Pianoli
Deze wei
ïets over lOO-jarigen en nog
ouderen.
Het einde van een held der
Poolzee.
De Schot in het ware
daglicht!
Het „Broekje
JAN F. VAN
BURGERLIJK
door
Dr. ARTHUR G. WEISS
Het is een bekend, feit, dat jonge lieden, voorn 1.
meisjes tot hun tiende jaar, zich voor ouder uit-
geven dan ze zijn, ook vrouwen en oude lieden,
en al weer de vrouwelijke in de eerste plaats,
graag veel ouder willen zijn.
Het is dan ook niet te verwonderen, dat in
landen met goede statistische bureaux de opga
ven van negentig en honderdjarigen bij een volks
telling nauwkeurig worden onderzocht. In Zwit
serland gaf men vroeger het aantal van deze
oude lieden veel te hoog op. Nu is het minder be
kend dat in eenlge landen, zooals Bulgarije,
Polen, Griekenland enz. steeds weer statistieken
met opvallend veel honderjarigen worden opge
maakt. Of de geschiedenis van een 120 of 130-
jarigen man gaat door de pers van alle landen.
Het is opvallend, dat landen met een zeer
groot aantal analphabeten, ook vele honderd
jarigen schijnen te bezitten Onderzoekt men b.v.
de opgaven van Italië en Bulgarije, welke kort
geleden zijn verschenen, eens nauwkeurig, dan
komt men tot de ontdekking, dat het aantal
smelt, wel niet als boter in de zon, doch tamelijk
snel.
Wat zegt men van de volgende opgave:
Volkstelling
Honderdjarigen op
1 millioen inwoners.
1925
Duitschland
1.2
1.920
Zwitserland
0.8
1921
Tsj echo-Slowakii e
0.6
1920
Finland
1.5
1920
Nederland
1.6
1921
Italië
6.6
1921
Denemarken
4.9
1921
Engeland
2.9
1920
België
2.4
1920
Bulgarije
445.8
1926
Bulgarije
320.4
1925
Letland
143.6
1921
Griekenland
229.2
1918
Japan
242.4
1925
Japan
3.1
Van 100 personen boven 60 jaar waren anal
phabeten in Italië 48.1, Letland 31.1, Bulgarije
84.1 en Griekenland 69.8.
Het onderzoek in Bulgarije heeft in 1927/'28
nog 258 personen in den ouderdom van 100 jaar
en meer gevonden en dan Is vastgesteld, dat de
lange levensduur vaak van geslacht op geslacht
wordt overgeërfd.
Ouderdomsrecords
Onlangs stierf aan de gevolgen van een auto
ongeval de oudste man van de wereld, de Turk
Zaro Aga, naar men beweerde, 147 jaar oud, te
Ccnstantinopel. De oude stond op het punt naar
Amerika te gaan, omdat hij door een Amerikaan-
sche filmmaatschappij was geëngageerd. Op den
weg naar den haven werd zijn auto door een
andere auto aangereden en hij werd uit den
wagen geslingerd. Ofschoon zijn verwondingen
gering waren, stierf hij in het ziekenhuis waar
schijnlijk tengevolge van den schok.
Of zijn ouderdom nu officieel vaststond? Te
bewijzen is het wel niet. Doch toen hij in 1921
naar Parijs ging het was een verlangen van
122 jaar hij hoorde toen voor de eerste maal
van Napoleon zou op zijn pas als geboorte
datum het jaar 1775 hebben gestaan.
Men kent overigens tal van voorbeelden van
lieden, die nog veel ouder zijn geworden dan
Zaro Aga. Maar ook hier is de gerecht twijfel op
zijn plaats. Zoo wordt Peter Czartan genoemd,
die 185 jaar is geworden, (15391724), Louise
Truxo, die in 1872 in den ouderdom van 175 jaar
stierf.- Ludwich Buchner vertelt in zijn boek
„van het lange leven" dat in 1892 werd uitgege
ven, van een grijsaard van 180 jaar. die nog in
1878 in leven was. Het was Miquel Sclis. een
herbergier van gemengd bloed, uit de omgeving
van Siera Mefilia.
De oudste man, van wien Huseland in zijn ge
schrift, „de kunst om het menschelijk leven te
verlengen" melding maakt, is Jozef Surrington,
die September 1797 bij Bergen in Noorwegen, in
zijn 160ste levensjaar stierf. Hij was verschillende
malen getrouwd en liet een jonge weduwe met
verscheidene kinderen achter. Zijn oudste zoon
was toen 103 jaar oud en zijn jongste negen jaar.
Velmeldenswaard is ook de geschiedenis van
Thomas Parr, geboren te Shropshire in 1493 en
gestorven November 1635, 152 jaar oud.
Parr was een zeer vlijtige boer, die matig leefde.
Eerst eenigen tijd voor zijn dood weigerden zijn
oogen den dienst en was zijn geheugen zwak.
