COSEH SCHIEBIKfi -
I Centrale-Verwarming
I Oliestookinrielitingen
DEELNAME AANGEBODEN
Radio-belasting.
TOON EEL.
De goudvink.
PREDIKBEURTEN
Wat hangt ons nu weer boven 't hoofd?
Wie kon dat ooit vermoeden?
Het radio-belasting-ei
Wil men thans uit gaan broeden!
Met Sinterklaas is 't een gepast
En aangenaam cadeautje,
's Rijks kas is leeg, en dus belast
Men ieder radio'tje!
Ik zie de schatters in een geest
Den omtrek al verkennen:
Zij speuren naarstig overal
Naar daken met antennen.
ZU keuren ieder toestel goed,
Of 't zelfgebouwd of duur is;
Maar dat je weer betalen moet,
Is iets, dat wel secuur is!
Ik heb een Supra-super-sup
Twee lampjes en een spoeltje
Geprutst in een sigarenkist,
Enfin, een schitt-rend boeltje!
Toch geeft het nu en dan muziek,
Waarop 'k mij kan vergasten;
Maar is cat nu, sapperdekriek,
Een ding om te beiasten?!
Voorloopig is het vrij bezit
Ons toch nog niet ontnomen.
Het staat gelukkig nog niet vast
Dat hst er dóór zal komen.
Er is wel niet veel veilig, als
De Fiscus vraagt om duiten,
Maar wat men cok belasten wil,
Laat radio er buiten!
„Hendrik IV", tragedie in drie bedrijven,
dcor Luigi Pirandello. Vertaald en toe
gelicht door Mr. H. W. J. M. Keuls.
Spelleiding Louis de Vries. N.V. Het Hol-
landsch Tooneel. Stadsschouwburg,
Zaterdag 29 October.
Wij wezen er in ons vorig nummer reeds op,
dat schrijver en vertaler in dit stuk onrecht doen
aan de historische figuur van Hendrik IV, van
den duitschen keizer en roomsch koning, die in
den strijd met den paus Gregorius VII, onover
wonnen is gestorven. Over en weer hebben Gre
gorius VII (Hildebrand) en deze Hendrik elkan
der afgezet tot twee maal toe, wel een bewijs
hoe weinig afdoende beider aanvankelijke afzet
ting was. Wereldlijke vorsten, hoogere en lagere
adel en bisschoppen van verschillende landen
(met de burger-bevolkingen, behalve met die van
enkele groote steden als, Augsburg, Keulen,
Maagdenburg, Mainz werd nog weinig rekening
gehouden) stonden aan beide kanten, dezelfden
stonden niet eens altijd aan denzelfden kant.
Inderdaad, Hendrik IV is naar Canossa ge
gaan, maar die gang van hem was voor een
deel politiek spel. Dat hij zijn onderwerping
aan het toenmalig hoofd der kerk aanbiedend
te Canossa vier dagen voor de poort moest
wachten, vond niet alleen zijn oorzaak in
's pausen macht en wraakzucht, maar ook in
diens dagenlange onzekerheid omtrent de hou
ding die hij in zijn eigen belang zou aannemen
tegenover het diplomatieke spel van den keizer.
Gregcrius' Anathema heeft niet kunnen verhin
deren, dat dezelfde Hendrik tien jaar later bin
nendrong in Rome, Gregorius deed vluchten naai
de Engelenburg, waarna op 31 Maart 1084 de
dcor Hendrik's toedoen tot tegenpaus verkozen
bisschop Wibert van Ravenna als Klemens III
in den Sint Pieter dezen duitschen keizer
kroonde tot roomsch koning. Hendrik later door
zijn eigen zoon tegen eed en belofte in ver
raden, zond van af zijn sterfbed rijksring en
-zwaard aan dienzelfden zoon toe, uit eigen wil,
zonder dat de banvloek van hem was afgeno
men, maar zonder in werkelijkheid door wien
ook te zijn overwonnen. Hoewel van pauselijke
zijde den zoon verboden werd zijn vader op de
teen gebruikelijke wijze, in een kerk, ter aarde
te bestellen, rust sedert het jaar 1111 zijn stof
felijk overschot in den dom te Spier.
