TWEEDE BLAD KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA. De zachtmoedige Winter vorst. Brokjes Levenswijsheid. Wij loopen rechtop! Jeugdliefde. SCHAAKRUBRIEK. Geen winter nog! Voor menigeen Een reden tot verblijden: We raken er al mooi doorheen In deze dure tijden. Ja, wien het schaatsenrydersbloed Nog vurig stroomt door d' aderen, Kijkt hoopvol uit naar wintervorst, Maar ziet die nog' niet naderen. Vorst Winter schijnt zich in ons land Voorloopig niet te wagen; Het tipje van zijn neus is al Wat wij tot nu toe zagen. Het is al lente in den tuin. Geen wonder de natuur is Een kleinigheidje in de war, Daar 't heel niet koud en guur is. Je krijgt het in je winterjas Beslist benauwd bij 't kuieren. En voet reeds neiging op een bank In 't bosch wat te gaan luieren. De kachel hoeft maar even aan; Dat is toch wel een voordeel Nu ja, de kolenhandelaar Is minder zacht van oordeel. Maar wie een tijdlang werk'loos loopt En slechts wat steun kan trekken, Die vindt zoo'n winter prettiger Dan steeds maar blauw te bekken! Maar hola! niet te vroeg gejuicht: 't Kan o zoo gauw verkeeren! Straks gaat het weer zijn grilligheid Misschien weer demonstreeren. Het kan wel weer veranderd zijn Nog voor u dit kunt lezen; Dan kunnen we wel allemaal Driekwart bevroren wezen! (nadruk verboden) „Recht op, kind! Hoe vaak heb ik je niet gezegd rechtop te loopen!" Het is een vermaning, die men in alle huis kamers hoort. Wanneer kinderen zich niet klakkeloos bij de bevelen van hun ouders plachten neer te leggen, maar zich rekenschap gaven omtrent hetgeen dezen van hen eischen, zouden ze zich afvragen: „Maar waarom moeten we toch eigenlijk rechtop loopen?" Het is waar: deze vraag zou niet onredelijk wezen. Waarom loopen wy menschen eigenlijk rechtop? Wij vormen een uitzondering op de rest der viervoetige wezens. Zelfs de apen, waarop wij in menig opzicht gelijken, bewegen zich op han den en voeten. En als wij menschen beginnen te leven? Het kind kruipt en als het eindelijk de eerste wan kele stappen op zijn achterpootjes doet, juichen de omstanders trotsch: „Kijk eensi hij loopt!" Loopen, rechtop gaan, moeten we leeren. En het is de moeilijkste les. Want ook de kinde ren, die eindelijk loopen geleerd hebben, gaan bij voorkeur gebukt. Als de ouders en onder wijzers er niet voortdurend op letten, laten zij het hoofd hangen, zitten voorovergebogen en krijgen een krommen rug. Gymnastiek, sport en vermaningen zjjn noodig om te voorkomen, dat de opgroeiende mensch zijn verovering op de natuur weer prijs geeft en terugkeert tot den staat, waarin de overige viervoetige schep sels verkeeren. En zoodra het weerstandsvermogen ver zwakt en de ouderdom tot capitulatie nood zaakt, is het met de kaarsrechte houding ge daan. Weer zakt het lichaam ter aarde, weer doet de neiging zich gelden om te bukken voor de natuur. Rechtop loopen is het weerstreven van de natuur. En voor het weerstreven van de natuur heeft men kracht noodig. En een groote mate van kracht! Waarom loopen wij eigenlijk rechtop? Het is een onnatuurlijke houding. Alles dwingt ons tot bukken en buigen. Als men de kinderen hun gang liet gaan, zaten zij ineengedoken in hun bank en liepen ze krom. Alles dwingt tot bukken en buigen. De aarde trekt ons naar beneden met magnetische kracht. Het leven drukt ons onweerstaanbaar terneer. De natuurlijke houding is de gedrukte houding, niet uitsluitend in lichamelijk opzicht. Het leven is triest en zwaar. Het ligt ons als een centenaarslast op de schouders. Wij voelen den druk der tijden. Nu, in dezen crisistijd Neen, altijd, ook wanneer het geen crisistijd is. Of is het niet immerdoor crisistijd geweest en zal het niet immerdoor crisistijd blijven? Een arme stumper wordt uit zijn woning ge zet- Een meisje raakt onder een