Gehoor en verstand bleven tot het laatste intact.
Teen hij honderd twee en vijftig jaar oud was,
wekte zijn hoctge ouderdom in Londen opzien en
de koning liet den man naar Londen komen.
Hier kreeg Parr eten uit de koninklijke keuken,
wat den ouden man, die aan heel wat eenvoudiger
eten was gewend, slecht bekwam. Dat was de
oorzaak dat hij weldra na het bezoek aan Londen
stierf.
Harvey, de beroemde ontdekker van den bloeds
omloop, vond bij onderzoek, de inwendige orga
nen volkomen normaal.
Het zou te ver voeren, om in te gaan, op
verdere ongecontroleerde gevallen, uit oude tijden.
Vermeld zij slechts nog, dat Alexander van Hum
boldt in Lima de begrafenis van een Indiaan bij
woonde, van wien beweerd werd dat hij 143 jaar
was, terwijl zijn vrouw den leeftijd van 117 be
reikte. Wij besluiten dit korte overzicht uit ver
vloden tijden, met het uittreksel uit een statis
tiek die I. Easton in 1799 in zijn geschrift „human
Longevity" meedeelde:
Menschen die 140—150 jaar oud wei-den: 7
Menschen die 150—160 jaar oud werden: 3
Menschen die 160—170 jaar oud werden: 2
Menschen die 170—185 jaar oud werden: 3
Men zal ook met recht de vraag kunnen stel
len, of er tegenwoordig geen voorbeelden zijn.
van een dergeiyken hoogen ouderdom, bulten
Zaro Aga, waar het vroeger toch zoo dikwijls
voorkwam.
Nu. wh kennen inderd.ad nog eenige derge
lijke gevallen, maar kunnen er echter niet voor
in staan, dat zij tegen een kritisch onderzoek,
(voor zoover dit- mogelijk is) bestand zouden
^Want deze berichten komen steeds uit veraf
gelegen streken, waar men niet kan rekenen op
de betrouwbaarheid van den burgerlijken stand.
In 1926 deed een bericht uit Tifles, in de pers
de rondte, dat aldaar eon zekere Andrea Niko-
ïajewitoh Smith gestorven was, die „volgens oa-
tebijfelbaaT echte doetoenten" la 1776 was. ge
boren, en dus Wt zifln dawi 151) jaar odd was.
Smith had destijds tegen Napoleon als rekruut
in het Russische leger gediend, en de groote
veldtocht van 18121815 reeds als oude gediende
meegemaakt. Hij bleef ook na het sluiten van
den vrede bij het leger, waarschijnlijk nood
gedwongen want hij had in zijn leven van an,
derhalve eeuw, lezen, noch schrijven geleerd. In
1828, dus als man van 54 jaar, werd hij m den
Turkschen oorlog zwaar gewond en kreeg hij een
medaille, zoowel als een persoonlijke teekening
van zijn Tsaar. Als tachtigjarige maakte hij den
Krimooricg mee, en werd, na dezen, gepensio
neerd. Dit pensioen kreeg hij uit de staatskas,
zooals is aangetoond tot 1916, want van toen af,
zorgde de stad Tifles voor hem. Hij heeft in zijn
gansche leven, alcohol noch tabak gebruikt, en
met het schoone geslacht, zou hij alle omgang
verrr.""-n hebben.
De oudste thans noch levende mensch is, (naar
een mededeeling van dr. Ludwich Karell uit het
jaar 1928) Nicolai Schapowski, in de in het noor
den van Batceim, aan de Zwarte zee gelegen
Sovjet-republiek Abchasich, woonachtig; hij was
toen 148 jaar oud. Hij was vier maal getrouwd.
Zijn tegenwoordige vrouw was, toen zij trouwde
20, hij was over de negentig jaar oud. De jongste
dochter uit dit huwelijk is 29 jaar oud.
Naar men Athene meldt, stierf in den zomer
van 1929 op het eiland Cyprus een monnik, die
den ouderdom van 139 jaar bereiicte. Hij sprak
vloeiend Arabisch, Fransch, Engelsch, Grieksch
en. Turksch en was, zonder dat hij buitengewoon
vojrzichtig is geweest, no u: ziek. Bii heette Saod
en was tot het begin van de vorige eeuw lijf
eigene van Ddesad Pascha, die In Palestina tegen
Napoleon Vocht. Later ging Saod met zijn heer
als banneling naar Malta, bekeerde zich daar
tot het Christendom en ging in het klooster.
Even zou oud moet, als hij nu nog leeft, een
boer uit Wolhyne zijn, genaamd Krasinsky, met
wien een verslaggever van het Parijsche blad
„Intranslgeant" in 1922 te Warschau een gesprek
had. Hij beweerde in het jaar 1792 gebaren te
zijn, zou dus thans 139 jaar tellen, als het klopt.
