Pianoli Deze wei ïets over lOO-jarigen en nog ouderen. Het einde van een held der Poolzee. De Schot in het ware daglicht! Het „Broekje JAN F. VAN BURGERLIJK door Dr. ARTHUR G. WEISS Het is een bekend, feit, dat jonge lieden, voorn 1. meisjes tot hun tiende jaar, zich voor ouder uit- geven dan ze zijn, ook vrouwen en oude lieden, en al weer de vrouwelijke in de eerste plaats, graag veel ouder willen zijn. Het is dan ook niet te verwonderen, dat in landen met goede statistische bureaux de opga ven van negentig en honderdjarigen bij een volks telling nauwkeurig worden onderzocht. In Zwit serland gaf men vroeger het aantal van deze oude lieden veel te hoog op. Nu is het minder be kend dat in eenlge landen, zooals Bulgarije, Polen, Griekenland enz. steeds weer statistieken met opvallend veel honderjarigen worden opge maakt. Of de geschiedenis van een 120 of 130- jarigen man gaat door de pers van alle landen. Het is opvallend, dat landen met een zeer groot aantal analphabeten, ook vele honderd jarigen schijnen te bezitten Onderzoekt men b.v. de opgaven van Italië en Bulgarije, welke kort geleden zijn verschenen, eens nauwkeurig, dan komt men tot de ontdekking, dat het aantal smelt, wel niet als boter in de zon, doch tamelijk snel. Wat zegt men van de volgende opgave: Volkstelling Honderdjarigen op 1 millioen inwoners. 1925 Duitschland 1.2 1.920 Zwitserland 0.8 1921 Tsj echo-Slowakii e 0.6 1920 Finland 1.5 1920 Nederland 1.6 1921 Italië 6.6 1921 Denemarken 4.9 1921 Engeland 2.9 1920 België 2.4 1920 Bulgarije 445.8 1926 Bulgarije 320.4 1925 Letland 143.6 1921 Griekenland 229.2 1918 Japan 242.4 1925 Japan 3.1 Van 100 personen boven 60 jaar waren anal phabeten in Italië 48.1, Letland 31.1, Bulgarije 84.1 en Griekenland 69.8. Het onderzoek in Bulgarije heeft in 1927/'28 nog 258 personen in den ouderdom van 100 jaar en meer gevonden en dan Is vastgesteld, dat de lange levensduur vaak van geslacht op geslacht wordt overgeërfd. Ouderdomsrecords Onlangs stierf aan de gevolgen van een auto ongeval de oudste man van de wereld, de Turk Zaro Aga, naar men beweerde, 147 jaar oud, te Ccnstantinopel. De oude stond op het punt naar Amerika te gaan, omdat hij door een Amerikaan- sche filmmaatschappij was geëngageerd. Op den weg naar den haven werd zijn auto door een andere auto aangereden en hij werd uit den wagen geslingerd. Ofschoon zijn verwondingen gering waren, stierf hij in het ziekenhuis waar schijnlijk tengevolge van den schok. Of zijn ouderdom nu officieel vaststond? Te bewijzen is het wel niet. Doch toen hij in 1921 naar Parijs ging het was een verlangen van 122 jaar hij hoorde toen voor de eerste maal van Napoleon zou op zijn pas als geboorte datum het jaar 1775 hebben gestaan. Men kent overigens tal van voorbeelden van lieden, die nog veel ouder zijn geworden dan Zaro Aga. Maar ook hier is de gerecht twijfel op zijn plaats. Zoo wordt Peter Czartan genoemd, die 185 jaar is geworden, (15391724), Louise Truxo, die in 1872 in den ouderdom van 175 jaar stierf.- Ludwich Buchner vertelt in zijn boek „van het lange leven" dat in 1892 werd uitgege ven, van een grijsaard van 180 jaar. die nog in 1878 in leven was. Het was Miquel Sclis. een herbergier van gemengd bloed, uit de omgeving van Siera Mefilia. De oudste man, van wien Huseland in zijn ge schrift, „de kunst om het menschelijk leven te verlengen" melding maakt, is Jozef Surrington, die September 1797 bij Bergen in Noorwegen, in zijn 160ste levensjaar stierf. Hij was verschillende malen getrouwd en liet een jonge weduwe met verscheidene kinderen achter. Zijn oudste zoon was toen 103 jaar oud en zijn jongste negen jaar. Velmeldenswaard is ook de geschiedenis van Thomas Parr, geboren te Shropshire in 1493 en gestorven November 1635, 152 jaar oud. Parr was een zeer vlijtige boer, die matig leefde. Eerst eenigen tijd voor zijn dood weigerden zijn oogen den dienst en was zijn geheugen zwak. Gehoor en verstand bleven tot het laatste intact. Teen hij honderd twee en vijftig jaar oud