vrachtauto. Brute geweldenaars vermorzelen een weer- loozen arbeider onder him rijlaarzen. Dit is zoo en is steeds zoo geweest. En het zal altjjd zoo blijven. Het onrecht zegeviert over het recht, list misbruikt argeloosheid, de zwakke wordt door den sterke vertrapt. Deze algemeene ervaring drukt ons terneder. Wat is de mensch tegenover het heelal, wat tegenover de afschuwelijke ziekten, waar tegen de wetenschap geen baat heeft gevon den, wat tegenover den dood, waartoe wij allen op korten termijn zijn veroordeeld? Het antwoord op deze vraag doet ons moedeloos het hoofd buigen. Wij allen lijden schipbreuk in onze illusies; onze verwachtingen loopen op teleurstelling uit en aan het einde onzer dagen kwelt ons de vraag: waartoe heb ik eigenlijk geleefd? Gaven wij ons over aan hetgeen toch de voor de hand liggende en allernatuurlijkste reactie op het leven zou zijn, wij zouden gebukt en ineengedoken over den grond kruipen. Want het bestaan lijkt een ondraaglijke last. En toch... wij loopen rechtop! Van kindsbeen af oefenen wij ons in deze onnatuuriijke li- chaams- en geesteshouding. Waarom loopen wij rechtop, ondanks de ervaring, cat alles ons dwingt het hoofd te laten hangen en dén rug te buigen? Wij loopen rechtop, eenvoudig omdat wij menschen zijn. Deze tegennatuurlijke houding is het, welke ons van de dieren onderscheidt. Het rechtop loopen ondanks alles is de eer én de trots van het mensch-zijn. Omdat wij onder gestadige oefening ons boven de natuur hebben leeren verheffen, stemmen wij met den volks dichter in. „Rechtop van lijf, rechtop van ziel, ddt is een stand naar mijn behagen!" H. G. CANNEGHLTER door G. Th. ROTMAN. 81. Na nog enkele kleine goochelstukj es kwam de gróóte toer. „Als ze nou nog niet bang van me worden, weet ik het niet!" dacht de kapitein. Hij zette een koffiepot van den professor boven op z'n hoofd, maar vertelde er niet bij, dat hij die van achteren met een draadje aan z'n boordeknoopje vastgemaakt had. Toen de Indianen den pot allemaal goed gezien hadden, hield hij er een doek voor en riep: „Hokus, pokus, pas!," 63. Hij had namelijk vergeten het deksel aan den pot vast te binden en nu was het tijdens den goocheltoer op den grond gevallen. De ka pitein, die 't had hooren vallen, bukte snel om het op te rapen. Maar dat bukken deed hij zoo onhandig, dat de heele koffiepot voor de Indianen zichtbaar werd. En daar had je 't lieve leven gaande! 62. De kunst was nu, om den koffiepot „on zichtbaar" te laten verdwijnen. Hiertoe schudde de kapitein even met z'n hoofd; de koffiepot viel er af en kwam van achteren op z'n rug te hangen. Hij haalde toen den doek weg, en de Indianen, die niets meer van dén pot zagen, zaten phf. Dè.t was nog eens tooveren; daar was de groote Manitoe niets bij! Ach, had de kapitein nu maar niet zooiets doms uitgehaald 64. De Indianen waren woedend over zulk gemeen bedrog. Ze verzamelden zich tusschen de boomen om krijgsraad te houden. Maar de kapitein en z'n reisgenooten wachtten de re sultaten daarvan liever maar niet af. Met achterlating van al hun hebben en houden gin gen ze aan den haal, loop je niet zoo heb je niet! Toen Klaartje en Tony samen in de vijfde klasse van de H. B. S. zaten, waren allen 't er over eens geweest, dat ze zoo'n aardig paar vorm den. Tony was voorzitter van den leerlingenraad en erg getapt. Hij was forsch en groot, altijd haantje de voorste, doch nooit opdringerig. Hij was gezien bij de leeraren en feitelijk had hij geen vijanden. Klaartje was een tenger meisje van zestien lente's 'n beetje eenzelvig, een beetje schuw bijna, maar erg verliefd op Tony. Eigenlijk was Tony ook dolverliefd op Klaartje, doch hij had andere dingen aan 't hoofd en omdat hij pas zeventien was, waren zijn gedachten nooit speciaal bij het meisje. Alleen op de