Hij is, zooals hij vertelt, bijna honderd jaar
lang soldaat geweest, want hij kwam In 1809 bij
het derde eskadron van de keizerlijke Fransche
garde. Krasinsky wist den Franschen journalist
nog levendig van de ongelukkige overtocht over
de Beresina te vertellen.
In 1830 stond hij in de rij van opstandige
Polen en vocht vcor de bevrijding van Polen
tegen Rusland. Daarvoor werd hij 16 jaar naar
Siberië gestuurd. „Ik ben nooit ziek geweest",
zoo besloot hij, „en dat komt daardoor, omdat
ik altijd matig geleefd heb. Met rooken begon ik
eerst dertig jaar geleden. Mijn vader stierf in den
ouderdom van 117 jaar, en mijn moeder in den
ouderdom van 97".
In het begin van 1828 werd uit Lemberg den
dcod van een anderen record grijsaard gemeld:
In Lutowiska, district Lisko, niet ver van Lem
berg, stierf een aldaar wonende koopman en
vooraanstaand lid van het kerkbestuur, Leien
Feld, in den ouderdom van 125 jaar.
Uit zijn papieren en stamboek blijkt stellig,
dat de overledene in het jaar 1803 in de naburige
gemeente Dydrow geboren werd.
Feld was precies honderd jaar getrouwd.
Zijn vrouw had in 1928 den leeftijd van 117 jaar
en was nog volkomen gezond.
Uit het huwelijk werden achttien kinderen ge
boren, van wie slechts 6, 3 dochters en 3 zoons
in leven zijn. De oudste dochter is nu 81 jaar oud,
Het echtpaar Feld kon zich cp de sporadische
vreugde van betovergrootouderschap verheugen.
Men zou kunnen veronderstellen dat een een
voudige levenswijze één der voorwaarden voor
een hoogen ouderdom is. De gereleveerde voor
beelden schijnen dit ook te bevestigen. Een tegen
voorbeeld releveerde in 1890 de physiolcog E. F.
W. Pflüger (Bonn) in diens redevoering over het
verlengen van den levensduur. De chirurg Politie
man, gestorven te Vaudemont, in den ouderdom
van 140 jaar, bereikte na Pflüger dezen hoogen
leeftijd, door het „drankje" dat hij zich na de
vervulling van zijn dagelijksche geneeskundige
praktijk zich veroorloofde, met het gevolg, dat
hij zich sedert zijn 25ste jaar iederen avond be
dronk.
Dit middel is echter niet als voorbeeld aanbe
volen, want de uitwerking kan geheel anders
zijn.
De IJsbreker „Malychtii" zinkende bij
Spitsbergen.
door
SVEN C. WINDLER.
Drie mijlen van Spitsbergen vandaan is de
Russische ijsbreker „Malychin" op de rotsen
geloopen. De oude strijder tegen het ijs en alle
andere verschrikkingen van het poolgebied, die
ontelbare malen averij heeft opgeloopen en
ontelbare malen weer hersteld is om opnieuw
den strijd in te gaan, die ligt nu met zware
slagzij in de IJszee. De pompen werken nog,
doch ze kunnen niet meer volkomen aan het
doel beantwoorden; het water dringt reeds de
machinekamer binnen en dat is het begin van
het einde. De 120 koppen tellende bemanning
staat van minuut tot minuut klaar om het
schip te verlaten en over te gaan op den ijs-
breker „Sadow" die langszij ligt. Voor het
snelle, beproefde schip is er vermoedelijk geen
hoop meer. Het zal verlaten worden, overge
laten aan zijn lot, doch het staat vast dat de
ruwe klanten uit het Poolgebied, die zijn be
manning vormen, dit diep zullen gevoelen en
misschien zelfs een traan zullen wegpinken uit
hun onder velerlei omstandigheden droog blij
vende oogen.
De „Malychin" is dan ook geen willekeurig
schip, waarmee men eens een reis maakt zon
der er zich bijzonder aan te hechten. De „Ma
lychin" is bij wijze van spreken een persoonlijk
heid, zooals elk schip dat eigenlijk voor zijn
bemanning moet zijn.
En dan vertoonde het karakter van de „Ma
lychin" wel een bijzondere hulpvaardigheid en
kracht en wie er ooit, zooals ik, eenige dagen
of weken op heeft doorgebracht en gezien
heeft, hoe degelijk en betrouwbaar deze ijs-
breker werkte, die kan nu een gevoel van ver
slagenheid niet van zich afzetten.