De figuur van Hendrik IV is d.m. door Piran-
delio-Keuls niet begrepen. Maar heeft niet de
tooneelschrijver de dichterlijke vrijheid histori
sche figuren door omvorming geschikt te ma
ken voor de door hem beoogde uitbeelding van
innerlijke roerselen van het menseheiijk hart,
waartoe hem 't theater dient? Tot zekere grens.
Het is hem niet geoorloofd kenmerkende trek
ken van zijn historische figuren uit te wisschen
en aldus de geschiedenis te verminken. Hendrik
IV was niet de slaafsche lafaard die Pirandello
van hem maakte (en Louis de Vries legde er
nog een schepje op) maar een dapper held en
niet een in zijn schulp kruipende slak en huis
tiran, maar een taai strijder. Pirandello laadt
de verdenking op zich Hendrik IV, wiens even
beeld hij ten tooneele voert, zoo verkeerd te heb
ben voorgesteld alleen cm hem in zijn op psy
choanalyse ingesteld stuk te kunnen gebruiken.
En mr. Keuls die opgeeft van Hendrik's hope-
loozen strijd tegen een macht grooter dan hij,
die van kerk en paus, laadt de verdenking op
zich deze averechtsehe geschiedenis-opvatting in
zijne inleiding te hebben neergeschreven om een
paar mooie retorische vergelijkingen te kunnen
maken, tusschen „het duister der (moderne)
menschelijke ziel" met zijn kelder vol gevaar
lijke onbewustheden en „de geheimzinnige sfeer
der middeleeuwen", en tusschen „de macht van
kerk en paus" en de wereld van den schijn,
waartegen het wanhopig vechten is. Of heeft hij
een complimentje willen maken aan onze land-
genooten, die aan reprtstinatie gelooven. Dan is
dit complimentje niet vriendelijk uitgevallen,
want wat met schijn wordt vergeleken heeft wei
nig werkelijkheid.
Pirandello is blijkbaar zeer onder de bekoring
geweest van de ontdekking, dat het terugroepen
in de herinnering van gebeurtenissen, die tot de
verdringing van een complex van aandoeningen
tot in den moordkuil van eens menschen hart
(en zoo tot diens krankzinnigheid) hebben ge
leid, genezing te weeg kan brengen. Dat is in
teressant. Maar raakt het ook ons aandoemngs-
leven, de ziel van ons als toeschouwer? Worden
wij er door ontroerd? Mij dunkt wij raken er
hoogstens door ontsteld of gedrongen tot we
tenschappelijke belangstelling en overdenken
Maar dan zou het stuk als tooneelstuk veroor
deeld zijn. Toch herinneren wij ons eene, jaren
geleden, ook hier gegeven uitbeelding van de
hoofdfiguur waarin de herinnering aan diens
vroegere liefde voor Mathilde onreëel maar fijn
en ontroerend tot uiting kwam, zoodat wi) n'en
deplaise de onncodige poespas die ook toen de
collegegevende dokter in dit stuk vertelt en af
gezien van alle historische onjuistheden diep
ender den indruk naar huis gingen. Ditmaal
deed het stuk ons niets. Dit lag o.i. ook aan
Louis de Vries. Veel te oud gegrimeerd (men kan
als 46-jarige grijs haar hebben van stil verdriet,
maar behoeft dan nog geen oude man te zijn),
meer deciameerend dan sprekend heeft hij ons
geen oogenbiik kunnen meesleepen. Zou dit niet
hieraan liggen, dat Louis de Vries niet liggen
rollen die Veel en fijn nadenken en zich inden
ken vereischen om ze zóó te kunnen vullen met
de eigen menschelijke persoonlijkheid dat deze
daarin opgaat en er niets van eigenliefde over
blijft? Louis de Vries was niet de krankzinnige
en ken dus ook later niet zijn de van zijn krank
zinnigheid genezene, maar hij beeldde de figuur
uit, hij speelde die rol, zonder tegelijkertijd ons
te doen vergeten, dat hij Louis de Vries was.
Echte kunst evenwel is, naar een woord van
Frederik van Eeden, een schepping van dat deel
van het individu, dat vrij is van het persoonlijke.
Naar onzen indruk heeft de Vries met deze ce
rebrale rol gegrepen naar iets buiten zijn bereik.
