer gedwongen worden, deze te gelde te ma ken, wanneer de prijsdaling der ruwe grond stoffen de ondernemers er weer toe brengen om hun krachten, die zoo lang braak moesten liggen, te ontplooien, dan nadert de depressie haar einde. Ongetwijfeld gaat het in het begin uiterst langzaam; nieuwe tegenvallers zullen niet uitblijven Doch het gaat toch vooruit; de puinhoopen in den baan der lawine worden opgeruimd en de curve van het diagram gaat eerst uiterst langzaam en da® een weinig sneller naar boven. Voor ons is het dus de groote vraag, of wij nog in den crisistijd leven, of in den tijd van depressie, of zelfs in den tijd van den langza- men vooruitgang. Die vraag is zeer moeilijk te beantwoorden. In 1929 is de groote prijsda ling te New York begonnen; in 1930 maakten Engeland, Duitschland, Italië en Amerika een crisis door, die haars gelijke niet heeft; in 1931 volgden het faillissement van de Oosten- rijksche Kreditanstalt, de staking der Duitsche betalingen, de moratoria, kortom, de crisis werd algemeen. Elk van die drie jaren ver toont alle kenmerken van een ernstigen crisis tijd en die drie jaren logenstraffen de theorie, dat een crisis slechts één jaar duurt. Hoe komt dat? De reden is, dat wat wij nu beleven, of het nu een crisis is of de daaruit voortvloeiende depressie, niet alleen uit econo misch oogpunt kan worden beschouwd. In dat geval zouden wij begin 1931 reeds een fnerk- bare verbetering hebben bespeurd. De drie cri sisjaren zijn daarnaast echter ook te wijten aan politieke oorzaken. Wat op politiek gebied ver keerd is geweest», moeten wij, thaois boeten in den vorm van werkloosheid, een beperkt af zetgebied en een verminderde productie. Het „rekenen" met een crisis van één jaar leidt dus tot verkeerde gevolgtrekkingen in een tijd als de onze, waarin factoren medewerken, Waarmede tevoren niemand op economisch ge bied rekening behoefde te houden. Daar komen nog de noodlottige tariefmuren, de kartelverdragen en de prijsovereenkomsten bij. Daardoor zijn de prijzen en in zekeren zin ook de loonen kunstmatig hoog gehouden, lang nadat men de fouten van dit systeem had in gezien. Hierdoor is het natuurlijke genezings proces ernstig tegengewerkt, al kon het niet onmogelijk worden gemaakt. De prijsovereen komsten kraken reeds in hun voegen, de Bra- ziliaansche handelsfirma's werpen bijv. de koffie niet meer in zee, doch doen haar tot eiken prijs van de hand, ook al ligt die prijs 75 of 80 onder dien, welke in 1928 op de wereldmarkt werd behaald. Dat alles is een begin, weliswaar een zeer klein begin, dat nog niet in staat ié om de statistische curven van de wereldeconomie te beïnvloeden, onmerkbaar te zijn op de arbeids markt, doch dat door grootere stappen zal worden gevolgd. Dit is onvermijdelijk. Zooais elke wond eenmaal ophoudt te zweren en door korstvorming het genezingsproces begint. zoO ziet men op het met wonden bedekte lichaam der wereld ook korstvorming, bijv. in den vorm van onderhandelingen om de rente voor lee ningen van 1928/1929 of nog vroeger minstens te halveeren en het bedrag der aflossingen te verlagen. Wij denken aan groote werken, die worden uitgevoerd en niet alleen werk verschaffen, doch ook de vraag naar ruwe en afgewerkte producten doen toenemen. Zoo wordt langza merhand de ondernemingslust weer gestimu leerd. Als er nu maar geen nieuwe politieke fouten worden gemaakt en de internationale samenleving der volkeren voor nieuwe rampen bewaard blijft; dan mogen wg er op rekenen dat de moeilijkheden van dezen tijd, die tegelijk een crisistijd en een tijd van depressie is ge weest, spoedig ook voor den enkeling merk baar verminderen. De volgende twee jaar zul len bewijzen, of mijn optimisme in deze zaak gerechtvaardigd is of niet. En als we dan even tueel na de zeven magere jaren weer zeven vette mochten krijgen, zou er dan ook een ra dicale verandering komen in de internationale politieke samenleving 'en in de wijze, waarop het economische leven wordt geleid? Dat is de vraag, die