was, wekte zijn hoctge ouderdom in Londen opzien en de koning liet den man naar Londen komen. Hier kreeg Parr eten uit de koninklijke keuken, wat den ouden man, die aan heel wat eenvoudiger eten was gewend, slecht bekwam. Dat was de oorzaak dat hij weldra na het bezoek aan Londen stierf. Harvey, de beroemde ontdekker van den bloeds omloop, vond bij onderzoek, de inwendige orga nen volkomen normaal. Het zou te ver voeren, om in te gaan, op verdere ongecontroleerde gevallen, uit oude tijden. Vermeld zij slechts nog, dat Alexander van Hum boldt in Lima de begrafenis van een Indiaan bij woonde, van wien beweerd werd dat hij 143 jaar was, terwijl zijn vrouw den leeftijd van 117 be reikte. Wij besluiten dit korte overzicht uit ver vloden tijden, met het uittreksel uit een statis tiek die I. Easton in 1799 in zijn geschrift „human Longevity" meedeelde: Menschen die 140—150 jaar oud wei-den: 7 Menschen die 150—160 jaar oud werden: 3 Menschen die 160—170 jaar oud werden: 2 Menschen die 170—185 jaar oud werden: 3 Men zal ook met recht de vraag kunnen stel len, of er tegenwoordig geen voorbeelden zijn. van een dergeiyken hoogen ouderdom, bulten Zaro Aga, waar het vroeger toch zoo dikwijls voorkwam. Nu. wh kennen inderd.ad nog eenige derge lijke gevallen, maar kunnen er echter niet voor in staan, dat zij tegen een kritisch onderzoek, (voor zoover dit- mogelijk is) bestand zouden ^Want deze berichten komen steeds uit veraf gelegen streken, waar men niet kan rekenen op de betrouwbaarheid van den burgerlijken stand. In 1926 deed een bericht uit Tifles, in de pers de rondte, dat aldaar eon zekere Andrea Niko- ïajewitoh Smith gestorven was, die „volgens oa- tebijfelbaaT echte doetoenten" la 1776 was. ge boren, en dus Wt zifln dawi 151) jaar odd was. Smith had destijds tegen Napoleon als rekruut in het Russische leger gediend, en de groote veldtocht van 18121815 reeds als oude gediende meegemaakt. Hij bleef ook na het sluiten van den vrede bij het leger, waarschijnlijk nood gedwongen want hij had in zijn leven van an, derhalve eeuw, lezen, noch schrijven geleerd. In 1828, dus als man van 54 jaar, werd hij m den Turkschen oorlog zwaar gewond en kreeg hij een medaille, zoowel als een persoonlijke teekening van zijn Tsaar. Als tachtigjarige maakte hij den Krimooricg mee, en werd, na dezen, gepensio neerd. Dit pensioen kreeg hij uit de staatskas, zooals is aangetoond tot 1916, want van toen af, zorgde de stad Tifles voor hem. Hij heeft in zijn gansche leven, alcohol noch tabak gebruikt, en met het schoone geslacht, zou hij alle omgang verrr.""-n hebben. De oudste thans noch levende mensch is, (naar een mededeeling van dr. Ludwich Karell uit het jaar 1928) Nicolai Schapowski, in de in het noor den van Batceim, aan de Zwarte zee gelegen Sovjet-republiek Abchasich, woonachtig; hij was toen 148 jaar oud. Hij was vier maal getrouwd. Zijn tegenwoordige vrouw was, toen zij trouwde 20, hij was over de negentig jaar oud. De jongste dochter uit dit huwelijk is 29 jaar oud. Naar men Athene meldt, stierf in den zomer van 1929 op het eiland Cyprus een monnik, die den ouderdom van 139 jaar bereiicte. Hij sprak vloeiend Arabisch, Fransch, Engelsch, Grieksch en. Turksch en was, zonder dat hij buitengewoon vojrzichtig is geweest, no u: ziek. Bii heette Saod en was tot het begin van de vorige eeuw lijf eigene van Ddesad Pascha, die In Palestina tegen Napoleon Vocht. Later ging Saod met zijn heer als banneling naar Malta, bekeerde zich daar tot het Christendom en ging in het klooster. Even zou oud moet, als hij nu nog leeft, een boer uit Wolhyne zijn, genaamd Krasinsky, met wien een verslaggever van het Parijsche blad „Intranslgeant" in 1922 te Warschau een gesprek had. Hij beweerde in het jaar 1792 gebaren te zijn, zou dus thans 139 jaar tellen, als het klopt. Hij is, zooals hij vertelt, bijna honderd jaar lang soldaat geweest, want hij kwam In 1809 bij het derde eskadron van de keizerlijke Fransche garde. Krasinsky wist den Franschen journalist nog