Van mevr. Royaard ging in deze omstandigheden
ook weinig uit. Haar lieve verschijning doet 't
altijd in elk stuk, maar zulk een verschijning
te zien is ons niet genoeg en ze te bezitten legt
in welk stuk ook grootere plichten op dan hier
werden vervuld. Wij zouden het betreuren als
Louis de Vries met zijn gezelschap in dit genre
doorging.
Zoowel hij als mevr. Royaards ontvingen een
-mooi bloemstuk. Het mooiste bloempje dat wij
menschen kunnen ontvangen, is een klein viooltje
door ons zelf geplukt in het violette bloemperkje
der zelfkennis.
T.
„DE COMEDIE VAN HET GELUK".
Spel in 3 bedrijven van Evreïnow uit
het Russisch vertaald door G. Moor
voor Nederland bewerkt door A.
Defresne. Regie: A. van Dalsum,
Met onverdeelde aandacht, met klimmende
belangstelling in dit werk van Evreïnon, De
fresne en Van Dalsum hebben wij deze voor
stelling bijgewoond.
De titel van het stuk is misschien wel goed
vertaald, maar had ook kunnen luiden; De
illusie van het geluk. Comedie wil oorspronke
lijk zeggen uitgelaten, vroolijke optocht., dat
wordt dit stuk eerst aan het slot als de ge-
heele troep door den grooten Illusionist opge
roepen er een eind aandanst in een carnaval-
feest.
De bedoeling van het stuk is ook niet, dit
alle geluk maar ccmedie- is, want de illusie te
hebben gelukkig te zijn is ook geluk, maar ae
schrijver wil ons in het luchtige rijk, dat iigt
op de grens van waarheid en verdichtsel be
zighouden met ons zelf, ons doen spelen met
het leven, niet in den vorm eener hallucinatie,
maar zoodanig dat hij ons iets voortoovert. dat
hoewel zelf geen werkelijkheid, aan de werke
lijkheid gelijkwaardig is.
Iff illusion is traced to its source, Truth will
be found, heb ik ergens gelezen, d.i.: Illusie
onderzocht naar haar grond, is waarheid.
„Illusie" is niet tegengesteld aan „waar
heid", maar aan ..werkelijkheid". Zoo is ook
een fabel. Door fabels wordt de mensch wijs.
„Werkelijk" is het ding, is de letter. Wie zijn
leven aan dingen en letters ophangt stort zich
in een zee van moeilijkheden en blijft onwijs.
Kunstenaars bij de gratie Gods brengen ons
door fabels, door ilhisie's, door spel tot de
waarheid. Door verbeelding. De groote illu
sionist onder de menschen, die de werkelijk
heid voor hem omtoovert tot beeld en aldus
de achter de werkelijkheid schuilende waarheid
verbeeldt, is de dichter.
„Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee".
Illusie. Verbeelding. Maar als vóórgrond
voor een waarheid. Hoe meer illusie's hoe meer
waarheid; meer ook: hoe meer waarheid des
te meer illusie's.
Het ieven zal zich gaan vullen met de illu
sie's van ons spel. Prachtig: welk honorarium
stelt ge daarvoor in 't vooruitzicht? Want
het is geen kleinigheid: de illusie's van ons
spel zijn sterker dan de illusie's van het leven
zelf! Het is niet alleen de dronken komiek of
een kinderlijk menseh in dit stuk, maar ook
de waarzegster, die ons dit alles onthult. De
waarzegster na hare klanten bedroefden ver
langenden en wanhopigen te hebben aange
hoord, begrijpt, ze alleen gelukkig te kunnen
maken met illusie, en daarop werpt ze eigen
illusionistisch gewaad, haar waarzeggersklee-
dlj af en staat plotseling ten voeten uit ten
tooneele als tooneeidireoteur, die zich drie spe
lers gaat kiezen om te zamen de illusie van
het geluk te brengen, de comedie van het ge
luk te spelen in de huizen dier bedroefden en
verstootenen. Ever, laat de schrijver zien wat
de rauwheid zou ziin van de tot werkelijkheid
geworden illusie's, maar dan gaat het met de
patiënten weer terug naar het rijk der ver
beelding, tot de ontmaskerde tooneelspelers
mèt hen een einde maken aan het spel in de
carnavalsdans, die geen einde is, maar als een
nieuw begin.