De „Malychin" is op twee na de grootste ijs-
breker ter wereld (na de „Lenïn" en de „Kras-
sln"); op het gebied van ijsbrekers zijn de
Russen in den loop der tijden specialisten ge
worden, omdat zij den weg moesten vrijhouden
naar het niet altijd ijsvrije Arkhangelsk. De
„Malychin" is zoo merkwaardig beweeglijk, dat
men alleen daarom al geneigd is om aan haar
te denken als aan iets levends. Met haar scher
pen van voren gekromden lagen boeg stootte
zij tegen het ijs aan, en als het zoo niet meer
ging, dan werden de achterste tanks met water
evuld, de boeg steeg ver omhoog en schoof
op het ijs, het water werd uit de achterste
tanks overgebracht naar die aan den boeg,
steeds zwaarder drukte de „Malychin" op de
ijsschotsen, totdat ze eindelijk sissend en knar
send onder haar gewicht braken. Dan zette de
schroef aan den boeg zich in beweging de
„Malychin" had zoowel van voren als van ach
teren schroeven de boot werd een eind ach
teruit gedreven en dan werd dezelfde manoeu
vre herhaald. Zoo heeft zij zich herhaaldelijk
dagen en weken achtereen door het dikste pak
ijs van de Poolzee gewerkt en zoo is zij, even
als haar commandant Professor Semoilovitsy,
wereldberoemd geworden.
Het eerst is de naam „Malychin" op aller
lippen geweest, toen de „Italia" expeditie van
Generaal Ncbile verongelukte. Een gedeelte der
bemanning kwam met den gondel onzacht op
het ijs en werd gered door vliegtuigen, waarbij
de Noorsche poolonderzoeker Rüser Larsen
zich ten zeerste onderscheidde. De z.g. ballon-
groep bleef echter vermist, totdat een radio
amateur in Noord-Rusland de wanhopige be
richten van den marconist Biagri opving. Da
delijk gingen de „Malychin" en de „Krassin"
er op uit, onvermoeid streden zij tegen het ijs,
uren en dagen lang, totdat zij eindelijk de
de „Krassin" het eerst de ballongroep be
reikten. De tragische dood van den Zweedschen
poolonderzoeker Malmgren konden zij welis
waar niet verhinderen, doch de anderen, de
Italianen er. de ^Tsjech Behounek waren zonder
de Russische ijsbrekers reddeloos verloren ge
weest.
Later kreeg de Duitsche touristenstoomboot
„Monte Sarmiento" bij Spitsbergen een ern
stig defect aan de machine, zoodat zij hulpeloos
ronddreef op de golven van de IJszee. Onder
de vele schepen, die toesnelden om hulp te bie
den, was het de „Malychin", die het schip in
veilige haven bracht en de ruw uit hun droo-
men opgeschrikte toeristen daarbij.
De „Malychin" was het ook, die zoo be
trouwbaar werkte, dat Eckener op zijn beroem
de poolvlucht met de „Graf Zeppelin" met
dezen IJsbreker een rendez-vous midden in de
IJszee afsprak, waaraan van beide kanten dan
ook schitterend werd voldaan. Weliswaar
moest het luchtschip spoedig weer opstijgen in
verband met den ijsgang, die voor de „Maly
chin" natuurlijk geen bezwaar was, doch het
oponthoud had toch lang genoeg geduurd om
post uit te wisselen. De meest tragische hij-
zonderheid van deze ontmoeting was overigens,
dat de ongelukkige „Nobile" zich aan boord
van de „Malychin" bevond. De man, die steeds
geijverd had voor het principe „lichter dan de
lucht" en die door zijn mislukte poolvlucht zijn
ideaal de grootste schade had toegebracht,
vooral in zijn eigen vaderland, zag het nu door
een ander verwezenlijkt.
Dat alles is nu voorbij. De sterke Russische
jongens zullen niet meer in de vol rook staan
de kajuit harmonika spelen en zonnebloempit
ten eten. Dat kleine, gezellige vertrekje zal
niet langer de Europeesche beschaving in het
Hooge Noorden vertegenwoordigen. De „Maly
chin" zal geen menschenlevens meer redden,
geen nieuwe zeewegen meer zoeken, geen we
tenschappelijk materiaal verzamelen. Het is
haast niet te gelooven, voor wie eenmaal op de
„Malychin" is geweest, het is, alsof er een
vriend is heengegaan-
(Nadruk verboden.)
Een enquête over „gierigheid" in
Schotland. Sohottcnmoppen be
rusten op boosaardige verzinsels
ouderlingen naijver
door
een bijzonderen corr. te Edinburgh.
Edinburgh, Jan. 1933.
De „Plying Scotsman" jaagt door Noord-
Engeland in de richting van het grondgebied
der Schotten. Deze expresstrein, die niet
zooals wij misschien zouden verwachten
uitsluitend bestemd i3 voor menschen met
zware geldbuidels, doch die een derde klasse
heeft, is het eerste bruikbare studieobject voor
den man, die er op uittrok, de spreekwoorde
lijke gierigheid van het g'eslacht der Schotten
op den keper te beschouwen!