levendig van de ongelukkige overtocht over de Beresina te vertellen. In 1830 stond hij in de rij van opstandige Polen en vocht vcor de bevrijding van Polen tegen Rusland. Daarvoor werd hij 16 jaar naar Siberië gestuurd. „Ik ben nooit ziek geweest", zoo besloot hij, „en dat komt daardoor, omdat ik altijd matig geleefd heb. Met rooken begon ik eerst dertig jaar geleden. Mijn vader stierf in den ouderdom van 117 jaar, en mijn moeder in den ouderdom van 97". In het begin van 1828 werd uit Lemberg den dcod van een anderen record grijsaard gemeld: In Lutowiska, district Lisko, niet ver van Lem berg, stierf een aldaar wonende koopman en vooraanstaand lid van het kerkbestuur, Leien Feld, in den ouderdom van 125 jaar. Uit zijn papieren en stamboek blijkt stellig, dat de overledene in het jaar 1803 in de naburige gemeente Dydrow geboren werd. Feld was precies honderd jaar getrouwd. Zijn vrouw had in 1928 den leeftijd van 117 jaar en was nog volkomen gezond. Uit het huwelijk werden achttien kinderen ge boren, van wie slechts 6, 3 dochters en 3 zoons in leven zijn. De oudste dochter is nu 81 jaar oud, Het echtpaar Feld kon zich cp de sporadische vreugde van betovergrootouderschap verheugen. Men zou kunnen veronderstellen dat een een voudige levenswijze één der voorwaarden voor een hoogen ouderdom is. De gereleveerde voor beelden schijnen dit ook te bevestigen. Een tegen voorbeeld releveerde in 1890 de physiolcog E. F. W. Pflüger (Bonn) in diens redevoering over het verlengen van den levensduur. De chirurg Politie man, gestorven te Vaudemont, in den ouderdom van 140 jaar, bereikte na Pflüger dezen hoogen leeftijd, door het „drankje" dat hij zich na de vervulling van zijn dagelijksche geneeskundige praktijk zich veroorloofde, met het gevolg, dat hij zich sedert zijn 25ste jaar iederen avond be dronk. Dit middel is echter niet als voorbeeld aanbe volen, want de uitwerking kan geheel anders zijn. De IJsbreker „Malychtii" zinkende bij Spitsbergen. door SVEN C. WINDLER. Drie mijlen van Spitsbergen vandaan is de Russische ijsbreker „Malychin" op de rotsen geloopen. De oude strijder tegen het ijs en alle andere verschrikkingen van het poolgebied, die ontelbare malen averij heeft opgeloopen en ontelbare malen weer hersteld is om opnieuw den strijd in te gaan, die ligt nu met zware slagzij in de IJszee. De pompen werken nog, doch ze kunnen niet meer volkomen aan het doel beantwoorden; het water dringt reeds de machinekamer binnen en dat is het begin van het einde. De 120 koppen tellende bemanning staat van minuut tot minuut klaar om het schip te verlaten en over te gaan op den ijs- breker „Sadow" die langszij ligt. Voor het snelle, beproefde schip is er vermoedelijk geen hoop meer. Het zal verlaten worden, overge laten aan zijn lot, doch het staat vast dat de ruwe klanten uit het Poolgebied, die zijn be manning vormen, dit diep zullen gevoelen en misschien zelfs een traan zullen wegpinken uit hun onder velerlei omstandigheden droog blij vende oogen. De „Malychin" is dan ook geen willekeurig schip, waarmee men eens een reis maakt zon der er zich bijzonder aan te hechten. De „Ma lychin" is bij wijze van spreken een persoonlijk heid, zooals elk schip dat eigenlijk voor zijn bemanning moet zijn. En dan vertoonde het karakter van de „Ma lychin" wel een bijzondere hulpvaardigheid en kracht en wie er ooit, zooals ik, eenige dagen of weken op heeft doorgebracht en gezien heeft, hoe degelijk en betrouwbaar deze ijs- breker werkte, die kan nu een gevoel van ver slagenheid niet van zich afzetten. De „Malychin" is op twee na de grootste ijs- breker ter wereld (na de „Lenïn" en de „Kras- sln"); op het gebied van ijsbrekers zijn de Russen in den loop der tijden specialisten ge worden, omdat zij den weg moesten vrijhouden naar het niet altijd ijsvrije Arkhangelsk. De „Malychin" is zoo merkwaardig beweeglijk, dat men alleen daarom al geneigd is om aan haar te denken als aan iets levends. Met haar scher pen van voren gekromden lagen boeg stootte zij