Evreïnow is een diepzinnig schrijver, maar
omdat hij ook een groot tooneeldichter is,
geeft hij ons dit alles spelende in. Van Dal
sum, die voorbestemd schijnt om in ons too-
neelleven voortaan vooraan te gaan heeft ook
TECHNISCH BUREAU
in en met dit stuk wederom iets groots ge
presteerd. Het stuk is zoo rijk, samenspel, het
geheel is zoo goed en de hoofdrollen worden zoo
goed vervuld, dat wij er slechts voor gevoelen
aan te raden, dit stuk te gaan zien, waar en
wanneer ook het door dit gezelschap gegeven
wordt. Van Dalsum als waarzegster, deze
prachtcreatie alleen al is een tocht naar den
Schouwburg waard. T.
RUSSISCH BALLET NAAR NEDERLAND.
Groote successen in België en
Duits chland.
Het Russisch Ballet van Monte Carlo, dat
in Juni j.l. ook in Nederland een groote ver
rassing werd en kort daarna te Parijs in
Theatre des Champs Elysées triomfen vierde,
zooals sedert de beste dagen van Diaghiiew's
en Anna Pawlowa's Ballet geen ander Ballet
ensemble ten deel viel, heeft het nieuwe
seizoen ingezet met een aantal gastvoorstel
lingen te Brussel (Palais des Beaux Arts),
Antwerpen (Kon. Vlaamsch'e Opera), Keulen
(Stiidtische Oper), Duisburg (Stadtische Oper)
Düsseldorf, Essen, enz., en eesrdaags onder
auspiciën van impresario Ernst Krauss (onder
wiens leiding ook de tournee in Duitschland
plaats vind) in ons land optreden.
Tot nu toe zijn o.a. vastgesteld: 5 Novem
ber, Amsterdam (Theater Carré); 6 Nov.:
Den Haag (Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen)7 en 10 Nov.: Rotterdam (Groote
Schouwburg); 17 Nov.: Nijmegen (Concert
gebouw); 18 Nov.: Arnhem (Stadsschouw
burg), enz.
GIGLI.
Komt deze groote zanger terug
Na het overweldigend succes, dat Benjamino
Gigli dezer dagen te Amsterdam had, is im
presario Ernst Krauss in onderhandeling ge
treden met den grooten tenor, teneinde nog
in dit seizoen een tweede optreden mogelijk
te maken.
Dit zal waarschijnlijk reeds binnen enkele
weken kunnen plaats vinden. Benjamino Gigli
zal dan vermoedelijk optreden m een opera
(Rigoletto, Tosca of Bohème) of zoo dit plan
niet verwezenlijkt mocht worden, een opera-
concert geven.
Jimmy Stims stond, met een verveeld gezicht
en de handen ui zijn zakken te praten met den
boekhouder van het „Charleston-City'-Hotel,
toen de groote deuren van den ingang werden
opengeworpen en een heer met welgedaan uiter
lijk de hall betrad. H;i werd gevolgd door een
stationskruier, die een zwaren koffer in de hall
deponeerde en vervolgens een afwachtende hou
ding aannam.
De welgedane meneer trad op het loket toe en
Jimmy ging bescheiden en halven meter opzij.
„Ik ben mr. Stanfield van Florida, kan ik hier
vcor eenige dagen een kamer krijgen?" vroeg de
vreemdeling met een eenigszins bo-sr'sch dialect
„Zeker. mr. Stanfield, er zijn in dit seizoen
kamers genoeg open," verzekerde de boekhouder
haastig. Hij legde den vreemdeling een platte
grond voor en deze bepaalde zijn keus bij een
kamer op de eerste verdiep'ng. Terwijl zijn naam
werd ingeschreven, wenkte mr. Stanfield den
kruier tot zich.
„Hoereel?'' vroeg hij kortaf.
„Een dollar, sir," gaf de man ten antwoord.
De nieuwe gast gaf hem vijf en twintig cents
fooi en wendde zich toen opnieuw tot den boek
houder.