schoolavondjes met bal na danste hij meer met haai' dan met andere meisjes en steeds viel het dan op, hoe volkomen zij bij elkaar pasten. Pas toen Tony met zijn eindexamen in zijn zak voor twee jaren naar Londen vertrok, om bij een broer van zijn moeder in een groote exportzaak te komen, ging hij flauw beseffen, dat hij Klaartje een beetje miste en dat besef wérd sterker, toen hij op een briefje aan haar antwoordt kreeg. Ze bleven druk correspondeeren, zonder ooit op hun gevoelens voor elkaar in te gaan, doch door die correspondentie werdt de band inniger. Klaartje hield hem op de hoogte van de gebeurtenissen in haar woonpaats en omgekeerd vertelde hij in zijn brieven van zijn werk, zijn club en zijn vrienden. Reecs heel jong was Tony een beetje excen triek geweest in zijn doen en laten en dit werd gaandeweg sterker naar mate hij ouder werd. Hij kon soms verrassend uit den hoek komen, was steeds origineel, en menschen, die hem niet kenden, vroegen zich dan wel eens af, of hij wel heelemaal normaal was. Ook in zaken verschilde hij van anderen en na die twee jaren, toen hij voor een maand naar Holland zou gaan, was zijn toekomst verzekerd. Zijn oom zag een uitstekende kracht in hem en stelde hem reeds op achttien jarigen leeftijd tot chef aan van de afdeeling expeditie, waar veertig man personeel werkte. Tony vertrok geen spier van zijn gezicht, toen hij het hoorde, doch zijn oom, die hem langza merhand goed kende, wist dat zijn neef heel blij was met deze geweldige promotie. Terug in Holland was zijn eerste gang naar Klaartje Ze was gerijpt tot een aantrekkelijke jonge vrouw, die nog even eenzelvig was als op school. Ze trachtte geen oogenblik haar blijdschap met zijn terugkomst te verbergen en als Tony niet steeds zoo druk had gehad met het vertel len van zijn werk en de zaak in Londen wanneer ze samen waren, dan zou hij misschien ontdekt hebben, dat haar oogen veranderd waren. Er was een hongerige uitdrukking in gekomen, een blik vol aanbidding en liefde. Maar Tony, die al zijn vroegere vrinden moest opzoeken en zijn leeraren en familieleden had veel minder tijd voor Klaartje, dan hij gedacht had. Toch was zij steeds het centrum van zijn gedachten nu, en een schoolvrind, die nu student was en juist „groen" liep en die van Klaartje verklaarde, dat zij een suffe, saaie meld was, zon der vriendinnen, kreeg onmiddellijk na deze woor den van Tony zoo'n muilpeer, dat hij het gera den achtte de beenen te nemen. De maand vloog om en op den avond van hun afscheid, toen Klaartje nog stiller was dan an ders, voelde Tony zich heelemaal niet lekker. Het was of er een pro-p in zijn keel zat. Hij wilde haar zoo graag vertellen, dat ze alles voor hem was, doch hij wist niet, hoe te beginnen en nu stond hij met den mond vol tanden, Tony, die anders met de meeste drukte zijn meening wist te ver kondigen. En op het laatste nippertje gaven ze elkaar een warme hand en hij zei: „Dag Klaartje" en zij zei: „Dag Tony", en toen vertrok de trein. Ze wuifden tot ze elkaar niet meer zagen en terug in Londen schold Tony zich uit voor den groot sten kaffer-, die er bestond en Klaartje huilde zich 's avonds in slaap Ethel Pinton was wat wij noemen een vlotte meid. Ze was een beetje nuffig, heel charmant en slank. Ze zwom als een rat, ze tenniste en ze reed paard op het uitgestrekte landgoed van haar rijken pipa. Tony leerde haar kennen qp een society-bal. Ethel palmde hem meteen in. Voor het eerst van zijn leven leerde hij de zaligheid van twee zachte lippen kennen. Ze reden in. haar two-seater en ze nam hem mee naar huis, waar hij werd voorge steld aan haar ouders. Hij was toen twintig jaar en zij achttien. Ze was spontaan en opgewekt en heel mooi met haar aschblond haar. Ethel kende geen zorgen en Tony en zij ontmoetten