tegen het ijs aan, en als het zoo niet meer ging, dan werden de achterste tanks met water evuld, de boeg steeg ver omhoog en schoof op het ijs, het water werd uit de achterste tanks overgebracht naar die aan den boeg, steeds zwaarder drukte de „Malychin" op de ijsschotsen, totdat ze eindelijk sissend en knar send onder haar gewicht braken. Dan zette de schroef aan den boeg zich in beweging de „Malychin" had zoowel van voren als van ach teren schroeven de boot werd een eind ach teruit gedreven en dan werd dezelfde manoeu vre herhaald. Zoo heeft zij zich herhaaldelijk dagen en weken achtereen door het dikste pak ijs van de Poolzee gewerkt en zoo is zij, even als haar commandant Professor Semoilovitsy, wereldberoemd geworden. Het eerst is de naam „Malychin" op aller lippen geweest, toen de „Italia" expeditie van Generaal Ncbile verongelukte. Een gedeelte der bemanning kwam met den gondel onzacht op het ijs en werd gered door vliegtuigen, waarbij de Noorsche poolonderzoeker Rüser Larsen zich ten zeerste onderscheidde. De z.g. ballon- groep bleef echter vermist, totdat een radio amateur in Noord-Rusland de wanhopige be richten van den marconist Biagri opving. Da delijk gingen de „Malychin" en de „Krassin" er op uit, onvermoeid streden zij tegen het ijs, uren en dagen lang, totdat zij eindelijk de de „Krassin" het eerst de ballongroep be reikten. De tragische dood van den Zweedschen poolonderzoeker Malmgren konden zij welis waar niet verhinderen, doch de anderen, de Italianen er. de ^Tsjech Behounek waren zonder de Russische ijsbrekers reddeloos verloren ge weest. Later kreeg de Duitsche touristenstoomboot „Monte Sarmiento" bij Spitsbergen een ern stig defect aan de machine, zoodat zij hulpeloos ronddreef op de golven van de IJszee. Onder de vele schepen, die toesnelden om hulp te bie den, was het de „Malychin", die het schip in veilige haven bracht en de ruw uit hun droo- men opgeschrikte toeristen daarbij. De „Malychin" was het ook, die zoo be trouwbaar werkte, dat Eckener op zijn beroem de poolvlucht met de „Graf Zeppelin" met dezen IJsbreker een rendez-vous midden in de IJszee afsprak, waaraan van beide kanten dan ook schitterend werd voldaan. Weliswaar moest het luchtschip spoedig weer opstijgen in verband met den ijsgang, die voor de „Maly chin" natuurlijk geen bezwaar was, doch het oponthoud had toch lang genoeg geduurd om post uit te wisselen. De meest tragische hij- zonderheid van deze ontmoeting was overigens, dat de ongelukkige „Nobile" zich aan boord van de „Malychin" bevond. De man, die steeds geijverd had voor het principe „lichter dan de lucht" en die door zijn mislukte poolvlucht zijn ideaal de grootste schade had toegebracht, vooral in zijn eigen vaderland, zag het nu door een ander verwezenlijkt. Dat alles is nu voorbij. De sterke Russische jongens zullen niet meer in de vol rook staan de kajuit harmonika spelen en zonnebloempit ten eten. Dat kleine, gezellige vertrekje zal niet langer de Europeesche beschaving in het Hooge Noorden vertegenwoordigen. De „Maly chin" zal geen menschenlevens meer redden, geen nieuwe zeewegen meer zoeken, geen we tenschappelijk materiaal verzamelen. Het is haast niet te gelooven, voor wie eenmaal op de „Malychin" is geweest, het is, alsof er een vriend is heengegaan- (Nadruk verboden.) Een enquête over „gierigheid" in Schotland. Sohottcnmoppen be rusten op boosaardige verzinsels ouderlingen naijver door een bijzonderen corr. te Edinburgh. Edinburgh, Jan. 1933. De „Plying Scotsman" jaagt door Noord- Engeland in de richting van het grondgebied der Schotten. Deze expresstrein, die niet zooals wij misschien zouden verwachten uitsluitend bestemd i3 voor menschen met zware geldbuidels, doch die een derde klasse heeft, is het eerste bruikbare studieobject voor den man, die er op uittrok, de spreekwoorde lijke gierigheid van het g'eslacht der Schotten op den keper te beschouwen! De „Flying Scotsman" is een wonder op wielen: niet 'alleen omdat deze trein een keu- konwagen met twee