„Is er in de buurt een bank, waar ik mijn
contanten kan deponeeren?" informeerde hij met
gedempte stem.
„De Arkansas-bank in Bloomstreet, mr. Stan-
feid, maar indien u wenscht, neemt ook onze
kassier waardepapieren onder berusting, ze zijn
dan tevens verzekerd," gaf de boekhouder ten
antwoord.
„Neen, dan zal ik naar de bank gaan, ik wil
cheques in ruil hebben," besliste de vreemde
ling. „Wilt u me nu mijn kamer even laten
wijzen?"
Op het schellen van den boekhouder verscheen
er een huisknecht, die den koffer opnam en mr.
Stanfield voorging naar de lift. Zoodra zij ver
dwenen waren, plaatste Jimmy zich weer voor
het loket en vervolgde het afgebroken gesprek.
Hoewel hij het korte onderhoud van mr. Stanfield
en den boekhouder schijnbaar aan zich voorbij
had laten gaan, was er een vreemd licht in zijn
oogen gekomen, toen de gast over het deponee
ren van zijn contanten sprak. De geïnteresseerde
uitdrukking was echter bijna onmiddellijk weer
verdwenen en alsof hem de heele zaak niets aan
ging, had hij zich onverschillig afgewend. Tien
minuten nadat de vreemdeling in de lift verdwe
nen was, brak hij het gesprek met den boek
houder af en liep langzaam en loom de trap op
naar de tweede verdieping, waar hij een kamer
binnentrad en zorgvuldig de deur achter zich
sloot.
Op een divan lag een jonge vrouw te lezen en
nu plotseling een en al leven en beweeglijkheid,
bukte Jimmy zich over haar heen en kuste haar
op de wang.
„Werk aan den winkel, May", kondigde hij met
gedempte stem aan.
,Is het waar? Eindelijkviel de jonge vrouw
uit, zich half oprichtend uit haar lustelooze hou
ding. Zij legde het boek naast zich neer en her
nam nieuwsgierig; „Wat is het, Jimmy?"
„Vraag liever: wie is het?" verbeterde Jimmy
en fluisterend, met ©en schittering in zijn blik,
vervolgde hij: „Een nieuwe gast, mr. Stanfield,
uit de provincie. Wat hij hier komt doen weet
ik niet, maar 't is een goudrink. Je weet, dat ik
gevoel heb voor dergeliike lui. 'n Goudvink zeg
ik je!
Een monsterachtige zware, gouden horlogeket
ting op zijn vest en een dikke portefeuille met
banknoten," besloot hij, zich voldaan in de han
den wrijvend.
„Hoe weet je dat?" informeerde de wouw
haastig. v
„Sssst, hij vroeg het adres van een bank om
zijn contanten te deponeeren. Hij wil er cheques
voor in ruil hebben en voor honderd of duizend
dollars geef je je zooveel moeite niet."
„Je hebt gelijk," gaf de jongevrouw hoofdknik-
kend toe en nieuwsgierig hernam ze: „Wat ben
je van plan, Jimmy?"
,,'k Zal hem verlossen van zijn dollars, May.
niet vandaag, maar morgen. Voor heden is de
bank al gesloten, dus hij moet wel wachten. Ik
ben van plan, hem morgen vroeg op te wachten
en te volgen, onderweg doet zich wel een gelegen
heid voor om hem te rollen. Bloomsquare is ta
melijk druk in den morgen en krijg ik geen ge
legenheid, dan maak ik er een."
,Het plannetje is goed," gaf May toe, „en ge
rustige belegging, geen hooge doch zekere rente
in beproefde onderneming. Grondbezit als tegen,
waarde. Aanb. letters T V O Bioemd. Weekblad
vaar is er bijna niet aan verbonden. Een pro
vinciaal.
„Juist een man waar we op hebben gewacht:
een goudvink!" viel Jimmy haar enthousiast in
de rede. „We zullen er voorloopig mee uit de
zorg zijn, May. Het begon anders te pijnen: in
twee maanden tijds niet meer dan een duizend
dollars verdiend Zie je nu wel, dat het geen
kwaad idee van me was om hier te gaan wonen?