na het overwinnen van deze crisis en depressie op den voorgrond dient te worden gebracht, (Nadruk verboden.) DE GESTORVEN DOCHTER VAN ROCKEFELLER. Zij heette Edith MacCormick, geboren Rocke feller twee schitterende namen volgden el kaar op haar visitekaartje op. MacCormick haar eerste, gescheiden man, is niet slechts de Amerikaansche zaakgelastigde in Zwitserland, maar ook president van de Trust van land bouwmachinefabrikanten in Chicago. En over den naam Rockefeller behoeft men geen woord te verliezen. Zij heeft als de jongste dochter van den petroleummagnaat haar leven lang van den glans geleefd, zonder zich veel om haar familie, den oorsprong dus van haar glans, te bekommeren. In haar naam vereenig- den zich de begrippen van rijkdom en pracht zij bouwde zich op den rug van ontelbare banken en concerns, op den rug van millioenen die voor haar rijkdom werkten, een leven op, zoo leeg en zinloos, dat er geen voorbeeld van is. Vijftien jaar is het geleden, dat zij in Europa in Zürich, aan de zijde van haar echtgenoot de zonderlingste figuur was van de aan zon derlinge figuren zoo rijke diplomatie. Zg ijverde destijds voor rauwkost iets ongehoords in die dagen! kleedde zich met voorliefde in lederen gewaden, bewoog zich met voorliefde in het gezelschap ven gedeclasseerden van alle landen. Schandaal op schandaal volgde haar waar zij ging. Zoo moest het oogenblik wel komen, dat het tot een breuk tusschen haar en haar correcten echtgenoot kwam. Nauwe lijks echter had zij haar vrijheid terug, of zij gedroeg zich nog uitgelatener en gaf zich aan een nieuwe hartstocht over, waaraan zij de laatste tien jaren van haar leven opofferde. Zg verzamelde om zich heen Russische groot vorsten. Addellijken aller schakeering, die zon der een penning op zak, als borden wasschers of taxi-chauffeurs, .als dansers, of opiumsmok kelaars, naar New York gekomen waren. Zij nam hen in haar slot op, waarin zij, omgeven door duizenden Russische kleinoodiën, huisde; wendde haar gansche vermogen de millioenen die zij bezat, ten hunnen bate aan. Zij bekostigde voor den vorst Jussupoff, een modesalon, in de 5e Avenue. Jarenlang ver leende zij een onderdak aan Anastasia, naar men zegt de dochter van den laatsten Tsaar, die zich onder haar leiding tot een van de voornaamste sterren van de New Yorksche society ontwikkelde. Het kwam er wellicht niet zooveel op aan, of al deze adellijken wel „echt" waren, als zij maar een prachtig klinkenden titel en een Russische ziel er op na hielden. Zij had voor haar slot waar o.a. de kroonjuweelen der kei zerin Katharina bewaard lagen, een omgeving noodig die tenminste voor honderd procent echt leek. Deze merkwaardige liefhebberijen heeft haar de vriendschap en de hulp van haar vader ge kost. Toen zij op een goeden dag tot de ont dekking kwam, dat zij straatarm was gewor den, keerden haar creaturen, de vorsten en grootvorsten, zich schouderophalend van haar af. Jarenlang bewoonde zij daarna een drie kamerwoning, door zwaar lichamelijk lijden ge kweld, waaraan zij langzaam ten gronde ging, ofschoon zij van haar vader, den ouden John D. die phenomenale levensenergie geërfd scheen te hebben, die hem tegenwoordig nog tot een spookachtigen mummi maakt en in het leven houdt. HEL TE RUSTEN! Men was op een jachtocht in Uganda. Het was alles goed verloopen, men was reeds in Januari en begon al aan den terugtocht te denken. Plotseling werd een Engeisch officier door een kwaadaardige vlieg gestoken en viel weldra in slaap. Men bracht hem zoo spoedig mogelijk naar het ziekenhuis, waar hem onmid dellijk een serum werd ingespoten. De infectie was echter reeds te ver gevorderd. De officier was niet meer wakker te krijgen. Maanden lang zorgden doctoren en verplegend personeel door het kunstmatig toedienen van voedsel er voor, dat hij niet verhongerde. Wel wat ver-" zwakt, maar gezond, ontwaakte de officier in Augustus j.l., nadat hij een half jaar vast ge- slapen had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 5