rollende restaurants, een bar, een bibliotheek, een kapper en een dames salon meevoert, maar in de eerste plaats wel: omdat dat alles geen cent extra-toeslag kost! Al zouden wij een halve Shilling toeslag vragen, dan zou de trein al zouden wij die met meubelen uit het koninklijk paleis instal- leeren zonder één Schotsehe passagier loo- pen en dat kan men niet riskeeren bij een trein, die heen en weer naar Schotland zélf rijdt," verkondigt zelfbewust en met overtuiging de friseur, die mij inzeept, „zes jaar lang rijdt ik op den trein meneer en pas driemaal hebben Schotten mjj fooi gegeven; daarbij was een Lord, die evenals de anderen een food van een penny gaf!" „U bent zeker Londenaar?" vroeg ik. En de door W. L. H. RICHARDS. Twee jaar waren Jan en Bets reeds verloofd, toen de jongeman wegens bezuiniging ontslagen werd. Het was al een paar weken geleden, dat Jan z'n kantoor voor de laatste maal veriaten had. Niettegenstaande hij links en rechts solliciteerde, had hfl geen succes. Hij kreeg moedelooze buien, die z'n verloofde tevergeefs trachtte te verdrij ven. Het was ook wel heel ongelukkig, dat juist nu ze trouwplannen maakten, hij ontslagen werd. Jan kon het tenslotte niet langer uithouden en overlegde bij zichzelf wat hem nu te doen stond. Zou hij het eens als wielrenner probee- ren? Vcor hij Bets leerde kennen kwam hij vrij geregeld uit, maar presteerde niet veel, ook al omdat hij er zich niet voor wilde ontzien. Als hij nu dien vroegeren kennis van hem opzocht, den rijwielfabrikant. Misschien wilde die hem wel helpen. Maar hij zou het eerst nog eens met z'n meisje bespreken. Het kostte hem heel wat moeite haar te overtuigen, temeer daar zij een vooroordeel tegen sportlui had. Bovendien zou het nog ge- ruimen tijd duren eer hij met succes uit zou komen. Op deze hoogte van het gesprek mengde Bets vader er zich in. Als ik je nu eens drie maanden alle kosten betaal, zoodat je goed kunt trainen en je het mij later terugbetaalt, hoe zou je dat lijken? Maar dan moet het ernst zijn en geen half werk. Het antwoord behoefde hij niet te vragen, de twee verheugde gezichten tegenover hem spraken duidelijk genoeg. En nu waren die 3 maanden om. Vorige week was Jan in een sprintwedstriid gestart op de Stndionbaan waarin verschillende plaatselijke grootheden uitkwamen. Onze vriend wist het tot- de finale te brengen en was reeds met z'n derde r laats tevreden. Doch juist hierdoor bewees hij, Jat hij niets te verspelen had. Met een keurig sprintje wist hü als eerste over den streep te gaan. Zijn debuut was dus niet slecht. ffa afloop was Jan naar den directeur van de baan gegaan en tied gevraagd of hij volgende week mee mocht starten in den „Órooten van Amsterdam", waarin vrijwel alle beroemde renners uitkwamen. De directeur had hem lachend aangekeken en gezegd: Ho. ho, man netje, dat gaat zoo maar niet. Met een klein wedstrijdje te winnen ben je er nog niet Maar Jan had aangedrongen. D'r waren toch cok renners noodig voor de z.g. figuratie. Hij hoefde er heusch niets voor te hebben, als hij maar een kans kreeg. De directeur kreeg er schik in en beloofde hem tenslotte dat hij mee mocht rijden. Een merk waardig voorstel deed hij Jan. Hij vroeg of Jan er genoegen mee naim om voor eiken renner dien hij klopte f 10.— te ont vangen. Zoo kon hij ook nog wat verdienen. Na tuurlijk vond Jan dat goed. Hij was er geweldig over in zijn nopjes. En nu was het alweer de tijd voor den start van de series van den grooten wedstrijd. Z'n be- beroemde landgenooten hadden hem gevraagd, in welken wedstrijd hij moest rijden. Dat hij tegen hen moest rijden, geloofden ze niet. Zij tegen zoo'n broekje? Bets en haar vader hadden hem steeds ,weer moed in gesproken als hij begon te vreezen, dat hij zou falen. Hij trof het niet best met z'n serie. Niemand minder dan den wereldkampioen van het vorig jaar, Daladier, kreeg hij tegenover zich. In afwachting van het startschot zat Jan te beven op z'n fiets van zenuwen. Wat zouden de anderen lachen als hij met