Hier krijg je de mooiste tips: een hotel waar
gewoonlijk buitenlui komen. Jammer dat
„Ga door: jammer datdrong May aan,
toen Jimmy aarzelend zweeg.
„Ik bedoel dat het jammer is, dat we nu zul
len moeien verkassenvulde Jimmy aan. „De
man heeft me gezien, morgen zal hij me her
kennen en als hij bemerkt dat hij gerold is, zal
hij spektakel maken en de politie op me af
sturen. We zullen een afspraak maken: ais ik
morgenvroeg wegga, pak jij onzen koffer. Je be
taalt de rekening en laat je ontvallen, dat we
naar Atlanta vertrekken. .Je gaat met den huis
knecht mee naar hst station en als hij weg is
geef je de bagage aan voor Washington. Dan
wacht je tot ik kom."
„En dan?" vroeg May, met een ondoorgronde
lijk licht in haar oogen.
Dan gaan we ook naar Washington Ik heb
er langen tijd naar verlangd daar eens te wer
ken, de stad is overbevolkt met vreemdelingen,
die den President willen zien. Heb je nu be
grepen, ik mr. Stanfield, jij naar het station!"
„Ja, ik weet liet wel, Jimmy, de oude truc, het
kan niet misloopen," verzekerde de jonge vrouw
en Jimmy toeknikkend, greep zij weer naar
haar boek.
Jimmy Stims, „luckie Jim" zooals men hem
in de misdadigerswereld van Charleston noemde,
stond den anderen morgen reeds vroeg op den
hoek van de 7-tfc street. Voor hij „Charleston-
City" verliet had hij May nog.eens duidelijk
voorgehouden wat zij te doen had en haar op
het hart gedrukt, niet van het programma af
te wijken Hij had haar achtergelaten bij een ge-
pakten koffer en terwijl ze gereed stond te gaan
ontbijten en overtuigd van het succes van hun
onderneming, was Jimmy heengegaan.
Nu stond hij te wachten op de „Goudvink".
Jim had zich zoc geplaatst, dat hij den uitgang
van „Charlestcn-City" in het oog ken houden
en zich onmiddellijk verbergen kon als iemand
het hotel verliet. Rustig, loom en verzekerd van
z'ijn prooi, stond hij tegen een lantaarnpaal ge
leund en zich verdiepend in berekeningen, stelde
hjj zich een vangst voor, die hem voor minstens
eenige maanden van alle zorg ontheffen zou.
Jimmy had zoo'n vangst ncodig, hij zat erom
verlegen als om brood May was ongenaakbaar
en onhebbelijk, als er geen geld was om uit te
geven en voor niets was Jim zoo gevoelig en be
vreesd ais voor May's koelheid en toorn. Daar
om zegende hij het oogenbiik, waarop mr. Stan
field in zijn leven verschenen was en in het
diepst van zijn hart voelde hij iets als dankbaar
heid voor den man, dien hij op het punt stond
te berooveii.
Langer dar eer urn- stond „luckie Jim" tegen
den lantaarnpaal geleund, toen hij plotseling
den „Goudvink" het hotel zag verlaten. De man
keek links en rechts cn liep toen de 7-th street
uit in de richting van Jimmy, den naasten weg
naar Bloomstreet. „Luckie Jim" had zich reeds
teruggetrokken in een portiek, kalm afwachtend,
welke kansen de ander hem bieden zou om zijn
slag te slaan.
Hij zag den „Goudvink" den hoek omkomen
en de straat inwandelen en zoo gauw hij de por
tiek was gepasseerd kwam Jimmy te voorschijn.
Met de handen in zijn zakken ging hij den an
der na. zijn blik naar den grond gericht en toch
zijn prooi niet uit het oog verliezend. Jim had
er zich op voorbereid, dat hij 'n gelegenheid
om den anc'er te berooven zou moeten scheppen,
en zelfs had hij zich reeds een plan gevormd
om zoo ncodig een volksoploop rond den buiten
man samen te trekken maar spoedig bleek
zoowel het, een als hst ander overbodig te zijn.
Op een hoek van de straat bleef de welgedane
provinciaal besluiteloos staan en keek hulp
zoekend om zich heen. Jimmy naderde hem
loom, onverschillig en met een verloren blik in
de verte.