De „Flying Scotsman" is een wonder op
wielen: niet 'alleen omdat deze trein een keu-
konwagen met twee rollende restaurants, een
bar, een bibliotheek, een kapper en een dames
salon meevoert, maar in de eerste plaats wel:
omdat dat alles geen cent extra-toeslag kost!
Al zouden wij een halve Shilling toeslag
vragen, dan zou de trein al zouden wij die
met meubelen uit het koninklijk paleis instal-
leeren zonder één Schotsehe passagier loo-
pen en dat kan men niet riskeeren bij een trein,
die heen en weer naar Schotland zélf rijdt,"
verkondigt zelfbewust en met overtuiging de
friseur, die mij inzeept, „zes jaar lang rijdt
ik op den trein meneer en pas driemaal hebben
Schotten mjj fooi gegeven; daarbij was een
Lord, die evenals de anderen een food van een
penny gaf!"
„U bent zeker Londenaar?" vroeg ik. En de
door
W. L. H. RICHARDS.
Twee jaar waren Jan en Bets reeds verloofd,
toen de jongeman wegens bezuiniging ontslagen
werd.
Het was al een paar weken geleden, dat Jan
z'n kantoor voor de laatste maal veriaten had.
Niettegenstaande hij links en rechts solliciteerde,
had hfl geen succes. Hij kreeg moedelooze buien,
die z'n verloofde tevergeefs trachtte te verdrij
ven. Het was ook wel heel ongelukkig, dat juist
nu ze trouwplannen maakten, hij ontslagen werd.
Jan kon het tenslotte niet langer uithouden
en overlegde bij zichzelf wat hem nu te doen
stond. Zou hij het eens als wielrenner probee-
ren? Vcor hij Bets leerde kennen kwam hij vrij
geregeld uit, maar presteerde niet veel, ook al
omdat hij er zich niet voor wilde ontzien. Als hij
nu dien vroegeren kennis van hem opzocht, den
rijwielfabrikant. Misschien wilde die hem wel
helpen.
Maar hij zou het eerst nog eens met z'n meisje
bespreken. Het kostte hem heel wat moeite haar
te overtuigen, temeer daar zij een vooroordeel
tegen sportlui had. Bovendien zou het nog ge-
ruimen tijd duren eer hij met succes uit zou
komen.
Op deze hoogte van het gesprek mengde Bets
vader er zich in.
Als ik je nu eens drie maanden alle kosten
betaal, zoodat je goed kunt trainen en je het
mij later terugbetaalt, hoe zou je dat lijken?
Maar dan moet het ernst zijn en geen half werk.
Het antwoord behoefde hij niet te vragen, de
twee verheugde gezichten tegenover hem spraken
duidelijk genoeg.
En nu waren die 3 maanden om. Vorige week
was Jan in een sprintwedstriid gestart op de
Stndionbaan waarin verschillende plaatselijke
grootheden uitkwamen. Onze vriend wist het tot-
de finale te brengen en was reeds met z'n derde
r laats tevreden. Doch juist hierdoor bewees hij,
Jat hij niets te verspelen had. Met een keurig
sprintje wist hü als eerste over den streep te
gaan. Zijn debuut was dus niet slecht.
ffa afloop was Jan naar den directeur van de
baan gegaan en tied gevraagd of hij volgende
week mee mocht starten in den „Órooten
van Amsterdam", waarin vrijwel alle beroemde
renners uitkwamen. De directeur had hem
lachend aangekeken en gezegd: Ho. ho, man
netje, dat gaat zoo maar niet. Met een klein
wedstrijdje te winnen ben je er nog niet
Maar Jan had aangedrongen. D'r waren toch
cok renners noodig voor de z.g. figuratie. Hij
hoefde er heusch niets voor te hebben, als hij
maar een kans kreeg.
De directeur kreeg er schik in en beloofde hem
tenslotte dat hij mee mocht rijden. Een merk
waardig voorstel deed hij Jan.
Hij vroeg of Jan er genoegen mee naim om
voor eiken renner dien hij klopte f 10.— te ont
vangen. Zoo kon hij ook nog wat verdienen. Na
tuurlijk vond Jan dat goed. Hij was er geweldig
over in zijn nopjes.
En nu was het alweer de tijd voor den start
van de series van den grooten wedstrijd. Z'n be-
beroemde landgenooten hadden hem gevraagd,
in welken wedstrijd hij moest rijden. Dat hij tegen
hen moest rijden, geloofden ze niet. Zij tegen
zoo'n broekje?
Bets en haar vader hadden hem steeds ,weer
moed in gesproken als hij begon te vreezen, dat
hij zou falen.
Hij trof het niet best met z'n serie. Niemand
minder dan den wereldkampioen van het vorig
jaar, Daladier, kreeg hij tegenover zich.
In afwachting van het startschot zat Jan te
beven op z'n fiets van zenuwen. Wat zouden de
anderen lachen als hij met stukken verloor.