stukken verloor. Klaar?! Pang!! Maar beide renners bleven op hun plaats. Als Daladier a,an het wiel kwam was Jan geslagen, dus spande hij alles in om niet voorop te gaan. En waarlijk Daladier moest den kop nemen. In een kruipend tempo naderden de beide renners de laatste 200 M. Juist keek Daladier weer voor zich, toen Jan plots naar voren schoot en alles op alles zette. Daladier was echter niet voor de poes en bii het uitkomen van de laatste bocht zat hij aan Jan's wiel. Een vinnige aanval volgde, doch tot iedere verbazing ging Jan als eerste over den streep. Een daverend applaus was z'n loon. Het pubhek informeerde naar den onbekenden landgenoot, die het kunststukje had geleverd Daladier zoo mooi te kloppen. Bets genoot op de tribune van het rijden van h?.ar verloofde. Maar er kwamen, nog meer verrassingen.. Ook de kwart- en de deml-flnale won Jan, zoodsrt hiü in de finale was gekomen. Hier kreeg hij de we reldkampioenen Claessens en Jonath tegenover zich Hij was de eenige Hollander. Z'n beroemde land genooten, die gevraagd hadden wat „dat broekje kwam doen" hadden zelf klop gehad en het „broekje" moest nu de nationale kleuren hoog houden. Jan begreep, dat deze wedstrijd over z'n toe komst zou kunnen beslissen. Een zege zou hem vele contracten bezorgen. Daar knalde het schot. Men kon een speld hooren vallen. Jan moest na eindeloos gebalan ceer den kop nemen. Claessens pikte z'n wiel en daarachter kwam Jonath. En deze volgorde bleef tot op 300 M. toen Jan opliep en afstopte. Door deze manoeuvre verrast lag Claessens nu aan den kop, terwijl Jonath aan zijn wiel zat, Jan liet zich naast Claessens vallen, waardoor Jonath Ingesloten zat. Claessens verhoogde het tempo, doch Jan zorgde, gelijk met zijn bracquet te blijven, steeds sneller ging het. In de voor laatste bocht lag Claessens op volle kracht, doch Jan had zich terug laten vallen en het wiel ge pakt. Jonath was een paar meter achter. Bij het ingaan van het laatste rechte eind, leek het Jan of hij reuzenkracht kreeg. Hij sprong als het ware naast Claessens en zij aan zij ging het op den streep toe. Het publiek gilde en brulde van het wonderlijke gebeuren. Een paar -meter voor de finish sprong Jan met een machtige coupe de pédale naar voren en ging met nog geen hand breedte als eerste over den streep. Het „broekje" had gewonnen! Jan kreeg een grooten krans en een fraai bouquet, terwijl het volkslied weerklonk. Onder geweldig gejuich reed Jan z'n eererondje, waarna hij vlak voor de tribune waar Bets zat, stopte en haar z'n bloemen gaf. Des avonds had er bij Bets thuis een klein feestje plaats, waarvan Jan, de winnaar van den .Grooten Prijs", het middelpunt was. Z'n car rière was gemaakt. De directeur van het stadion had zes contracten met hem afgesloten, die alle flink betaald werden. Plotseling waren Jan's kansen dus gekeerd en was hij van een „broekje" een bekend en gevreesd renner geworden. Korten tijd later trouwde Bets en Jan en brachten de couranten lange stukken over het huwelijk v*i den succesvdUeh rauijer. (Nadruk verbofle friseur gaf dat toe. Ik deed er het zwijgen toe. Later werd de argwaan, die op dat oogenblik in mij opkwam, bevestigd. Ik waag het te ver zekeren, dat speciaal de Londenaais en verder alle andere Engelschen om onbegrijpelijke rede nen een hekel aan Schotten hebben en hen, tengevolge van een soort gevoel van over wicht „gierig" noemen. Dit terwijl de Schotten in het geheel niet gierig zijn, een enkele is soms spaarzaam. En spaarzaamheid of gierigheid is iets geheel verschillends. Van wege de Schotsehe spaarzaamheid valt het misschien te verklaren, dat alle boekhouders en accountants en minstens driekwart van alle bankdirecteuren van het Britsche wereldrijk Schotten zijn. Zij bezitten misschien niet zoo zeer het genie om geld te verdienen, maar om het bijeen te houdendat verstaan ze opper best. Misschien is de afkeer van de heeren- Engelschen gegrond op de talrijke credietwei- geringen van de desbetreffende heeren-Bank- directeurs? In