„Kunt u mij misschien den weg ook wijzen
naar Bloomstreet?" sprak mr. Stanfield hem
aan.
„Naar Bloomstreet?" vroeg „Luckie Jim,"
quasi-opschrikkend uit zijn gepeins. Hij wierp
den vreemdeling een verrasten blik toe en ant
woordde beleefd.
„Als u mij vergezellen wilt, komt u er vanzelf,
ik moet Bloomstreet passeeren op mijn weg.
Als ik me niet vergis, komt u me bekend
„Ja, ja," viel mr. Stanfield haastig in met
hartelijke stem. „we kennen elkaar, we kennen
elkaar. U logeert evenals ik, in Charleston-
City, gisteren heb ik u daar tenminste aange
troffen. Ik herkende u direct, toen ik u zag en
daaromhm. ik vraag liever den weg aan
een vertrouwde dan aan een volslagen vreemde
in dezen tijd."
„U heeft gelijk, men kan in een vreemde stad
niet te voorzichtig zijn," stemde Jimmy belsefd
in en doorloopend vervolgc'e hij: Gaat u maar
mee, binnen tien minuten is u waar u zijn
moet, mr Stanfield."
Terwijl zij voortliepen, kwam er een triom
fantelijk licht in Jimmy's blik. „De Goudvink"
had zichzelf zonder eenigen argwaan of moeite
aan hem overgeleverd en hij twijfelde er niet
meer aan, of het zou hem gelukken zijn vangst
kaal te plukken Een gesprek aanknoopend over
het weer en over het groote-stacsleven, sloeg
Jim de richt-ng in van Newgate-markt waar in
den morgen een massa menschen verzameld wa
ren. De vreemdeling liet zich gewillig leiden en
weldra bevonden zij zich temidden van een woe
lige crukte, waarin zij zich slechts met moeite
bewegen konden.
Hier zag „Luckie Jim" plotseling zijn kans
schoon. Met opzet had hij mr. Stanfield naar
een punt geleid, waar de menschenstroom zich
in drie richtingen kru'ste en terwijl zij van voor
en van achter en van opzij werden opgedrongen,
stak Jimmy zijn geoefende vingers in c'-iens bin
nenzak en haalde er een dikke portefeuille uit,
die hij haastig en ongemerkt wegstopte. Toen
maakte hij met beide ellebogen ruim baan en
wenkte den vreemdeling hem te volgen.
Hijgend en puffend kwam mr. Stanfield uit
de drukte vandaan
„Phoe," viel hij uit. „in de stad is het ook
niet alles."
„Neen, in de stad is het ook niet alles," echode
Zondag 6 November.
Eglise Wallonne, Begijnhof.
Dimanche 6 Nov.
10 hrs. 30 Service.
11 hrs. 30 Ste Cêne.
12 hrs. Service des enfants.
20 hrs. Service d'Actions de Graces.
Vendredi 11 Nov.
20 hrs. Service.
Ned. Herv. Kerk, Bloemendaal.
V.m. 10 uur Ds. J. C. van Dijk.
Heilig Avondmaal.
Nm. 5 uur Ds. J. C. van Dijk.
Jeugddienst in het Jeugdhuis.
V.m. 10 uur de heer W. F. G. Dankbaar.
Overveen.
Vm. 10 uur Ds. W. van Limburgh,
Pred. te Amsterdam.
Donderdag 10 November de heer K. Koopman,
Bijbellezing.
Religieuze Kring Aerdenhout.
V.m. 10.30 uur Ds. Tjalsma,
Rem. Pred. te Leiden.
Ned. Herv. Kerkgenootschap,
Santpoort.
Van. 10 uur geen dienst.
Des avonds zeven uur Prof. Dr. G. A. van den
Bergh van Eysinga „Satan's heerlijk
heden". Mt. 4, vs. 8. Extra collecte kerk.
Ned. Hervormde Evangelisatie
te Santpoort.
V.m. 10 uur J. Fortgeras, Haarlem N.
N.m. 5 uur Ds. P. W. Foeken, Haarlem.
Geref. Kerk in Hersteld Verband.
Geb. Bethel te Santpoort, YVüstelaan.
V.m. 10 uur, Ds. G. IV. v. Deth. Bediening H.