Klaar?! Pang!!
Maar beide renners bleven op hun plaats. Als
Daladier a,an het wiel kwam was Jan geslagen,
dus spande hij alles in om niet voorop te gaan.
En waarlijk Daladier moest den kop nemen. In
een kruipend tempo naderden de beide renners
de laatste 200 M. Juist keek Daladier weer voor
zich, toen Jan plots naar voren schoot en alles op
alles zette. Daladier was echter niet voor de poes
en bii het uitkomen van de laatste bocht zat hij
aan Jan's wiel. Een vinnige aanval volgde, doch
tot iedere verbazing ging Jan als eerste over den
streep. Een daverend applaus was z'n loon.
Het pubhek informeerde naar den onbekenden
landgenoot, die het kunststukje had geleverd
Daladier zoo mooi te kloppen.
Bets genoot op de tribune van het rijden van
h?.ar verloofde.
Maar er kwamen, nog meer verrassingen.. Ook
de kwart- en de deml-flnale won Jan, zoodsrt hiü
in de finale was gekomen. Hier kreeg hij de we
reldkampioenen Claessens en Jonath tegenover zich
Hij was de eenige Hollander. Z'n beroemde land
genooten, die gevraagd hadden wat „dat broekje
kwam doen" hadden zelf klop gehad en het
„broekje" moest nu de nationale kleuren hoog
houden.
Jan begreep, dat deze wedstrijd over z'n toe
komst zou kunnen beslissen. Een zege zou hem
vele contracten bezorgen.
Daar knalde het schot. Men kon een speld
hooren vallen. Jan moest na eindeloos gebalan
ceer den kop nemen. Claessens pikte z'n wiel en
daarachter kwam Jonath. En deze volgorde
bleef tot op 300 M. toen Jan opliep en afstopte.
Door deze manoeuvre verrast lag Claessens nu
aan den kop, terwijl Jonath aan zijn wiel zat,
Jan liet zich naast Claessens vallen, waardoor
Jonath Ingesloten zat. Claessens verhoogde het
tempo, doch Jan zorgde, gelijk met zijn bracquet
te blijven, steeds sneller ging het. In de voor
laatste bocht lag Claessens op volle kracht, doch
Jan had zich terug laten vallen en het wiel ge
pakt. Jonath was een paar meter achter. Bij het
ingaan van het laatste rechte eind, leek het Jan
of hij reuzenkracht kreeg. Hij sprong als het
ware naast Claessens en zij aan zij ging het op
den streep toe. Het publiek gilde en brulde van
het wonderlijke gebeuren. Een paar -meter voor
de finish sprong Jan met een machtige coupe de
pédale naar voren en ging met nog geen hand
breedte als eerste over den streep.
Het „broekje" had gewonnen!
Jan kreeg een grooten krans en een fraai
bouquet, terwijl het volkslied weerklonk. Onder
geweldig gejuich reed Jan z'n eererondje, waarna
hij vlak voor de tribune waar Bets zat, stopte en
haar z'n bloemen gaf.
Des avonds had er bij Bets thuis een klein
feestje plaats, waarvan Jan, de winnaar van den
.Grooten Prijs", het middelpunt was. Z'n car
rière was gemaakt. De directeur van het stadion
had zes contracten met hem afgesloten, die alle
flink betaald werden.
Plotseling waren Jan's kansen dus gekeerd en
was hij van een „broekje" een bekend en gevreesd
renner geworden.
Korten tijd later trouwde Bets en Jan en
brachten de couranten lange stukken over het
huwelijk v*i den succesvdUeh rauijer.
(Nadruk verbofle
friseur gaf dat toe. Ik deed er het zwijgen toe.
Later werd de argwaan, die op dat oogenblik
in mij opkwam, bevestigd. Ik waag het te ver
zekeren, dat speciaal de Londenaais en verder
alle andere Engelschen om onbegrijpelijke rede
nen een hekel aan Schotten hebben en hen,
tengevolge van een soort gevoel van over
wicht „gierig" noemen. Dit terwijl de
Schotten in het geheel niet gierig zijn, een
enkele is soms spaarzaam. En spaarzaamheid
of gierigheid is iets geheel verschillends. Van
wege de Schotsehe spaarzaamheid valt het
misschien te verklaren, dat alle boekhouders
en accountants en minstens driekwart van alle
bankdirecteuren van het Britsche wereldrijk
Schotten zijn. Zij bezitten misschien niet zoo
zeer het genie om geld te verdienen, maar om
het bijeen te houdendat verstaan ze opper
best. Misschien is de afkeer van de heeren-
Engelschen gegrond op de talrijke credietwei-
geringen van de desbetreffende heeren-Bank-
directeurs? In ieder geval besloot ik de spreek
woordelijke gierigheid der bewoners van Enge-
de proef te stellen.