elkaar vaak. Zijn correspon dentie met Klaartje hield plotseling op. Lang duurde de vriendschap met Ethel echter niet. Toen ze niet meer zoo spontaan en enthou siast was, kreeg hij in de gaten, dat zij erg veel belangstelling voor een ander had, een jong of ficier, en hij ontdekte met eenige verwondering, dat hij best zonder haar gezelschap kon. Van zelf gingen zijn gedachten weer naar Klaartje. Hij was nieuwsgierig hoe het met haar ging. Hij wierp al z'n koffers overhoop om haar laatstsn brief te vinden en toen hij tot de ont dekking kwam, dat hij dezen verloren moest heb ben, ging hij bij het raam staan en kwam er e? vreemde uitdrukking in zijn oogen. in vijf maan den had hij niets van haar-' vernomen. Hij schreef haar een langen brief, waar feitelijk niets in stond. Hoe ze het maakte? En ze schreef een kort briefje terug. O, ze maakte het heel goed, bedankt voor de belangstelling. Tony snoof eens. toen hij de beteekenis van dat bnefjebegreep. Hij belde zijn oom op en deelde hem mede, dat hy onmiddellijk naar Holland moest en drie dagen zou wegblijven. Een KL.M.- toestel bracht hem naar Schiphol en met den trein reisde hy naar het dorpje. Klaartje was niet thuis. Het viel hem op, dat haar moeder grys was geworden. Ze verzocht hem binnen te komen, doch hij schudde het hoofd en vroeg waar Klaartje heen was. Naar de Frederiksen, met Jan, zei de moeder. De Frederiksen, peinsde Tony en toen herin nerde hij zich die familie. Geschikte lui. Wie is Jan? vroeg hü vervolgens, met zyn hoed in de hand. Jan? herhaalde de moeder, een beetje mee warig glimlachend. Dat is toch haar verloofde? O ja, zei Tony en vertrok. Hy zwierf een kwartier om de villa van de Frederiksen en eindelyk wandelde hij den tuin in. Voor het huis stonden twee rywielen. Met een schok van aandoening herkende hy onmiddeiyk de groengebiesde fiets van Klaartje. Hij herkende zelfs de bel op het stuur, die hy er zelf jaren geleden opgeschroefd had en hy kreeg een heel gek gevoel in zijn keel. Zoo zuinig, als die Klaartje toch steeds geweest was Hoe lang was hij nu al in Londen? En een beetje bitter herinnerde hy zich enkele .lollige" avondjes met de club, wanneer ze op geen pond sterling keken En hy dacht terug aan Ethel met haar smeekende oogen, als ze haar zinnen gezet had op een erg dure doos bonbons, wan neer ze samen winkels gingen .kijken". Tony schrok op door voetstappen. Het volgende oogenblik zag hij een jongeman van zyn leeftyd. Guus! zei hij, een schoolmakker herkennend. Wat toevallig. Hallo, die Tony, zei Guus, Ga je ook naar de Frederiksen? Misschien, zei Tony en greep Guus by de schouders. Zeg 's op, weet je ook wie die Jan is, waai- Klaartje mee verloofd is? Tjadeed Guus en kleurde. Jan Krijns, je weet wel Die schobbejak, zei Tony giftig. Met z'n centen. Zeg op, Guus, staat het in verband met Klaartje's vader? Hoe weet je dat? Ik veronderstelde het, zei Tony, diep adem halend. Potseling kreeg hij een beklemmend voor gevoel. Ze zy'nze zijn toch! nog niet ge trouwd Volgende week Donderdag, zei de ander, zich losrukkend'. Je doet me stikken. Tony. Wat mankeert je? Sorry, zei Tony en belde aan. Hy begreep alles. Klaartjes vader stond in de schuld by Jan Krijns. Hy vloekte zachtjes, het luchtte op. Krijns, byna veertig, gierig als een vrek, stónk eenvoudig van het geld. En Klaartjedie bedeesde goed hartige Klaartje Open die deur! riep hij driftig, toen het wachten hém wat te lang begon te duren. De deur ging open en Tony schoot als een bal naar binnen. Toen stond hy in den salon, waar de heele familie Frederiksen aanwezig was. Mijnheer Frederiksen was notaris, dus het ging er nog al deftig' toe. In een Chesterfield, heel nietig, heel tenger en onuitsprekelijk zielig, zat Klaartje. Vóór den halven kring, door de aan wezigen