Avondmaal.
De Vrije Katholieke Kerk,
Popellaan, Kinlieimpark.
V.m. 10.30 Gezongen H. Mis.
Donderdag 10 Nov.
V.m. 7.30 Gesproken H. Mis.
Woensdag 9 Nov.
N.m. 8 uur, Completen en Lof.
Jimmy met een grijns. Hij liep nog eenige pas
sen voort tot aan den hoek van een straat en
stilstaande hernam hij: „De eerste straat aan
uw rechterhand is Bloomstreet, mr. Stanfield.
Ik most rechtuit, denkt u de straat te kunnen
vinden?"
„Maar natuurlijk, de eerste rechts, natuurlijk,
ik dank u zeer," antwoordde mr. Stanfield.
„Tot uw dienst," verklaarde Jimmy en beleefd
zijn hoec- afnemend, besloot hij: „goeden dag,
mr. Stanfield, tot genoegen."
„Tot genoeger. antwoordde de vreemdeling
en met een hartelijk hoofdknikken sloeg hü de
straat in.
Jimmy ging verder, nu niet langer loom en
onverschillig, maa' koortsachtig gehaast. Hij
ging naar het station en in de vestibule ge
komen nam hij, voor hij een ticket kocht, de
geroofde portefeuille uit zijn zak. Met branden
den blik en bevende vingers sloeg hij haar open
en haalde den inhoud te voorschijn. Plotseling
ontsnapte hem een onderdrukte kreet: de porte
feuille was gevulc. met krantenpapier en zij be
vatte zelfs de waarc'-e van een enkel dollarbiljet
niet. Met een verdwaasde uitdrukking in zijn
oogen liet Jimmy de kranten vallen en onder
wierp de portefeuille aan een hernieuwd onder
zoek. In een der zijvakjes ontdekte hij een brief
en gedachteloos, verslagen als hij zich voelde,
vouwde hij het schrijven open.
Plotseling kwam er belangstelling in zijn blik
en met open mono van verrassing begon hij te
lezen.
„Meneer de inspecteur! Het verveelt me bij
Jimmy, hij is niet in staat behoorlijk voor me
te zorgen. Als u hem op heeterdaad wilt betrap
pen, neem dan uw intrek in „Charleston-City",
geef u uit voor een provinciaal en laat op een
of andere manier doorschemeren, dat u veel
contant geld bij u hebt. Jimmy zelf zal dan wel
voor de rest zorgen. Ik voeg hier nog bij, dat
„luckie Jim" gezocht wordt door de politie van
Denver, Memphis, St. Louis en Albany, waar hij
zich overal aan zakkenrollen schuldig heeft ge
maakt. Achtend. May X."
Jimmy werd bleek als een doode en machte
loos liet hij de armen vallen. Tegelijk voelde hij
zich op de schouders getikt. Zich omwendend
staarde hij recht in de koele oogen van den wel-
gedanen mr. Stanfielc".
„De Goudvink!" stamelde Jimmy met een
krankzinnige uitdrukking in zijn blik.
„De Goudvink!" bevestigde inspecteur Loock
en Jimmy bil den arm nemend vervolgde hij:
„Buiten wacht een taxi, we zullen het ritje
samen maken, Jim
Slechts langzamerhand scheen „luckie Jim"
tot het begrip te kunnen komen van wat hem
te wachten stond en diep het hoofd buigend,
bracht hij eindelijk met doffe stem uit; „Ja,
samen, wij samen
En willoos, gebroken, liet hij zich wegleiden...
Het komt me voor, dat je zoon huiselijker
is geworden".
Ja, zeker, koffiehuis-elijker.
Jonge man, neem als regel aan, nooit je
geheele salaris op te maken.
Dat doe ik ook niet. Ik gebruik nooit meer
dan tweederde.
Prachtig. De rest breng je zeker naarde
spaarbank?
Nee, die geef ik mijn vrouw voor huis
houdgeld.
Wel gefeliciteerd, professor. Ik hoor, dat Uw
vrouw U tweelingen geschonken heeft. Zijn het
jongens of meisjes?
Voor zoover ik mij herinner, is de een 'n
jongen en de ander 'n meisje. Maar het kan
ook omgekeerd zijnl