Het eerste experiment werd onmiddellijk na
aankomst op het station Edinburgh ten uit
voer gebracht. He verzocht den witkiel een
touw, dat om een kartonnendoos gebonden was,
door te knippen, daar ik de inhoud van de doos
in mijn koffer wilde pakken. De man sneed
het touw door en wierp het achteloos weg. Vol
gens het spreekwoord had hij het zorgvuldig
moeten opwinden en in den zak steken! Het
eerste negatieve resultaat!
Daarop wierp ik mijn pas half opgerookte
sigaret in tegenwoordigheid van een dertigtal
Schotten, weg. Hoewei iedereen deze beweging
moest hebben gezien, daar het in de wacht
kamer plaats had, ontstond er geen wilden
strijd om het nog rookende stuk sigaret, nie
mand nam er ook maar eenige notitie van.....
niemand verweet mfj mjjn verspilling, of Iets
van dien aard. Niets maar dan ook niets daar
van! Ik nam nu een nieuwe sigaret uit mijn
koker en wendde mij tot een van de omstan
ders met een verzoek om vuur. Ik had ver
wacht, dat deze beleefd, maar beslist zou wei
geren, want een lucifer kost nog steeds geld
en verbrande benzine eveneens! Ik werd dus
wederom teleurgesteld. Met een in een onver
staanbaar koeterwaalsch gemompelde beleefd
heidsbetuiging, greep de aangesprokene haas
tig in den zak, haalde daar vriendelijk grijnzend
een lucifersdoosje uit en gaf mij bedaard vuur.
Ik bedankte en verdween, daar deze streek
voor mijn experimenten blijkbaar ongeschikt
was.
Ik boemelde nog wat door de stad. Voor de
courantenbureaux stonden niet meer mensehen
dan in andere Britsche steden, waar men even
zeer menschen aantreft, die parasiteeren op de
aldaar opgehangen couranten Een toioscoop
verspreidde de faam van de voorstelling door
een luidspreker op straat, schijnbaar zonder
bevreesd te zijn, dat heel Edinburgh zich en
masse voor den ingang zou opstellen, om zich
met de kcstelooze klanken te verzadigen en de
beelden daartoe eveneens kosteloos in de ver
beelding te ontwerpen. Niets van dat alles!
Verder merkte ik op, dat de papiermanden vol
weggeworpen couranten lagen, wier bezitters
het blijkbaar versmaad hadden, de papieren
mee naar huis te nemen, om ze daar voor in-
pakpapier, onderleggers, of nog discreter doel
einden te gebruiken.
Ik ging een hotel binnen om te eten. Het
eerste wat mij opviel was, dat er op iedere
tafel een karaf met water en glazen stond;
hetgeen de gasten er niet van af hield, melk.
orangade of andere dranken te bestellen. Toen
ik bij het betalen van de rekening erop wees,
dat ik nog twee broodjes had gehad en een vel
schrijfpapier, antwoordde'de obeikellner: „Dat
is voor onze gasten kosteloos, meneer!"
Ik was verslagen.
Blijkbaar was Edinburgh niet de juiste plaats
om de gierigheid der Schotten te onderzoeken.
De meeste Schottenmoppen spelen zich dan ook
in Aberdeen af. Ik nam een auto om naar
Aberdeen te vertrekken. Toen wij onderweg
een benzinestation aandeden, om het koelwater
aan te vullen en de benzinetank nog zoodanig
gevuld bleek te zijn, dat er niet noemens
waard meer bij kon, wilde ik den exploitant,
een ouden gebrekkigen grijsaard, een paar
pennies in de hand drukken. Maar hij weigerde
beslist en betoogde: „Neen meneer, dat kleine
beetje water is toch niets waard!"
De vaart dwars door de landerijen gaf een
goeden kijk op het productief maken van den
bodem van dit van nature misdeelde land. Arm
is het landschap behalve een beetje gras
groeit er hier in het Noorden niet veel en de
bodem is allesbehalve zwaar en vruchtbaar.
Kleine, bescheidene huisjes verleenen den be
woners onderdak en men zou hot, met het oog
op deze door de Natuur veroorzaakte armoede,
kunnen begrijpen, als zij gierig zouden zfn.
Maar ook in Aberdeen miste ik iederen grond,
om de spaarzaamheid der Schotten als gierig
heid aan te duiden. Ook hier wierp de kapper
de handdoek in de waschmand, nadat die door
één klant gebruikt was en nam hij voor een
nieuwe klant een sehoone, hoewel de eerste
geen enkel spoor van zichtbare verontreiniging
toonde. Hoe gemakkelijk zou hij zich het
waschgeld niet hebben kunnen besparen? Daar
naast, in het café, werd ieder glas na het ge
bruik omgespoeld, hoewel er hardnekkige ge
ruchten loopen, dat In Aberdeen de volgende
bezoeker steeds de bierresten, die zich nog te
het glas bevinden, moet meedrinken, in zoo
verre de voorafgaande bezoeker tenminste nog
een druppel in het glas gelaten heeft. Hier
moet ik echter toegeven, dat ik geen enkel ge
val waarnam, waarbij een Aberdeener in zjjn
bierglas nog één druppel bier overliet. Maar
hieruit de een of andere minder gunstige con
clusie te trekken, lijkt mij onrechtvaardig, want
een glas bier niet tot de laatsten droppel uit
drinkendat is geen gierigheid, dat is
louter domheid!