gevormd' stond Jan Krijns. In de linker hand hield hy een sigaar, in de rechter een blaadje papier en met zyn zalvende stem zei hy: Ik neem vijf volgauto's, dunkt u niet? En het diner in „De Doelen", wel het beste restaurant, dunkt u niet? En My dunktkuchte de notaris langzaam. Tony stond' in de deuropening. Hy wierp z'n hoed op een stoel en liep met vier groote stappen naar het stille figuurtje in den Chesterfield. De notaris zweeg ineens, de heele familie kreeg een schok van verbazing en Jan Kryns rekte zijn dunnen hals. Mee jij zei Tony koel. Toen pas keek Klaartje op. Het licht viel op haar smal gezichtje en op haar oogen. Tony! riep ze juichend en met een snik: O Tony. Mee jij! herhaalde Tony en gTeep haar pol sen. Hij nam haai- in zyn armen, omdat ze door de emotie niet de kracht had te loopen. Met haar kleine witte handen styf om zijn hoofd liet ze zich met gesloten oogen door hem dragen en alleen in het voorbijgaan zei Tony, heel beleefd, tot den notaris: Ik kom u morgen mijn ver ontschuldigingen aanbieden. Ho daar! schreeuwde Jan Krijns, bleek als een doode. Zijn dun lichaam zwaaide heen en weer, a!sót hij zou doorknakken. Maar Tony was al by de deur. Alles had geen twee minuten ge- duurd. Hij negeerde Guus en het dienstmeisje en zette Kaartje pas buiten in den tuin op den grond. -- Overmorgen trouwen we, zei hy, heel har- telyk. Huil je? Waarom? O, Tonysnikte ze. Vergeet je fists niet, zei meneer Tony zake lijk. Die heeft óók geld gekost. Oplossingen, bydragen enz. te richten aan den Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19. Haarlem. PROBLEEM No. SÖ9. i. van Dyk Azn., (de Lier). AZIATISCHE MILLIONNAIRS. De Mamman behoort tot de alom vertegen woordigde goden. Hij huist ddkwyis daar, waar men hem nimmer zou vermoeden, nu en dan diep begraven., niet in een menschenhart, maar ergens in een tuin of op een veld en wel in den vorm van een buidel goudstukken of een kist juweelen. Sommige zijner dienaren, die in hun dagelijksch onderhoud voorzien door te bedelen blijken na hun overiyden rijkaards te zyn ge weest. In Amerika zou de zwerverstrust eigen pa leizen bezitten en geheele huizencomplexen in eigendom hebben, zoodat de hatelijke laster .Mijn huisbaas is een zwerver" hier tot waar heid wordt. Niet echter uitsluitend de Nieuwe Wereld en het kleine Europa kunnen op geldkoningen bo gen. China b.v. het bijna klassieke land van ar moede en ellende, schynt nog een voldoend aantal bezitters van schatten ryk te zyn. Men hoort over hen minder spreken dan over de magnaten der 5de avenue, omdat er geen redenen zijn bijzonder veel attentie aan hen te wijden, daarentegen wèl motieven om zulks na te laten. L. Hung Tsjang behoorde tot de meest vermogende stervelingen Toen hy eenige jaren geleden tot de vaderen werd verzameld beschikten zyn nakomelingen en vrienden over een erfenis van 400 millioen pond sterling. Tot zyn persoon- lyke eigendommen hebben landstreken behoord, zoo groot als drie of vier onzer provincies. De rijkste vrouw ter wereld is waarschynlijk de weduwe T s e Y e h, die gehuwd was met den mijnexploitant Mei Fang. Zij bezit ettelyke kolen- en zilvermijnen Kort geleden werd uit hét Hemelsche rijk ge meld, dat in de mijnen toebehoorende aan ge noemde mevrouw Fang groote hoeveelheden wolfram en radiumhoudende gesteenten zijn aangetroffen, zoodat haar vermogen bijna niet meer in cijfers is uit te drukken. De Japansche mejuffrouw Kiotso kan dis- poneeren over twee milliard yen. Zij erfde dit bedrag van haar vader, die het met speculeeren verdiende. Laatstgenoemde beheerschte ook de Oostaziatische rijsthandel en buitte deze omstan digheid niet weinig uit. Eenige malen millionnair zyn voorts de heeren de heeren Yamatse en Kembio, beiden ba rons uit Tokio. De rijkste man in het land van de reizende zon zou markies H o k i zyn, een man, die twee milliard yen waard is. Hy heeft zich zestig auto mobielen aangeschaft, verder 40 villa's en twee stoomjachten, welke laatste ieder oogenblik van Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Ke8, Td4, Lc3, Lf7, b4, c5. Zwart; Ke5, c4, d3, e6, £5. Dit probleem werd met den 2den prys be kroond in een wedstrijd van den Nederland- schen Schaakbond. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 102. (F, Sackmann, 18881927). Stand der stukken»: Wit; Kfl, Lg4, Pf6, a6, d3, f4. Zwart: Kbl, Te3, Lhl, c6, g7. I. a6a7, c6c5; 2. Pf6—e4, LhlX«4; A Kfl—f2!, Te3Xd3; 4. Lg4—f5. Zwart heeft nu niets beters dan door 4 Le4Xfö; 5. a7a8 D, g7g6 een remisestel ling in te nemen. Goede uitwerking ontvangen van: K. H. R PluimMentz en H. Straatman, beiden te Haarlem, CORRESPONDENTIE. Vriendelyk dank voor de gelukwenschen bij den aanvang van het Nieuwe Jaar! Het onderstaande leuke rijmpje (van een lid van het 's Gravenhaagsch Schaakgenootschap „Discenöo Discimus" (L. B. Jacobs) is ontleend aan het feestnummer van het 80-jarig jubileum van die vereeniging. Tachtigjarige Oorlog. Een strijd van tachtig jaar niet nieuw voor Nederlanders, Een schoolkind dreunt U op: elk jaartal. ieder feit; Een strijd van tachtig jaar Streed ook „D. D."t maar anders, Met minder ruw geweld en meer gezelligheid. Van heete olie wars en vlijm-gewette zwaarden. Vocht, in het nauw gebracht, „D. D." vol vuur en vlam....M Wie schat 't kasteelen-tal, wie raamt het aantal paarden, Dat, zonder druppel bloed, „D. D." drie jaren nam Ik voel voor Al va noch Loyola en hun streken, Geef mfj maar Arricas en Rueb en Zittersteyn...... 't Zyn namen die, trots zij in t schoolboek nosr ontbreken, In 't gulden' boek der club reeds onuitwischbaar zyn, De Ruyter, Tromp, Plet Hein, o! vader- landsche helden, Discendo voerde kryg, van elk gevaar ontbloot, Een simpel houten bord met vierenzestig velden Bracht haar wel roem en eer..maar nooit een Zilvervloot. den dag in gebruik kunnen worden genomen. De meeste Chineesche millionnairs zyn woon achtig te Shanghai. Hun huizen zyn ongewoon luxueus ingericht, nog overdadiger dan die van sommige Europeesche en Amerikaansche rjjken. In Kiachta hebben zich de millionnairs geves tigd, die Siberische pelzen verhandelen. Bekender dan al deze nabobs zyn de lieden, die het zoo juist gebruikte woord in onze en andere talen brachten: de Indische vorsten, ook nabobs geheeten, althans wanneer ze vele scha- ten de hunne konden noemen. Toch is hun rijk dom wel ietwat overdreven voorgesteld. Zy maakt vooral daarom op den vreemdeling een zoo ver- bluffenden indruk, daar het meerendeel der In diërs in niet zeer ruime doen verkeert en een groot contingent zelfs een armoedig bestaan leidt. Ondertusschen is in Engelsch-Indië ook weer een vrouw de rijkste van het land, n.l. de begam (vorstin) van Bhopal. Zy hééft een vermogen, dat uit edelsteengroeven bestaat Na haar komen de Maharadja van Baroda met één ronde ach terstand en een roepyen-aantal van vierhonderd millioen en de Radja's van Sari en Varadassa. die ieder driehonderd roepijen hebben verzameld. Op twee ronden (deze methode om te classlfi- ceeren, ontleend aan de Zesdaagsche, ïykt ons de meest sprekende), volgt dan nog Mir Alai Khan, een Perzisch vorst, die het niet verder dan honderd millioen roepijen wist te brengen. Ook de burgerman zit er in Inddë soms goed by. Als de beste kooplieden staan de Persen be kend, aanhangers van een zeldzaam indoger- maansch' vuurreligie. In weerwil van de neiging tot mystiek dezer Persen hebben aardsche goe deren hun bekoring voor hen. Onder hen zyn er verscheidene, die ongeveer honderd millioen roo- pijen byeen hebben gekregen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3