ieder geval besloot ik de spreek woordelijke gierigheid der bewoners van Enge- de proef te stellen. Het eerste experiment werd onmiddellijk na aankomst op het station Edinburgh ten uit voer gebracht. He verzocht den witkiel een touw, dat om een kartonnendoos gebonden was, door te knippen, daar ik de inhoud van de doos in mijn koffer wilde pakken. De man sneed het touw door en wierp het achteloos weg. Vol gens het spreekwoord had hij het zorgvuldig moeten opwinden en in den zak steken! Het eerste negatieve resultaat! Daarop wierp ik mijn pas half opgerookte sigaret in tegenwoordigheid van een dertigtal Schotten, weg. Hoewei iedereen deze beweging moest hebben gezien, daar het in de wacht kamer plaats had, ontstond er geen wilden strijd om het nog rookende stuk sigaret, nie mand nam er ook maar eenige notitie van..... niemand verweet mfj mjjn verspilling, of Iets van dien aard. Niets maar dan ook niets daar van! Ik nam nu een nieuwe sigaret uit mijn koker en wendde mij tot een van de omstan ders met een verzoek om vuur. Ik had ver wacht, dat deze beleefd, maar beslist zou wei geren, want een lucifer kost nog steeds geld en verbrande benzine eveneens! Ik werd dus wederom teleurgesteld. Met een in een onver staanbaar koeterwaalsch gemompelde beleefd heidsbetuiging, greep de aangesprokene haas tig in den zak, haalde daar vriendelijk grijnzend een lucifersdoosje uit en gaf mij bedaard vuur. Ik bedankte en verdween, daar deze streek voor mijn experimenten blijkbaar ongeschikt was. Ik boemelde nog wat door de stad. Voor de courantenbureaux stonden niet meer mensehen dan in andere Britsche steden, waar men even zeer menschen aantreft, die parasiteeren op de aldaar opgehangen couranten Een toioscoop verspreidde de faam van de voorstelling door een luidspreker op straat, schijnbaar zonder bevreesd te zijn, dat heel Edinburgh zich en masse voor den ingang zou opstellen, om zich met de kcstelooze klanken te verzadigen en de beelden daartoe eveneens kosteloos in de ver beelding te ontwerpen. Niets van dat alles! Verder merkte ik op, dat de papiermanden vol weggeworpen couranten lagen, wier bezitters het blijkbaar versmaad hadden, de papieren mee naar huis te nemen, om ze daar voor in- pakpapier, onderleggers, of nog discreter doel einden te gebruiken. Ik ging een hotel binnen om te eten. Het eerste wat mij opviel was, dat er op iedere tafel een karaf met water en glazen stond; hetgeen de gasten er niet van af hield, melk. orangade of andere dranken te bestellen. Toen ik bij het betalen van de rekening erop wees, dat ik nog twee broodjes had gehad en een vel schrijfpapier, antwoordde'de obeikellner: „Dat is voor onze gasten kosteloos, meneer!" Ik was verslagen. Blijkbaar was Edinburgh niet de juiste plaats om de gierigheid der Schotten te onderzoeken. De meeste Schottenmoppen spelen zich dan ook in Aberdeen af. Ik nam een auto om naar Aberdeen te vertrekken. Toen wij onderweg een benzinestation aandeden, om het koelwater aan te vullen en de benzinetank nog zoodanig gevuld bleek te zijn, dat er niet noemens waard meer bij kon, wilde ik den exploitant, een ouden gebrekkigen grijsaard, een paar pennies in de hand drukken. Maar hij weigerde beslist en betoogde: „Neen meneer, dat kleine beetje water is toch niets waard!" De vaart dwars door de landerijen gaf een goeden kijk op het productief maken van den bodem van dit van nature misdeelde land. Arm is het landschap behalve een beetje gras groeit er hier in het Noorden niet veel en de bodem is allesbehalve zwaar en vruchtbaar. Kleine, bescheidene huisjes verleenen den be woners onderdak en men zou hot, met het oog op deze door de Natuur veroorzaakte armoede, kunnen begrijpen, als zij gierig zouden zfn. Maar ook in Aberdeen miste ik iederen grond, om de spaarzaamheid der Schotten als gierig heid aan te duiden. Ook hier wierp de kapper de handdoek in de waschmand, nadat die door één klant gebruikt was en nam hij voor een nieuwe klant een sehoone, hoewel de eerste geen enkel spoor van