Hij had 47 kinderen en geen tijd om te trou
wen! Zoo ging het den Amerikaanschen fariner
Turnar, te Cincinattl, die het eene weeskind na
het andere aannam, totdat hij op het laatst 47
pleegkinderen, maar geen pleegmoeder erbij had.
Kapitein J. W. Dickey, te Boxbon, Texas, heef
een langen vuurrooden baard en pikzwart hoofd
haar en wenkbrauwen
Voc
ANKER LA
HOUDT EEN LEZING
Anker Larsen, de bekend
Zal as. Zaterdag 14 Janu
universiteit in de Duitsche
zetten, „waarom hij zijn
het gebouw van den Probe:
om 8 uur).
Zijn boeken beelden me
verschillenden aard en lev<
der Wijzen een veelheid vai
ling verstrengelde levens, i
zien we twee vrouwen, tv
leven gaan en de andere
allen scherp geteekend
achtergrond; Heiliging „Is
een jongen man, die een
dekte, welke heelemaal ni<
de oude", vertelt de schrijvi
En of Anker Larsen een
vrouwen, of vele mannen
bock uitbreidt, altijd is dit
werk: het ontdekken van
van een wereld, die glans
de werkelijke wereld noem-
wijding beteekent voor on,
nissen en beelden wordt di
een kleine jongen loopt in
thuis weet hij dichtbij d'
uit den hemel, dus ook de
bereik; dit weten is in he
licht, dat naar buiten schij
wereld in de mist in een
In twee boekjes heeft Ar
lijk ontwaken tot eeuwighe
ten te omschrijven: „Van 1
en „Met Open deur". Afw
leeren we Anker Larsen li
cus, wiens mystiek het eeu
leven tot eenheid wil breng
ver over de fijnste ervarin
leven spreekt is het levend
bare aanvulling van het t
vooral, waar deze schrijve
noemt de hemeltaal, d.i. d
tane onderling herkennen
eeuwige dingen beleefd wc
een onderwerp voor het bs
den."
J, V. d. BERGH 1
JBLOEMENDAALSCHE
Woensdag 4 Januari j.l.
jaarvergadering. In zijn
nerde de voorzitter aan
toch flinke groei van de c
jaar.
Het reglement van de c
en de indeeling van de cl
het spelen van de onderl
strijden werd besproken,
eenige huishoudelijke zak<
stuursverkiezing aan de o
laat had, dat het Bestui
steld is als volgt: A. v.
J. Lankamp, secretaris; J
meester; J. Vermeer, tn
R. Verberne, Alg.-Adjunet
Na afloop van de vergt
geanimeerde gongwedstrij
der dan 16 prijzen warer
schikbaar gesteld. De hee
C. Bolsenbcek, G. Blom, 1
Mulder verwierven den e-
groep.
Dinsdag 17 Januari a.s
tal van de B.S.C. eer
H.S.G. IV.
DIEVERIJ'
Bü de politie is aangifte
ting, waarmede een hek
was afgesloten, is ontvreer
Hetzelfde lot viel een gai
handschoenen op een bou
kenroodenweg ten deel.
BLOEMEN]
Gevonden en terug te be
Kinheimweg 77, Bloemenda
hond; Th. Smit, Alb. Thü'ir
een Duitsche herdershond;
Vogelenzang, een leeren h
Vogelenzangscheweg 354, I
den hangertje met diamant
312, Haarlem, een portem
Mooiweer, Van Ewijckweg
ledicule met inhoud; Van 1
Blosmendaal, een rijwielbe!
„Wilhelmina", Rustenburg
daal, een lorgnet: J. Ker
Heemstede, een deurmat;
Aerdenhout, een bos slei
handschoen en een heeren]
houd; aan het bureau van
een nappa, handschoen, ee:
tel, een wollen kinderhau
tuur, een ring met sleute
schoentje.
IN GEKOMEN
J. V. van Marken, Vondt
G. J. A. A. Beckers, Kle-
daal; F. J. Stru'ben, Men
P. de Graaf, Rijnegomlaan
GEDIPL. I
OUD-LEERLING o.a. van
BLOEMEND.WEG 98a,
BLOEMENDAAL
BLOEMEN
Bevallen: A. H. Th. Be
van BakelBoot, z.
Ondertrouwd: J. Metse
Zon.
Overleden: D. van Kamp