zichtbare verontreiniging toonde. Hoe gemakkelijk zou hij zich het waschgeld niet hebben kunnen besparen? Daar naast, in het café, werd ieder glas na het ge bruik omgespoeld, hoewel er hardnekkige ge ruchten loopen, dat In Aberdeen de volgende bezoeker steeds de bierresten, die zich nog te het glas bevinden, moet meedrinken, in zoo verre de voorafgaande bezoeker tenminste nog een druppel in het glas gelaten heeft. Hier moet ik echter toegeven, dat ik geen enkel ge val waarnam, waarbij een Aberdeener in zjjn bierglas nog één druppel bier overliet. Maar hieruit de een of andere minder gunstige con clusie te trekken, lijkt mij onrechtvaardig, want een glas bier niet tot de laatsten droppel uit drinkendat is geen gierigheid, dat is louter domheid! Hij had 47 kinderen en geen tijd om te trou wen! Zoo ging het den Amerikaanschen fariner Turnar, te Cincinattl, die het eene weeskind na het andere aannam, totdat hij op het laatst 47 pleegkinderen, maar geen pleegmoeder erbij had. Kapitein J. W. Dickey, te Boxbon, Texas, heef een langen vuurrooden baard en pikzwart hoofd haar en wenkbrauwen Voc ANKER LA HOUDT EEN LEZING Anker Larsen, de bekend Zal as. Zaterdag 14 Janu universiteit in de Duitsche zetten, „waarom hij zijn het gebouw van den Probe: om 8 uur). Zijn boeken beelden me verschillenden aard en lev< der Wijzen een veelheid vai ling verstrengelde levens, i zien we twee vrouwen, tv leven gaan en de andere allen scherp geteekend achtergrond; Heiliging „Is een jongen man, die een dekte, welke heelemaal ni< de oude", vertelt de schrijvi En of Anker Larsen een vrouwen, of vele mannen bock uitbreidt, altijd is dit werk: het ontdekken van van een wereld, die glans de werkelijke wereld noem- wijding beteekent voor on, nissen en beelden wordt di een kleine jongen loopt in thuis weet hij dichtbij d' uit den hemel, dus ook de bereik; dit weten is in he licht, dat naar buiten schij wereld in de mist in een In twee boekjes heeft Ar lijk ontwaken tot eeuwighe ten te omschrijven: „Van 1 en „Met Open deur". Afw leeren we Anker Larsen li cus, wiens mystiek het eeu leven tot eenheid wil breng ver over de fijnste ervarin leven spreekt is het levend bare aanvulling van het t vooral, waar deze schrijve noemt de hemeltaal, d.i. d tane onderling herkennen eeuwige dingen beleefd wc een onderwerp voor het bs den." J, V. d. BERGH 1 JBLOEMENDAALSCHE Woensdag 4 Januari j.l. jaarvergadering. In zijn nerde de voorzitter aan toch flinke groei van de c jaar. Het reglement van de c en de indeeling van de cl het spelen van de onderl strijden werd besproken, eenige huishoudelijke zak< stuursverkiezing aan de o laat had, dat het Bestui steld is als volgt: A. v. J. Lankamp, secretaris; J meester; J. Vermeer, tn R. Verberne, Alg.-Adjunet Na afloop van de vergt geanimeerde gongwedstrij der dan 16 prijzen warer schikbaar gesteld. De hee C. Bolsenbcek, G. Blom, 1 Mulder verwierven den e- groep. Dinsdag 17 Januari a.s tal van de B.S.C. eer H.S.G. IV. DIEVERIJ' Bü de politie is aangifte ting, waarmede een hek was afgesloten, is ontvreer Hetzelfde lot viel een gai handschoenen op een bou kenroodenweg ten deel. BLOEMEN] Gevonden en terug te be Kinheimweg 77, Bloemenda hond; Th. Smit, Alb. Thü'ir een Duitsche herdershond; Vogelenzang, een leeren h Vogelenzangscheweg 354, I den hangertje met diamant 312, Haarlem, een portem Mooiweer, Van Ewijckweg ledicule met inhoud; Van 1 Blosmendaal, een rijwielbe! „Wilhelmina", Rustenburg daal, een lorgnet: J. Ker Heemstede, een deurmat; Aerdenhout, een bos slei handschoen en een heeren] houd; aan het bureau van een nappa, handschoen, ee: tel, een wollen kinderhau tuur, een ring met sleute schoentje. IN GEKOMEN J. V. van Marken, Vondt G. J. A. A. Beckers, Kle- daal; F. J. Stru'ben, Men P. de Graaf, Rijnegomlaan GEDIPL. I OUD-LEERLING o.a. van BLOEMEND.WEG 98a, BLOEMENDAAL BLOEMEN Bevallen: A. H. Th. Be van BakelBoot, z. Ondertrouwd: J. Metse Zon. Overleden: D. van Kamp

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 4